De Volken en de Kerk Tegen God
De naties van de aarde en de religieuze instellingen zijn verenigd tegen God.
Velen beseffen wel dat regeringen en wereldleiders zich in hun handelen keren tegen de belangen van volkeren. Maar weinigen durven de gedachte toe te laten dat zelfs de religieuze systemen – instellingen die zich in naam van God presenteren – in werkelijkheid Zijn tegenstanders zijn.
Dit oordeel richt zich niet op individuele gelovigen, maar op georganiseerde religie als machtssysteem: kerken, denominaties, bewegingen die beweren het Woord te verkondigen, maar die Gods wet terzijde schuiven, Zijn autoriteit ondermijnen en Zijn volk misleiden. Zowel binnen het christendom als daarbuiten.
Deze werkelijkheid wordt al vanaf het begin van het boek Psalmen duidelijk gemaakt. De Schrift zet direct de lijnen uit tussen het pad van de rechtvaardige en dat van de goddeloze.
Psalm 1:1-6 “Gezegend is de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op de weg der zondaars, noch zit in de zetel van spotters, maar zijn vreugde is in de wet van de HEER, en in Zijn wet mediteert hij dag en nacht. Hij zal zijn als een boom geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd; zijn blad zal niet verwelken, en al wat hij doet zal voorspoedig zijn. Zo is het niet met de goddelozen; zij zijn als het kaf dat de wind wegdrijft. Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het oordeel, noch zondaars in de vergadering der rechtvaardigen. Want de HEER kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan.”
Dit beginsel – dat God de rechtvaardige kent en zegent, en dat de weg van de goddelozen tot niets leidt – loopt als een gouden draad door de gehele Schrift. Wie zich verheugt in Zijn wet zal standhouden; wie dat niet doet, zal ten onder gaan. Die scheiding zal uiteindelijk zichtbaar worden, ook al lijkt het nu niet zo.
In tegenstelling tot deze waarheid, leert men vandaag in veel kerken dat men niets moet doen tegen het kwaad. Dat we als gelovigen geen weerstand hoeven te bieden aan onrecht, zonde of goddeloosheid. Sterker nog, er is een groeiende drang om iedereen – ongeacht overtuiging – te verenigen in een gemeenschappelijke geloofservaring. Religieuze eenheid, wereldwijde samenwerking, alle kerken en religies samen als één. Maar deze boodschap is niet in lijn met het Woord van God. Zij is een vervalsing die de heiligheid van Zijn geboden ondermijnt.
De Schrift spreekt niet over valse vrede of wereldwijde harmonie. Zij spreekt over opstand. Over wereldleiders die zich opstellen tegen God en Zijn Gezalfde.
Psalm 2:1-3 “Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid? De koningen der aarde stellen zich op, en de machthebbers spannen samen tegen de HEER en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen.”
De volken willen zich onttrekken aan Gods heerschappij. Zij willen Zijn gezag verbreken, Zijn geboden loslaten. Dit is niet slechts een menselijke dwaling; het is bewuste rebellie. Overheden, samenlevingen en instellingen proberen een wereld te bouwen zonder God. Zonder Christus. Zonder verantwoording aan Zijn wet.
Maar God lacht hen uit. Hij spot met hun ijdelheid. Hij laat zien dat hun plannen geen stand houden tegenover Zijn besluit.
Psalm 2:4-6 “Hij die in de hemel woont zal lachen, de HEER zal hen bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en hen verschrikken in Zijn brandende verontwaardiging: Ik heb toch Mijn Koning gezalfd over Sion, Mijn heilige berg.”
Gods antwoord op hun opstand is geen onderhandeling, geen compromis. Hij heeft Zijn Zoon tot Koning gesteld, en niemand kan dat veranderen. Hij regeert vanuit Sion, en Zijn macht is absoluut.
Psalm 2:7-9 “Ik zal het besluit verkondigen: de HEER heeft tot Mij gezegd: Jij bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt. Vraag het Mij, en Ik zal U de heidenen tot Uw erfdeel geven, en de einden der aarde tot Uw bezit. U zult hen breken met een ijzeren staf, U zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.”
Christus zal heersen. Niet met toegeeflijkheid tegenover zonde, maar met een ijzeren staf. Hij zal de naties oordelen, de machten van de aarde verbreken. Dit is geen beeld van zwakte, maar van rechtvaardigheid in volle kracht.
Zijn wederkomst, zoals geopenbaard aan Johannes, bevestigt deze autoriteit.
Openbaring 19:11,15-16 “En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij die daarop zat werd genoemd Getrouw en Waarachtig, en in gerechtigheid oordeelt Hij en voert oorlog. En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de volken zou slaan; en Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf; en Hij treedt de wijnpers van de grimmige toorn van God, de Almachtige. En op Zijn kleed en op Zijn dij stond een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren.”
