Blogserie

Home / serie / Wie was de verleider van het menselijke ras? – Deel 4

< Terug naar blogoverzicht

Rubrieken

Algemeen

Duivel & Satan

Israël

Geschiedenis & Oorsprong

Nieuws

Joden & Edom

Kerkhoaxes

Wetten

Wie was de verleider van het menselijke ras? – Deel 4

BEZWAREN

Er zijn moeilijkheden die overwonnen moeten worden bij elke geopenbaarde waarheid. Deze redenen verklaren de meeste moeilijkheden: fouten van vertalers; onwetendheid over Bijbelse uitdrukkingsmethoden; en het bewust of onbewust in een schrift lezen van ideeën die volledig vreemd zijn aan de gedachten van de Bijbelse schrijver. De geschriften die onderzocht moeten worden zijn niet talrijk; en hier zijn ze:

Job 1-2: Er staan een aantal fouten in de vertaling: ‘Aarde’ moet ‘land’ zijn, verwijzend naar het ‘land van Uz. De’ moet voorafgaan aan ‘Satan’ en ‘Satan’ had moeten worden weergegeven als ‘tegenstander’ of zelfs ‘vijand’. Young heeft in zijn vertaling al deze correcties aangebracht.

Nu de verklaring: “De zonen van God” waren de gelovigen van die tijd, zoals christenen nu de “zonen van God” zijn (1 Johannes 3:21). Ze kwamen soms samen om God te aanbidden. De ‘Heer’ die hen bij deze gelegenheden ontmoette was duidelijk een engel, die vaak zo werd genoemd. (Genesis 18:1, 13, 21; 19:1). De ‘tegenstander’ of ‘vijand’ was duidelijk een medeaanbidder die de bittere vijand van Job was, en in mindere mate de ‘vijand’ van hen allen; vandaar de treffende term ‘vijand’. Hij was duidelijk een nomade “die met zijn kudde heen en weer trok in het land.” De engel, wetend van zijn speciale haat voor Job, vroeg hem Job’s oprechtheid te ‘overwegen’. Zijn antwoord was dat God Job aan alle kanten had ‘gezegend’. De engel geeft hem vervolgens in deze hoofdstukken (Job 1:12; 2:3) macht – macht van God (Job 19:21; 1:11; 2:5) – om Jobs trouw te testen.

Het is dus zeker dat deze beproevingen van “Gods hand” kwamen via zijn “tegenstander”. We hoeven ons er niet over te verbazen dat God soms zelfs goddeloze mensen gebruikt om Zijn doel te bereiken. Hij sprak ooit profetische zegeningen over Israël uit via hun goddeloze vijand Balaam (Numeri 22:5-41; 23:1-30; 24:1-25) en via Saul, die uit was op Davids dood (1 Samuël 19:15-24). Job 1 en 2 lijken hierop.

De boodschap in Jesaja 14:4-21 wordt door inspiratie een “spreekwoord tegen de koning van Babel” genoemd. Het doet er daarom niet toe hoe mysterieus of obscuur sommige uitspraken voor iemand kunnen lijken; het is nog steeds een spreekwoord tegen deze ‘koning’. Wie daarom deze verzen, of een deel ervan, toepast op een andere ‘koning’ of persoonlijkheid, spreekt de inspiratie tegen. Sint Hiëronymus was de eerste die dit deed, maar het idee is om de volgende redenen schromelijk onschriftuurlijk:

  1. De inspiratie verklaart dat deze verzen een “spreekwoord tegen de koning van Babylon” zijn.
  2. Jesaja 14:16 verklaart dat hij een ‘man’ is; dat hij ‘kinderen’ heeft; een ‘land’; ‘gevangenen’; dat hij uiteindelijk ‘met een zwaard doorboord’ wordt; en ‘als een karkas onder de voeten vertrapt’ (Jesaja 14:16-21).
  3. Al deze dingen waren waar voor “de koning van Babel” (Daniël 5:1-30). Geen van deze dingen was waar voor een superverleider, die de duivel wordt genoemd.

