Aan wie schreven de apostelen? – Deel 2

Home / Ekklesia Bericht / Aan wie schreven de apostelen? – Deel 2

Aan wie schreven de apostelen? – Deel 2

Wie zijn de heidenen

Op de vergadering in Jeruzalem zijn onder anderen vertegenwoordigd Paulus en Barnabas die onder de heidenen gearbeid hebben, alsmede Petrus.

Handelingen 15:7:“En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven.”

Handelingen 15:12-17:“En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet.”

Volgens vers 15 stemden de woorden van de profeten overeen met de bekering van deze heidenen. Met andere woorden, de profeten hadden al lang voorspeld dat er een bekering van deze heidenen zou plaatsvinden. Welke profeten hebben dit gezegd.

Lees Amos 9:11-12:“Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, Opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de Here, die dit doet.”

De bekering van deze ‘heidenen’ is dus het oprichten van de vervallen hut van David. David en Salomo hebben beiden over de twaalf stammen van Israël geregeerd. Maar na de dood van Salomo heeft God het rijk in twee delen gespitst, namelijk het noordelijke rijk, dat bekend staat als het Huis van Israël (tien stammen) en het zuidelijke rijk, dat bekend staat als het Huis van Juda (twee stammen).

We moeten onthouden, dat deze scheuring van Davids rijk door God zelf is gedaan. We vinden de geschiedenis in 1 Koningen 11 en 12 opgetekend. We lezen dan over de vervallen hut van David. Zo zal deze scheuring van het rijk van David die van God is uitgegaan, ook weer door God worden hersteld. Het is dus Gods werk.

De mensen die tot dan toe tot bekering waren gekomen, de ‘heidenen’, waren dus geen heidenen in die zin, dat zij van buiten Israël waren. Zij waren juist Israëlieten die behoorden tot de vervallen hut van David. Maar, zal men zeggen, Gods volk bestond toch nooit uit heidenen? Waar komen deze heidenen dan vandaan waar het Nieuwe Testament van spreekt?

We lezen Hosea 1:2:“Het begin van het spreken des Heren door Hosea. De Here zeide tot Hosea: Ga heen, neem u een ontuchtige vrouw en kinderen uit een ontuchtige geboren, want het land wendt zich in schandelijke ontucht van de Here af.”

De Here God wil hier de verhouding tussen Hem en Israël vergelijken met een huwelijk tussen Hosea en de ontuchtige vrouw, omdat Gods vrouw (Israël) ook overspel bedreven heeft met de goden van andere volken, door deze te aanbidden.

We lezen vers 6:“Zij werd wederom zwanger en baarde een dochter; Hij zeide tot hem: Noem haar Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer over het huis Israëls ontfermen, dat Ik hun iets vergeven zou.”

Vers 8 en 9:“Nadat zij Lo-Ruchama gespeend had, werd zij zwanger en baarde een zoon. Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn”.

De namen van deze twee kinderen Lo-Ruchama en Lo-Ammi betekenen respectievelijk: “Gij zijt mijn volk niet” en “Want Ik zal mij voortaan niet meer over u ontfermen.”

We lezen vers 10:“Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet, zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God.”

De beloften aan abraham gedaan vergeet God niet, die blijven overeind staan.

Hosea 1:11; 12:1:“Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, een hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreel….Zegt tot uw broeders: Ammi, en tot uw zusters: Ruchama.”

Hoe worden zij kinderen van de levende God? Alleen door geloof en aanneming van Jezus Christus de Koning van Israël, als hun persoonlijke verlosser. De vervreemde mensen, deze Lo-Ammi, zullen in een later stadium kinderen van de levende God worden, dus weer verzoend worden met hun god, de Here Jezus Christus. Dus deze Lo-Ammi toestand zal alleen voor een bepaalde tijd zijn.

