Door Sheldon Emry
Ik wil drie onderwerpen bespreken die, naar ik hoop, voor de meesten van jullie interessant zijn: de antichristen, de christenen en de grote verdrukking. Ik vermoed dat je al heel wat preken over deze thema’s hebt gehoord – maar luister gerust naar nog eentje, want we gaan vandaag proberen iets te vinden in het Woord van God over deze onderwerpen waar tegenwoordig zo veel over gesproken wordt.
Allereerst de antichrist. En wanneer ik dat woord uitspreek, wil ik nadrukkelijk wijzen op de s aan het einde ervan. In de Bijbel wordt het woord namelijk slechts vijf keer genoemd, en altijd in het meervoud. Toch wordt het in prediking honderdduizenden keren genoemd, maar zelden in het meervoud. Die laatste letter lijkt men er telkens af te knippen. Maar als je even kijkt in de eerste brief van Johannes, hoofdstuk 2, dan lezen we een paar verzen – niet allemaal, misschien ken je ze al – om te zien wat Johannes hierover lang geleden schreef.
Vanaf vers 15 spreekt Johannes de gelovigen toe:
“Heb de wereld niet lief, noch wat in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem.”
Hij maakt dus duidelijk dat de dingen van de wereld – de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven – niet van de Vader zijn, maar van de wereld. En deze wereld met haar begeerten gaat voorbij, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.
Voordat hij iets zegt over de antichristen, laat Johannes zijn lezers eerst begrijpen dat het eeuwige, dat wat blijft, niet uit deze wereld komt. Gods Woord, Zijn eigenschappen, Zijn liefde – dat alles blijft voor eeuwig, ongeacht wat er met de wereld gebeurt.
Dan schrijft Johannes:
“Kinderen, het is de laatste ure. Gij hebt gehoord dat de antichrist komt; maar nu zijn er vele antichristen opgestaan; daaraan weten wij dat het de laatste ure is.”
Hij zegt dus niet alleen: jullie hebben gehoord dat de antichrist zou komen – maar ook: nu zijn er al velen. En dan komt er iets wat vaak over het hoofd wordt gezien:
“Zij zijn uit ons midden voortgekomen, maar zij behoorden niet tot ons; want indien zij tot ons hadden behoord, zouden zij bij ons gebleven zijn.” (1 Johannes 2:19)
Drie of vier keer benadrukt hij: deze antichristen waren onder ons. Ze maakten deel uit van de gemeenschap van gelovigen, en gingen er vervolgens uit – zodat het duidelijk werd dat ze er in wezen niet bij hoorden.
Ook in de tweede brief van Johannes, vers 7, staat:
“Want vele verleiders zijn uitgegaan in de wereld, die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Dat is de verleider en de antichrist.”
Let op: wéér gaat het over velen. Hij spreekt niet over één persoon, maar over velen die samen als antichristen worden aangemerkt.
Dan waarschuwt hij:
“Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt – de leer van Christus – ontvangt hem niet in uw huis, en heet hem niet welkom.”
Met andere woorden: het gaat niet alleen om het belijden van Christus, maar om het houden van Zijn leer. Je kunt niet eenvoudigweg zeggen: “Ik ben een volgeling van Jezus” en daarmee christen zijn. Je moet vasthouden aan de leer van Christus – en die omvat bij mij in de Bijbel wel 1075 pagina’s. Johannes waarschuwt zijn lezers dus voor mensen die wél de naam van Christus gebruiken, maar níet zijn leer volgen.
Wat deze antichristen ook zijn – ze moeten in elk geval voldoen aan de twee kenmerken die Johannes noemt:
Ze erkennen niet dat Jezus Christus in het vlees is gekomen.
Ze zijn uit ons midden voortgekomen, maar hoorden er in werkelijkheid niet bij.
