Blog

Home / Algemeen / Ging Jezus werkelijk dood?

Ging Jezus werkelijk dood?

Jezus kondigt Zijn dood aan

Mattheüs 20:17-19 “En Jezus, opgaande naar Jeruzalem, nam de twaalf discipelen afzonderlijk op de weg en zeide tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen. En zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten, te geselen en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weder opstaan.”

De vraag of Jezus Christus werkelijk gestorven is, is geen theoretisch vraagstuk. Het vormt het hart van het evangelie zelf. Er zijn leringen die stellen dat Jezus, als Hij werkelijk God was, niet kon sterven, en dus ook niet werkelijk is gestorven. Anderen menen dat alleen Zijn lichaam gestorven is en dat Zijn geest bleef voortbestaan, actief en bewust. Maar wat zegt de Schrift zelf hierover? We leggen alle menselijke redeneringen terzijde en laten het Woord van God spreken, begin makend bij Jezus’ eigen woorden.

Zijn eerste heldere aankondiging van Zijn naderende dood vinden we in Mattheüs 20. Jezus verklaart daar dat Hij overgeleverd zal worden aan de overpriesters en schriftgeleerden, dat zij Hem ter dood zullen veroordelen, en dat Hij aan de heidenen overgeleverd zal worden om bespot, gegeseld en gekruisigd te worden. Daarbij voegt Hij dat Hij op de derde dag zal opstaan. Dit is geen gelijkenis of symboliek — het is een duidelijke profetie van wat Hem te wachten stond.

De volgende expliciete vermelding vinden we in Mattheüs 26, tijdens het Laatste Avondmaal.

Mattheüs 26:30-32 “En als zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar de Olijfberg. Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen geërgerd worden aan Mij in deze nacht, want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan in Galiléa.”

We weten uit andere passages in het Nieuwe Testament dat de discipelen Jezus’ onderwijs over de opstanding vaak niet goed begrepen. Maar zij begrepen wél dat Hij sprak over Zijn dood. Petrus’ reactie laat dit zien.

Mattheüs 26:33-35 “Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al werden zij allen geërgerd aan U, ik zal nooit geërgerd worden. Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in deze nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen. Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven, ik zal U geenszins verloochenen. Desgelijks zeiden ook al de discipelen.”

Hieruit blijkt duidelijk dat de discipelen begrepen dat Jezus sprak over Zijn dood. Of zij werkelijk geloofden in een opstanding, is op dat moment onzeker. Maar dat Hij zou sterven — dat wisten zij. Hun antwoord bevestigt het: zelfs al moeten wij met U sterven, wij zullen U niet verloochenen.

De uitvoering van deze aankondigingen vinden we in het verslag van de kruisiging.

Mattheüs 27:50, 57-60 “Jezus nu, wederom met een grote stem roepende, gaf den geest. […] En des avonds kwam een rijk man van Arimathea, met name Jozef, die ook zelf een discipel van Jezus was. Deze ging tot Pilatus en begeerde het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus dat het lichaam zou worden afgeleverd. En Jozef, het lichaam nemende, wond het in zuiver fijn lijnwaad; en legde het in zijn nieuw graf, dat hij in den steen gehouwen had; en hij wentelde een grote steen voor de deur van het graf en ging weg.”

Let op hoe het woord “lichaam” driemaal wordt gebruikt in dit gedeelte. Wat van het kruis werd genomen was geen visioen of geestverschijning. Het was een dode, menselijke gestalte, gewikkeld in linnen en begraven in een rotsgraf. Jozef van Arimathea geloofde dat Jezus gestorven was — anders had hij Hem niet in het graf gelegd en verzegeld met een steen.

De verklaring van de engel na de opstanding is ook onmiskenbaar.

Mattheüs 28:6-7 “Hij is hier niet, want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft. En gaat haastig heen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden.”

Tot op dit punt is de boodschap van de Schrift eenvoudig en duidelijk: Jezus is werkelijk gestorven. Er is geen ruimte voor een symbolische dood, geen ruimte voor een tijdelijke uittreding van de ziel die verder ging zonder dat het lichaam werkelijk stierf. Alles getuigt van een werkelijke, lichamelijke dood, gevolgd door een werkelijke opstanding. En dat vormt de onwrikbare hoeksteen van het evangelie van Christus.

