De heerlijkheid behoort aan Israël
Wat wordt hiermee bedoelt?
Romeinen 9:4-5.
“Immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen.”
(a) God is met majesteit en heerlijkheid bekleed:
Psalm 104:1.
“Loof de Here, mijn ziel. Here, mijn God, Gij zijt zeer groot, Gij hebt U met majesteit en luister bekleed.”
Lees voor u zelf de volgende teksten: Jesaja . 6:1- 4; Ezechiël 9:3; Lucas 2;9; 21:11; 17;5; Handelingen 7:55; Romeinen 5:2; Openbaring 15:8.
God verheerlijkt Zichzelf in Israël:
Jesaja 44:23.
“Jubelt, gij hemelen, want de Here heeft het gedaan; juicht, gij diepten der aarde, breekt uit in gejubel, gij bergen, gij woud met alle geboomte daarin, want de Here heeft Jakob verlost en Hij verheerlijkt Zichzelf in Israël.”
Zijn verschijning aan Israël was altijd in heerlijkheid – zoals b.v een wolk, regenboog, verterend vuur – schitterend wit :
Exodus 16:7, 10.
“En morgenochtend zult gij de heerlijkheid des Heren zien, omdat Hij uw gemor tegen de Here gehoord heeft. Want wat zijn wij, dat gij tegen ons mort? Terwijl nu Aäron sprak tot de gehele vergadering der Israëlieten, richtten zij hun blik naar de woestijn, en zie, de heerlijkheid des Heren verscheen in een wolk.”
Lees voor u zelf de volgende teksten: Exodus 24:16-17; Ezechiël 1:28; 3:12, 23; 8:24; Lucas 9:29-32, 34.
Daar waar Hij samenkomt met de kinderen Israëls, is de tent der samenkomst telkens door Zijn heerlijkheid geheiligd: Exodus .13:21-22; 29.:43; 40:34, 38; 1 Koningen 8:10-11; 2 Kronieken 5:13-14.
Zonder uitzondering waren alle vertegenwoordigingen overweldigend door Zijn heerlijkheid!
(b) God geeft Zijn heerlijkheid aan Israël:
Jesaja 46:13.
“Ik breng mijn gerechtigheid nabij, zij is niet ver, en mijn heil zal niet vertoeven; Ik geef in Sion heil, aan Israël mijn luister.”
Psalm 90:16-17.
“Laat uw werk aan uw knechten openbaar worden, en uw heerlijkheid over hun kinderen; De liefelijkheid van de Here, onze God, zij over ons, en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.”
Hij heeft Israël verheerlijkt van voor de grondlegging der wereld:
1 Korintiërs 2:7.
“maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.”
Maar Israël heeft gezondigd, daarom ontbreekt het hun aan de heerlijkheid van God:
Romeinen 1:23; 3:23.
“En zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren..Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.”
Ja, zij hadden Zijn heerlijkheid verruild voor wat geen voordeel brengt:
Jeremia 2:11.
“Heeft ooit een volk goden verruild? (en dat zijn toch geen goden!) maar mijn volk heeft zijn eer verruild voor wat geen baat brengt.”
(c) God heeft echter voor Zijn volk voorzieningen gemaakt, door de Christus te sturen tot heerlijkheid van Israël:
Lucas 2:32, 34.
“Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël…”En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt.”
En om het geschonden beeld van God in en over zijn Volk te herstellen:
Johannes 17:22.
“En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk Wij een zijn.”
Hij heeft hen immers verordineerd tot heerlijkheid:
Romeinen 8:29-30.
“Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.”
Hij heeft hen voorbereid tot heerlijkheid:
Romeinen 8:21; 9:23.
“In hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods…juist om de rijkdom zijner heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid heeft voorbereid?”
Psalm 45:14-18.
“Louter pracht is de koningsdochter daarbinnen, van goudbrokaat is haar kleed; In kleurig geborduurde gewaden wordt zij tot de koning geleid, jonkvrouwen in haar gevolg, haar vriendinnen, worden tot u gebracht; Onder vreugde en jubel worden zij binnengeleid, zij komen in des konings paleis. Op de plaats uwer vaderen zullen uw zonen staan, gij zult hen tot vorsten stellen over het ganse land. Ik wil uw naam vermelden in alle geslachten; daarom zullen volken u loven voor altoos en immer.”
(d) En dit Evangelie van de heerlijkheid van Christus:
2 Korintiërs 4:4.
“Ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.”