Dat betekent dat deze antichristen verbonden waren met de eerste gelovigen. Ze stonden dichtbij het geloof in Christus, maar keerden zich er vanaf. Dat is belangrijk, want wij denken vaak dat de grote, heidense massa’s de antichrist vormen – en tot op zekere hoogte is dat zo, want ze volgen heidense religies. Maar ze passen niet bij de definitie die Johannes geeft: de antichrist misleidt.
En wij, als christelijke volken – de Angelsaksische naties – worden niet misleid door verre heidense religies. Wij worden misleid door mensen die zeggen dat ze christen zijn, die lijken op ons, die onze taal spreken, maar die valse leer onderwijzen. Dát is waar Johannes voor waarschuwt. Ze waren ooit bij ons, verbonden met ons volk, maar keerden zich af.
Paulus schrijft hierover in 2 Thessalonicenzen 2. Daar gaat het over de zogeheten “mens der zonde”. Deze tekst is honderden jaren lang uitgelegd als zijnde één persoon. Maar Paulus zegt:
“Laat niemand u misleiden, want die dag (van Christus) komt niet tenzij eerst de afval komt en de mens der zonde geopenbaard wordt.”
Die mens der zonde verheft zich boven alles wat God genoemd wordt. Hij zetelt in de tempel van God, en laat zich als God vereren. Maar, zegt Paulus, dit gebeurt pas wanneer degene die het tegenhoudt (die ‘letteth’) uit de weg is geruimd. En dan:
“Dan zal de goddeloze geopenbaard worden, die de Here zal verteren met de adem van Zijn mond en vernietigen door de verschijning van Zijn komst.”
Maar let op wat er daarna staat:
“…in hen die verloren gaan.”
De “mens der zonde” openbaart zich dus in mensen – in velen – die de waarheid niet liefhebben. Zij ontvangen van God een sterke dwaling, zodat zij een leugen geloven. En dat is cruciaal: het is niet jouw taak om iemand te overtuigen die de waarheid niet liefheeft. Als iemand de waarheid niet wil, dan zal God hem overgeven aan die dwaling. En jij hebt niet de kracht om dat te doorbreken.
Dat wil ik gezegd hebben, omdat ik niet wil dat jullie ontmoedigd raken als je iemand niet kunt overtuigen. God heeft jou geroepen om te getuigen – niet om mensen te veranderen. Soms spreek je met iemand jarenlang, geef je hem boekjes, tractaten, verwijzingen, en er gebeurt niets. En dan denk je: “Wat doe ik verkeerd?”
Maar dan lees je in je Bijbel: als iemand de waarheid niet liefheeft, zal God hem niet overtuigen. In plaats daarvan stuurt Hij een dwaling. Maar soms geef je iemand één traktaat, en binnen een paar dagen zegt die persoon: “Ik geloof het.” Waarom? Omdat die persoon wél een hart had dat openstond voor de waarheid. En dan gebruikt God jou als instrument.
Daarom: wees niet ontmoedigd. Getuig. Bemin de waarheid. Houd vol.
Zoals Paulus het uitlegt, voltrekt de “mens der zonde” zijn werk in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet hebben ontvangen. En daarom, zegt Paulus, zendt God hun een sterke dwaling, zodat zij een leugen geloven. Hij zegt niet dat satan hen misleidt – hij zegt dat God hen die dwaling stuurt, als oordeel over hun hart dat de waarheid niet wilde ontvangen.
Dat is een bittere pil voor veel gelovigen. Want wat is één van de grootste worstelingen onder christenen die de identiteit van het Huis van Israël kennen, en de boodschap van het Koninkrijk begrijpen? Juist: ontmoediging, omdat ze hun vrienden, familieleden, kinderen of buren niet kunnen overtuigen. Je doet alles: je praat met ze, je bidt voor ze, je geeft ze traktaatjes, boekjes, links naar preken – en niets lijkt door te dringen. Dan begin je jezelf te beschuldigen: “Ik ben vast geen goede getuige.”
Maar Paulus – en ook Johannes – zeggen: sommige mensen wíllen de waarheid niet. En daarom laat God hen in die leugen. En broeder, zuster, ze blijven daar ook in, ongeacht wat jij doet.