Wat gebeurde er na Zijn dood?

1 Petrus 3:18-20 “Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Hij is wel gedood naar het vlees, maar levend gemaakt naar den Geest; door Welken Hij ook, hen die in den gevangenis waren, gepredikt heeft; die eertijds ongehoorzaam geweest zijn, als de lankmoedigheid Gods eens verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd, waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water.”

Direct na de opstanding ontstonden er verschillende leerstellingen over wat Jezus precies deed tussen Zijn sterven en Zijn opstanding. Sommige mensen leerden — en doen dat nog steeds — dat Jezus Zijn lichaam verliet en als geest afdaalde in een plaats die zij Hades noemen, om daar te prediken tot geesten die opgesloten zaten. Zij combineren dit met een passage uit Efeze 4, en concluderen dat Jezus als geest afdaalde in de diepte der aarde, gevangenen bevrijdde en daarna opvoer naar de hemel.

Efeziërs 4:8-10 “Daarom zegt Hij: Als Hij is opgevaren in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft de mensen gaven gegeven. […] Nu dat Hij is opgevaren, wat is het dan dat Hij ook eerst is nedergedaald in de nederste delen der aarde? Die nedergedaald is, is Dezelve ook Die opgevaren is verre boven alle hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou.”

Volgens deze leer ging Jezus dus eerst naar beneden om een bepaalde groep zielen te bevrijden die daar zouden verblijven sinds de tijd van het Oude Testament. Pas daarna — zo zegt men — zijn zij meegenomen naar de hemel. Deze prediking is wijdverbreid binnen veel fundamentalistische kerken.

Maar als die uitleg waar is, dan rijst er een ernstig probleem: dan stierf Jezus niet werkelijk. Dan liet Hij slechts Zijn lichaam achter, daalde af, deed verschillende geestelijke activiteiten, en keerde later terug naar Zijn lichaam. Dan was Hij dus feitelijk levend en actief gedurende de drie dagen dat Zijn lichaam in het graf lag. En als Hij niet werkelijk gestorven is, dan komt dat in strijd met talloze Schriftplaatsen, zoals Hebreeën 9.

Hebreeën 9:11-12, 15-17 “Maar Christus, gekomen zijnde een Hogepriester der toekomende goederen, is door den meerderderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit gebouw; en niet door het bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. […] En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde tot verzoening der overtredingen die onder het Eerste Testament waren, degenen die geroepen zijn de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden. Want waar een testament is, daar is het noodzaak dat de dood des testamentmakers tussenkome. Want een testament is vast in de doden; anders heeft het geen kracht, wanneer de testamentmaker leeft.”

Het Nieuwe Verbond treedt dus pas in werking door de dood van Degene Die het gaf — Jezus Christus. Als Hij niet werkelijk stierf, dan zou het testament — het verbond — krachteloos zijn gebleven, net zoals een testament in het dagelijks leven niets betekent zolang de erflater nog leeft. De dood van Christus was absoluut noodzakelijk, niet alleen symbolisch, maar letterlijk en volledig. Anders zou er geen vergeving, geen erfdeel en geen verlossing kunnen zijn.

Maar zelfs al zou iemand stellen dat Jezus “wel even gestorven is”, dan komt men alsnog in de knoop. Want als men zegt dat Hij slechts een moment stierf aan het kruis, om daarna als geest te reizen en prediken, dan was Hij feitelijk niet dood gedurende die drie dagen. Dan zouden we weer terug zijn bij het begin: een leeg lichaam, maar een levende Christus die zich als onsterfelijk wezen bezighoudt met allerlei taken, zonder dat Zijn dood volledig werkelijk was.

Laten we dus nog eens terugkeren naar 1 Petrus 3. Want ook daar wordt vaak misbegrepen wat er werkelijk staat.

1 Petrus 3:19 “Door Welken Hij ook, hen die in den gevangenis waren, gepredikt heeft.”

In de grondtekst van het Grieks ontbreken de woorden “Hij ging”. Er staat alleen dat Hij “predikte” door de Geest. Er is geen sprake van een daadwerkelijke reis naar een onderwereld. En het voorgaande vers maakt ook duidelijk dat dit verband houdt met Zijn dood en opstanding, niet met iets wat Hij tussendoor actief deed in andere sferen. Het was Zijn opstanding die “predikte” of “verklaarde” aan degenen die gevangen waren. De Griekse term had evengoed met recht kunnen worden vertaald als “verkondigde”. Zijn opstanding zelf was een boodschap — een verkondiging aan de wereld, zowel levend als gestorven, dat Hij de dood overwonnen had.