De bediening van Christus:
2 Korintiërs 3:8-10.
“Hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? Want indien de bediening, die veroordeling brengt, heerlijkheid was, veel meer is de bediening, die rechtvaardigheid brengt, overvloedig in heerlijkheid. Immers, zelfs hetgeen verheerlijkt was, is in zoverre niet verheerlijkt, als deze heerlijkheid het te boven gaat.”
En is veel heerlijker, dan die van de bediening van de van de wet, die ook heerlijk was 2 Korintiërs 3:7:17. In Christus kan de wedergeboren Israëliet de heerlijkheid van de Here aanschouwen en van heerlijkheid tot heerlijkheid veranderd worden naar Zijn beeld!
2 Korintiërs 3:18.
“En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerpiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.”
(e) Christus heeft Zijn heerlijkheid verlaten:
2 Korintiërs 8:9.
“Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.”
Om veel kinderen naar die heerlijkheid terug te brengen:
Hebreeën 2:10.
“Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken. “
Gods heerlijkheid behoort aan Christus en aan de kinderen Israëls, want hun zijn beide uit één:
Hebreeën 2:11-15.
“Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen, en Hij zegt: Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen; en wederom: Ik zal op Hem vertrouwen, en wederom: Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft. Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.”
Die kinderen (van Israël) zijn vlees en bloed, daarom is Jezus dit op dezelfde manier deelachtig geworden. Het Woord is vlees geworden: (Johannes 1:14) met heerlijkheid zoals die van de Eniggeborene die van de Vader komt, om de beroofde heerlijkheid van Adam en zijn nageslacht in Christus te herstellen:
Romeinen 5:12-21.
“Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; want reeds voor de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd had-den op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van een; want het oordeel leidde vaneen overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus. Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden. Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden, opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here.”
Daarom was Christus de eerstgeborene uit de doden onder vele broederen. Zodat Zijn broeders hun heerlijkheid konden terugkrijgen, wanneer zij uit de dood zouden opstaan.
Romeinen 8:29.
“Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen.”
Kolossenzen 1:18-23).
“En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk voor Zich te stellen, indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.”
Openbaring 1:5-6.
“En een uit de oudsten zeide tot mij: Ween niet; zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen. En ik zag in het midden van de troon en van de vier dieren en te midden der oudsten een lam staan, als geslacht, met zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven Geesten Gods, uitgezonden over de gehele aarde.”
Israël zal gelijkvormig worden aan Jezus:
1 Johannes 3:2.
“Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.”
Zij zullen met Hem regeren:
Openbaring 2:26-27.
“En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen; en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als aardewerk worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader ontvangen heb.”
Israëls verloren heerlijkheid wordt dus hersteld door: Christus kruisdood, daardoor ben ik als Israëliet nu geestelijk hersteld in de volle genade en gerechtigheid, door de wedergeboorte van mijn geest. Christus opstanding, zal mijn lichaam opwekken in onvergankelijkheid, de eerste opstanding is de bevrijding van mijn lichaam:
Filippenzen 3:20-21.
“Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.”
Met de wederkomst van de Messias in heerlijkheid, zullen de wedegeboren Israëlieten die volhard en overwonnen hebben, deel hebben aan de eerste opstanding en hersteld worden in volle heerlijkheid zoals God Adam heeft geschapen.
Lees voor u zelf de volgende teksten:
1 Korintiërs 15:53-54 Genesis 2:16-17). Ook het wedergeboren overblijfsel van Zijn volk zal verheerlijkt worden in hun hersteld land: (Psalm 72; Jesaja 62; Ezechiël 36:24-28; 39:21-29; Openbaring 21).
De verbonden behoren aan Israël, wat behelst dit?
(a) De verbonden met Noach (Genesis 6:18; 9:8-17); Abraham (Genesis 15:7, 18; 17:2; Lucas 1:72; Galaten 3:16-17); Isaäk (Genesis 17:19; 26:3); Jakob (Genesis 28:13; 35:9-12; Exodus 2:24-25; 1 Kronieken 16:16-17) en David (Psalm 89:4-5, 28, 34-36;132:11-12; 2 Samuël 23:5).
Is met uitzondering van het universele verbond met Noach, allemaal door God gesloten tot behoud en voordeel van Zijn volk Israël!
