Besnijdenis van het hart
In Kolossenzen 2:9-11 staat:“Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht. In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus.”
Dit is de besnijdenis van Christus die niet met handen verricht wordt, het afleggen van het lichaam des vlezes. Afleggen van het zondige lichaam namelijk door wedergeboorte. Die pas bij de wederkomst van de Messias tot volle wasdom komt.
Vers 11 behandelt de besnijdenis van het hart, wat alleen aan Israël toegezegd was en nu reeds door de Kolossenzen ontvangen. Lees hiervoor Deuteronomium 10:16; 30:6; Jeremia 31:31-34; Ezechiël 36:26-27; Hebreeën 8:10-12.
In deze Schriftgedeelten vindt u de beloften aan Israël van de besnijdenis van het hart. Nergens vindt u dat God dit aan een ander volk of andere volken toegezegd heeft.
Kolossenzen 2:14: God heeft de scheidbrief van Israël weggedaan “Door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde”.
Jesaja 50:1:“Zo zegt de Here: Waar toch is de scheidbrief uwer moeder, waarmede Ik haar verstoten heb?”
Die scheidbrief heeft Hij weggedaan door hem aan het kruis te nagelen. Alleen aan Israël was de wet gegeven. Dit volk alleen heeft haar overtreden en de straf hiervoor ondergaan.
Dat is wat Paulus aan de Kolossenzen voorhoudt, zie vers 2:13.
“Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons (Israël) al onze overtredingen kwijtschold.”
Heiligen en uitverkorenen
In vers 12 van hoofdstuk 3 vindt u weer de begrippen: ‘door God uitverkoren heiligen en geliefden.’
In Amos 3:2 zegt God: “U alleen heb Ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken.”
Omdat God Israël alleen gekend heeft, en zijn wet alleen aan hen heeft gegeven, zal Hij ook het oordeel bij hen doen beginnen.
Dit is wat Petrus bedoeld heeft in 1 Petrus 4:17.
“Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods.”
Laten we nu eens kijken naar de zendbrieven van Petrus.
1 Petrus 1:1:“Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen die in de verstrooiing zijn in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië, de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd.”
Hierin vindt u weer de begrippen ‘vreemdelingen’ en ‘de verstrooiing’. Met andere woorden, Israëlieten die vervreemd geraakt zijn van God door hun ongerechtigheid en door God zelf verstrooid zijn, weg uit hun land. En het begrip ‘uitverkoren volgens de voorkennis van God’. In Gods woord de Bijbel is er maar één uitverkiezing, namelijk het volk Israël.
2 Petrus 1:19:“En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten.”
1 Petrus 2:9-10:“Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, (dus geen kerk) een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: U, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.”
Dus Petrus spreekt over:
1e – een uitverkoren geslacht (Grieks ‘ras’);
2e – een koninklijk priesterdom;
3e – een heilig volk;
4e – een eigendomsvolk;
5e – een volk dat geroepen is om Gods grote daden te verkondigen en zijn lof te verspreiden.
Laten we de volgende Schriftgedeelten eens lezen waar u dit in terugvindt. Exodus 19:5-6; Deuteronomium 7:6-7; 14:1-2; Jesaja 43:10-21; God handelt alleen met Zijn volk. Als Petrus met de vreemdelingen in de verstrooiing spreekt, spreekt hij tegen Gods volk Israël. In vers 10 van 1 Petrus 2 vindt u Lo-Ammi wat nu Ammi geworden is.
Lees nu 2 Petrus 3:15:“En houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft”.
Hier leest u dat Petrus en Paulus aan dezelfde mensen schrijven, het volk van Hosea I, waaronder zij hebben gewerkt.
Hosea 1:10:“Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet – zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God.”
Paulus en Petrus konden met grote vrijmoedigheid zeggen: “Wij verkondigen niets anders dan de wet en de profeten.” En door hun levenshouding konden zij hun lezers wijzen op de belangrijkheid van het profetisch woord.
