Door Sheldon Emry
De haat van de wereld treft Christus, niet jou
De wereld kan jou niet haten. Toch geloven veel christenen dat ze door de wereld gehaat worden vanwege hun geloof, vanwege hun vroomheid, of hun rechtschapenheid. Maar de Schrift leert ons iets anders. Laten we samen kijken naar hoofdstuk 7 van het evangelie van Johannes om te ontdekken waarom er ogenschijnlijk zoveel vijandigheid is tegenover christenen.
De media — kranten, films, tijdschriften — lijken geen kans onbenut te laten om christenen belachelijk te maken. Ze worden neergezet als bekrompen, hypocriet of naïef. En toch sprak Jezus Christus deze woorden: de wereld kan u niet haten. We beginnen bij vers 1:
“En daarna wandelde Jezus in Galilea; want Hij wilde niet in Judea wandelen, omdat de Joden Hem trachtten te doden.” Johannes 7:1
“En het feest der Joden, het Loofhuttenfeest, was nabij.” Johannes 7:2
“Zijn broeders dan zeiden tot Hem: Vertrek van hier en ga naar Judea, opdat ook Uw discipelen de werken zien, die Gij doet.” Johannes 7:3
“Want niemand doet iets in het verborgen en tracht tegelijk openbaar bekend te zijn. Indien Gij deze dingen doet, toon Uzelf dan aan de wereld.” Johannes 7:4
Zijn broeders drongen erop aan dat Hij naar Judea zou gaan en daar Zijn wonderen zou tonen, zoals Hij eerder gedaan had in Galilea. Ze geloofden echter zelf nog niet werkelijk in Hem. Hun aanmoediging was deels ingegeven door twijfel; ze wilden zien of Hij werkelijk was wie Hij beweerde te zijn.
“Want ook Zijn broeders geloofden niet in Hem.” Johannes 7:5
“Jezus dan zeide tot hen: Mijn tijd is nog niet gekomen, maar uw tijd is altijd gereed.” Johannes 7:6
“De wereld kan u niet haten; maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn.” Johannes 7:7
Daar lag de kern van Zijn boodschap. De wereld haatte Hem niet vanwege Zijn wonderen of omdat Hij leerde dat mensen elkaar moesten liefhebben. De wereld haatte Hem omdat Hij sprak over haar werken — en verklaarde dat deze kwaad waren.
En in diezelfde adem zei Hij tegen hen dat de wereld hen niet kon haten.
Wat we hier zien, zijn drie diepgaande waarheden uit de mond van de Heer Jezus Christus:
De wereld — het kwaad dat zich manifesteert in heersers, systemen, en onderdrukking — kan jou niet haten.
De wereld haat Christus. De reden: Hij legt haar boze werken bloot.
Het Licht dat de wereld niet kan verdragen
In het begin van het evangelie van Johannes wordt bevestigd wat Jezus later herhaaldelijk zegt over de wereld en haar haat. Johannes schrijft over Johannes de Doper, dat hij gekomen was om te getuigen van het Licht. Niet dat hij zelf het Licht was, maar dat hij het Licht zou aanwijzen, opdat allen door hem zouden geloven. Er staat geschreven:
“Er was een mens, van God gezonden, wiens naam was Johannes. Deze kwam tot een getuigenis, om van het Licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. Hij was het Licht niet, maar was gezonden, opdat hij van het Licht getuigen zou.” Johannes 1:6–8
Dat Licht is Jezus Christus zelf. Hij is het ware Licht, dat iedere mens verlicht die in de wereld komt. Zijn aanwezigheid in deze wereld was geen vage spirituele openbaring, maar een krachtig, zichtbaar Licht dat de duisternis confronteerde. In hoofdstuk 3 van hetzelfde evangelie spreekt Jezus zelf over dit Licht en het oordeel dat daardoor over de wereld komt:
“En dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het Licht; want hun werken waren boos. Want een ieder, die kwaad doet, haat het Licht en komt niet tot het Licht, opdat zijn werken niet bestraft worden.” Johannes 3:19–20
De mensen haten het Licht niet omdat het fel is, maar omdat het hen confronteert. Het ontdekt wat zij liever verborgen houden. Het laat zien wat zij met alle macht willen bedekken. Want wie kwaad doet, haat het Licht, precies omdat het hem openbaart. Jezus wordt dus niet gehaat omdat Hij bemint, vergeeft of geneest — maar omdat Hij het kwaad blootlegt. Daarom is de wereld in vijandschap met Hem. In het achtste hoofdstuk van Johannes maakt Jezus dit zelf volkomen duidelijk:
“Jezus dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het Licht des levens hebben.” Johannes 8:12
Hij is niet alleen het Licht in morele zin; Hij is het Licht des levens. Er is geen leven zonder dit Licht. En wanneer iemand Hem volgt, wandelt hij niet langer in duisternis, maar heeft hij deel aan dat levengevende Licht. Toch is dat Licht in ons — in mensen — nooit autonoom of van onszelf. In de Psalmen wordt het verwoord met deze woorden:
“De HEERE is mijn Licht en mijn heil; voor wie zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht; voor wie zou ik vervaard zijn?” Psalm 27:1
“Want bij U is de bron des levens; in Uw Licht zien wij het Licht.” Psalm 36:9
Het Licht dat in ons schijnt is niet ons eigen vermogen of morele zuiverheid; het is het Licht van Christus zelf. De mens, van nature, neigt naar duisternis, niet naar Licht. Het hart van de mens is verdorven en zijn werken zijn duister. Maar als Christus in ons leeft, dan schijnt Zijn Licht door ons heen. Daarom zegt Hij in het evangelie van Matteüs:
“Gij zijt het licht der wereld. Een stad, boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.” Matteüs 5:14
Wanneer we deze teksten bijeen nemen, wordt duidelijk: Christus is het Licht met een hoofdletter — het goddelijke, eeuwige Licht. Wij zijn licht met een kleine letter — dragers, spiegels, weerkaatsers van datgene wat Hij ons heeft gegeven. En dat Licht heeft een doel: om zichtbaar te zijn in de duisternis, om het kwaad aan te wijzen, om mensen tot inkeer te brengen. Maar het gevolg daarvan is dat de wereld zich tegen ons keert. Want het is niet de gelovige persoon als individu die de haat opwekt, maar het Licht dat in hem woont. Jezus zegt niet dat we vervolgd zullen worden omdat we volmaakte mensen zijn of moreel zuiver — maar om Zijnentwil. Ook dat lezen we in Matteüs:
“Zalig zijt gij, als men u smaadt en vervolgt, en liegende allerlei kwaad tegen u spreekt, om Mijnentwil.” Matteüs 5:11
“Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.” Matteüs 5:12
Wij zijn het Licht van de wereld, maar dat Licht is Christus in ons. En omdat dat Licht het duister ontmaskert, zullen wij gehaat worden. Niet als mensen, niet als personen, maar als dragers van Zijn naam. Want de wereld kan alle religies verdragen, alle menselijke filosofieën en ideeën — behalve het geloof in de Heer Jezus Christus.
