Terugblik op de eerste twee delen
Gegroet aan alle broeders en zusters in Christus Jezus, Jezus de Messias, onze Heiland en Koning der koningen. Dit is het derde deel van onze studie over het onderwerp “engelen” in de Schrift. In de eerste twee delen hebben we uitvoerig gekeken naar wat de Bijbel werkelijk zegt over engelen, boodschappers en het zogenaamde hemelse leger, en we hebben gezien dat veel van de traditionele kerkelijke leringen hierover niet overeenkomen met de oorspronkelijke Hebreeuwse en Griekse teksten.
We hebben ontdekt dat het woord “engel” vaak verkeerd wordt opgevat als een aanduiding voor een bovennatuurlijk, onzichtbaar wezen met vleugels, terwijl het in de Schrift simpelweg “boodschapper” betekent — iemand die gezonden is om een boodschap over te brengen of een opdracht uit te voeren namens God. Soms is dat een mens, soms is het God Zelf die Zich in die rol openbaart, en in enkele gevallen kan het gaan om een hemels verschijnsel dat door God wordt gebruikt om Zijn wil te tonen.
Het doel van deze derde les is om nog dieper in te gaan op de betekenis en het gebruik van het woord “engel” in verschillende contexten van de Bijbel, zodat we leren hoe belangrijk het is om altijd naar de context te kijken voordat we conclusies trekken. We zullen meer voorbeelden zien, zowel uit het Oude als het Nieuwe Testament, die aantonen dat de ware betekenis vaak veel eenvoudiger — en tegelijk rijker — is dan de kerkelijke tradities ons willen doen geloven.
Zoals altijd leggen we ons uitgangspunt vast in 2 Timotheüs 2:15:
“Beijver u om uzelf beproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het woord van de waarheid recht snijdt.”
Met dat in gedachten gaan we nu verder en onderzoeken we eerst de taalkundige basis van het woord “engel” in de Bijbel.
De betekenis van het woord ‘engel’ in verschillende contexten
In het Hebreeuws van het Oude Testament wordt het woord mal’ak gebruikt, wat letterlijk “boodschapper” of “gezant” betekent. Dit woord wordt toegepast op allerlei soorten boodschappers: menselijke gezanten tussen koninkrijken, profeten die Gods woorden brengen, priesters die onderwijzen, en soms op verschijningen die door God worden gebruikt om Zijn boodschap te brengen. Het woord zelf zegt niets over de aard of herkomst van de boodschapper — alleen dat hij of zij gezonden is met een specifieke taak.
In het Grieks van het Nieuwe Testament is het equivalent angelos, wat dezelfde betekenis heeft: een gezant, een boodschapper. Net als in het Hebreeuws wordt het woord zowel voor mensen als voor hemelse verschijningen gebruikt. Bijvoorbeeld, in Jakobus 2:25 wordt de spionnen die door Rachab in Jericho werden ontvangen, “engelen” genoemd — in werkelijkheid waren het gewoon mannen die door Jozua waren gestuurd.
De vertalers van veel Bijbels hebben vaak gekozen om mal’ak en angelos automatisch weer te geven met “engel” zodra zij dachten dat het om iets bovennatuurlijks ging. Maar in veel gevallen baseren zij dat op interpretatie, niet op wat de tekst letterlijk zegt. Dit heeft ertoe geleid dat lezers en kerken zijn gaan aannemen dat “engel” altijd een hemels wezen betekent, terwijl dat niet klopt.
Belangrijk is dus dat wij bij elke vermelding van “engel” in de Bijbel vragen: Wie wordt hier gezonden? Is het een mens, God Zelf in een verschijningsvorm, of een bijzondere manifestatie die dient als teken of boodschap? Pas als we dat weten, kunnen we de tekst juist begrijpen.
Een voorbeeld hiervan vinden we in Maleachi 2:7, waar priesters “boodschappers” (mal’akim) van de HEERE worden genoemd:
“Want de lippen van een priester moeten kennis bewaren, en uit zijn mond zoekt men de wet; want hij is een boodschapper van de HEERE van de legermachten.”