Het tien stammen-rijk of Huis van Israël wordt nu ‘niet-mijn-volk’ en omdat zij niet langer Gods volk zijn is heidendom niet meer veraf. Zij worden door de Judastam tot onbesnedenen gerekend en ook zo genoemd. Als we dit bijbelgedeelte over het Israël-volk niet kennen, als we de kennis van Gods woord niet hebben, dan zullen wij nooit het Nieuwe Testament begrijpen.

Paulus en de hoop voor Israël

Handelingen 28:20:“Daarom heb ik verzocht u te zien en toe te spreken, want om de hoop van Israël draag ik deze keten.”

Paulus zegt dat hij de hoop van Israël verkondigt. Hij werd vervolgd niet omdat hij Jezus verkondigde, maar omdat hij zich juist tot de verloren en verheidenste stammen van Israël begeven had om hen te gaan vertellen, dat de hoop die zij mogen hebben volgens Gods beloften, nu in Jezus vervuld is en dit wilden de joden verhoeden. Zo óók de kerken van vandaag, die al de beloften voor Israël zichzelf hebben toebedeeld. De joden (Edom) hebben de Messias verworpen, maar willen wel de beloften inpalmen. Dit optreden onder de joden is wijd verbreid. Door vermenging van het Huis Juda met het nageslacht van Ezau, de Edomieten en andere volken, die in wezen vijanden van Israël zijn, zijn de Joden ver van hun God afgeweken. De bijbel geeft hierover duidelijke aanwijzingen.

Lees Ezechiël 11:15-20:“Mensenkind, het zijn uw broeders, uw broeders, uw verwanten en het ganse huis Israëls in zijn geheel, tot wie de inwoners van Jeruzalem zeggen: blijft verre van de Here, aan ons is dit land in bezit gegeven. Daarom spreek: zo zegt de Here Here: hoewel Ik hen weggedreven heb onder de volken en in de landen heb verstrooid, zodat Ik hun slechts weinig ten heiligdom geweest ben in de landen waar zij gekomen zijn, daarom spreek: zo zegt de Here Here: Ik zal u vergaderen uit de volken en u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israël geven; zij zullen daar komen en daaruit verwijderen al zijn afschuwelijkheden en al zijn gruwelen; Ik zal hun een hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven, opdat zij naar mijn inzettingen zullen wandelen en naarstig mijn verordeningen onderhouden; zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn.”

Ezechiël heeft de naijver tussen beide huizen beschreven en voorspeld. Daarom zegt Paulus terecht dat de joden hem vervolgen omdat hij de hoop van Israël verkondigt. Laten we eens kijken wie die Romeinen nu eigenlijk waren.

Romeinen 1:1-7:“Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften – aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus onze Here – door wie wij genade en het apostelschap ontvangen hebben om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder al de heidenen, (tien stammen) tot welke ook gij behoort, geroepenen van Jezus Christus – aan alle geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn: genade zij u en vrede van God, Onze Vader, en van de Here Jezus Christus.”

Deze eerste zeven verzen zoals ze in de N.B.G.-vertaling staan, zijn niet alleen een opschrift en zegengroet. In deze zeven verzen ligt een diepe waarheid verscholen dat gelijk aan het begin van de ‘Brief van Paulus aan de Romeinen’ op zijn juiste waarde moet worden geschat. Het is goed ons te realiseren dat deze woorden geschreven zijn onder inspiratie van de Heilige Geest. Wij kunnen nooit zomaar de Bijbel openmaken en gaan lezen, we moeten altijd eerst aan de Heer vragen ons verstand te verlichten door de Heilige Geest, zodat wij werkelijk begrijpen wat er staat. Wij kunnen uit onszelf nooit de woorden die Paulus aan de Romeinen schrijft vatten zonder de hulp en raad van God en de kracht van de Heilige Geest!