Het kruis van vervolging — prijs voor het dragen van het Licht
Jezus gaf in Matteüs 10 instructies aan Zijn twaalf discipelen, waarin Hij hen niet alleen opdroeg het evangelie te verkondigen, maar hen ook voorbereidde op de haat en tegenstand die hen te wachten stond. Hij sprak woorden die niet slechts voor die specifieke tijd golden, maar die echoën tot in onze tijd — woorden van waarschuwing, maar ook van kracht. Hij zei:
“En gij zult van allen gehaat worden om Mijns naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.” Matteüs 10:22
Wat een opdracht gaf Hij hen daar. “Gaat heen,” zei Hij, “verkondig het evangelie, predik tot de verloren schapen van het huis Israëls, en als een stad u niet ontvangt, schudt het stof van uw voeten.” En terwijl Hij hen zo uitzendt, zegt Hij tegelijkertijd: “Gij zult gehaat worden door allen om Mijn naam.” Hij waarschuwt hen dat het pad dat ze zullen gaan niet geëffend is met lof en aanvaarding, maar met vijandschap, verwerping en zelfs dood.
En Jezus hield daarbij geen verzachtende woorden achter. Hij beschreef hun lot als dat van schapen te midden van wolven. Niet een metafoor die troost biedt, maar één die waarschuwt, die de ernst onderstreept. Hij zei:
“Ziet, Ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven.” Matteüs 10:16
En vervolgens vervolgde Hij:
“Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen, en zij zullen u geselen in hun synagogen. En ook zult gij voor stadhouders en koningen geleid worden om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen en de heidenen.” Matteüs 10:17–18
De wereld zal hen niet vervolgen omdat ze kwaad doen, maar juist omdat ze goed doen, omdat ze getuigen zijn van de waarheid, omdat ze het Licht dragen. En toch, zoveel christenen vandaag de dag lijken te denken dat zodra men gelooft, het leven eenvoudiger wordt — dat vrienden je zullen respecteren, dat buren je zullen bewonderen om je geloof. Maar de realiteit, leert Jezus, is anders.
Hij spreekt ook over die merkwaardige houding die sommige mensen aannemen: dat men liever zwijgt over zijn geloof, om maar geen haat of tegenstand op te wekken. Er wordt een verhaal verteld van een man die zich tot een gelovige had bekeerd, en toch rechtuit zei dat hij met niemand over de Bijbel zou spreken. Niet omdat hij niet geloofde, maar omdat hij niet wilde dat de verkeerde mensen zouden ontdekken dat hij een gelovige was. Hij zei: “Ik geloof alles, ik ken de waarheid, maar ik wil niet dat mijn familie of mijn werk eronder lijden.”
Een vreemde vorm van geloof — en misschien wel een geloof zonder het kruis. Maar Jezus had dit reeds voorzegd. Hij wist dat wie Zijn naam droeg, zou moeten kiezen tussen comfort en waarheid. Hij wist dat er tijden zouden komen — en die tijden waren er al in Zijn dagen — waarin het Licht in iemand automatisch vijandschap zou oproepen.
Want het gaat niet om persoonlijkheid, om gedrag of om sociale omgangsvormen. Een gelovige kan vriendelijk zijn, hoffelijk, bescheiden, en toch gehaat worden — niet om wie hij is, maar om Wie in hem leeft. Christus in hem. Dat is wat de wereld niet verdraagt.
In Johannes 15 herhaalt Jezus dit opnieuw, zonder enige verzachting:
“Indien de wereld u haat, zo weet, dat zij Mij eer gehaat heeft dan u. Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; maar omdat gij niet van de wereld zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld.” Johannes 15:18–19
De haat van de wereld is dus in wezen gericht op Christus, niet op jou. Jij bent slechts de drager van het Licht. En zolang dat Licht in jou schijnt, zolang jouw leven een getuigenis is van Hem, zal de wereld jou met diezelfde vijandigheid bejegenen. Niet vanwege jouw naam, maar vanwege de Zijne.
Dit patroon van haat, vervolging en lijden loopt als een rode draad door de geschiedenis van de kerk. Al meer dan 1900 jaar worden gelovigen gehaat, vervolgd, gemarteld en gedood. Van de martelaren in de vroege kerk tot de miljoenen die stierven in de kampen van de Sovjetunie, in de velden van China, onder dictaturen overal ter wereld. Vervolging is geen uitzondering — het is de norm voor hen die werkelijk Jezus Christus volgen.
En toch zijn er predikers die vandaag beweren dat vervolging slechts iets is van het verleden, of van de toekomstige “grote verdrukking” die nog moet komen. Maar Jezus maakt duidelijk dat de haat van de wereld al begon vóór Zijn kruisiging, en dat zij zal doorgaan tot Zijn wederkomst. In Matteüs 24 beschrijft Hij de tekenen van het einde van de tijden. En te midden van alle tekenen — oorlogen, hongersnoden, aardbevingen — zegt Hij dit:
“Dan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden; en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns naams wil.” Matteüs 24:9
En dit komt niet ná een zogenaamde ‘opname’ van de kerk. Integendeel, het komt ervoor. Het komt ervoor, midden in de chaos van de eindtijd, waarin het geloof van de ware gelovigen wordt getest als nooit tevoren. Vervolging is geen afsluitend hoofdstuk van de geschiedenis. Het is het toneel waarop het Licht wordt gezien. Het is de context waarin het geloof zich toont als echt of onecht. Want alleen wie het Licht werkelijk draagt, zal blijven staan als de duisternis zich samenpakt.
De verdrukking is begonnen — maar het Licht dooft niet
Er zijn veel mensen die denken dat vervolging van christenen iets is van het verleden, of iets dat pas in de verre toekomst zal gebeuren, tijdens wat men noemt de grote verdrukking. Maar als we de woorden van Jezus in Matteüs 24 goed lezen, dan ontdekken we dat Hij een tijd beschrijft waarin oorlogen uitbreken, naties tegen elkaar opstaan, hongersnoden en aardbevingen plaatsvinden — en dat die dingen slechts het begin van de smarten zijn.
“Want het ene volk zal tegen het andere opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere; en er zullen hongersnoden zijn, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Doch al die dingen zijn nog maar een beginsel der smarten.”