Hier is volkomen duidelijk dat het gaat om mensen, niet om hemelse wezens. Toch wordt in het Engels en Nederlands vaak het woord “engel” vermeden en vertaald als “boodschapper” — precies zoals het bedoeld is. Maar in andere passages met hetzelfde Hebreeuwse woord kiezen vertalers ineens wel voor “engel” en wekken zo een ander beeld op.
Door deze inconsistentie is het van groot belang dat wij teruggaan naar de oorspronkelijke taal en zelf nagaan welke betekenis de context vraagt.
Het gebruik van “engel” voor menselijke boodschappers
Wanneer we de Bijbel zorgvuldig lezen, zien we talloze voorbeelden waarin het woord “engel” verwijst naar mensen die door God zijn gestuurd. In Haggai 1:13 bijvoorbeeld staat:
“Toen sprak Haggai, de bode (mal’ak) van de HEERE, in de boodschap van de HEERE tot het volk…”
Hier is Haggai duidelijk een mens, een profeet, maar het Hebreeuwse woord is hetzelfde als dat elders vaak met “engel” wordt vertaald.
In Lukas 7:24 lezen we over de boodschappers (angeloi) die Johannes de Doper naar Jezus stuurde om te vragen of Hij de beloofde Messias was. Niemand zal beweren dat dit hemelse wezens waren — het waren gewoon leerlingen van Johannes die een vraag kwamen stellen.
Paulus noemt zichzelf in Galaten 4:14 door de gelovigen ontvangen “als een engel van God, ja, als Christus Jezus zelf.” Hij gebruikt “engel” hier in de betekenis van een gezant die namens God spreekt, en dat terwijl hij gewoon een mens is.
Dit laat zien dat “engel” geen beschrijving is van de fysieke aard of oorsprong van de boodschapper, maar van zijn functie. Het gaat om de opdracht en de boodschap die hij draagt. Het is dus verkeerd om elke vermelding van “engel” automatisch te associëren met een hemels schepsel.
We vinden ook gevallen waarin “engel” wordt gebruikt voor boodschappers tussen mensen onderling. In Genesis 32:3 stuurt Jakob boodschappers (mal’akim) naar zijn broer Esau. Dit waren geen bovennatuurlijke wezens, maar gewoon mannen uit zijn eigen huishouding. Toch gebruikt de tekst precies hetzelfde woord dat elders voor een hemels teken of voor God Zelf kan worden gebruikt.
Het patroon is duidelijk: de Schrift gebruikt “engel” in een veel bredere betekenis dan de kerkelijke traditie ons heeft doen geloven. Het is de context die bepaalt of we te maken hebben met een mens, een goddelijke verschijning, of een ander door God gezonden fenomeen.
De engel van de HEERE bij Gideon en andere richters
Een belangrijk voorbeeld van hoe de term “engel van de HEERE” wordt gebruikt, vinden we in Richteren 6. Hier verschijnt de engel van de HEERE aan Gideon terwijl hij tarwe aan het dorsen is om het te verbergen voor de Midjanieten. Vers 12 zegt: “De engel van de HEERE verscheen aan hem en zei tot hem: De HEERE is met u, dappere held!”
Wanneer we het verhaal verder lezen, merken we dat deze engel in de loop van het gesprek eenvoudig “de HEERE” wordt genoemd. In vers 14 staat: “Toen wendde de HEERE Zich tot hem en zei: Ga in deze kracht van u…” Het is duidelijk dat het hier niet gaat om een ander wezen dat namens God spreekt, maar om God Zelf die rechtstreeks tot Gideon spreekt.
Gideon reageert met offers en bouwt een altaar voor de HEERE, iets wat in de Schrift nooit toegestaan is voor een schepsel, maar alleen voor God Zelf. Dit bevestigt opnieuw dat de “engel van de HEERE” in dit geval een verschijningsvorm van God is, niet een apart hemels wezen.