Toch heb je vast ook dit meegemaakt: je geeft iemand een folder of een traktaat, en een paar dagen later komt hij terug: “Dat heeft me geraakt. Ik ben in mijn Bijbel gaan lezen. Ik geloof het.” Waarom? Omdat die persoon de waarheid liefhad. God gebruikte jou als instrument – en dat is genoeg reden om dóór te gaan met getuigen, zonder ontmoediging.
Maar waarom raken we zo vaak in verwarring over wie de antichrist is? Omdat mensen denken dat het om één persoon gaat. Eén “beest” dat opstaat in de toekomst. Maar Paulus zegt: de mens der zonde is werkzaam in velen. En Johannes zegt: er zijn vele antichristen. En weet je wat nog misleidender is? Ze lijken vaak sprekend op ons. Ze spreken als wij. Ze komen in de naam van Christus. Ze hebben blauwe ogen, blond haar. Ze lijken zelfs familie. En dus denken we: “Hij moet wel een afstammeling van Israël zijn, ik krijg hem wel overtuigd.” Maar God zegt: “Nee. Hij heeft de liefde voor de waarheid niet – en daarom zend Ik hem een dwaling.”
Johannes zei het ook al: ze waren onder ons, maar gingen van ons uit. En dat deden ze omdat ze de waarheid niet konden verdragen. En God liet ze los, om de dwaling te volgen die ze zelf kozen.
Gedurende de laatste 300 à 400 jaar hebben mensen geprobeerd de antichrist aan te wijzen. Soms als politieke figuren, soms als religieuze leiders. Vandaag de dag krijg ik nog steeds boekjes waarin staat dat de paus in Rome de antichrist is – en dat hij telkens wordt vervangen door een nieuwe paus. Maar dat helpt ons niet verder wanneer we mensen ontmoeten die duidelijk onder een sterke dwaling leven, maar die helemaal niets met de katholieke kerk te maken hebben.
Er zijn mensen die de paus met afschuw verwerpen, en toch niets willen weten van het Koninkrijk van God op aarde. Dan kun je niet volhouden dat alleen de paus de antichrist is. Er moet dus iemand anders zijn – of beter gezegd: velen anderen – die die rol vervullen. En die zijn niet allemaal wereldleiders in verre landen.
Sta me toe een paar vragen te stellen. Stel dat jij nog steeds gelooft dat de antichrist iets is voor in de toekomst. En stel dat je inmiddels begrijpt dat antichristen mensen zijn die de leer van Christus verwerpen, die zich laten gebruiken door de boze omdat ze de waarheid niet willen. Overweeg dan het volgende:
Denk je dat de president van de Verenigde Staten een ware christen is? En de vicepresident? Of de minister van Buitenlandse Zaken? Ken jij iemand in het kabinet van de VS die werkelijk een wedergeboren christen is, die belijdt dat Jezus in het vlees is gekomen, en die de leer van Christus volgt?
Hoe zit het met de leiders van de Senaat, het Huis van Afgevaardigden, of de generaals van het leger? Zeg jij: “Ja, die passen allemaal binnen het profiel van een toegewijd christen”? Of zie je eerder dat ze passen bij de beschrijving die Johannes en Paulus geven van antichristen: mensen die niet de leer van Christus volgen, die het volk misleiden met valse beloften en wetteloosheid?
Voor mij is het antwoord helder: Amerika wordt niet geregeerd door christenen – maar door antichristen. En als Amerika, dat wij beschouwen als de machtigste en meest ‘christelijke’ natie op aarde, al geregeerd wordt door antichristen… wat zegt dat dan over de rest van de wereld?
We zien het gebeuren. Telkens wanneer een leider opstaat die iets doet wat tegen het belang van de antichristelijke wereldorde ingaat – noem het wereldcommunisme, globalisme, of hoe je wilt – dan keert de hele wereld zich tegen hem. Denk aan China onder Chiang Kai-shek in de jaren 40. Denk aan Katanga in de jaren 60. Aan Rhodesië. Of aan Biafra, waar christelijke zwarte Afrikanen probeerden een eigen natie te stichten met hun eigen leiders – en de hele wereld keerde zich tegen hen.