Nu de moeilijkheden: Hij wordt ‘Lucifer’ genoemd. Maar in de kantlijn staat: “O, dagster” – een gewoon zelfstandig naamwoord; zo zegt de Revised Version en de American Revised Version. Maar ‘deze man’ (vers 16) ‘viel uit de hemel’ (vers 12); zo ook ‘Kapernaüm’ (Mattheüs 11:23), en ‘Sion’ (Klaagliederen 2:1); maar geen van de drie was in Gods huis.

De ‘hemel’ betekent in deze verwijzingen een uiterst verheven toestand, en geen plaats. Maar hij zei bepaalde dingen (Jesaja 14:12-13) “in zijn hart.” Wat waren dat? “Ik zal opstijgen naar de hemel” – de ‘hemel’ die zojuist is uitgelegd, niet die van God, want daar kan onmogelijk iets onreins in. De sterren van God worden in Daniël 9:10 gebruikt als politieke hoogwaardigheidsbekleders. In dit geval betekenen de sterren van God het heersende element in Israël. Psalm 48:3 laat zien dat “de zijden van het noorden” een zinspeling zijn op de locatie van “de berg Sion, de stad van de grote koning”, wat ‘Jeruzalem’ is (Matteüs 5:35). Opnieuw kan erop worden gewezen dat degene die deze dingen “in zijn hart” zei een mens was, en geen engel, en moest worden “gedood” door “doorboord te worden met een zwaard”.

Als Matteüs 4:1-11 letterlijk geïnterpreteerd moet worden, dan kunnen deze opmerkingen gemaakt worden: Jezus had in Zijn menselijke ervaring te maken met twee ‘duivels’. Beiden waren door en door menselijk. De ene was de ‘duivel’ van het verraad; de andere die van de woestijn. De eerste verraadde zijn Meester en hing zichzelf vervolgens op. Zijn naam was Judas (Johannes 6:70-71). De laatste was de duivel van de woestijn; zijn naam werd niet onthuld. Dat is ook niet belangrijk. De namen van velen die een belangrijke rol speelden in het leven van Jezus en Zijn apostelen worden niet onthuld. Dat hij een mens was, en geen engel, is waar om deze redenen:

  1. Het verhaal introduceert niets anders dan wat een mens zou kunnen doen.
  2. De reacties van de ‘verleider’ waren door en door menselijk. Zoals de Joden om een ‘teken’ vroegen (Matteüs 16:1,4; Lucas 11:16) als bewijs dat Hij ‘de Christus’ was, zo vroeg de ‘verleider’ ook om tekenen; zoals “Beveel dat deze stenen tot brood worden gemaakt” of “Werp u neer” van de “top van de tempel” “als Gij de Zoon van God zijt”. Als hij een mens was, zou hij deze ‘tekenen’ kunnen vragen; als hij een engel was, zou hij het zonder hen weten. Bovendien, om de koninkrijken van de wereld te zien, duidelijk provincies die aan Judea grensden, vanaf de top van een “buitengewoon hoge berg”, zou hij als mens er naar toe moeten gaan. Dit was precies wat hij deed. Hoe hoger de mens kwam, hoe meer ‘koninkrijken’ zichtbaar werden, totdat alles vanaf de top te zien was. Als ‘engel’ was dit niet nodig. Tenslotte had hij als engelachtige verleider geen ‘seizoenen’ nodig om uit te rusten van het verleiden van Christus. Maar als mens had hij dat wel (Lucas 4:13); vandaar dat de ‘verleider’ door en door menselijk was.

Als tegenwicht voor deze punten waar zojuist op werd gezinspeeld, wordt er verwezen naar de ‘verleider’ die ‘Satan’ en ‘Duivel’ werd genoemd; maar dat was ook zo met Petrus (Matteüs 16:22-23) en Judas (Johannes 6:70-71). Maar hij wordt de ‘duivel’ genoemd; zo ook het Romeinse Rijk in al zijn fasen (Openbaring 12:3-9; 13:1-3, 17:3-12). Ze zijn beide kleine uitbreidingen van de oorspronkelijke ‘duivel’ – een ‘dier’ dat Adam en Eva ‘verleidde’ (Genesis 3:1-14, Smith & Goodspeed Version).