Christus komt terug om te oordelen. Niet om te praten. Niet om te bemiddelen. Maar om te regeren met heilig gezag. Hij komt tegen de naties die zich tegen Hem hebben verenigd. Tegen de koningen en hun legers. Tegen religieuze machten die Hem verloochend hebben.
Psalm 2:10-12 “Wees nu wijs, o koningen; laat u onderwijzen, o rechters der aarde. Dien de HEER met vrees, en verheug u met beven. Kus de Zoon, opdat Hij niet toorne en u op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn slechts een weinig ontbrandt. Gelukkig zijn allen die op Hem vertrouwen.”
De waarschuwing is helder. Leiders van de aarde – koningen, presidenten, rechters – worden opgeroepen zich te onderwerpen aan de Zoon. De tijd van genade kent een einde. Er is geen veiligheid buiten Hem. Alleen zij die op Hem vertrouwen zijn gezegend.
De Profeten en het Komende Oordeel
De waarheid die in de Psalmen wordt uitgesproken, komt ook krachtig tot uiting in de woorden van de profeten. God spreekt niet enkel tot de wereld door lofzangen en gebeden, maar ook door ernstige waarschuwingen via Zijn dienstknechten. Deze boodschappen zijn niet mild. Ze zijn scherp, doordringend en gericht tot een volk dat Hem heeft verlaten, dat naar eigen inzicht leeft, en zich niet meer laat leiden door Zijn geboden.
De profeten spreken tot Israël, tot Juda, en tot alle naties. Maar wat vandaag vaak genegeerd wordt, is dat deze profetieën niet slechts betrekking hebben op het verleden, maar dat ze spreken tot het hart van deze huidige wereld – inclusief de zogenaamde kerk.
God heeft Zijn oordeel niet teruggetrokken. Hij heeft Zijn eisen niet veranderd. Hij verlangt nog steeds gehoorzaamheid, rechtvaardigheid, zuiverheid en toewijding.
Jesaja 1:2-4 “Hoort, o hemelen, en neem ter ore, o aarde, want de HEER spreekt: Ik heb kinderen grootgebracht en opgevoed, maar zij zijn tegen Mij in opstand gekomen. Een os kent zijn eigenaar en een ezel de krib van zijn meester; maar Israël kent het niet, Mijn volk begrijpt het niet. Wee het zondige volk, een volk beladen met ongerechtigheid, een zaad van boosdoeners, kinderen die verderf aanrichten; zij hebben de HEER verlaten, zij hebben de Heilige van Israël verworpen, zij zijn teruggevallen en afgekeerd.”
Dit is niet slechts een beschrijving van een antiek volk in het Midden-Oosten. Het is een spiegelbeeld van de toestand van velen vandaag. God zegt dat zelfs de beesten hun eigenaar kennen, maar Zijn volk kent Hem niet meer. Religieuze mensen spreken over God, maar weigeren Zijn autoriteit. Ze gebruiken Zijn naam, maar dienen Hem niet. Ze zijn kinderen geworden die verdorvenheid voortbrengen. Kinderen van religie, niet van gehoorzaamheid.
Jesaja 1:10-15 “Hoort het woord van de HEER, gij leiders van Sodom; neem de wet van onze God ter ore, gij volk van Gomorra. Wat heb Ik aan de menigte van uw offers? zegt de HEER. Ik heb genoeg van de brandoffers van rammen en het vet van vetgemeste dieren; Ik heb geen behagen in het bloed van stieren, of lammeren of bokken. Wanneer gij komt om voor Mijn aangezicht te verschijnen, wie heeft dit van u geëist, dit platlopen van Mijn voorhoven? Breng geen zinloze offers meer; reukwerk is voor Mij een gruwel. Nieuwe maan en sabbat, het bijeenroepen van samenkomsten – Ik kan het niet verdragen: ongerechtigheid en plechtige bijeenkomst. Uw nieuwe manen en uw feestdagen haat Mijn ziel; ze zijn voor Mij tot last geworden; Ik ben het moe om ze te dragen. En wanneer gij uw handen uitstrekt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ja, wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet – uw handen zijn vol bloed.”
Dit is de stem van een God die walgt van religie zonder rechtvaardigheid. Mensen komen samen in Zijn naam, brengen offers, zingen liederen, houden feesten en vieren sabbatten. Maar Hij zegt dat Hij het haat. Waarom? Omdat het een façade is. Ze brengen offers, maar leven in zonde. Ze bidden, maar hun handen zijn besmeurd met het bloed van onschuldigen. Ze vereren Hem met hun lippen, maar hun hart is ver van Hem verwijderd.