En dit wordt nog versterkt in de brief die Petrus daarna schreef.

2 Petrus 2:4-5 “Want indien God de engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen in de hel geworpen, met banden der duisternis overgegeven heeft om tot het oordeel bewaard te worden; en den ouden wereld niet gespaard heeft, maar Noach, de achtste, een prediker der gerechtigheid, bewaard heeft, als Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen bracht.”

De “banden der duisternis” betekenen in bijbelse taal niet letterlijk kettingen aan enkels in een onderaards hol. Het is beeldspraak voor de dood. Job beschrijft de dood als een land van duisternis.

Job 10:21-22 “Alvorens dat ik heenga, en ik keer niet weder, naar het land der duisternis en der schaduwe des doods; een land van donkerheid als donkerheid zelf, en van de schaduwe des doods, en zonder ordening, en waar het licht is als donkerheid.”

Job 17:13 “Indien ik de hel tot mijn huis verwacht heb, in de duisternis mijn bed bereid heb.”

Dus de banden der duisternis betekenen eenvoudigweg: de dood houdt hen vast tot de dag van het oordeel. Wat 1 Petrus 3 ons leert, is dat Jezus door Zijn dood en opstanding heeft “verkondigd” aan allen — ook aan de gestorvenen — dat Hij leeft. Niet via een preek in Hades, maar via de triomf van de opstanding. In Gods ogen is dat genoeg. Geen woorden zijn nodig. De opstanding sprak voor zich.

Als iemand dit niet wil aannemen en blijft geloven dat Jezus na Zijn sterven levend bleef en actief was, dan blijft dezelfde vraag overeind: als Jezus niet werkelijk stierf, dan heeft Hij Israël niet verlost, heeft Hij de straf der zonde niet gedragen, en heeft Hij het Nieuwe Verbond niet in werking gesteld. En als Hij niet werkelijk stierf, wat is dan de zin van Zijn opstanding? Want een opstanding zonder dood is geen opstanding. De Schrift leert ons: eerst de dood, dan het leven. Dat geldt voor ieder van ons, en dat gold ook voor Jezus Christus.

Getuigen van Zijn dood

De beschrijving van Jezus’ dood vinden we niet alleen in Mattheüs, maar wordt ook bevestigd door Marcus, Lukas en Johannes — vier getuigen, vier evangeliën, allen eensgezind. In Marcus lezen we hoe, na Jezus’ sterven aan het kruis, Jozef van Arimathea naar Pilatus ging om Zijn lichaam te vragen. Pilatus wilde eerst zeker weten of Jezus al gestorven was en riep een Romeinse centurio op om dat te bevestigen. Die bevestiging kwam, en pas toen gaf Pilatus het lichaam vrij. Het feit dat een Romeinse soldaat onder ede bevestigde dat Jezus dood was, maakt iedere twijfel vanuit menselijk oogpunt onhoudbaar.

Marcus 15:43, 45 “Jozef van Arimathea, een aanzienlijk raadsheer, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte, kwam, en ging met vrijmoedigheid tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. En als hij dat verstond van de hoofdman, schonk hij het lichaam aan Jozef.”

Een officiële Romeinse verklaring van overlijden is voor de wereld misschien de hoogste autoriteit — maar de Schrift gaat verder. In Lukas wordt opnieuw verteld dat de discipelen wisten dat Jezus had gezegd dat Hij zou sterven. En pas na de opstanding opende Jezus hun ogen, zodat zij ook begrepen wat het betekende.

Lukas 24:45-46 “Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden; en Hij zeide tot hen: Alzo is het geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage.”

Hieruit blijkt dat het lijden en de opstanding een profetische noodzaak waren. Het moest zo gebeuren. Jezus zegt niet dat Hij tijdelijk Zijn lichaam had verlaten of een geestelijke reis had gemaakt. Nee, Hij lijdt, sterft, en staat op. Eenvoudig en direct.