Judas 9: De aartsengel Michaël is Israëls ‘vorst’ (Daniël 10:21; 12:1), en in het Oude Testament wordt hij vaak ‘engel des Heren’ genoemd vanwege zijn bijzondere werk voor Israël.

Zoals het ‘lichaam van Christus’ bestaat uit hen die “in Christus gedoopt zijn” (Galaten 3:27), zo bestaat het ‘lichaam van Mozes’ eveneens uit hen die “in Mozes gedoopt zijn” (1 Korintiërs 10:2); dat is Israël (1 Korintiërs 10:1-6). De ‘duivel’ die met ‘de engel van de Heer’, dat wil zeggen ‘Michaël’, over Israël redetwistte, was duidelijk ‘Balaam’ (Numeri 22:5-41; 23:1-30; 24:1-25). Maar hij wordt de ‘duivel’ genoemd, net als de ‘verleider’ van Jezus en het systeem van het Romeinse Rijk. Het zijn allemaal kleine uitbreidingen van de oorspronkelijke duivel, het ‘dier’ dat Adam en Eva ‘verleidde’. Maar Judas 9 zegt dat de ‘engel’ hem berispte, en 2 Petrus 3:15 zegt dat het werd gedaan door een “ezel die sprak”. Om het voorgaande te versterken zegt de Emphatic Diaglott weergave van Judas 9: “Maar Michaël, de aartsengel, toen hij met de vijand streed.” Omdat Balaam zich bij de troepen van Balak had gevoegd, zou hij dus de ‘vijand’ worden genoemd – een menselijke.

Lucas 10:18; Openbaring 12: De uitleg van de laatste verwijzing zal ook van toepassing zijn op de eerste verwijzing. Wat Openbaring 12 betreft, worden er twee interpretaties gegeven – de letterlijke en de symbolische. Als de letterlijke interpretatie zinvol is, dan moet die worden geaccepteerd. Uit wat volgt zal blijken dat deze niet juist kan zijn.

  1. “Bekleed met de zon.” Wat de maat van haar kleding is, dat is haar maat. Aangezien “de zon” haar kleding was, volgt daaruit dat zij zo groot was als “de zon” – een miljoen driehonderdduizend keer zo groot als de aarde!
  2. “Op haar hoofd een kroon van twaalf sterren.” “De sterren” zijn felle zonnen, waarvan vele groter zijn dan de zon; en zij had er twaalf om haar hoofd!
  3. “De maan onder haar voeten.” Hier, ter vergelijking, wordt “de maan” voorgesteld als een klein ding – “onder haar voeten!”.
  4. “Zwanger zijn.” Een kind is bij de geboorte meestal een tiende, een dertiende, een vijftiende zo groot als zijn moeder. Aangezien de moeder één miljoen driehonderdduizend keer zo groot is als de aarde – de grootte van de zon – zou één dertiende van dat getal het kind bij de geboorte honderdduizend keer zo groot maken als onze aarde!
  5. “In de hemel” een “rode draak met zeven koppen en tien horens.” Aangezien engelen en mensen elk maar één ‘kop’ hebben en helemaal geen ‘horens’, kan het ‘zevenkoppige’ monster dan geen van beide zijn?
  6. “Zijn staart trok het derde deel van de sterren naar de aarde. Aangezien de dichtstbijzijnde ster – de Hond-ster – negentien biljoen mijl weg is, was ‘de staart’ lang genoeg om deze ‘ster’ en een ‘derde deel’ van alle anderen ‘naar de aarde te trekken’! Toch is elke ‘ster’ een brandende ‘zon’ die duizenden keren groter is dan de aarde!
  7. “Verslind haar kind.” Aangezien het kind duizenden keren groter is dan Moeder Aarde, moet de draak, om het kind te ‘verslinden’, volledig even groot zijn!
  8. “Haar kind werd opgenomen tot God en zijn troon.” Aangezien Jezus op Gods troon zit en naar de hemel is opgestegen, is het dan geen zekerheid dat zo’n kind, geboren uit zo’n moeder als beschreven in de voorgaande redenen, simpelweg Jezus niet kan zijn?
  9. “Oorlog in de hemel” “de (letterlijk Griekse) Michaël en zijn engelen vochten.” Waarom “de Michaël” als ‘Michaël de aartsengel’ wordt bedoeld?
  10. Aangezien redenen zes en zeven de grote omvang van de ‘draak’ bewijzen, kan hij dan letterlijk ‘op de aarde geworpen’ worden?
  11. “Zij overwonnen hem door het bloed van het Lam.” Omdat hij “hen beschuldigd had voor onze God” voorafgaand aan zijn verdrijving uit “de hemel”, en zij hem overwonnen door “het bloed van het Lam”, zijn we er dan niet zeker van dat de tijd van het hoofdstuk na de dood van Christus was, en niet voor de schepping van de mens? Deze dingen waren in Johannes’ tijd in het ‘hiernamaals’ dat “spoedig moet geschieden” (Openbaring 1:1; 4:1).
  12. “Aan de vrouw werden twee vleugels van een grote adelaar gegeven.” Is dit ooit met een letterlijke vrouw gebeurd?
  13. De slang “wierp water als een rivier uit zijn mond” (Herziene Versie). Is dit letterlijk gebeurd? “De aarde opende haar mond.” Heeft “de aarde” letterlijk een “mond”?