Aan wie richt Johannes zijn zendbrieven?
2 Johannes 1:“De oudste aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik maar ook allen, die de waarheid hebben leren kennen…U groeten de kinderen van uw uitverkoren zuster.”
Wie waren nu die ‘vrouw en haar kinderen?’ En aan het einde van de brief; ‘de kinderen van uw uitverkoren zuster?’ Het antwoord zullen we weer in de Schriften vinden. In Jesaja 50:1 lezen we van hun moeder dat zij de vrouw van God was.
God zegt in Jeremia 31:32:“Niet naar het verbond, dat Ik met hun Vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik ze getrouwd had, spreekt de Heere.” (St.Vert.)
In Ezechiël 23 lezen we van haar twee dochters Ohola en Oholiba. De één Samaria, het noordelijke rijk der tien stammen, en de ander het zuidelijke rijk, het Huis Juda. Als gevolg van haar overspel met de goden van de andere naties heeft God aan Zijn vrouw een scheidbrief gegeven. Lezen we in Jesaja 54 en Jeremia 3, dan zien we dat God zich weer over haar zal ontfermen en haar weer zal terugnemen. Maar volgens Gods wet mag de huwelijkspartner niet opnieuw in het huwelijk treden voordat één van beiden gestorven is. Of na de vervreemding moeten ze òf weer verzoend raken òf als één van de twee aan iemand anders behoort, zoals Gods volk toen zij achter andere goden aanliep, mag zelfs haar eigen man haar niet terugnemen.
Lees 1 Korintiërs 7:10-11:“Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten, is dit toch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen en een man moet zijn vrouw niet verstoten.”
Deuteronomium 24:1-4:“Wanneer iemand een vrouw genomen en gehuwd heeft, dan zal als hij haar geen genegenheid toedraagt, omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft, en hij een scheidbrief geschreven en haar die overhandigd heeft, waarna hij haar uit zijn huis heeft weggezonden, en als zij dan uit zijn huis vertrokken, haars weegs gegaan en de vrouw van een ander geworden is; en als dan de laatste man een afkeer van haar krijgt, een scheidbrief schrijft, haar die overhandigt en haar uit zijn huis wegzendt; of als de laatste man, die haar tot vrouw genomen heeft, gestorven is dan zal de eerste echtgenoot, die haar weggezonden heeft, haar niet opnieuw tot vrouw mogen nemen, nadat zij verontreinigd is geworden; want dat is een gruwel voor het aangezicht des Heren; gij zult geen zonde brengen over het land dat de Here, uw God, u ten erfdeel geven zal.”
De vrouw Israël kon niet sterven om haar huwelijk te redden. Daarom heeft God Zijn Zoon gestuurd en zo stierf God als het ware zelf in Zijn Zoon, zodat Hij weer met zijn vrouw Israël in het huwelijk kon treden. Jesaja 50 handelt over Gods scheiding. In hoofdstuk 51 en 52 spreekt God over de hoop van herstel en in hoofdstuk 53 komt de Messias om dit te bewerkstelligen. In hoofdstuk 54 keert de vrouw terug naar haar Maker en haar Man. God zelf waakt over Zijn vrouw, en bewaart de beloften die Hij onder ede aan Israël heeft gedaan. Daarom kan Petrus in 1 Petrus 1:4-5 spreken over “een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemel weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt….”.
Kolossenzen 1:5 spreekt hier ook van:“Om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is.”
God zelf heeft beloofd dat Hij Zijn volk Israël zal herstellen door wedergeboorte, zodat het samen met Jezus kan regeren. Die beloofde wedergeboorte, herstel en mede-heerschappij vormen deel van de erfenis die God zelf in de hemel voor hen in bewaring heeft.
De wedergeboorte en het herstel van het gehele volk vindt u in de teksten van Jeremia 31:31-40; Ezechiël 36:19-38; Jesaja 62:1-12.