En toch — zouden we zeggen — als Jezus Zijn lichaam verliet en daar later naar terugkeerde, dan had Lukas hier toch moeten opschrijven: “Alzo moest de Christus lijden, en ten derden dage terugkeren tot Zijn lichaam”? Maar dat staat er niet. En dat ontbreekt niet alleen in Lukas. In het hele Nieuwe Testament is er géén plaats waar staat dat Jezus “terugkeerde naar Zijn lichaam”. Wat er staat, is dat Hij opstond uit de doden. Dat is geen symbolische verklaring, maar een historische gebeurtenis.

In Johannes 2 vinden we hoe Jezus over Zijn lichaam sprak als een tempel. Toen Hij werd uitgedaagd om Zijn autoriteit te bewijzen, antwoordde Hij niet met een wonder of een twistgesprek, maar met een raadselachtig, doch krachtig woord.

Johannes 2:18-21 “De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Wat teken toont Gij ons, dewijl Gij deze dingen doet? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt dezen tempel af, en in drie dagen zal Ik denzelven oprichten. De Joden zeiden dan: Zesenveertig jaren is aan dezen tempel gebouwd, en Gij zult denzelven in drie dagen oprichten? Maar Hij zeide dit van den tempel Zijns lichaams.”

Zijn lichaam — niet een zinnebeeldige verblijfplaats, niet Zijn aanwezigheid onder mensen, maar Zijn daadwerkelijke fysieke lichaam — zou vernietigd worden, en in drie dagen zou Hij het weer opbouwen. Daarmee bedoelde Hij niet: “Ik zal terugkeren naar Mijn lichaam”, maar “Ik zal het oprichten.” De tempel werd gesloopt. De dode Christus werd in een graf gelegd. En op de derde dag verrees Hij in heerlijkheid.

Hij bevestigt dit opnieuw in Johannes 10.

Johannes 10:15, 17-18 “Gelijkerwijs de Vader Mij kent, alzo ken Ik ook den Vader; en Ik stel Mijn leven voor de schapen. […] Daarom heeft Mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme. Niemand neemt het van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af. Ik heb macht het af te leggen, en heb macht het wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.”

Jezus verklaart hier dat Zijn dood geen tragisch ongeluk was, geen wreed onrecht zonder betekenis, maar een vrijwillig gegeven offer. Hij legde Zijn leven af — en dat betekent in gewone, verstaanbare taal: Hij stierf. Dat is wat sterven is: het afleggen van het leven. En Hij zegt dat Hij de macht heeft om het weer op te nemen — om op te staan uit de dood.

Sommigen willen hier discussiëren over de verhouding tussen Jezus en God, alsof Hij minderwaardig zou zijn. Zij zeggen dan dat God Jezus weer levend maakte, en dat het dus niet Jezus Zelf was die dat deed. Maar dat punt doet nu niet ter zake. Het centrale punt is dat Jezus Zelf verklaarde dat Hij zou sterven. En als Hij dat zei, en Hij stierf niet echt, dan heeft Hij gelogen. En als Hij loog, dan is Hij niet de waarheid. En als Hij niet de waarheid is, dan zijn wij allen verloren.

Johannes 11:47-50 “De overpriesters dan en de Farizeeën vergaderden den raad en zeiden: Wat doen wij? Want deze Mens doet vele tekenen. Indien wij Hem alzo laten, zij allen zullen in Hem geloven; en de Romeinen zullen komen en nemen onze plaats en volk weg. En één uit hen, namelijk Kajafas, die de hogepriester des jaars was, zeide tot hen: Gij weet niets; en gij overlegt niet dat het ons nut is, dat één Mens sterve voor het volk, en het gehele volk niet verloren ga.”

Deze Kajafas was hoogstwaarschijnlijk geen Israëliet, maar een Edomiet, toch sprak hij — in zijn officiële ambt als hogepriester — profetische waarheid. De Schrift voegt er zelfs aan toe:

Johannes 11:51-52 “En dit zeide hij niet uit zichzelf; maar als hij de hogepriester des jaars was, profeteerde hij dat Jezus sterven zou voor het volk; en niet alleen voor het volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot één zou vergaderen.”

God gebruikte dus zelfs een vijandige hogepriester om te verklaren dat Jezus zou sterven voor Israël. Niet dat Hij een lichaam zou verlaten, niet dat Hij geestelijk zou reizen — maar dat Hij zou sterven.