(b) Zo ook het Sinaïtisch verbond (Exodus 19:5-6; 24:7-8; 34:7, 10; Leviticus 26:9; Deuteronomium 5:2-3; 29:1-27: Richteren. 2:1) en het Nieuwe Verbond (Jeremia 31:31-34; Lucas 1:68-80; Hebreeën 8:8-12; 10:15-17; 12:24; Romeinen 11:26-27).
Het duurzame karakter van het Verbond bestaat daarin, dat dit ook op het nageslacht betrekking heeft:
Genesis 17:7, 9, 19.
Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn…Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten….Maar God zeide: Neen, maar uw vrouw Sara zal u een zoon baren, en gij zult hem Isaäk noemen, en Ik zal mijn verbond met hem oprichten tot een eeuwig verbond, voor zijn nageslacht.”
(c) Israël zijn de kinderen van het Verbond en lopen dus het gevaar om die Verbonden te vergeten en te veronachtzamen:
(Deuteronomium 4:23; 2 Koningen 17:38) en te overtreden (Deuteronomium 17;2; 28:14-41; 29:25, 28; 31:20; Jozua 23:16; 1 Kon.19:19, 14; Ps.78:10, 37; 103:17-18; Jeremia 11:2-3; 22:9; Ezechiël 16:59; 44:7; Daniël.11:32; Efeziërs 2:12; Hebreeën 10:29).
Maar God zal echter steeds aan Zijn onveranderlijk verbond onderhouden:
Psalm 89:34-35; Jesaja 54:10; 59:21) Exodus.2:24; 6:4; Leviticus 25:42-45; Deuteronomium 4:31; 7:9, 12; 8:18; 1 Koningen 8:23; 2 Koningen 13:23; 2 Kronieken 6:14; Psalm 105:8-10; 106:44-45; 11:5; Nehemia 1:5; 9:32; Daniël 9:4; 1 Kronieken 16;15,17; Psalm 89:29; Jesaja 55:3; 61:8; Jeremia 31:36-37; 32:40; 50:5-6; Ezechiël 16:8, 60; 37:26; Zacharia 9:11-12; Hebreeën 13:20.
De Here God maakt de verborgenheid van Zijn Verbond bekend aan die wat hem vreest:
Psalm 25:14.
“Des Heren vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen, en zijn verbond maakt Hij hun bekend.”
En bewaart zijn wegen van een ieder die Zijn Verbond bewaard:
Psalm 25:19.
“Alle paden des Heren zijn goedertierenheid en trouw voor wie zijn verbond en zijn getuigenissen bewaren.”
God is vandaag bezig om zijn Volk terug te brengen onder de band van het Verbond:
Ezechiël 20:37, 40-44.
“Ik zal u onder de herdersstaf doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond…Want op mijn heilige berg, op de hoge berg Israels, luidt het woord van de Here Here, daar zal het ganse huis Israels in zijn geheel Mij in het land dienen. Daar zal Ik behagen in hen hebben en daar zal Ik heffingen van u vorderen en het beste uwer gaven, bij alles wat gij heiligt. Als in een liefelijke reuk zal Ik behagen in u hebben, wanneer Ik u voer uit het midden der volken. Dan zal Ik u uit de landen waarin gij verstrooid zijt, bijeenbrengen en Mij aan u de Heilige betonen ten aanschouwen van de volken. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, als Ik u in het land van Israël brengen zal, in het land dat Ik gezworen heb aan uw vaderen te geven. Daar zult gij terugdenken aan alle handel en wandel, waarmee gij u verontreinigd hebt, en van uzelf walgen om al de slechte daden die gij bedreven hebt. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik ter wille van mijn naam niet met u doen zal naar uw verkeerde wandel en naar uw verdorven handel, huis Israels, luidt het woord van de Here Here.”
Jezus zelf is de borg en middelaar van het Nieuwe Verbond:
Hebreeën 7:22; 8:6; 9:15.
“In zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden…Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust….En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan, om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.”
De God van Abraham, Isaäk en Jakob:
Exodus 3:14-15.
“Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden. Voorts zeide God tot Mozes: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: De Here, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden; dit is mijn naam voor eeuwig en zo wil Ik aangeroepen worden van geslacht tot geslacht.”
Hij is de Verbonds God van Israël:
Het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond is Israëls verbonds Boek, want beide Verbonden zijn slechts met het Huis van Juda en het Huis van Israël gesloten!
DE VERBONDEN BEHOREN AAN ISRAËL!!!