— Matteüs 24:7–8
En dan volgt er dit, zonder overgang, zonder voorbehoud:
“Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden; en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns naams wil.” Matteüs 24:9
Jezus spreekt hier niet enkel tegen de discipelen als individuen. Hij profeteert over de toekomst van Zijn volk. En deze woorden — “u zult gehaat worden van alle volken om Mijn naam” — zijn in de afgelopen eeuw werkelijkheid geworden op een schaal die velen niet onder ogen durven te zien. Terwijl men zich in kerken blijft vastklampen aan theorieën over een zogenaamde opname die hen zal wegvoeren vóórdat het zwaar wordt, zijn wereldwijd miljoenen gelovigen al in die verdrukking beland.
Men heeft gepreekt over aardbevingen alsof dat het ultieme teken is dat het einde nabij is. Elke schok in Los Angeles of ergens anders wordt aangegrepen om opnieuw te roepen: “De Heer komt snel!” En men suggereert dat de kerk wel spoedig weggenomen zal worden, vóór de echte ellende losbarst. Maar wat zeggen de woorden van Christus werkelijk?
“Dan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden; en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns naams wil.” Matteüs 24:9
Die woorden staan er, direct ná de beschrijving van rampen en oorlogen, en direct vóór de verzen over Zijn wederkomst. Er zit geen ontsnapping tussen. Er zit geen ‘opname’ tussen. Vervolging komt. Vervolging is al gekomen.
Christenen zijn al sinds eeuwen het doelwit van heersers, regimes, ideologieën die het Licht haten. In de twintigste eeuw alleen al zijn er, naar schatting, tientallen miljoenen gelovigen vermoord in Rusland, China, Noord-Korea, Oost-Europa en andere gebieden. Wie het waagt de naam van Jezus Christus te belijden in het aangezicht van tirannie, betaalt vaak met zijn leven.
Neem het voorbeeld van China. Honderd jaar vóór de communistische revolutie werkten er honderden missionarissen. Ze bouwden scholen, ziekenhuizen, predikten het evangelie. Er zijn ongetwijfeld tienduizenden Chinezen tot geloof gekomen. Maar vandaag? In het door communisme beheerste zuiden van Azië leeft misschien geen enkele gelovige meer in vrijheid. Velen zijn gevangen gezet, gemarteld, geëxecuteerd. Niet vanwege hun politieke opvattingen, maar vanwege hun geloof. Omdat zij zich niet konden losmaken van de Naam boven alle namen.
De westerse kerk lijkt deze werkelijkheid niet onder ogen te willen zien. Predikanten blijven spreken over een ‘toekomstige’ verdrukking — alsof wij nog veilig zitten, alsof het lijden nog moet beginnen. Maar de verdrukking is er al. Zij is begonnen toen Christus het Licht bracht in de duisternis. En zij zal pas eindigen als dat Licht de duisternis volledig verdrijft.
Als bewijs daarvan kijken we naar Markus 13, waar Jezus opnieuw spreekt over de tekenen van het einde. Ook daar zien we geen sprake van een ontsnapping, maar van volharding te midden van vuur:
“En gij zult van allen gehaat worden om Mijns naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.” Markus 13:13
“En het evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken.” Markus 13:10
Let goed op dat Jezus zegt: “moet eerst” — het evangelie moest over heel de aarde verkondigd worden, voordat deze vervolgingen zich zouden voltrekken. En velen geloven dat deze wereldwijde verkondiging reeds is vervuld. Al vóór de Eerste Wereldoorlog hadden missionarissen uit Amerika, Groot-Brittannië, Duitsland en andere landen het evangelie gedrukt en verspreid in vrijwel elk land ter wereld. Als dát zo is, dan leven wij nu in de tijd ná de wereldwijde verkondiging — en dus in de tijd van de vervolging.
Dat komt overeen met de geschiedenis. Denk aan het getuigenis van Richard Wurmbrand, een predikant uit Roemenië, die twaalf jaar in communistische gevangenissen zat vanwege zijn geloof. Hij zag daar hoe mannen, vrouwen, zelfs kinderen werden gekruisigd en gemarteld. Niet in het jaar 62 na Christus, maar in 1962 na Christus. Dit is geen theorie, dit is realiteit. Dit is de prijs van het Licht.
En nog steeds zeggen sommigen dat de verdrukking nog moet beginnen. Ze klampen zich vast aan een comfortabel toekomstbeeld waarin zij ‘ontsnappen’ aan het lijden. Maar zij vergeten dat Jezus zei:
“Indien de wereld u haat, zo weet, dat zij Mij eer gehaat heeft dan u.” Johannes 15:18
“In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.” Johannes 16:33
Dit is de belofte. Niet dat we worden gespaard van verdrukking, maar dat Hij de wereld heeft overwonnen. Niet dat we de haat van de wereld ontlopen, maar dat Hij ons vasthoudt in die haat. Dat is de hoop van het Licht.
De strijd tegen het Licht — het ware doel van de wereldmachten
Er is onder christenen veel verwarring over de ware aard van het kwaad dat deze wereld regeert. Velen denken dat de vijandigheid van de wereld slechts gericht is op systemen, op politieke machten, of economische modellen. Ze menen dat het communisme enkel een strijd is om kapitaal of klassen. Maar wie werkelijk luistert naar de verhalen van vluchtelingen uit landen als Rusland, China of Cuba — die mensen die werkelijk geleefd hebben onder de verdrukking van totalitaire systemen — die hoort telkens hetzelfde: de haat is niet gericht tegen politieke tegenstanders, maar tegen Jezus Christus. Steeds weer getuigen zij dat gelovigen gevangen werden gezet, gemarteld, uit hun huizen gehaald, ondervraagd, en gedood — niet omdat ze tegen het systeem waren, maar omdat ze de naam van Jezus beleden.
Deze haat is niet nieuw. Het is een oud patroon, dat zijn oorsprong heeft in het moment dat Licht in de wereld kwam. Christus heeft Zelf gezegd waarom de wereld Hem haatte: omdat Hij getuigde dat haar werken boos zijn. Het kwaad kan niet bestaan in het licht. En daarom moet het Licht worden gedoofd. Maar dat Licht leeft in Zijn volk, in Zijn lichaam op aarde — in jou, in mij, in allen die Hem volgen. Daarom is het logische gevolg dat ook wij gehaat worden.
Er zijn predikers in deze wereld die een grote naam hebben opgebouwd en die de wereld met open armen ontvangt. Ze worden uitgenodigd door regeringsleiders, ontvangen met eer en aanzien. Hun woorden worden niet bestreden, hun optredens niet verboden. Hoe kan dat? Jezus zei toch dat de wereld Zijn volgelingen zou haten? Hoe kan het dat sommige predikers juist lof ontvangen van de machten van deze wereld? Is het misschien omdat ze niet werkelijk het Licht brengen, maar slechts een flauw schijnsel — een religie zonder scherpte, zonder confrontatie, zonder waarachtige waarheid?