De getuigenis van het kruis en het lege graf

Johannes beschrijft in detail wat er gebeurde op het moment dat Jezus Zijn leven aflegde. In Zijn laatste ogenblikken aan het kruis riep Hij uit: “Het is volbracht.” Dit was niet slechts een verzuchting van pijn of overgave — het was een verklaring van voltooiing. Hij had het werk volbracht dat Hem gegeven was. Toen Hij Zijn hoofd boog en de geest gaf, was dat het onweerlegbare moment van de dood.

Johannes 19:30 “Toen Jezus dan den azijn genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En het hoofd buigende, gaf den geest.”

Daarna kwamen de soldaten om de benen van de gekruisigden te breken, een gebruik om de dood te versnellen bij degenen die nog in leven waren. Maar bij Jezus was dat niet nodig. Hij was reeds gestorven. Een van de soldaten stak voor alle zekerheid een speer in Zijn zijde, waaruit bloed en water stroomden — een medische bevestiging van een doorboorde hartzak, een zeker teken van overlijden. En Johannes, de ooggetuige, benadrukt dat zijn verslag betrouwbaar is.

Johannes 19:33-35 “Maar komende tot Jezus, als zij zagen dat Hij nu gestorven was, zo braken zij Zijn benen niet; maar één der krijgsknechten doorstak Zijn zijde met een speer, en terstond kwam er bloed en water uit. En die het gezien heeft, die heeft het getuigd, en zijn getuigenis is waarachtig; en hij weet dat hij zegt wat waar is, opdat ook gij zoudt geloven.”

Hier wordt het lichaam van Jezus opnieuw genoemd, ook later nog wanneer Jozef van Arimathea het ontvangt en begraaft. Het hele verslag noemt Zijn lichaam niet minder dan drie keer — als een daadwerkelijk fysiek, gestorven lichaam. Geen visioen, geen overgebleven omhulsel — een dode man, gewikkeld in linnen, gelegd in een graf, afgesloten met een steen.

Als we doorgaan naar het volgende hoofdstuk, dan lezen we over de ontdekking van het lege graf. De discipelen haastten zich naar de plaats waar Zijn lichaam was gelegd en vonden het graf leeg. Johannes, die als eerste aankwam, zag het linnen liggen en geloofde.

Johannes 20:8-9 “Toen ging dan ook de andere discipel daarin, die het eerst tot het graf gekomen was, en zag het en geloofde. Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.”

Let op die laatste zin: zij begrepen de Schrift nog niet dat Hij moest opstaan. Met andere woorden: zij begrepen pas achteraf de noodzaak van de opstanding, maar dat Hij gestorven was — daaraan twijfelden zij niet. Niemand vroeg zich af of Hij werkelijk dood was. De dood was een feit, het graf een zekerheid — de verrassing zat hem juist in de opstanding.

Dit wordt nog eens bekrachtigd in de toespraak van Petrus op de Pinksterdag. In Handelingen 2 houdt Petrus een krachtige rede tot het volk Israël. Daarin verklaart hij duidelijk dat Jezus is overgeleverd, gekruisigd en gedood door goddeloos mensenwerk. Maar hij voegt eraan toe: God heeft Hem opgewekt. Deze prediking bracht onder Israël diepe overtuiging teweeg.

Handelingen 2:22-24 “Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazaréner, een Man van God, bij u bekend gemaakt door krachten en wonderen en tekenen, die God door Hem gedaan heeft in het midden van u, gelijk ook gijzelf weet; Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen gekruisigd en gedood; Denwelken God opgewekt heeft, ontbonden hebbende de barensnooden des doods, dewijl het niet mogelijk was dat Hij daarvan gehouden zou worden.”

De woorden “gekruisigd en gedood” zijn duidelijk. Geen zweem van twijfel, geen symboliek. Petrus verklaart zonder omwegen dat Jezus gestorven is, en vervolgens door God is opgewekt. En hij zegt dat dit alles voorzegd is door David in de Psalmen.

Handelingen 2:31-32 “Alzo heeft hij (David), dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus: dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien. Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn.”