Jesaja 1:16-17 “Was u, reinig uzelf; verwijder de boosheid van uw daden van voor Mijn ogen; houd op met kwaad doen. Leer goed te doen; zoek recht, breng de onderdrukte recht, verdedig de wees, pleit voor de weduwe.”
Wat God wil is geen religieuze rituelen, maar bekering. Hij roept op tot gerechtigheid. Tot ware verandering. Tot handelen naar waarheid. Hij wil dat Zijn volk de wezen verdedigt, de weduwen bijstaat, de onderdrukten recht verschaft. Dáárin ligt ware aanbidding. Dáárin openbaart zich geloof.
Toch blijft het volk doof. Toen, en nu. De roep van Jesaja weerklinkt door de eeuwen, maar wordt vandaag genegeerd. In plaats van ware gerechtigheid zoeken velen de goedkeuring van mensen. Ze prediken een glad evangelie, aangepast aan de smaak van de massa. Maar God laat Zich niet bespotten.
De Ware Roep Tot Bekering
De boodschap van de profeten is geen historische voetnoot. Het is een voortdurende roepstem van God tot Zijn volk. Niet slechts tot het Israël van vlees en bloed, maar tot allen die zeggen Hem te kennen – en Hem toch verlaten hebben.
God is niet op zoek naar religieuze activiteit, maar naar harten die gebroken zijn over zonde. Hij vraagt geen offers, geen systemen, geen indrukwekkende bijeenkomsten. Hij vraagt gerechtigheid, barmhartigheid en nederigheid.
De oproep tot bekering is helder en onmiskenbaar. En Hij stelt het volk op de proef: of ze bereid zijn zich te keren van hun zonden en terug te komen tot Hem.
Jesaja 1:18-20 “Kom nu, en laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt de HEER. Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als wol. Indien gij gewillig bent en luistert, zult gij het goede van het land eten. Maar indien gij weigert en opstandig blijft, zult gij door het zwaard verteerd worden; want de mond van de HEER heeft het gesproken.”
God biedt vergeving aan. Niet aan wie zich verbergt achter religieuze vormen, maar aan wie bereid is om eerlijk voor Hem te verschijnen. Zijn barmhartigheid is overvloedig – maar Zijn oordeel is zeker over hen die weigeren zich te bekeren. De uitnodiging is open, maar niet vrijblijvend.
Het oordeel begint niet bij de wereld. Het begint bij hen die beweren Zijn huis te zijn. Zijn volk. Zijn gemeente.
Jesaja 2:6-8 “Want U hebt Uw volk verlaten, het huis van Jakob, omdat zij vol zijn van oosterse gewoonten en waarzeggerij, zoals de Filistijnen, en zij sluiten zich aan bij kinderen van vreemden. Hun land is vol zilver en goud, en er is geen einde aan hun schatten; hun land is ook vol paarden, en er is geen einde aan hun strijdwagens. Hun land is vol van afgoden; zij buigen zich neer voor het werk van hun handen, voor wat hun vingers hebben gemaakt.”
Zij noemen zich Gods volk, maar leven als de heidenen. Ze zijn besmet met de gebruiken van de naties. Vol rijkdom, vol macht, vol afgoderij. Ze buigen zich voor wat ze zelf hebben gemaakt – systemen, leerstellingen, gebouwen, tradities – alles behalve God Zelf.
De moderne kerk is niet veel anders. Ze vertrouwt op methodes, programma’s, entertainment, structuren. Ze zoekt invloed, aantallen, reputatie. Maar haar hart is ver van Hem.
Jesaja 3:8-9 “Want Jeruzalem is gevallen en Juda is neergestort, omdat hun tong en hun daden tegen de HEER zijn, om de ogen van Zijn heerlijkheid te tarten. De uitdrukking van hun gezicht getuigt tegen hen, en zij verkondigen hun zonde als Sodom; zij verbergen het niet. Wee hun ziel, want zij hebben zichzelf kwaad aangedaan.”
De zonde is niet langer iets om te verbergen. Het wordt openlijk verkondigd. Zonde wordt gevierd, rechtvaardigheid bespot. Wat kwaad is wordt goed genoemd, en wat goed is wordt verworpen. Dit is geen toeval. Het is een beschrijving van opzettelijke rebellie – niet alleen in de wereld, maar ook onder hen die zich het volk van God noemen.
En toch – temidden van oordeel, klinkt nog steeds genade voor wie zich buigt.
Jesaja 3:10-11 “Zeg tegen de rechtvaardige dat het hem goed zal gaan, want zij zullen de vrucht van hun daden eten. Wee de goddeloze – het zal hem slecht vergaan, want wat zijn handen hebben gedaan, zal hem worden terugbetaald.”