Zijn we er, gezien deze dertien redenen, niet zeker van dat de letterlijke interpretatie moet worden verworpen en de symbolische moet worden geaccepteerd? Als dat zo is, dan is hier de interpretatie:

Hemel: Dit is dezelfde waarin “ongeveer een half uur stilte was” (Openbaring 8:11), en die “als een boekrol vertrok” (Openbaring 6:14) – de Romeinse ‘hemel’ of regering.

Een vrouw: Vrouwen vertegenwoordigen in profetieën kerken. Degene naar wie hier wordt verwezen, wordt in Openbaring 2:20-23 beschreven als ‘Jezebel’. In Openbaring 12 is ze in de overgangsfase om “de moeder van de hoeren” te worden (Openbaring 17:5). Met andere woorden, de Rooms-Katholieke Kerk. Om “bekleed te zijn met de zon” in de Romeinse ‘hemel’ of regering betekent dat de Romeinse keizer, wiens symbool de ‘zon’ was, zelfs Constantijn, er de staatskerk van maakte.

Overigens was Constantijn een groot bewonderaar van Apollo, die in de Romeinse mythologie in de zon reed. Met zijn symbool ‘bekleed’ zijn, betekent dus koninklijke gunst en autoriteit.

Twaalf sterren: De Openbaring werd geschreven onder de twaalfde Caesar die regeerde in de Romeinse regering.

De maan onder haar voeten: ‘Maan’ in profetie betekent kerkelijke systemen. Onder haar voeten staan’ betekent onderworpen zijn aan haar wil om dingen naar believen te veranderen of aan te passen.

Aangezien alle religieuze lichamen die beweren Christus te volgen, behalve de rooms-katholieke, beweren dat hun geloof en praktijk onveranderlijk is, en aangezien het pausdom zo nodig dingen verandert, hebben we weer een andere reden om te denken dat de vrouw hier de rooms-katholieke kerk is.

Zwanger zijn: Aangezien de draagtijd 280 dagen is en in profetie “een dag voor een jaar staat” (Ezechiël 4:4-6; Daniël 9:24), volgt hieruit dat de draagtijd 280 jaar duurt.