De wereld haat het echte Licht — het Licht dat blootlegt, dat veroordeelt, dat de zonde openbaart. Het haat niet een godsdienst die oproept tot vriendelijkheid, algemene moraliteit of vage spiritualiteit. Zolang men zwijgt over de zonden van de heersers, zolang men de werken van de duisternis niet ontmaskert, is er geen weerstand. Maar wanneer iemand opstaat en zegt: “Dit is kwaad,” en dat doet met het Woord van God als fundament, dan keert de wereld zich tegen hem met alles wat ze heeft.
In Efeze 5 schrijft de apostel Paulus aan de gelovigen dat ze niet slechts het kwaad moeten mijden, maar het ook moeten ontmaskeren:
“En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontdekt dezelve.” Efeze 5:11
“Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen. Maar al deze dingen worden openbaar, als zij van het licht bestraft worden; want al wat openbaar maakt, is licht.” Efeze 5:12–13
Het Licht heeft dus een doel: het maakt openbaar. Het verbergt niets. Het schijnt op elke verborgenheid en dwingt de waarheid naar boven. Maar dat proces doet pijn. En wie dat Licht draagt — wie als gelovige werkelijk wandelt in het Licht van Christus — wordt vanzelf een confrontatie met de wereld. Niet omdat hij het zoekt, maar omdat het onvermijdelijk is.
De wereld kan slechts blijven bestaan zolang het in duisternis gehuld blijft. Zodra het Licht schijnt, verliest het zijn greep. Daarom wil het Licht doven. Daarom is de strijd van deze wereldorde — of het nu gaat om politieke systemen, militaire machten of media-imperiums — altijd gericht tegen het Licht. Het ware doel van hun beleid is niet enkel controle, maar uitroeiing van wat hen confronteert: het Woord, het Licht, het Lam.
Dat zien we ook in het profetisch woord, zoals geuit door Jesaja. Hij zei:
“Tot de wet en tot de getuigenis! Indien zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben.” Jesaja 8:20
Zonder het Woord, zonder de openbaring, is er geen morgen, geen hoop, geen licht. Dan is er enkel duisternis, verdrukking, angst. En precies dat staat de wereld te wachten als de gelovigen hun opdracht verzaken — als het Licht niet langer schijnt door Zijn volk.
Vandaag de dag zien we een hernieuwde poging om de wereld te richten op ‘de aarde’. Niet op de hemel, niet op God, niet op de Geest — maar op moeder aarde, op ecologie, op klimaat. Het is een moderne afgoderij, een subtiele religie die de mens leert op de aarde te zien voor verlossing, in plaats van omhoog. Maar Jesaja profeteerde reeds:
“En zij zullen het land doorgaan, hard gedrukt en hongerig; en het zal geschieden, wanneer zij hongeren zullen, dat zij zich zullen vertoornen, en hun koning en hun God zullen vloeken, en naar boven zien. En zij zullen naar de aarde zien, en ziet, benauwdheid en duisternis, benauwdheid der angst; en zij zullen verdreven worden in donkerheid.” Jesaja 8:21–22
Wat gebeurt er met een volk dat zijn profeten niet hoort, dat zijn Bijbel verwerpt, dat zijn geweten verdooft? Het wordt overgegeven aan de duisternis. Maar het is niet Gods wil dat Zijn volk verdwijnt in donkerheid. Daarom zegt Jezus: “Gij zijt het licht der wereld.” Niet als een vleiende uitspraak, maar als een roeping, als een verantwoordelijkheid.
Het Licht moet blijven schijnen, ook wanneer de nacht valt. Want het is juist in die nacht dat het Licht het hardst nodig is.
Het Licht dat ontdekt — en daarom gehaat wordt
Er is in onze tijd een merkwaardige tendens ontstaan onder sommige predikers en kerkelijke leiders: men spreekt wel over het geloof, over Jezus, over de kerk — maar men zwijgt over de zonde van de wereld. Men spreekt vroom over liefde en vrede, over naastenliefde en barmhartigheid, maar men ontloopt elke confrontatie met de kwaadaardige machten die deze wereld beheersen. Men durft niet meer te zeggen dat bepaalde dingen kwaad zijn, dat heersers goddeloos zijn, dat systemen corrupt zijn. En juist dat — het niet benoemen van het kwaad — is een vorm van verraad aan het Licht.
Jezus heeft ons niet geroepen tot een religie die vriendelijk knikt naar de wereld en haar wegen. Hij heeft ons geroepen om het Licht te zijn in een duistere wereld. En het karakter van Licht is dat het openbaart, dat het ontdekt. Het is de aard van het Licht om zichtbaar te maken wat verborgen was. Daarom schrijft Paulus aan de Efeziërs:
“Want al wat openbaar maakt, is licht.” Efeze 5:13
Als het Licht in ons is, zullen wij vanzelf de werken van de duisternis blootleggen. Dat gebeurt niet altijd met woorden, maar door onze aanwezigheid, onze levenswandel, onze trouw aan het Woord. En juist dát is wat de wereld haat.
In de praktijk zien we dat ook in hoe bepaalde bekende predikers worden ontvangen door de wereld. Sommigen worden geprezen door kranten, uitgenodigd door regeringsleiders, verwelkomd door seculiere instanties. En dat roept een vraag op: als Jezus zei dat Zijn volgelingen gehaat zouden worden om Zijn naam, hoe kan het dan dat sommige van deze figuren de lof van de wereld ontvangen?
Het antwoord is eenvoudig, maar pijnlijk: zij vermanen de wereld niet. Zij prediken een boodschap die aanvaardbaar is voor het wereldsysteem. Zij spreken misschien over christelijke waarden, maar zonder het zwaard van het Woord te hanteren. Zij ontzien de machthebbers, zwijgen over onrecht, en richten hun kritiek enkel naar binnen — naar de kerk, naar de gelovigen, naar henzelf.
Een bekend voorbeeld is een evangelist wiens tijdschrift over de jaren heen tal van artikelen heeft gepubliceerd waarin telkens weer werd gesteld dat de kerk heeft gefaald. De schuld van de maatschappelijke problemen zou liggen bij de christenen zelf: zij zouden te weinig hebben gedaan, te weinig hebben liefgehad, te weinig hebben gezorgd. Maar nergens lezen we dat de zonden van de wereldleiders, de kwaadaardige plannen van regeringen, of de goddeloosheid van moderne systemen worden aangeklaagd. Het Licht wordt naar binnen gericht — nooit naar buiten.