De opstanding heeft geen betekenis zonder een werkelijke dood. Petrus predikt dat Jezus is gestorven en daarna uit de dood is opgewekt. En deze eenvoudige boodschap — de dood en opstanding van Jezus — was wat duizenden Israëlieten op de Pinksterdag overtuigde. Het was niet een ingewikkelde leer over een geestelijke reis naar Hades of een symbolische dood. Het was de prediking van kruisiging, dood en opstanding die de harten trof.

Handelingen 2:36-37 “Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruisigd hebt. En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders?”

Wat raakte hun hart? Niet een mysterie over onzichtbare werelden. Het was de overtuiging dat zij de Messias hadden gekruisigd en dat Hij werkelijk was gestorven en opgestaan. Dat was de kracht van de boodschap, en dat is nog steeds de kracht van het evangelie.

Jesaja’s profetie van lijden en dood

De dood van Jezus Christus was geen gebeurtenis die onverwacht of zonder aankondiging plaatsvond. Integendeel, het was uitvoerig voorzegd in de profeten. Eén van de krachtigste en meest aangrijpende profetieën over het lijden en sterven van de Messias vinden we in Jesaja 53. Deze woorden zijn al duizenden keren gebruikt, vooral in evangelisatie onder Joden, als bewijs dat het Oude Testament zelf getuigt van Jezus als de lijdende Knecht. Maar de vraag blijft: begrijpt men ook werkelijk wat hier staat?

Jesaja 53:6-9 “Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Als dezelve mishandeld was, werd Hij nochtans verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open, gelijk een lam ter slachting geleid wordt, en gelijk een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. Hij is uit den angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding Mijns volks is de plaag op Hem geweest. En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke geweest in Zijn dood; omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is.”

Alles in dit gedeelte wijst op een werkelijke dood. Hij werd verdrukt, zweeg als een lam, werd afgesneden uit het land der levenden, kreeg een graf. Jesaja spreekt hier niet in beelden. Het is een concrete beschrijving van een man die fysiek sterft, gescheiden wordt van het leven, en begraven wordt. Jesaja gaat verder:

Jesaja 53:10-12 “Doch het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt. Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand voortgaan. Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken; want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Daarom zal Ik Hem een deel verdelen van velen, en Hij zal de machtigen als een roof delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in den dood, en met de overtreders is geteld geweest; en Hij heeft de zonde van velen gedragen, en voor de overtreders gebeden.”

Vers na vers bevestigt dat Jezus werkelijk stierf. Hij werd verbrijzeld, krank gemaakt, stelde Zijn ziel tot een schuldoffer, stortte Zijn ziel uit in den dood, droeg de zonde van velen. Als iemand vandaag durft te zeggen dat Jezus Zijn lichaam slechts verliet, dan betekent dat dat geen van deze uitspraken werkelijkheid is geworden. Want als Hij niet werkelijk gestorven is, dan heeft Hij Zijn ziel niet uitgestort in den dood, dan heeft Hij geen schuldoffer gebracht, dan heeft Hij de zonde van velen niet gedragen.

En dan zijn ook alle profetieën in het Nieuwe Testament leeg. Dan heeft Hij geen verzoening gebracht. Dan is er geen kruisiging die telt, geen opstanding die nodig is, geen evangelie dat redt. Dan staat het hele bouwwerk van het geloof op drijfzand.

En dit is precies wat de Hebreeënbrief nog eens onderstreept. Daarin lezen we opnieuw dat Jezus voor ons gestorven is — niet symbolisch, niet geestelijk, maar werkelijk.

Hebreeën 2:9 “Maar wij zien Jezus, Die een weinig minder geworden is dan de engelen, vanwege het lijden des doods met eer en heerlijkheid gekroond; opdat Hij, door de genade Gods, voor allen den dood smaken zou.”

Hij smaakte de dood. Niet figuurlijk. Niet tijdelijk. Niet als een toneelstuk. Maar werkelijk. En als Hij de dood niet smaakte — als Hij slechts Zijn lichaam achterliet en daarna als geest actief bleef — dan is deze uitspraak onwaar. Dan heeft Jezus niet de prijs betaald. Dan zijn wij allen nog in onze zonden.

En dan moeten we ook de boodschap van het evangelie terzijde schuiven. Dan is het hele verhaal van het kruis een misverstand. Maar dat is het niet. De apostelen getuigden het, de profeten voorzegden het, Jezus Zelf verkondigde het: Hij zou sterven, en dat deed Hij.