Tevens moet men goed onthouden, dat Paulus die deze brief geschreven heeft, de gehele achtergrond van het Oude Testament in gedachten had. Hij is gegaan om deze verloren of moeten wij zeggen verborgen schapen van het Huis van Israël te gaan zoeken, in opdracht van de opgestane Messias van Israël, die hij op een machtige wijze ontmoette op de weg naar Damascus. Deze man Paulus was al voor zijn bekering zeer goed onderlegd en doordrongen van het Woord van God. Hij was een farizeeër – gezeten aan de voeten van Gamaliël – de grootste leraar van die tijd. Paulus en Petrus, of andere Nieuwe Testament schrijvers hebben het niet zo gedaan dan zo vele van onze predikers van vandaag, namelijk het Oude Testament als afgedaan terzijde schuiven door het Nieuwe Testament als belangrijker te beschouwen, om zo eigen visie en leringen op te bouwen uit wat zij daarin lezen. Het is namelijk onmogelijk om de boodschap van het Nieuwe Testament te begrijpen als men niet de gehele achtergrond en volheid van het Oude Testament gedurig in het vizier heeft. Daarom is het belangrijk bij het eerste vers al te lezen wat er werkelijk staat met de kennis van het Oude Testament in gedachten. “Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot de verkondiging van het evangelie van God”. Wij kunnen ons afvragen wat Paulus met zijn formidabele achtergrond nu bedoeld heeft met het evangelie van God?

Wij weten dat evangelie “Blijde Boodschap” of “Goed Nieuws” betekent. Een blijde boodschap van wat en aan wie? Onmiddellijk moeten wij de strekking van de uitspraken van de profeten in onze gedachten hebben, want die profeten hebben meer gezegd aangaande de wederkomst van de Here Jezus dan wij in het Nieuwe Testament zullen lezen. Met andere woorden, er staat meer in het Oude Testament omtrent de wederkomst van de Here Jezus, dan in het Nieuwe Testament.

Is de wederkomst van de Here Jezus en alles wat daarmee in verband staat, nu niet het goede nieuws voor alle mensen? Er is immers geen andere hoop voor deze wereld, dan de wederkomst van de Here Jezus! Wanneer we nu hierover in de profeten lezen, dan zien wij dat die wederkomst niet kan worden losgemaakt van Gods beloften aan Israël.

De Here Jezus komt – volgens de profeten en het Nieuwe Testament bevestigt dit – om Israël te verzamelen, hen een nieuw hart te geven, hen te vervullen met de Heilige Geest, Israël te constitueren als Zijn Koninkrijk op aarde, met Jeruzalem als hoofdstad. Hij zelf zal als Koning over hen regeren.

Het evangelie van God is, zoals Paulus zegt, de blijde boodschap van het Godsplan in zijn geheel, waarvan Jezus Christus het middelpunt is, als de Koning van Zijn volk. Dit zien we ook onmiddellijk in Romeinen 1:2 “Dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften.”

Wij kunnen nu opzoeken wat de profeten in de heilige Schriften hebben gezegd en bedenken dat Paulus hier parate kennis van had. Het gehele onderzoek en het begrijpen van de brieven van Paulus aan de Romeinen en anderen, moet aan onze gedachten hierover ten grondslag liggen. U moet eens opletten hoeveel keer Paulus hen er aan herinnert hoe God tot hun vaderen gesproken heeft. En ook hoe hij telkens weer naar het Oude Testament verwijst. Hij kon moeilijk anders, er was immers nog geen Nieuw Testament. In de verzen 1 tot 4 van Romeinen 1 wordt het blijde nieuws beschreven dat tevoren door Zijn profeten beloofd was in de Heilige Schriften. Dit sluit juist zo goed aan bij het Nieuwe Verbond van Jeremia 31. Het blijde nieuws dat hun zonden vergeven zullen worden. En dat het gehele volk God zal kennen.

Paulus gebruikt de term “onder al de heidenen, tot welke ook gij behoort”. Daarna noemt hij hen heiligen, alleen Israël was Gods heilig volk.

Exodus 19:6:“En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk.”

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=