Paulus schrijft nochtans:
“En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontdek dezelve.” Efeze 5:11
“Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen.” Efeze 5:12
Wat in de duisternis gebeurt, is zo verdorven, zo diep kwaad, dat het zelfs beschamend is om erover te spreken. En toch draagt het Licht de taak om die dingen aan het licht te brengen. Niet uit sensatiezucht, niet om mensen te schokken, maar om waarheid te brengen. Want zolang het kwaad onbenoemd blijft, blijft het machtig. Alleen het Licht kan het doorbreken.
De profeet Jesaja had dat lang voordien al voorzegd. Hij schreef:
“Tot de wet en tot de getuigenis! Indien zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben.” Jesaja 8:20
Als men niet spreekt naar het Woord van God, is er geen licht, geen hoop, geen morgen. Dan rest slechts duisternis. En dat is precies wat we vandaag zien gebeuren. De wereld kijkt niet meer naar boven, naar de hemel, naar God — ze kijkt naar beneden, naar de aarde, naar de natuur, naar zichzelf. Men verheerlijkt de schepping, maar vergeet de Schepper. En dan gebeurt wat Jesaja ook profeteerde:
“En zij zullen het land doorgaan, hard gedrukt en hongerig; en het zal geschieden, wanneer zij hongeren zullen, dat zij zich zullen vertoornen, en hun koning en hun God zullen vloeken, en naar boven zien. En zij zullen naar de aarde zien, en ziet, benauwdheid en duisternis, benauwdheid der angst; en zij zullen verdreven worden in donkerheid.” Jesaja 8:21–22
Als het Licht niet schijnt, blijft slechts de duisternis over. En zonder dat Licht, zegt de profeet, worden de mensen voortgedreven in angst en verwarring. Dat is de toestand van een volk dat zijn roeping als lichtdrager heeft losgelaten.
Daarom keert Jezus terug tot Zijn eenvoudige maar allesomvattende uitspraak:
“Gij zijt het licht der wereld.” Matteüs 5:14
Niet omdat wij zelf volmaakt zijn, niet omdat wij beter zijn dan anderen, maar omdat Hij het Licht is — en Hij leeft in ons. Dat Licht roept tot verantwoordelijkheid. Het roept tot moed. Het roept tot waarheid, ook wanneer die waarheid wordt gehaat. En dat is precies waarom de wereld het niet verdraagt. Zij haat niet jou — zij haat het Licht in jou. Want dat Licht getuigt van haar boosheid.
Het Licht overwint de wereld — maar niet zonder strijd
In het evangelie naar Johannes keert Jezus opnieuw terug naar deze diepe waarheid, die we inmiddels in elke context zien terugkeren: de wereld haat niet de gelovige om zijn persoon, maar omdat hij het Licht draagt — het Licht dat Christus zelf is. En Jezus zegt het dan ook zonder omhaal van woorden:
“De wereld kan u niet haten; maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn.” Johannes 7:7
Wat we hier zien, is geen aanklacht tegen de mensheid in het algemeen, maar een scherp oordeel over de heersende machten van deze wereld — die systemen, leiders, ideologieën en machten die de waarheid onderdrukken, gerechtigheid verdraaien en elke poging tot goddelijke openbaring tegenwerken. Zij haten het Licht omdat het hun daden blootlegt. Maar zij haten jou niet als individu — tenzij jij dat Licht vertegenwoordigt, tenzij jij spreekt namens Christus, tenzij jij Zijn waarheid belijdt. Want dan is hun haat jegens Hem automatisch op jou gericht.
In Johannes 3 wordt dat even scherp benoemd:
“Want een ieder, die kwaad doet, haat het Licht en komt niet tot het Licht, opdat zijn werken niet bestraft worden.” Johannes 3:20
Het is niet dat zij het Licht niet begrijpen. Ze haten het. Ze vermijden het doelbewust. Want ze weten dat het hun daden openbaart, dat het hun binnenste blootlegt. En dat is waarom ze zich keren tegen het evangelie, tegen de kerk, tegen de Schrift, en tegen hen die trouw blijven aan het Woord.
Maar Jezus laat het daar niet bij. In Johannes 15 spreekt Hij tot Zijn discipelen — en daarmee tot ons — over deze vijandschap als iets wat ons niet moet verwarren, maar wat juist een teken is van verbondenheid met Hem. Hij zegt:
“Indien de wereld u haat, zo weet, dat zij Mij eer gehaat heeft dan u. Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; maar omdat gij niet van de wereld zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld.” Johannes 15:18–19
De haat van de wereld is dus een soort bevestiging — geen veroordeling. Het is het bewijs dat je niet langer bij haar hoort, dat je bent overgeplaatst naar het koninkrijk van het Licht. En dat is een troost, hoe zwaar die ook klinkt. Want wie geliefd is door de wereld, moet zich afvragen wiens vriend hij werkelijk is.
Jezus wist wat Zijn volgelingen zouden meemaken. Hij wist dat het lijden zou komen, dat het kruis niet alleen voor Hem bestemd was, maar ook voor hen die Hem navolgen. Daarom sprak Hij deze woorden, aan het einde van Zijn lange onderwijzing aan de discipelen, vlak voor Zijn lijden:
“Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.” Johannes 16:33
Hij verbloemt niets. Hij zegt niet: “Misschien zal er strijd zijn.” Hij zegt: “Gij zult verdrukking hebben.” Het hoort erbij. Het is het pad van het kruis. Maar tegelijkertijd klinkt de overwinningsroep: “Ik heb de wereld overwonnen.”
Dat is onze houvast. Niet dat wij sterk zijn, niet dat wij altijd zullen overwinnen in menselijke zin, maar dat Hij overwonnen heeft. Dat Zijn overwinning onze zekerheid is. Zelfs als wij lijden, zelfs als wij vervolgd worden, zelfs als wij sterven — Zijn overwinning staat vast. En daarom kunnen wij leven in vrede, te midden van strijd.
De wereld is in haar laatste stuiptrekkingen. Haar haat wordt feller, haar aanvallen brutaler, haar ideologieën steeds radicaler. Maar dat komt omdat zij voelt dat haar tijd kort is. Het Licht groeit. De waarheid wint terrein. En de koning komt. Hij zal niet zwijgen. Hij zal niet toegeven. Hij zal rechtzetten wat krom is, afbreken wat vals is, en oprichten wat eeuwig is.