Aangezien de ‘vrouw’, het ‘kind’, de ‘aarde’ en de ‘draak’ met de ‘zeven koppen’ allemaal symbolisch zijn, volgt hieruit dat de conceptie door de ‘vrouw’ noodzakelijkerwijs symbolisch is. Met andere woorden, ‘het kind dat geboren wordt’ van de rooms-katholieke kerk is het pausdom of de ‘mens der zonde’. Het vertegenwoordigt een beweging in de Kerk van Jezus. Aangezien de eerste zonde die in de Kerk werd begaan (Handelingen 5:1-11) plaatsvond in 33 na Christus, als we daar 280 jaar bij optellen, hebben we 313 na Christus – het jaar dat Constantijn de troon van het Romeinse Rijk besteeg en de eerste christelijke (?) keizer werd.

Rode draak met zeven koppen en tien horens. De “zeven koppen zijn zeven bergen” (Openbaring 17:9), en de “tien horens …zijn tien koningen” of ‘koninkrijken’. Rome is gebouwd op zeven heuvels en wordt ‘de stad met de zeven heuvels’ genoemd. De “zeven hoofden” staan ook voor de zeven regeringsvormen die Rome had, waarvan er “vijf gevallen zijn”, namelijk het koningschap, het consulaire, het dictatoriale, het decimviraat en het triumviraat; “één is”, namelijk het keizerlijke; en één “die nog niet gekomen is”, het gotische. Rome werd door Horatius ‘een beest met vele koppen’ genoemd (lib. 1. ep. 1 vs. 76); en de draak was een van de militaire tekens van het keizerlijke Rome. Wat betreft “de tien koningen” of koninkrijken, Rome was na zijn val in 476 na Christus verdeeld in slechts tien divisies. Openbaringen 17:4, 7-10 stellen een oorlog voor in de Romeinse regering of ‘hemel’ tussen het heidendom – de “Rode Draak” – en de rooms-katholieke strijdkrachten onder leiding van Constantijn. Constantijn was “de Michaël” die de vervolgende heidense macht onder leiding van Licinius overwon. “Een derde” van de Romeinse strijdkrachten steunde de laatste en twee derde de eerste.

Na de nederlaag van de heidense macht schrijft Constantijn: “Die draak is afgezet van het regeren van zaken.” Opnieuw: “die draak verdreven uit het bestuur van openbare zaken.” Eusebius vertelt dat Constantijn een schilderij boven zijn paleispoort had geplaatst. Daarop was een kruis boven zijn hoofd geplaatst; en onder zijn eigen voeten en die van zijn kinderen werden zijn vijanden, in de gedaante van een draak, halsoverkop in de afgrond geworpen. Ook op sommige munten van Constantijn stond een draak als symbool. Er zou nog veel meer gezegd kunnen worden over de overige verzen om het voorgaande te bevestigen; maar er zijn al genoeg feiten gepresenteerd om duidelijk aan te tonen dat Openbaring 12 onmogelijk de theorie van een bovennatuurlijke duivel kan ondersteunen.

GESCHIEDENIS VAN DE THEORIE

De eerste sporen in de geschiedenis van een superverleider zijn te vinden bij de oude Perzen. Zij geloofden in twee goden: de ene goed, de andere kwaad. Zoals al het goede voortkwam uit de eerste god, zo kwam al het slechte voort uit de laatste. De Egyptenaren geloofden in een superverleider genaamd ‘Set’. De Romeinse en Griekse auteur van de zonde werd ‘Pan’ genoemd. Het woord ‘paniek’ is afgeleid van ‘Pan’, wat ‘verwarring’ betekent. Pan’ had de vorm van een mens tot aan zijn heupen; vanaf daar was hij een geit. Qua karakter leek hij in veel opzichten op de orthodoxe (?) duivel.