Voor mij is dat het bewijs: de wereld wordt nu al geregeerd door antichristen. Niet in de toekomst – maar vandaag.
Ik schreef enige tijd geleden een brief aan een predikant die op de radio een reeks uitzendingen hield over de opname van de gemeente, gevolgd door een zevenjarige regering van de antichrist. Je kent dat type onderwijs vast wel: de kerk verdwijnt plotseling van de aarde, de antichrist komt aan de macht, en pas daarna begint de Grote Verdrukking.
In mijn brief zette ik uiteen wat ik ook hier al heb verteld: dat de wereld vandaag al geregeerd wordt door antichristen; dat we dagelijks zien hoe ware christenen worden vervolgd; en dat, naar schatting, wel 100 tot 150 miljoen christenen zijn gemarteld of vermoord in de afgelopen vijftig jaar. Ik vroeg hem: Heb je ooit overwogen dat we nu al in de Grote Verdrukking leven? Dat de antichrist nu al regeert?
Ik schreef twee volle pagina’s. Zijn antwoord? Slechts één zin:
“De Grote Verdrukking is nog niet begonnen, want de kerk is nog steeds hier.”
Voor hem is het dus vanzelfsprekend: zolang hij en zijn medegelovigen er nog zijn, kan er geen sprake zijn van verdrukking. En dat schreef hij, nota bene, tijdens de gruwelijke beproevingen van zwarte christenen in Biafra, Afrika – waar naar schatting een miljoen mensen stierven door oorlog en hongersnood in slechts 24 maanden.
Maar deze man zei: “Nee, dit is niet de verdrukking. De kerk is nog op aarde.” Zulke mensen zijn zo diep misleid door een valse leer over een opname vóór de verdrukking, dat ze voor geen enkele andere waarheid meer openstaan. Hun hele blik is gericht op dat ene punt.
Maar laten we eens kijken naar wat Jezus Zelf zegt in Markus 13.
Vers 3: Jezus zit op de Olijfberg tegenover de tempel. Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas komen naar Hem toe en vragen:
“Wanneer zullen deze dingen gebeuren, en wat zal het teken zijn wanneer dit alles in vervulling gaat?”
Jezus antwoordt niet meteen met een concreet tijdstip. Nee, het eerste wat Hij zegt is:
“Pas op dat niemand u misleidt.”
Dat is Zijn eerste waarschuwing. Niet “let op het beest” of “let op het getal 666”, maar: Pas op voor misleiding.
Want, zegt Hij:
“Velen zullen komen in mijn naam, en zeggen: Ik ben de Christus – en zij zullen velen misleiden.”
Dat betekent niet dat zij zullen beweren zélf Christus te zijn, maar eerder dat zij Jezus erkénnen als Christus en vervolgens valse leer brengen. En velen zullen hen volgen.
Dan zegt Hij:
“Wanneer gij hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen, wordt dan niet verschrikt; want het moet gebeuren, maar het einde is nog niet.”
Want:
“Volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk; er zullen aardbevingen zijn op verschillende plaatsen, er zullen hongersnoden zijn – dit is het begin van de weeën.”
Sommige Bijbels noemen dat “barensweeën” – en terecht. Het is dezelfde Griekse term. Er gaat iets geboren worden. Dit zijn geen tekenen van een plotselinge opname, maar tekenen van het begin van een groot proces.
En dan waarschuwt Hij opnieuw:
“Maar wees op uw hoede. Men zal u overleveren aan gerechtshoven, u zult in de synagogen gegeseld worden, en voor bestuurders en koningen worden geleid omwille van Mij, tot een getuigenis voor hen.”
Tot wie spreekt Jezus hier? Tot gelovigen, tot discipelen, tot degenen die Zijn naam belijden. Hij zegt dus niet: “Maak je geen zorgen, jullie zullen worden opgenomen.” Nee, Hij zegt:
“Ze zullen jullie uitleveren, jullie slaan, jullie voor de rechtbank slepen.”