Tot die tijd — zolang wij hier zijn — is onze opdracht duidelijk: wees het Licht. Wees trouw. Wees standvastig. Want het is niet jouw naam die gehaat wordt. Het is de Zijne. En als Hij in jou woont, dan zal Hij ook door jou overwinnen. Want:
“Gij zijt uit God, kinderkens, en hebt hen overwonnen; want Hij, Die in u is, is meerder dan die in de wereld is.” 1 Johannes 4:4
Wie het kwaad niet benoemt, wordt er medeplichtig aan
Er wordt tegenwoordig veel gepraat over het belang van liefde, verdraagzaamheid en eenheid. Men roept op om vooral niemand te veroordelen, om mild te zijn, om niemand tegen het hoofd te stoten. Maar wie de Bijbel werkelijk leest, wie zich verdiept in de woorden van God en de boodschap van Jezus Christus, die ontdekt dat de gelovige niet enkel geroepen is tot liefde, maar ook tot onderscheiding. En onderscheid betekent: weten wat goed is, en wat kwaad is. Het betekent ook: het kwade durven benoemen.
In Psalm 97 lezen we:
“Gij, die den HEERE liefhebt, haat het kwade.” Psalm 97:10
Dat is een directe opdracht. Geen vage oproep om negatieve dingen te vermijden, geen uitnodiging tot nuance — maar een duidelijk bevel: als je God liefhebt, dan moet je het kwaad haten. En dat betekent niet enkel dat je het mijdt in je eigen leven, maar ook dat je het herkent in de wereld om je heen, en er niet mee meewerkt.
In onze tijd, waarin zoveel christenen zijn opgegroeid met het idee dat men niemand mag veroordelen, klinkt dit als een harde boodschap. Maar het is de boodschap van de Schrift. Want als het kwaad niet wordt ontmaskerd, blijft het bestaan. Als niemand zegt: “Dit is verkeerd,” dan zal de leugen doorgaan als waarheid, en de duisternis als licht.
De apostel Paulus schreef hierover aan de gemeente in Efeze:
“En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontdek dezelve.” Efeze 5:11
“Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen.” Efeze 5:12
“Maar al deze dingen worden openbaar, als zij van het licht bestraft worden; want al wat openbaar maakt, is licht.” Efeze 5:13
Dat is dus wat het Licht doet. Het is niet slechts iets moois dat in ons straalt, een warme gloed van vroomheid of innerlijke vrede. Het is een kracht die ontmaskert, die alles wat zich in duisternis verschuilt zichtbaar maakt. En daarom wordt het gehaat. Daarom worden zij die het Licht dragen veracht, uitgesloten, tegengewerkt.
En toch zijn er predikers — sommigen met grote invloed — die de spotlights van de wereld niet schuwen, en zich in politieke kringen bewegen zonder ooit iets te zeggen over de zonden van deze wereldleiders. Zij spreken mooie woorden over de liefde van God, maar verzwijgen Zijn rechtvaardigheid. Ze spreken over hoop, maar zwijgen over oordeel. En in die stilte groeit het kwaad — en blijft het onaangeroerd.
Ik herinner me een vrouw, betrokken bij een invloedrijke religieuze organisatie, die bekendstond als een ‘vol van de Heilige Geest’. Ze werd bewonderd in bijeenkomsten van de volle evangeliebeweging, sprak vurig over haar liefde voor Jezus — en tegelijk werkte ze in haar vrije tijd actief mee aan de verkiezingscampagne van een man die openlijk verbonden was aan organisaties die al decennialang ijverden voor de ontmanteling van christelijke waarden en de overgave van het land aan de machten van de Antichrist.
Hoe kan iemand die zegt vol te zijn van de Geest, blind zijn voor zulke zaken? Hoe kan een gelovige de ene dag bidden om opwekking, en de volgende dag campagne voeren voor een man die werkt aan de vernietiging van alles wat God lief is?
Het antwoord is schrijnend eenvoudig: gebrek aan onderscheiding. Geen geestelijk inzicht. Geen kennis van de Schrift. Geen bereidheid om het kwaad onder ogen te zien en het bij naam te noemen. Men is liever positief, liever vriendelijk, liever stil — en dus medeplichtig.
De profeet Jeremia sprak daar ook over. Hij zei:
“Zij genezen de breuk van Mijns volks dochter op het lichte af, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede.” Jeremia 6:14
Met andere woorden: men stelt mensen gerust terwijl er geen reden tot gerustheid is. Men sust hen in slaap terwijl de vijand al voor de poort staat. Men roept: “Alles is goed,” terwijl het huis brandt. En dan vraagt men zich af waarom het kwaad steeds groter wordt, waarom de wereld steeds duisterder lijkt.
Maar dat komt omdat het Licht zwijgt. Omdat het Licht zich terugtrekt. Omdat zij die geroepen zijn om te schijnen, hun lamp onder een korenmaat zetten. En zolang dat zo is, zal de duisternis toenemen.
Toch hoeft dat niet het laatste woord te zijn. Want het Licht van Christus is niet afhankelijk van wereldse invloed, politieke macht of publieke erkenning. Het is een innerlijk vuur, een levende waarheid, een kracht die niet gedoofd kan worden door de haat van mensen. En wanneer dat Licht schijnt — echt schijnt — dan worden duistere werken blootgelegd, dan worden leugens ontmaskerd, dan worden harten geraakt.
Want al wat openbaar maakt, is Licht. En dat Licht leeft in jou, als Christus in jou leeft.
Het getuigenis van het Licht is onze hoogste roeping
Als gelovigen denken we soms dat we niets kunnen doen tegen de machten van deze wereld. Dat wij maar gewone mensen zijn, zonder invloed, zonder stem, zonder kracht om iets te veranderen. En toch heeft de Heer Jezus Zijn volgelingen aangesteld als het licht der wereld — niet figuurlijk, maar letterlijk. Hij heeft ons die opdracht gegeven omdat het Licht, dat van Hem is, in ons leeft en door ons straalt. En dat Licht is bedoeld om zichtbaar te zijn. Om te getuigen. Om te spreken. Om te onthullen.
Toen de profeet Jesaja sprak over de toestand van het volk Israël in een tijd van afval en verwarring, wees hij niet naar de koningen, de politici of de buitenlanders als oorzaak van het probleem. Nee, hij richtte zich tot de priesters, de wachters, de leiders van het volk. Hij zei:
“Tot de wet en tot de getuigenis! Indien zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben.” Jesaja 8:20
Als er geen stem klinkt die spreekt vanuit Gods Woord, dan is er geen licht, geen hoop, geen toekomst. Dan blijft er slechts duisternis. En die duisternis verspreidt zich. Mensen worden rusteloos, verbitterd, verward. Ze zoeken naar antwoorden, maar vinden ze niet. En dan keren zij zich — in hun wanhoop — niet tot God, maar tot de aarde. Tot het zichtbare. Tot de schepping in plaats van de Schepper. En precies dat beschrijft Jesaja in de verzen die daarop volgen:
“En zij zullen het land doorgaan, hard gedrukt en hongerig; en het zal geschieden, wanneer zij hongeren zullen, dat zij zich zullen vertoornen, en hun koning en hun God zullen vloeken, en naar boven zien. En zij zullen naar de aarde zien, en ziet, benauwdheid en duisternis, benauwdheid der angst; en zij zullen verdreven worden in donkerheid.” Jesaja 8:21–22
Wat een scherp beeld van onze tijd. Een volk dat geestelijk hongerig is, maar niet wil luisteren naar de wet en het getuigenis. Een volk dat vertwijfeld naar boven kijkt, maar niet gelooft, en dat zich uiteindelijk wendt tot de aarde — tot het materiële, tot wat tastbaar is. En wat vinden ze daar? Geen rust. Geen antwoorden. Alleen benauwdheid, duisternis, en angst.
