Theologen spreken over de alwetende God die alles weet van het begin tot het einde. Deze eigenschap is ingebouwd in de geest van God en maakt deel uit van wat God God maakt. Er is geen kennis die Hij niet kent, geen toekomst die onzeker is en er is niets dat Hij niet kan doen. Lucas 1:37 zegt: “Want bij God is niets onmogelijk.”
Dit wordt geïmpliceerd in Genesis 1:1, “In den beginne schiep God [alef-tav] de hemelen en de aarde.” De Hebreeuwse letters alef en tav blijven onvertaald in de meeste Engelse Bijbels, maar toch staan deze letters in de tekst zelf. Dit zijn de eerste en laatste letters van het Hebreeuwse alfabet en dienen als het Griekse equivalent van alfa en omega in Openbaring 22:13, waar Jezus beweert:
13 Ik ben de Alfa en Omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.
Met andere woorden, Jezus Christus was de Schepper, de God alef-tav, aan het begin. Johannes legde dit uit in Johannes 1:1-3,
1 In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. 2 Hij was in het begin bij God. 3 Door Hem zijn alle dingen ontstaan en buiten Hem is niets ontstaan dat ontstaan is.
Toch is Hij ook de Tav, of Omega, het “einde” van alle dingen. Het alfabet van de geschiedenis eindigt met Hem. Wanneer alle dingen die in het begin ontstonden hun uiteindelijke einde bereiken, botsen ze op Jezus. De implicatie is dat het oorspronkelijke doel van de schepping uiteindelijk zal worden vervuld, ondanks de wilde rit van de geschiedenis.
Paulus zegt het op een andere manier in Romeinen 11:36: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.” Alle dingen komen van (of uit) Hem; al deze dingen worden door Hem in stand gehouden; en alle dingen keren uiteindelijk tot Hem terug bij het herstel van alle dingen.
Bestaan en historische manifestatie
Paulus schreef in Romeinen 4:17 (NASB) dat God “datgene tot stand brengt wat niet bestaat”. Met andere woorden, het bestaan zelf ontstaat in het gesproken woord van God. Dit is wat er gebeurde ten tijde van de schepping, maar het kostte tijd (geschiedenis) voordat deze dingen zich “door Hem” in de goddelijke orde manifesteerden.
Bijvoorbeeld, jij werd in het begin in het bestaan gebracht, maar je werd pas op aarde gemanifesteerd toen je door je ouders werd verwekt. Wat deed je in de tussentijd? Ik weet het niet, maar het is een interessante vraag. Deze “tussentijd” impliceert dat er tijd bestaat in de hemelen, terwijl in feite pre-existente wezens niet aan tijd gebonden zijn totdat ze op aarde gemanifesteerd worden. Onze manifestatie onderwerpt ons aan zowel tijd als ruimte.
Daarom moeten we geen tijdwoorden gebruiken als we het over hemelse dingen hebben, want bij God is alle tijd één. Hij ziet de geschiedenis als een enkele gebeurtenis en daarom weet Hij van tevoren alles wat er ooit gebeurd is en alles wat er ooit zal gebeuren. Niets kan Hem dus verrassen.
God beperkt Zichzelf
Maar hier vinden we iets dat tegenstrijdig lijkt te zijn. God verbergt Zijn soevereiniteit en alwetendheid vaak door zich meer als mens dan als God tot ons te verhouden. Omdat bij God niets onmogelijk is, is Hij in staat om onze aardse ervaring binnen te treden en met ons om te gaan alsof Hij beperkt wordt door aardse factoren.
Het ultieme voorbeeld hiervan is te zien in Jezus Christus zelf, die Zich ontdaan heeft van Zijn heerlijkheid in de hemel en “Zichzelf ledig gemaakt heeft, de gestalte van een dienstknecht aannemend en naar de gelijkenis van mensen, in gedaante van een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd” (Filippenzen 2:7, 8). Christus, de grote Alef-Tav, gaf zijn bevoorrechte leven voor een seizoen op en onderwierp zich aan tijd en ruimte door in het aardse rijk geboren te worden.