God ziet alles. Hij laat Zich niet misleiden. Wat men zaait, zal men oogsten. De rechtvaardige zal niet vergeten worden, ook al leeft hij te midden van een goddeloze generatie. Maar de goddeloze, hoe machtig of gerespecteerd ook, zal niet ontsnappen.
De profeten waarschuwen zonder omhaal. Hun woorden zijn scherp, direct en onaangenaam voor wie de waarheid haat. Maar zij spreken namens God. Zij zijn de mond van de HEER in een tijd van afvalligheid.
De Leiders als Verstoorders van Recht
Wanneer God oordeelt, spreekt Hij niet alleen tot het volk, maar ook tot de leiders. De oudsten, de bestuurders, de rechters – zij dragen een grotere verantwoordelijkheid, want zij hebben het volk in het onrecht geleid. In plaats van rechtvaardigheid te handhaven, hebben zij zich overgegeven aan corruptie, hebzucht en onderdrukking. Hun misbruik van macht heeft het land vervuild.
Jesaja 3:12-15 “Wat betreft Mijn volk – kinderen zijn hun onderdrukkers, en vrouwen heersen over hen. O Mijn volk, zij die u leiden brengen u op een dwaalweg en vernietigen het pad waarop u gaat. De HEER staat op om een rechtszaak te voeren, en Hij staat op om Zijn volk te oordelen. De HEER treedt naar voren om tegen de oudsten van Zijn volk en hun leiders recht te spreken: Het zijn jullie die de wijngaard hebben kaalgevreten; wat van de armen is geroofd, bevindt zich in uw huizen. Hoe durven jullie Mijn volk te verpletteren en het aangezicht van de armen te vermalen? zegt de Heer, de HEER der legermachten.”
De leiders van het volk zijn geen herders meer, maar rovers. Ze hebben zich verrijkt met wat van de armen was. Ze hebben gerechtigheid verdraaid en onderdrukking toegestaan – en zelfs bevorderd. De HEER stelt hen direct ter verantwoording.
Deze woorden zijn niet alleen gericht aan het oude Juda, maar aan alle leiders van Gods volk, in elk tijdperk. Aan geestelijke leiders die misbruik maken van hun positie. Aan predikers die het volk misleiden met een vals evangelie. Aan oudsten die zwijgen terwijl onrecht groeit. De verantwoordelijkheid rust zwaar op hun schouders.
Jesaja 5:20-23 “Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis; die bitterheid voorstellen als zoet en zoet als bitterheid. Wee hun die wijs zijn in eigen ogen en verstandig in hun eigen oordeel. Wee hun die helden zijn in het drinken van wijn en machtig in het mengen van sterke drank; die de goddeloze rechtvaardigen voor een geschenk en het rechtvaardige van de rechtvaardigen wegnemen.”
Wanneer morele verwarring wordt gepresenteerd als waarheid, en onrecht wordt gelegitimeerd door gezag, dan is het oordeel nabij. Het beginsel van gerechtigheid wordt omgekeerd. Wie kwaad doet wordt geëerd, en wie de waarheid spreekt wordt gestraft. Deze omkering van Gods orde roept Zijn toorn op.
En het oordeel van God is niet slechts symbolisch. Het is tastbaar. Reëel. Schokkend.
Jesaja 5:24-25 “Daarom, zoals het vuur het stoppels verteert, en het vlammen het kaf verslindt, zo zal hun wortel zijn als verrotting, en hun bloesem zal wegvliegen als stof; omdat zij de wet van de HEER der legermachten hebben verworpen en het woord van de Heilige van Israël hebben veracht. Daarom is de toorn van de HEER ontbrand tegen Zijn volk, en Hij strekte Zijn hand tegen hen uit en sloeg hen. De bergen beefden, en hun lijken lagen als vuilnis op de straten. Ondanks dit alles is Zijn toorn niet afgewend, maar Zijn hand is nog steeds uitgestrekt.”
Zij die zich tegen Zijn wet keren, zullen vallen. De verachting van Zijn woord leidt niet tot leven, maar tot vernietiging. God sloeg Zijn eigen volk – niet uit willekeur, maar uit rechtvaardigheid. Hij is heilig. Hij verdraagt geen opstand.
En zelfs wanneer het oordeel komt, zelfs wanneer de bergen beven en lichamen op de grond liggen – dan nog is Zijn toorn niet ten einde. Want bekering is nog steeds uitgebleven. Zijn hand is nog steeds uitgestrekt – als teken van zowel oordeel als uitnodiging.
In dit alles openbaart zich niet alleen de strengheid van God, maar ook de ernst van de zonde. De Schrift laat geen ruimte voor zelfrechtvaardiging. Geen excuus. Geen religieuze schuilplaats. Waar waarheid verworpen wordt, komt oordeel. En dat oordeel begint bij het huis van God.