In zo’n wereld — in zo’n tijd — is het Licht van Christus niet optioneel. Het is noodzakelijk. Het is levensnoodzakelijk. En wie dat Licht heeft ontvangen, wie de Heer Jezus kent, die heeft een verantwoordelijkheid: dat Licht moet schijnen. Niet fluisteren. Niet flikkeren. Niet aarzelen. Maar schijnen — openlijk, helder, zonder vrees.
Want als de kerk zwijgt, zal de wereld niet tot inzicht komen. Als de gelovigen hun mond houden, zal het kwaad niet vanzelf verdwijnen. God heeft gekozen om door Zijn volk te werken. Christus verricht Zijn werken in en door ons. Het is niet zo dat Hij van bovenaf alle dingen regelt zonder ons. Hij leeft in ons, en openbaart Zich door ons. Dat is de diepe geestelijke waarheid van het lichaam van Christus.
Daarom zei Hij:
“Gij zijt het licht der wereld.” Matteüs 5:14
En opnieuw, in Johannes:
“Gelijk Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook u.” Johannes 20:21
Dat is een opdracht. Geen optie. Geen vrome gedachte. Maar een mandaat, een zending, een roeping. En wie die roeping serieus neemt, zal merken dat de wereld hem niet met open armen ontvangt. Integendeel — de wereld haat dat Licht, precies omdat het haar werken ontdekt. Maar die haat mag ons niet afschrikken. Ze moet ons waarschuwen, ons wakker houden, ons versterken. Want we zijn niet van deze wereld. Christus heeft ons uit de wereld genomen, opdat wij in de wereld Zijn werk zouden voortzetten — tot de dag dat Hij terugkomt.
Het ware motief van de wereld — angst voor het Licht in jou
In het zevende hoofdstuk van Johannes lezen we de woorden van Jezus:
“De wereld kan u niet haten; maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn.” Johannes 7:7
En dat brengt ons tot een diepere overdenking: wanneer zal de wereld jou haten? Wanneer zal zij zich tegen jou keren? Want Jezus maakte het duidelijk: het is niet de persoon die gehaat wordt om wie hij is, om zijn naam of afkomst — maar om wat hij draagt, om Wie hij vertegenwoordigt. De haat richt zich op het Licht in jou, niet op jouw aardse identiteit. En dus: wanneer het Licht van Christus in jou openbaar wordt — dan begint de haat. Dan komt de tegenstand.
In Johannes 3 staat:
“Want een ieder, die kwaad doet, haat het Licht en komt niet tot het Licht, opdat zijn werken niet bestraft worden.” Johannes 3:20
Het is die vrees voor ontdekking die de haat opwekt. De wereld kan omgaan met religieuze mensen, zolang zij zwijgen over zonde. De wereld heeft geen moeite met vroomheid, zolang zij niet aan het geweten komt. Maar zodra het Licht het hart binnendringt, zodra het Woord het kwaad benoemt, slaat de sfeer om. Dan is er vijandschap. En die vijandschap is oud. Ze gaat terug tot de eerste mens die zich verzette tegen Gods licht, tot Kaïn, die zijn broer doodde omdat diens werken rechtvaardig waren. Niet omdat Abel hem kwaad deed, maar omdat zijn leven een getuigenis was tegen het kwaad van Kaïn.
Vandaag de dag is het niet anders. In landen waar christenen vervolgd worden, in regimes die hen onderdrukken, is het altijd hetzelfde patroon: ze worden niet gemarteld om hun gedrag, maar om hun geloof. Niet omdat ze gevaarlijk zijn als mensen, maar omdat ze het Licht dragen dat het systeem blootlegt. En in het Westen, waar openlijke vervolging zeldzamer is, is de haat subtieler — maar niet minder aanwezig. Het uit zich in isolatie, bespotting, ontslag, uitsluiting. De wereld weet instinctief wie van Christus is — en reageert.
Toch is dat geen reden tot vrees. Want die reactie, hoe pijnlijk ook, is het bewijs dat het Licht werkt. Het is de echo van de kracht van Christus in jou. In Psalm 27 schrijft David:
“De HEERE is mijn Licht en mijn heil; voor wie zou ik vrezen?” Psalm 27:1
Dat is het antwoord. De wereld mag zich keren tegen het Licht, maar het Licht is sterker. Het Licht is onze redding. Het is onze kracht. En als Hij, het Licht, in ons woont, dan hebben wij niets te vrezen. Niet voor mensen, niet voor machten, niet voor systemen. Het Licht heeft overwonnen. En het zal opnieuw overwinnen — in en door ons.
De strijd die we voeren is niet slechts een ideologische strijd. Het is geestelijk. Het gaat niet om meningen, maar om werkelijkheden. Het is de botsing tussen het rijk der duisternis en het Koninkrijk van het Licht. En de plaats waar die botsing zichtbaar wordt, is in de levens van hen die het Licht dragen. Daarom zei Jezus tot Zijn discipelen:
“Gij zijt het Licht der wereld.” Matteüs 5:14
Niet als een compliment, maar als een opdracht. En het is aan ons om dat Licht te laten schijnen, hoe groot de duisternis ook wordt. Want het is beter gehaat te worden om de waarheid, dan geliefd te zijn in de leugen. Het is beter het Licht te dragen en veracht te worden, dan geliefd te zijn in duisternis.
De wereld zegt: wees stil, pas je aan, meng je onder ons, verlies je scherpte. Maar het evangelie zegt: sta op, wees helder, spreek, en wees niet bang. Want het Licht in jou is Christus — en Hij is de hoop van de wereld.