Lees de Schriften, laat de Heilige Geest u onderwijzen. In de volgende teksten vindt u de beloften van mede-heerschappij in Genesis 17:6, 16, waar God aan Abraham en Sara zegt dat er koningen uit hun zullen voortkomen. In 2 Samuel 7:16. belooft God aan David eeuwige heerschappij. En in Daniël 2:44; 7:18,22,27 vinden we de beloften dat het volk samen met Christus zal heersen. Dit is de erfenis waarover God in de hemel waakt. Daarom kan Paulus de volgende vergelijking treffen:
Galaten 4:24-31:“Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinaï, die slaven baart, dit is Hagar. Het woord Hagar betekent de berg Sinaï in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder. Want er staat geschreven: Verheug u, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij die geen weeën kent; want talrijker zijn de kinderen der eenzame dan van haar, die een man heeft. En gij broeders, zijt evenals Isaäk, kinderen der belofte. Maar zoals destijds hij, die naar het vlees verwekt was, hem die naar de geest verwekt was, vervolgde, zo ook nu. Maar wat zegt het schriftwoord? Zend de slavin weg met haar zoon, want de zoon de slavin zal in geen geval erven met de zoon der vrije. Daarom broeders, zijn wij geen kinderen ener slavin, maar van de vrije.”
U kunt lezen dat het Nieuwe Jeruzalem van God uit de hemel neerdaalt, zoals beloofd is. Wie hebben er deel aan? Allen die Jezus als hun persoonlijke verlosser hebben aangenomen en bij wie de wet van God in de harten is geschreven. Niet diegene die gerechtigheid van de wet verwachten, zoals de slavin Hagar, waarmee Juda wordt bedoeld. In onze dagen is dit nog te vinden onder het Jodendom.
De vrije, losgekochte vrouw Israël echter zal met de anderen van Juda, die Christus hebben aangenomen (denk aan de 3000 op Pinksteren) heersen als een koninklijk priesterdom. Lees Openbaring 21:9-12. Daar vindt u dat de vrouw van het Lam twaalf-stammige Israël is. (vers 9) “Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. En zij had een grote en hoge muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op de poorten geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen Israëls”.
Lees de volgende Schriftgedeelten waarin beschreven wordt wie de vrouw van God is. Jesaja 50:1; 54:1-13. En let op de beschrijving van de stenen van Jesaja 54. In Openbaring 21 vindt u deze zelfde stenen terug. Jeremia 3:6-12; Jeremia 51:5; Hosea 2:15,18-22; Ezechiël 16:8-32.
Als u over Gods volk leest in Ezechiël 16 ziet u dat ze in vers 3 worden vergeleken met Kanaänieten en andere volken. Lees ook Ezechiël 23, dat geheel gaat over de vrouw van God en haar twee dochters, Israël en Juda. Israël en Juda zijn ook twee zusters, zoals we in 2 Johannes vers 13 gelezen hebben. We mogen nooit vergeten: God beloofde herstel aan Zijn vrouw en Hij zelf bewaart haar heil vanuit de hemel.
Paulus zegt in 2 Korintiërs 1:20:“Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; – daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons.”
Daarom zegt Paulus ook:
Filippenzen 3:20-21:“Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen”.
Zo worden Gods beloften aan Zijn volk volkomen vervuld en bereiken zij het uiteindelijke doel dat God voor ogen heeft gehad toen hij hen schiep. God zelf zal het in hen bewerken.
Ook Jakobus richt zijn brief aan het volk van God, dat in de verstrooiing is.
Jakobus 1:1:“Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing.”
En dit zijn de letterlijke twaalf stammen, afstammend van Jakob. En niet een geestelijk Israël zoals de kerken leren.
God heeft geen nieuw Israël genomen, schepselen uit alle rassen en volken. U vindt dit nergens in de Bijbel. Juist de Bijbel moet onze maatstaf en norm zijn.