Toch is dit niet ons enige voorbeeld. We vinden talloze voorbeelden in de Schrift waar Hij dit deed, en vele malen sprak Hij vanuit deze lagere positie alsof Zijn soevereiniteit beperkt was. De Zelfbestaande Manifesteert Zichzelf op aarde op vele manieren, gewoon omdat niets voor Hem onmogelijk is.
We lezen in Genesis 6:5, 6, 7,
5 Toen zag de Heer dat de boosheid van de mens groot was op de aarde en dat alle bedoelingen van de gedachten van zijn hart voortdurend alleen maar kwaad waren. 6 Het speet de Heer dat Hij de mens op aarde gemaakt had, en Hij was bedroefd in Zijn hart. 7 De Heer zei: “Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, uitwissen van het aardoppervlak, van mens tot dier, tot kruipend gedierte en tot vogelen van de hemel; want Ik heb spijt dat Ik hem gemaakt heb.”
Hoe kan het dat God zich kan verontschuldigen, alsof Hij een grote fout heeft gemaakt? Kan God fouten maken? Nee, het was geen fout vanuit Zijn positie als de Alef-Tav. Maar vanuit Zijn zelf opgelegde beperking bij het manifesteren van Zijn karakter en plan aan mensen (in dit geval aan Noach of Mozes), verontschuldigde Hij zich, betreurend dat Hij alle dingen had geschapen.
God schiep alle dingen uit Zichzelf, zoals Paulus zegt. Alle dingen waren gemaakt van God-deeltjes, de kleinste deeltjes waaruit materie is ontstaan. Tegenwoordig worden deze deeltjes Higgs-boson genoemd.
“Het Higgs-boson is het fundamentele krachtdragende deeltje van het Higgs-veld, dat verantwoordelijk is voor het toekennen van massa aan andere deeltjes. Dit veld werd halverwege de jaren zestig voor het eerst voorgesteld door Peter Higgs – naar wie het deeltje is vernoemd – en zijn collega’s.
“Het deeltje werd uiteindelijk op 4 juli 2012 ontdekt door onderzoekers van de Large Hadron Collider (LHC) – de krachtigste deeltjesversneller ter wereld – in het Europese deeltjesfysicalaboratorium CERN, Zwitserland.”
https://www.space.com/higgs-boson-god-particle-explained
Met andere woorden, God schiep niet alle dingen uit het niets (“ex-nihilo”). Hij schiep alle dingen uit Zichzelf. Verder vertelt Paulus ons dat alle dingen ook “door Hem” zijn. De betekenis hiervan blijft ongedefinieerd, maar we kunnen gerust zeggen dat het verwijst naar de tussentijd tussen het begin en het einde. God is nog steeds persoonlijk betrokken bij Zijn schepping door de geschiedenis heen.
Deze geschiedenis omvat de zonde van Adam en al zijn gevolgen door de geschiedenis heen. Heeft Adams zonde God Alef-Tav verrast? God verhoede! Werd Hij verrast in de dagen van Noach, toen “Hij zag dat de slechtheid van de mens groot was op de aarde”? Zeker niet. Hij voorzag alle chaos als gevolg van Adams zonde. Het bestaan van zonde maakte deel uit van het goddelijke plan dat vanaf het begin was uitgesproken, want hoe konden anders alle dingen door Hem heen gaan? Was de zonde een uitzondering?
Op dit punt is het nuttig om het verschil te begrijpen tussen Gods wil (thelema) en Gods plan (boulema). Gods wil is vastgelegd in Zijn wet, zoals we lezen in Romeinen 2:18,
18 en kent Zijn wil [thelema] en keurt de dingen goed die wezenlijk zijn, door onderricht te zijn uit de wet.