Christus roept lichtdragers — geen toeschouwers
We naderen de afronding van deze lange boodschap, maar de essentie blijft branden met dezelfde intensiteit: de wereld haat Christus, niet jou — maar wanneer jij Zijn Licht draagt, richt haar haat zich op jou. En dat moet ons niet verbazen. Dat moet ons niet ontmoedigen. Integendeel, het moet ons wakker schudden tot gehoorzaamheid. Het moet ons scherp houden. Want de wereld is niet op zoek naar oppervlakkige religie of vage moraal. De wereld wordt in beweging gebracht wanneer zij wordt geconfronteerd met het onweerlegbare getuigenis van het Licht — en dat Licht woont in ons.
Jezus zei het in Johannes 15:
“Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; maar omdat gij niet van de wereld zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld.” Johannes 15:19
Dat is geen poëtische metafoor. Dat is een geestelijke wetmatigheid. Wie werkelijk Christus volgt, wordt niet geliefd door de wereld. Hij wordt niet uitgenodigd op de ereplaatsen, niet bejubeld door machthebbers, niet omarmd door systemen die gebouwd zijn op leugen en zelfverheerlijking. Hij wordt veracht. Genegeerd. Tegengesproken. Soms zelfs vernietigd.
En dat heeft niets te maken met persoonlijke eigenschappen. Je kunt een zachtmoedig mens zijn, vredelievend, behulpzaam, nederig — en toch gehaat worden. Waarom? Omdat de geestelijke machten deze wereld niet haten wat je doet, maar wie er in je leeft.
In het boek Jesaja wordt een duistere toekomst beschreven voor een volk dat zich afkeert van het Woord:
“En zij zullen het land doorgaan, hard gedrukt en hongerig; en het zal geschieden, wanneer zij hongeren zullen, dat zij zich zullen vertoornen, en hun koning en hun God zullen vloeken, en naar boven zien. En zij zullen naar de aarde zien, en ziet, benauwdheid en duisternis, benauwdheid der angst; en zij zullen verdreven worden in donkerheid.” Jesaja 8:21–22
Dat is wat er gebeurt als het Licht verdwijnt. Niet in theorie, maar in de praktijk. Wanneer het getuigenis zwijgt, wanneer het Woord niet meer gepredikt wordt, wanneer de gelovigen zich terugtrekken in comfort en stilte — dan breekt de duisternis door. En zij stopt niet vanzelf. Ze moet worden tegengehouden. Niet met menselijke kracht, maar met het Licht van Christus, zichtbaar en hoorbaar in ons.
Daarom is zwijgen geen optie. God roept geen toeschouwers, Hij roept lichtdragers. Mensen die het aandurven het kwaad te benoemen, ongeacht de consequenties. Mensen die bereid zijn om niet geliefd te zijn. Mensen die, als het moet, hun reputatie, hun bezit, zelfs hun leven verliezen omwille van Zijn Naam.
Want dit is wat Jezus zegt in het slot van Johannes 16:
“Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.” Johannes 16:33
Dat is de sleutel. Niet dat de wereld ons zal sparen, maar dat Hij de wereld reeds heeft overwonnen. En als Hij in ons leeft, dan leven wij in die overwinning. Ook al lijkt het alsof wij verliezen, ook al lijken wij klein, kwetsbaar, machteloos — Hij is groot, krachtig en overwinnend.
En dat Licht in ons — dat is wat de wereld vreest. Niet omdat wij machtig zijn, maar omdat het Licht haar werk doet: het ontdekt. Het openbaart. Het oordeelt. En het roept op tot bekering.
Het Licht is niet te stoppen — en Zijn Koninkrijk komt
Broeder, zuster — wij zijn mensen die leven in een tijd die gekenmerkt wordt door verwarring, door angst, door toenemende duisternis. Maar wij leven ook ná een tijd waarin miljoenen en miljoenen mensen, eenvoudig zoals u en ik, hun leven hebben gegeven omwille van hun geloof in de Heer Jezus Christus. Zij waren vaders en moeders, kinderen en grootouders, boeren en arbeiders, burgers zoals wij — en zij stierven in gevangenissen, werkkampen en martelkamers, omdat zij het Licht niet wilden verloochenen.
Wij zijn niet anders dan zij. Wij zijn niet uitzonderlijk, niet onsterfelijk, niet onaantastbaar. Wat hen is overkomen, kan ook ons overkomen. En misschien, als de dagen duisterder worden, als de machten van deze wereld zich scherper keren tegen de Naam van Christus, zullen ook wij de prijs moeten betalen. Maar als dat gebeurt, als die dag komt, vergeet dan niet de woorden van onze Heiland:
“Gij zijt niet van de wereld, maar Ik heb u uit de wereld uitverkoren; daarom haat u de wereld.” Johannes 15:19
“In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.” Johannes 16:33
Als wij lijden, is dat niet omdat wij tekortschieten, maar omdat wij gekozen zijn. Als wij gehaat worden, is dat niet omdat wij iets verkeerds doen, maar omdat Zijn Licht in ons zichtbaar is. En daarom zal Hij, die in ons woont, ook voor ons zorgen. Hij zal ons vasthouden. Hij zal ons leiden. Want de haat is gericht op Hem — en Hij draagt ons.
De wereld staat op instorten. De systemen wankelen. De duisternis komt op als een vloedgolf. Maar het Koninkrijk van God is aanstaande. Het is nabij. En het komt niet met de goedkeuring van mensen, niet met de lof van machthebbers, maar met kracht, met gerechtigheid, en met heerlijkheid.
En tot die tijd — zolang wij hier zijn — heeft Hij ons geroepen om het Licht te zijn. Niet het Licht van eigen kunnen, maar het Licht van Zijn aanwezigheid in ons. En dat Licht is niet bedoeld om verborgen te blijven, maar om te schijnen. Om te stralen. Om te spreken. Om te getuigen.
“Gij zijt het Licht der wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.” Matteüs 5:14
Laat ons dan niet bang zijn. Laat ons niet zwijgen. Laten we onze plaats innemen — te midden van de wereld, als dragers van Zijn Licht. Want dat Licht is sterker dan elke leugen. Het is dieper dan elke duisternis. En het overwint — altijd.
De wereld is op haar laatste benen. Het kwaad lijkt sterk, maar het is aan het einde van zijn macht. De tijd is kort. En wat komt, is niet chaos, maar orde. Niet ondergang, maar herstel. Niet onderdrukking, maar Koningschap. Want het Koninkrijk van onze God komt — en niemand kan het tegenhouden.
“En het Koninkrijk, en de heerschappij, en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel, zal gegeven worden aan het volk der heiligen des Allerhoogsten; Wiens Koninkrijk een eeuwig Koninkrijk is, en alle machten zullen Hem eren en gehoorzamen.” Daniël 7:27
Laten we daarom buigen. Laten we waakzaam zijn. Laten we wandelen in het Licht zoals Hij in het Licht is. En laten we weten: Hij die in ons is, is meer dan al wat tegen ons is.
Amen.