De Hebreeën brief in zijn geheel is aan Israël gericht. De schrijver verhaalt hoe de tabernakel onder het Oude Verbond functioneerde en beschrijft zijn doel. Door de tabernakeldienst, de offerande en priesterambten heeft God zijn volk voorbereid om het zoenoffer van Zijn Zoon en Diens hogepriesterschap te kunnen begrijpen en aanvaarden. Het is zeer duidelijk, dat de Hebreeën brief aan mensen gericht is die kennis hadden van het Oude Verbond. Ook hier zien we dus dat we het Nieuwe Testament niet is los te maken van het Oude Testament. Dat Paulus elk woord letterlijk bedoeld heeft toen hij aan Timotheüs schreef:
2 Timotheüs 3:14-17:“Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, welbewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.”
Paulus vertelt aan Timotheüs dat hij het Oude Testament moet kennen en moet gebruiken om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden tot gerechtigheid.
2 Timotheüs 4:2-4:“Verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting. Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren”.
Paulus sprak alleen vanuit de boeken van Mozes en de profeten; het volledige Oude Testament. Hij had geen andere geschriften. Zie 2 Timotheüs 3:14-17.
U kunt zien dat de Apostelen de opdracht van Jezus letterlijk hebben uitgevoerd.
Mattheüs 10:5-6:“Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het Huis Israëls.”
Vers 23:“Wanneer men u vervolgt in deze stad, vlucht naar de andere; want voorwaar, Ik zeg u, gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt.”
De apostelen zijn aan Israël in de vreemde het goede nieuws gaan vertellen, dat God de beloften aan hun vaderen door de mond van de profeten heeft waargemaakt. Dat hun Verlosser gekomen is en dat zij nu kunnen terugkeren naar God hun Vader. Zij verkondigden Jezus uit Israël voor Israël, zoals Mozes voorzegde.
Deuteronomium 18:15:“Eén profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de Here, uw God, u verwekken; naar Hem zult gij luisteren.”
Lees nu 1 Korintiërs 15:1-2:“Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zo vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn.”
Welk evangelie – welke Jezus
Wat was nu het evangelie van Paulus? Dat God de beloften aan Zijn Volk gegeven, heeft waargemaakt in Christus Jezus. Hij heeft voor hun zonden de volle prijs betaald. En daarom kunnen zij terugkeren naar hun Vader, zoals Paulus beschrijft in 1 Korintiërs 10:14-15. Dit was het fundament waarop Paulus heeft gebouwd namelijk de geschriften van Israël. Zijn evangelie was het brengen van de blijde boodschap van verlossing, zoals beschreven door Jesaja:
Jesaja 52:7:“Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning”.
Nu de vraag aan u en mij: Welke Jezus hebben wij aangenomen? Welk evangelie hebben wij voor waar aangenomen? In welke Jezus geloven wij?
In de Jezus die door de profeten is voorzegd en door de apostelen is uitgedragen? Jezus, uit Israël geboren om Zijn Volk van hun zonden te verlossen? Of geloven we in een algemene en dan liefst in een identiteitsloze Jezus, die voor allen is gestorven; die alle vorige grenzen uitwist en alle mensen gelijkstelt als broeders in Hem; een Jezus, zacht, genadig en vol ontferming? Maar het Oude Testament met het volk van Gods liefde, Israël, en de volken van Gods toorn kunnen we dan opheffen en geloven dat Hij op een wolk zal komen om alle gelovigen samen mee naar de hemel te nemen.
Maar wist u dat Jezus zal komen met vuur en vlammen en met grote toorn? Dat Hij komt om die volken te oordelen die in de laatste der dagen tegen Zijn volk Israël zijn opgetrokken om het te vernietigen? Dat die volken proberen Zijn volk Israël uit te wissen met allerhande sluwe streken zoals vermenging en dienst aan vreemde goden?
Het staat beschreven in Psalm 2:1-3:“Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde.(Israël-Christenen) Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen.”
Psalm 83:4:“Zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw beschermelingen. Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht.”