Wat de Hebreeën betreft, is er geen enkel spoor in de Israelische literatuur van een bovennatuurlijke duivel tot aan hun verblijf in Babylon. Daar werd de doctrine door velen overgenomen. Wat de Christenen betreft, was de Schriftuurlijke doctrine dat iemands ‘verleider’ ‘in elk geval’ iemands ‘eigen hartstochten’ zijn, de doctrine die het eerst werd verkondigd. De theorie van een superverleider kwam klaarblijkelijk de kerk binnen met zulke on-Schriftuurlijke dogma’s als de Drie-eenheid, onsterfelijkheid van de ziel, eindeloze kwellingen voor de verlorenen, enz. Net als de zojuist genoemde theorieën werd het al snel de heersende doctrine. Maar in de afgelopen eeuwen, als gevolg van het drukken van vele Bijbels, ontdekkingen van nieuwe Bijbelse manuscripten, nadere bestudering, etc., wordt de theorie verlaten. Honderd vragenlijsten werden onlangs door de Universiteit van Chicago naar evenzoveel baptistenpredikanten gestuurd met onder andere de vraag: “Gelooft u in een bovennatuurlijke duivel?”. Meer dan de helft antwoordde ontkennend.

Tot slot, moge de lezer deze verhandeling over de Duivel lezen en herlezen totdat hij zal geloven en onderwijzen dat er “niets van buitenaf is dat een mens kan binnendringen om hem te verontreinigen;” dat “al deze dingen van binnenuit” de mens komen; dat “alles wat in de wereld is” om iemand tot zonde aan te zetten moet worden gecontroleerd op “de begeerten” en “de trots van het leven;” dat iemands verleider in “elk geval” zijn “eigen hartstochten” zijn, is het gebed van de auteur.

VERDERE HULP

Om de ‘Satan’ van het Oude Testament beter te kunnen bestuderen, moeten christenen weten dat het Chaldeeuwse woord ‘sawtawn’ (Engelse spelling) 30 keer voorkomt in de originele Hebreeuwse tekst:

19 keer wordt het vertaald naar ‘Satan’. Het gaat om de volgende 4 passages:

  1. Eén keer in 1 Kronieken 21:1 waar de ‘sawtawn’ duidelijk God is.
  2. 14 keer in Job 1 en 2 waar het enige wat hij gedaan zou kunnen hebben was Job steenpuisten geven, want alle calamiteiten van Job worden in Job 19 en in Job 42 aan God zelf toegeschreven.
  3. Eén keer in Psalm 109:6 waar het niet noodzakelijk een bovennatuurlijk wezen is.
  4. 3 keer in Zacharia 3 waar ‘sawtawn’ helemaal geen bovennatuurlijke handeling verricht.
    11 keer wordt het vertaald als ‘tegenstander’. Dat zijn de volgende 5 passages:
  5. 1 Samuel 29:4 waar hij David is.
  6. 2. 2 Samuël 19:22 waar Davids officieren ‘sawtawns’ worden genoemd (vertaald tegenstander).
  7. 1 Koningen 5:4, gesproken door Salomo om aan te geven dat hij geen menselijke vijanden had.
  8. 1 Koningen 11 waar het 3 keer wordt gebruikt om mannen aan te duiden die vijanden van Salomo waren en hun namen worden gegeven.
  9. Psalm 109 hierboven vermeld waar ‘sawtawn’ 4 keer wordt gebruikt, één keer getranslitereerd naar ‘Satan’ en 3 keer vertaald naar ‘tegenstander’. In vers 6 betekent het duidelijk dat David wil dat zijn vijand een menselijke vijand als adviseur heeft, de andere 3 keer wordt het gebruikt in verwijzing naar Davids menselijke vijanden.

Samengevat wordt ‘sawtawn’ in slechts 9 passages in het Oude Testament gebruikt.

  • In één is het God.
  • In één is het Gods engel.
  • In één is het David.
  • In één is het Davids officier.
  • In vier passages verwijst het duidelijk naar sterfelijke mensen, verschillende van hen worden genoemd.
  • In slechts één, in Job, zou het een ander schepsel geweest kunnen zijn, en het enige wat hij deed was Job steenpuisten geven (Job 2:7). Niet echt een prestatie voor de ‘Satan’ van de kerken.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogseries

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogseries

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=