We worden geïnstrueerd om de wil van God te doen. Met andere woorden, niet stelen, geen valse goden aanbidden, niet begeren, enz. Echter, toen Paulus sprak over God in Zijn soevereine rol als Alef-Tav, zei hij in Romeinen 9:16-19,
16 Dus dan hangt het niet af van de mens die wil [thelo] of de mens die loopt, maar van God die barmhartigheid heeft. 17 Want de Schrift zegt tegen Farao: “Juist daarom heb Ik u opgewekt, om Mijn macht in u te demonstreren en opdat Mijn naam op de hele aarde zou worden verkondigd.” 18 Zo dan, Hij ontfermt Zich over wie Hij wil [thelo, “wil”], en Hij verhardt wie Hij wil [“wil”]. 19 Jullie zullen dan tegen mij zeggen: “Waarom treft Hij dan nog schuld? Want wie verzet zich tegen Zijn wil [boulema, “plan”]?
De wil (thelema) van God tot Farao was: “Laat Mijn volk gaan” (Exodus 5:1). Maar het plan (boulema) van God was om Farao’s hart te verharden totdat er 10 plagen waren gezonden. De wil leek tegengesteld aan het plan, maar het verschil was de tijd. Gods wil werd inderdaad vervuld, maar het plan stelde het uit tot de afgesproken tijd (Pesach).
Het plan was iets dat door God Alef-Tav bij de schepping was vastgesteld. De wil van God is altijd ondergeschikt geweest aan Zijn plan. Wanneer God op aards niveau spreekt, openbaart Hij vaak Zijn wil zonder ons over het plan te vertellen. Maar dit is niet altijd het geval. God vertelde Mozes van tevoren dat Hij Farao’s hart zou verharden (Exodus 4:21) om de Exodus uit te stellen.
De meeste mensen werd de wil van God verteld, maar God openbaarde Zijn plan aan Mozes. Als we net als Mozes “op de hoogte” willen zijn, moeten we het verschil tussen thelema en boulema begrijpen. Zijn wil zal uiteindelijk worden uitgevoerd, maar alleen na tijdsvertragingen die werden vastgesteld aan het begin, toen de grote Alef-Tav de tijd schiep.
Wanneer Paulus bespreekt hoe God glorie verwierf ten koste van Farao, stelt hij de puntige vraag: “Waarom vindt Hij nog steeds schuld, want wie verzet zich tegen Zijn wil [boulema, “plan”]?” Het is een vraag van rechtvaardigheid. Is het niet onrechtvaardig om Farao’s hart te verharden en hem daar vervolgens voor te veroordelen? Waar ligt de verantwoordelijkheid voor Farao’s daden?
Het feit alleen al dat Paulus deze vraag stelt, laat zien dat we het probleem zoals het in de Schrift staat inderdaad begrijpen. Met andere woorden, als we proberen om God vrij te pleiten van alle verantwoordelijkheid voor de daden van Farao, dan heeft het geen zin om de vraag te stellen: “Waarom vindt Hij nog steeds schuld” (bij Farao)? Verhardde Farao zijn eigen hart?
Exodus 7:13 zegt: “Farao’s hart was verhard”, waarop God antwoordde: “Farao’s hart is koppig.” Hieruit blijkt dat Farao zijn eigen hart verhardde, hoewel het woord niet specifiek is. Exodus 8:32 zegt opnieuw,
32 Maar Farao verhardde ook deze keer zijn hart, en hij liet het volk niet gaan.
De meest veelzeggende passage staat misschien wel in Exodus 9:35 en 10:1, 2,
35 Farao’s hart verhardde zich en hij liet de zonen van Israël niet gaan, zoals de Heer door Mozes had gesproken [in Exodus 7:3]. 1 Toen zei de Heer tegen Mozes: “Ga naar Farao, want Ik heb zijn hart en dat van zijn dienaren verhard, opdat Ik deze tekenen van Mij onder hen zou verrichten, 2 en opdat u aan uw zoon en aan uw kleinzoon zou vertellen hoe Ik de Egyptenaren tot spot heb gedreven en hoe Ik Mijn tekenen onder hen heb verricht, opdat u zou weten dat Ik de Heer ben.”