Al deze gebeurtenissen, deze benauwdheden, zullen dienen om Israël weer naar haar God terug te doen keren. In die tijd zal Israël haar identiteit herontdekken, inzien dat zij het verbondsvolk is; waarop zij zich met hart en ziel zal bekeren en met berouw en geween zal terugkeren tot God. Hij zal haar weder aannemen als Zijn wettige vrouw. Dan zal Hij diegenen straffen die hun medewerking hebben verleend in de pogingen Zijn uitverkoren volk (vrouw) te vernietigen, op welke wijze dan ook. Zij die zich in dienst van satan hebben gesteld met zekere volharding. En zij die een verdraaid evangelie hebben verkondigd. God zal hen uitroeien.
Lees hierover in de Schriften. Dat zal bij de wederkomst van Christus gebeuren. Jezus Christus is nog steeds bezig met Zijn volk Israël. Hij komt om af te rekenen met Zijn vijanden, want zij waren ook de vijanden van Zijn volk.
Hij komt om Zijn volk te redden en om haar volmaakt te herstellen, zoals Hij dit aanvankelijk heeft bedoeld.
Lees aandachtig biddend en laat Gods Geest u onderwijzen. Ezechiël 38:16,21-23; 39:17-29; Jeremia 30:7-11; 50:7; 23:3-8; Jesaja 65:17-25; Joël 3:9-21; Habakuk 3:3-16; Zefanja 1:14-18; 3:13-20; Zacharia 8:2-3,7-8; en vergelijk vers 3 met Jesaja 62:1-7. Daniël 2:44; 7:13-14,18,22,27.
God zegt dat door de mond van twee of drie getuigen het woord vaststaat. De profeten hebben veel meer dan twee of drie getuigen gegeven. God heeft door de eerste komst van Zijn Zoon voldoende getuigenis afgelegd. Elke letter is aan Hem vervuld, zoals het is beschreven, zelfs de verdeling van Zijn kleding en de twee misdadigers aan weerszijden van het kruis; Zijn graf bij de rijken, alles is tot op de letter nauwkeurig vervuld.
Hoe komt het dan dat wij de woorden van de profeten aangaande Zijn tweede komst minachten of er onze eigen interpretatie aan geven? God bedoelt wat Hij zegt en zegt wat Hij bedoelt. Wij moeten de Schriften kennen, zodat wij het evangelie waarin wij geloven en Jezus, die wij kennen en dienen, kunnen toetsen. Niet een Jezus die Zijn volk Israël omgeruild heeft voor een nieuw geestelijk Israël, bij elkaar geraapt uit de gelovigen van alle volken en die nu al fungeert als Koning van ons hart. Maar een Jezus die zal zitten op de nu nog bestaande troon van David en over Davids volk zal regeren, want dat is wat de Schrift zegt. Die Jezus van de Schrift zal Koning zijn over het letterlijke geslacht van Jakob. Dit is de Jezus die wij moeten verwachten.
Lees voor u zelf eens aandachtig Lucas 1:31-34. Hier kunt u lezen wat al is vervuld en wat nog moet worden vervuld.
Lucas 1:31-34:“En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen”.
Wij moeten nu zeker weten welk evangelie wij ons eigen moeten maken en wat wij verkondigen, voordat de grote en doorluchtige dag van de Here komt, want als wij niet in de waarheid zijn, zullen wij horen:
“Ga weg, Ik heb u nooit gekend, gij werkers der wetteloosheid”. Alleen met kennis van de Schrift zullen wij kunnen onderscheiden, zodat wij niet misleid en bedrogen kunnen worden. Moge de God van Israël elk van ons de genade geven Zijn Woord te verstaan.
G. J. van Loon
“Ekklesia” Evangeliegroep – Holland
Evangelist voor het Verborgen Huis van Israël
Veel mensen struikelen af en toe over de waarheid, maar de meesten krabbelen snel weer overeind en gaan verder alsof er niets is gebeurd.
Spreuken 15:31
“Het oor, dat luistert naar de terechtwijzing die ten leven is, zal vertoeven te midden der wijzen.”