Iedereen die leert dat Jezus niet werkelijk is gestorven — dat Hij slechts het lichaam aflegde, dat Zijn geest rondging in andere rijken — gooit daarmee het evangelie zelf overboord. Zonder dood geen verzoening, zonder verzoening geen opstanding, zonder opstanding geen hoop. En dan is het hele plan van God onvervuld gebleven, en is Israël nog steeds verloren.

Maar Jezus is gestorven. En dat maakt álles anders.

Jezus’ eigen getuigenis na de opstanding

Veel mensen baseren hun beeld van Jezus’ dood en opstanding op de evangeliën en de brieven, maar vergeten dat Jezus ook Zelf sprak ná Zijn opstanding — en dat Hij daarin ondubbelzinnig bevestigt dat Hij werkelijk dood was. In het boek Openbaring, het laatste profetische woord van Christus aan Zijn volk Israël, lezen we hoe Hij Zichzelf beschrijft. Wat zegt Hij over Zichzelf? Wat zegt Hij over Zijn dood? Laten we luisteren naar de woorden van Degene Die niet kan liegen.

Openbaring 1:10-11 “Ik was in den Geest op den dag des Heeren, en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin, zeggende: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste; en hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek, en zend het aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pérgamus, en naar Thyatíra, en naar Sardis, en naar Filadélfia, en naar Laodicéa.”

Johannes draait zich om en ziet Jezus, beschreven in majesteit en heerlijkheid. En wat zegt Hij?

Openbaring 1:17-18 “En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zeide tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutelen der hel en des doods.”

Jezus zegt niet dat Hij tijdelijk Zijn lichaam verliet. Hij zegt: “Ik ben dood geweest.” Niet figuurlijk. Niet symbolisch. Hij noemt het een werkelijkheid. Hij wás dood. En nu leeft Hij — in alle eeuwigheid.

En alsof één getuigenis van de Verrezene niet genoeg zou zijn, herhaalt Hij deze waarheid opnieuw in de brief aan de gemeente te Smyrna.

Openbaring 2:8 “En schrijf aan den engel der gemeente van Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weder levend is geworden.”

Twee keer verklaart Jezus Zelf: Ik wás dood. Dat staat. Dat is het Woord van de Koning. En als Jezus dit over Zichzelf zegt, dan is het onzinnig om te beweren dat Hij niet werkelijk gestorven is. Dan zouden we Hem tot een leugenaar maken — en dan kunnen we niet in Hem geloven.

De vraag die dan vaak gesteld wordt, luidt: “Hoe kan God sterven?” Het antwoord is eenvoudig en tegelijk diep. In menselijke termen kunnen wij het niet volledig begrijpen. Onze eindige geest is beperkt. Wij weten wat sterven betekent voor stervelingen — maar hoe kan de Eeuwige sterven?

De Schrift probeert dat mysterie niet op te lossen. Wat zij doet, is het verklaren. Het stelt het vast. Het bevestigt het. En het eist geloof. Jezus Zelf, het Woord van God in het vlees, zegt: “Ik ben dood geweest.” En dat moeten wij aannemen, geloven, belijden — want daarop rust alles wat wij hopen en geloven.

Ik kan het niet uitleggen zoals je een technische handleiding uitlegt. Maar ik kan je dit wel zeggen: als Jezus niet werkelijk gestorven is, dan is het hele evangelie een illusie. Dan is Zijn woord vals. Dan is de opstanding leeg. Dan zijn de profetieën van het Oude Verbond onvervuld. Dan is er geen herstel voor Israël, geen vergeving van zonden, geen eeuwig leven.

Maar Hij is gestorven. Hij heeft de dood gesmaakt. Hij heeft de straf gedragen. Hij heeft alles volbracht.

En daarom leeft Hij in eeuwigheid.

Waarom Jezus móést sterven

Tot nu toe hebben we vastgesteld dat Jezus werkelijk stierf — niet symbolisch, niet geestelijk, maar fysiek en volledig. Maar waarom was dat nodig? Waarom móést Hij sterven? De meeste gelovigen zouden antwoorden: “om onze zonden te vergeven.” En dat is waar. Maar dat is niet het volledige plaatje. Er is nóg een reden waarom Jezus moest sterven, en die heeft alles te maken met Gods eigen wet, en met Zijn relatie tot Zijn volk Israël.