Mensen proberen God te rechtvaardigen door de verantwoordelijkheid van Hem weg te nemen en deze volledig bij de mensen te leggen. Maar God rechtvaardigt Zichzelf door ons het doel van het verharden van Farao’s hart te vertellen. Hij deed het voor het welzijn van toekomstige generaties, zodat zij ervan zouden leren en zodat zij “zouden weten dat Ik de Heer ben”.
Desalniettemin blijft de vraag: Hoe kan God Farao de schuld geven en toch rechtvaardig blijven? Het antwoord van Paulus, hoewel geïnspireerd, is ontoereikend. Romeinen 9:20 zegt: “Integendeel, wie bent u, o mens, die God antwoordt?” Paulus beroept zich eenvoudig op Gods soevereiniteit en vergelijkt God met de Pottenbakker die een aardewerken vat maakt. Hoewel dat waar is, hebben sommigen van ons een echt antwoord nodig.
God rechtvaardigen
Paulus beschuldigt God niet van onrechtvaardigheid, want hij zegt in Romeinen 9:14,
14 Wat zullen wij dan zeggen? Er is toch geen onrecht bij God? Moge dat nooit zo zijn!
Het antwoord vinden we in Romeinen 5, waar we leren over het herstel van alle dingen. Als Paulus in Romeinen 5:18 zegt dat de rechtvaardige daad van Christus “resulteerde in de rechtvaardiging van het leven voor alle mensen”, dan is Farao inbegrepen in de zin “alle mensen”. Farao werd veroordeeld naar de mate van zijn eigen daden, maar God nam ook verantwoordelijkheid voor Zijn daden door Christus te sturen om te sterven voor de zonde van de wereld (1 Johannes 2:2).
Met andere woorden, toen God Farao’s hart verhardde, nam Hij de verantwoordelijkheid voor Zijn daden op Zich en stuurde Hij Jezus Christus om Farao recht te doen. Dit betekent niet dat God zondigde, want zonde is een falen om het doel te bereiken. Ons doel is om perfect gehoorzaam te zijn aan de wet en ons aan te passen aan de gestalte van Christus. Farao miste het doel, wat hem een zondaar maakte. Maar toen God Farao’s hart verhardde, raakte Hij de roos. Hij volbracht Zijn doel. In wezen beroept Paulus zich op Gods rechten als Schepper (Pottenbakker). Wij hebben niet het recht om de Pottenbakker te vertellen hoe hij een lemen vat als onszelf moet maken.
We moeten Romeinen 5 lezen voordat we Romeinen 9 lezen. We moeten de liefde van God en Zijn plan om uiteindelijk alle mensen te rechtvaardigen begrijpen voordat we de soevereiniteit van God in Romeinen 9 echt kunnen begrijpen. Anders zullen we geneigd zijn om te concluderen dat God de Farao – en bij uitbreiding ons allemaal – onterecht de schuld heeft gegeven.
Daarom zijn de liefde van God (Romeinen 5:8, 9) en de soevereiniteit van God (Romeinen 9:15) twee kanten van dezelfde medaille. Het een is afhankelijk van het ander. Het een verklaart het ander.
Toen David zondigde, had hij berouw en schreef hij in Psalm 51:4,
4 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uw ogen, zodat U gerechtvaardigd wordt als U spreekt en onberispelijk als U oordeelt.
Rechtvaardigen is onschuldig verklaren in een rechtszaak. David bekende zijn zonde en wierp zich op de genade van de rechtbank (Psalm 51:1). Door zijn schuld toe te geven rechtvaardigde hij God, die de aanklacht tegen hem had ingediend. Hij beschuldigde God niet van onrechtvaardigheid en hij probeerde zich ook niet te verschuilen achter de soevereiniteit van God.
Het was niet de tijd of de plaats om zichzelf te rechtvaardigen door de rechter eraan te herinneren dat Hij alle dingen in het begin had laten ontstaan. Het gerechtshof behandelde David op basis van het niveau van manifestatie, niet van bestaan.