Een soortgelijk patroon zien we in Richteren 13, waar de engel van de HEERE verschijnt aan de ouders van Simson. Eerst denken zij dat het een man van God is, maar na een wonderlijke gebeurtenis zeggen zij: “Wij zullen zeker sterven, want wij hebben God gezien!” Ook hier wordt duidelijk dat de boodschapper die aan hen verscheen, God Zelf was in een verschijningsvorm.
Deze voorbeelden leren ons dat het begrip “engel” niet mag worden beperkt tot een idee van een schepsel met vleugels dat boodschappen overbrengt. In veel gevallen gaat het om een directe verschijning van God, waarbij Hij optreedt als Zender én Boodschapper van Zijn eigen woord.
Dit principe helpt ons om veel andere teksten beter te begrijpen. Wanneer we lezen over de engel van de HEERE, moeten we zorgvuldig nagaan of de context aangeeft dat dit een schepsel is, of dat het God Zelf betreft die Zich op een bijzondere manier openbaart aan mensen.
Engelen in de profetieën van Zacharia
Het boek Zacharia bevat meerdere visioenen waarin “engelen” optreden als uitleggers van wat de profeet ziet. Bijvoorbeeld in Zacharia 1 beschrijft de profeet een man rijdend op een rood paard, tussen myrtetakken. Zacharia vraagt: “Mijn heer, wat zijn dit?” En de engel die met hem sprak, gaf hem uitleg.
Belangrijk om te zien is dat deze engel zich bevindt binnen de visie zelf — het is niet noodzakelijk een letterlijk hemels wezen dat in de fysieke wereld verschijnt, maar een figuur in het visioen die dient om uitleg te geven. Dit wordt versterkt door het feit dat Zacharia vaak spreekt over “de engel die met mij sprak” alsof het een vaste begeleider is binnen de reeks visioenen.
In Zacharia 3 zien we de hogepriester Jozua staan voor de engel van de HEERE, terwijl de satan aan zijn rechterhand staat om hem aan te klagen. De engel van de HEERE verdedigt Jozua en geeft hem nieuwe kleren als teken van reiniging. Ook hier wordt de engel van de HEERE in de context gelijkgesteld met God Zelf, want hij spreekt met volledige goddelijke autoriteit en voert handelingen uit die alleen aan God toekomen.
De rol van engelen in Zacharia is dus vaak symbolisch en visionair: ze geven uitleg, leiden de profeet door het visioen en tonen beelden die de geestelijke werkelijkheid illustreren. Het is niet juist om al deze figuren te beschouwen als letterlijke, hemelse wezens die zich in onze fysieke ruimte bevinden.
Wanneer we dit begrijpen, vallen ook veel misvattingen weg over hoe engelen werken. De profetische visioenen gebruiken engelen als literaire en symbolische hulpmiddelen om Gods boodschap over te brengen, net zoals andere elementen in de visioenen — paarden, kandelaars, bomen, enz. — niet letterlijk in de hemel bestaan zoals ze daar worden afgebeeld, maar bedoeld zijn om geestelijke waarheden zichtbaar te maken.
Het juiste begrip van “engel”
De kern van de hele studie is dat het woord “engel” in de Bijbel altijd begrepen moet worden vanuit de oorspronkelijke betekenis: boodschapper. Het zegt niets over de fysieke aard van de boodschapper — of het nu een mens is, een figuur in een visioen, of God Zelf die Zich openbaart.
Door de context zorgvuldig te lezen, voorkomen we dat we menselijke tradities of populaire beelden in de tekst lezen. We hebben gezien dat “engel” kan verwijzen naar:
- menselijke gezanten tussen koninkrijken;
- profeten en priesters die namens God spreken;
- visionaire figuren die uitleg geven;
- God Zelf, handelend als Boodschapper van Zijn eigen woord.
Wanneer we dat onderscheid helder hebben, vallen veel misvattingen weg die eeuwenlang door verkeerde vertalingen en tradities zijn gevoed. We leren de Schrift lezen zoals deze is geschreven, in plaats van hoe men ons heeft verteld dat ze gelezen moet worden.
De boodschap is eenvoudig maar krachtig: het gaat niet om het wezen van de boodschapper, maar om de boodschap zelf, en om Degene die de boodschap zendt.