En ondertussen, zegt Hij:
“Het evangelie moet eerst gepredikt worden onder alle volken.”
Net zoals Hij het ook in Mattheüs 24:14 zegt:
“Dit evangelie van het Koninkrijk zal gepredikt worden in de hele wereld, tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen.”
Daarom weten wij: tijdens deze periode van verdrukking, zal het evangelie van het Koninkrijk worden gepredikt. Niet een gladde, oppervlakkige boodschap, maar het ware evangelie dat het Koninkrijk van God op aarde herstelt.
En dan vervolgt Jezus in Markus 13:
“Wanneer zij u dan zullen uitleveren, maakt u geen zorgen over wat u zult zeggen. Want wat u op dat moment ingegeven wordt, dat spreekt u; want het is niet u die spreekt, maar de Heilige Geest.”
Wat volgt is een huiveringwekkende realiteit:
“De ene broer zal de andere overleveren tot de dood, en de vader het kind; kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen laten doden.”
Denk daar eens over na. Wat is verdrukking? Wat is terreur? Wat is angst?
Niet wanneer de vijand honderd kilometer verderop zit. Niet wanneer je wordt aangevallen door soldaten met wapens. Maar wanneer je eigen zoon, dochter, broer of vader je verraadt – dán leef je in ware angst. Dát is verdrukking. Dat is de duisternis waar Jezus over spreekt.
En Hij zegt:
“Gij zult door allen gehaat worden om Mijn Naam.”
Let goed op: dat kan alleen gezegd worden van gelovigen, van christenen. Je kunt niet gehaat worden om de naam van Christus als je geen volgeling van Hem bent.
Die dominee die mij schreef dat de verdrukking nog niet begonnen is omdat “de kerk er nog is”, heeft kennelijk niet begrepen dat juist de kerk door die verdrukking heen moet. Want alleen gelovigen kunnen gehaat worden omwille van Zijn naam.
En dan zegt Jezus:
“Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.”
Voordat ik afrond, wil ik nog een stukje voorlezen uit de christelijke geschiedenis van de Amerikaanse grondwet – iets om over na te denken, vooral als het gaat om de vruchten van verschillend soort prediking.
In 1783, vlak na het einde van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, hield ds. Ezra Stiles, president van Yale College, een preek voor de nieuwe staat Connecticut. Hij sprak daar niet tot een zondagsschoolklas, maar tot politieke en civiele leiders – en wel vanuit de Bijbel.
Hij koos een tekst als uitgangspunt en zei:
“Ik heb deze tekst slechts genomen als inleiding tot een overdenking over het politieke welzijn van Gods Amerikaans Israël, en als profetisch vooruitzicht op de toekomstige voorspoed en luister van de Verenigde Staten.”
Hij ging vervolgens enkele pagina’s lang door over hoe God Zelf had ingegrepen in de Amerikaanse revolutie en deze nieuwe natie had gevestigd. En later zei hij:
“Als dit inderdaad waarheid blijkt te worden, hoe toepasselijk zou dan deze tekst zijn: Wanneer de HEERE Zijn Amerikaans Israël verheven zal hebben boven alle volken die Hij gemaakt heeft – in aantal, in roem, in naam en in eer.”
Bedenk: dit werd gezegd in 1783.
Later in diezelfde preek bad hij om vrede. Midden in zijn betoog riep hij:
“Laat er een rustige periode komen voor het ongehinderd tot stand brengen van de ‘magnalia Dei’ – de grote daden van Gods morele bestuur, die van eeuwigheid zijn bestemd om op deze uiteinden der aarde zichtbaar te worden.”
En vraag jezelf nu dit af: was deze predikant daar aan het zeggen: “Wees braaf, en wacht tot Christus jullie komt ophalen in een opname, waarna de antichrist de aarde mag overnemen”?
Nee. Helemaal niet.
