DE VORST OF HEERSER VAN DEZE WERELD
(Johannes 12:31; Johannes 14:30; Johannes 16:11)
DEZE DRIE TEKSTEN BEVATTEN VERKLARINGEN van onze Heer vóór Zijn dood, en verwijzen naar “de vorst van deze wereld”. (Grieks “archon”: heerser).
“Nu is het oordeel over deze wereld; nu zal de vorst van deze wereld worden uitgeworpen.” (Johannes 12:31).
“De vorst dezer wereld komt, en heeft niets in mij.” (Johannes 14:30).
“Hij (de Trooster) zal de wereld … van het oordeel berispen.” (Johannes 16:7).
“Van oordeel, want de vorst dezer wereld is geoordeeld.” (Johannes 16:11)
Onze Heer Jezus Christus verwees in alle drie de zinnen naar de dood als “de vorst of heerser van deze wereld”. De dood heerste van Adam tot Mozes; de dood was de heerser van dat wereld-tijdperk tot aan de Wet. (Zie Romeinen 5:12, 13.) Stopte de heerschappij van de Dood toen de Wet van kracht werd? Nee!
Absoluut niet! Paulus vertelt ons dat het offer dat de priesters brachten nooit de zonden kon wegnemen (Romeinen 10:11), daarom heerste de dood nog steeds tot het offer van Christus, welk offer de zonden van de wereld wegnam en een einde maakte aan de heerschappij van de Dood.
Vlak voor Zijn dood zei onze Heer tegen Zijn volgelingen: “De vorst van deze wereld komt (dat wil zeggen tegen Hem, Jezus) en heeft niets in Mij.” Hiermee liet Jezus doorschemeren dat Hij op het punt stond om gedood te worden, maar dat de dood Hem niet zou kunnen vasthouden – geen macht over Hem had. (Handelingen 8:24) “Het was niet mogelijk dat Hij erdoor vastgehouden zou worden.”
“Nu zal de vorst van deze wereld worden uitgeworpen”, zei Hij. Door de Adamitische erfenis van de zonde teniet te doen, stond Christus op het punt de heerschappij van de Dood, de tweede dood, te beëindigen. Paulus, schrijvend aan Timoteüs, zegt het zo: “Hij (d.w.z. Christus) heeft de dood afgeschaft en het leven en de onsterfelijkheid aan het licht gebracht door het evangelie.” De goddelijk geïnspireerde profeet Joël drukte het zo uit (Joël 13:14): “Ik zal hen loskopen uit de macht van het graf. Ik zal hen verlossen van de dood. O graf, Ik zal uw ondergang zijn.”
Na Christus’ dood en opstanding zou de Heilige Geest, die zou komen, de wereld van het oordeel berispen. “Van oordeel, want de vorst van deze wereld (DOOD)” zou geoordeeld zijn. Dat wil zeggen, dat de opstanding van Christus uit de dood, aan de wereld zou bewijzen dat de DOOD geen jurisdictie had over een zondeloos leven, en dus tegelijkertijd en op dezelfde manier de schuld in Adam en zijn hele ras zou bewijzen; de wereld werd veroordeeld voor zonde, en de Dood, de heerser over deze wereld, werd geoordeeld in die zin dat de Dood machteloos bleek om de Mensenzoon en allen die door geloof in Zijn offer verlost zouden worden, vast te houden.
“Daar dan de kinderen deel hebben aan vlees en bloed, heeft ook Hijzelf deel aan hetzelfde, opdat Hij door de dood zou vernietigen hem die de macht des doods had, namelijk de (Engelse) duivel” (Grieks: diabolos) (Hebreeën 2:14).
Het is werkelijk absurd voor christenen om te geloven, zoals sommigen beweren, dat het woord diabolos in de bovenstaande tekst verwijst naar een bovennatuurlijk wezen dat zij Satan en de Duivel noemen. Het is absurd, omdat zij daarmee impliceren dat God de macht van de dood – en incidenteel ook het leven – in handen gaf van een bovennatuurlijk wezen, en nog een wetteloos wezen ook, en dat God geen macht had over Zijn eigen schepping. Zelfs vóór de offerdood van Christus had God al de macht over leven en dood!
Gods woord van Ezechiël aan de kinderen van Israël maakt geen melding van het feit dat de dood in de macht is van een gevallen geest. (Zie Ezechiël 18:32; 33:11). “Zoals Ik leef’, zegt de Here God, ‘Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft; bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zult u sterven, o huis van Israël?'”
Paulus schrijft aan de Romeinen (8: 1-3): “Er is nu dan geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees, maar naar de Geest wandelen. Want de wet van de Geest des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.” DAAR IS DE DIABOLOS! DE AANKLAGER! DE WET VAN ZONDE EN DOOD!
Want wat de wet (de Mozaïsche wet met zijn offers) niet kon doen, omdat zij zwak was door het vlees, heeft God, door zijn eigen Zoon te zenden in de gelijkenis van zondig vlees en voor de zonde, de zonde in het vlees veroordeeld, en zo de aanklager vernietigd, door verzoening te doen voor de zonden van het volk. (Hebreeën 2: 17)