In Romeinen 7 legt Paulus iets uit dat vaak wordt genegeerd. Hij schrijft aan gelovige Israëlieten in Rome, mensen die de wet kenden en wisten hoe het huwelijk wettelijk werkte. Hij haalt de wet aan over echtscheiding en hertrouwen.

Romeinen 7:1-3 “Weet gij niet, broeders (want ik spreek tot degenen die de wet verstaan), dat de wet over de mens heerst, zo langen tijd als hij leeft? Want de vrouw die onder den man staat, is aan den levenden man verbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet des mans. Zo dan, terwijl de man leeft, zal zij genaamd worden een overspeelster, indien zij een anderen man toebehoort; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is, indien zij een anderen man toebehoort.”

De wet is duidelijk: een vrouw kan niet wettig hertrouwen zolang haar man nog leeft. Alleen de dood van haar eerste man maakt een nieuw huwelijk mogelijk. En dan komt de toepassing:

Romeinen 7:4 “Alzo, mijn broeders, zijt ook gij der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt zijn Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden.”

Wat bedoelt Paulus hiermee? Israël was getrouwd met God. God noemt Israël in het Oude Testament keer op keer Zijn vrouw. Maar Israël pleegde overspel door afgoderij en werd daarom door God verstoten. Hij gaf haar een echtscheidingsbrief, zoals staat in Jesaja en Hosea. Maar dan zegt God ook: “Ik zal haar wederom tot Mij nemen.” Hij belooft dus een hernieuwde verbintenis, een hertrouwen met Zijn volk. Maar de wet zegt dat dit niet mag zolang de eerste echtgenoot nog leeft.

Dat stelt ons voor een schijnbaar onmogelijke situatie: God wil Israël hertrouwen, maar God leeft. Hoe kan dat volgens Zijn eigen wet? Alleen als Hij eerst sterft. Alleen dan kan er wettig hertrouwd worden.

Dat is waarom Jezus, Die als de Zoon van God in het vlees, móést sterven. Niet alleen om de straf voor zonden te dragen, maar ook om wettelijk de weg vrij te maken voor de hernieuwing van het verbond met Israël. Door Zijn dood werd Israël weduwe. En door Zijn opstanding kon Hij als de Opgestane, als de Verheerlijkte, haar opnieuw tot Zich nemen — wettig en naar de Schriften. Dit is waarom Jezus ook als een Bemiddelaar kwam om de weg naar de wetten van God weer vrij te maken.

Dat is wat Hosea voorzegde. Dat is wat Jesaja aankondigde. En dat is wat Paulus hier bevestigt. De dood van Christus vervult de wet tot op de letter — zowel in de eis van verzoening als in de eis van huwelijkstrouw.

Maar als Jezus niet werkelijk gestorven is — als Hij slechts Zijn lichaam verliet en drie dagen “ergens anders” verbleef — dan is er geen werkelijke dood geweest. Dan is het huwelijk met Israël nog steeds wettelijk onmogelijk. Dan heeft God Zijn eigen wet overtreden. En dat is ondenkbaar.

Daarom is het van levensbelang dat we vasthouden aan wat de Schrift zegt: Hij is gestorven. Niet slechts lichamelijk. Niet alleen uiterlijk. Hij gaf Zijn leven. Hij heeft Zijn ziel uitgegoten in de dood. Hij betaalde de prijs. Hij vervulde de wet. En Hij staat nu gerechtvaardigd, als de Enige Die rechtmatig Israël wederom tot Zich kan nemen als Zijn bruid.

Dus luister niet naar hen die zeggen: “Jezus was alleen lichamelijk dood.” Luister niet naar hen die Hem reduceren tot een geestelijk wezen dat geen echte dood hoefde te ondergaan. Want als dat zo zou zijn, dan is er geen verzoening, geen herstel, geen wederopstanding en geen wederhuwelijk. Dan zijn wij nog steeds in onze zonden, en is de Schrift krachteloos gemaakt.

Maar Hij stierf. En alles wat wij geloven, alles wat wij hopen, rust op dat ene ankerpunt van waarheid: Hij was dood — en zie, Hij leeft in alle eeuwigheid.

Dat is het evangelie. Dat is het fundament. Dat is onze redding.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogs

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogs

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=