Hij verkondigde dat God met Zijn volk werkt, dat Hij hen heeft gezegend, hen heeft verlost uit de handen van Europese onderdrukking, opdat Hij Zijn grootse heerschappij zichtbaar zou maken hier op aarde. Dat was het evangelie van het Koninkrijk. Dat was het geloof dat deze mensen hadden.
Twee dames die boeken schreven over deze geschiedenis waren nog niet zo lang geleden bij mij thuis, in Phoenix. Ze belden op en vroegen of ze langs mochten komen. Mijn vrouw en ik spraken een uur of anderhalf met hen. Ze vertelde mij dat ze hun boeken – over de christelijke wortels van de Amerikaanse grondwet – in zoveel mogelijk christelijke dagscholen en zondagsscholen proberen te krijgen.
En weet je wat ze zeiden? De grootste struikelblok voor mensen om deze geschiedenis te lezen is de houding van de kerken zelf.
De meeste kerken zijn tegenwoordig maar met twee dingen bezig:
Wat er gebeurt met de Joden in Palestina.
De opname
De grootste dwaling die over ons volk is gekomen, is dat men gelooft dat de Joden Israël zijn – en dat wij hier maar moeten wachten op de opname vóór de Grote Verdrukking.
Maar broeder, zuster, mijn Bijbel zegt iets anders. En laat ik dit hele onderwerp afsluiten met die gedachte – zodat jij en ik begrijpen waar onze roeping werkelijk ligt:
Wij zijn geroepen om de waarheid van het evangelie van het Koninkrijk te prediken – aan hen die de waarheid liefhebben. Niet aan iedereen. Niet aan de massa. Maar aan hen die willen luisteren.
En als mensen je afwijzen, wees dan niet ontmoedigd. Wees in plaats daarvan dankbaar voor elke ziel die wél wordt geopend voor deze waarheid.
De blijde boodschap is namelijk dat de dagen van verdrukking bijna voorbij zijn. Niet iets wat ons nog ver in de toekomst te wachten staat – nee, we zitten er middenin, en dat misschien al eeuwenlang. Over de duur zijn mensen het oneens, maar dat het gaande is, staat buiten kijf.
En God, zo zegt Paulus, zal de mens der zonde openbaren, die zijn werk doet in hen die de waarheid niet liefhebben. En God zal hun een sterke dwaling zenden, zodat zij een leugen geloven.
Stel je eens voor dat de mensen in de kolonietijd de leugen hadden geloofd. Dan was Amerika nooit ontstaan. Dan zaten ze nog steeds in Engeland of Holland te wachten op de opname vóór de Grote Verdrukking. Maar zij geloofden dat God Zijn Koninkrijk zou vestigen onder Zijn volk, aan de uiteinden der aarde. En daarom kwamen ze. Daarom bouwden ze. Daarom werkten ze. Daarom getuigden ze.
En zo moeten wij vandaag ook leven.
Dus, broeder, zuster, wanneer jij het Woord van God deelt met anderen, en je denkt: “Ik zeg het vast niet goed. Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen. Ik krijg ze niet overtuigd… Wat doe ik verkeerd?” – stop dan even.
Herinner jezelf eraan dat jouw getuigenis, jouw gehoorzaamheid, jouw trouw aan het evangelie van het Koninkrijk, voldoende is. En God zal Zelf zorgen voor wie de waarheid zal verstaan – of niet.
Als Hij hen een sterke dwaling zendt zodat ze het rijk van de antichrist niet eens kunnen herkennen, dan ligt dat buiten jouw macht. Maar jij kunt de HEERE danken – dat de dag van de antichrist bijna ten einde is.
En weet je waarom?
Omdat het aantal mensen dat weigert het evangelie van het Koninkrijk te geloven zélf het bewijs is dat de antichrist nog regeert. En hun weigering is tegelijk het teken dat het einde nabij is.
Wanneer gij al deze dingen ziet geschieden… hef uw hoofd omhoog, want uw verlossing is nabij.
Prijs de HEERE. Amen.