Blog

Home / Algemeen / De verzoeking in de woestijn

De verzoeking in de woestijn

Door Israelwaarheid.com

De verzoeking in de woestijn – De misleiding van de kerken

De kerkelijke leer heeft van de verzoeking in de woestijn een bovennatuurlijk toneelstuk gemaakt waarin Jezus tegenover een gevallen engel zou staan. Eeuwenlang is dat beeld verkondigd als een strijd tussen Christus en een duivel die vanuit de hel de wereld verleidt. Maar dat is niet wat de Schrift zegt. Het idee van een onzichtbare demon die in de woestijn tot Jezus sprak, is geen Joods maar een Grieks en heidens denkbeeld dat pas eeuwen later in het christendom is binnengedrongen. Het is de vrucht van een wereldbeeld waarin goed en kwaad twee machtige, zelfstandige krachten zijn die met elkaar strijden, een dualisme dat in het Hebreeuwse denken onbekend was.

Het Hebreeuwse woord śā ān betekent eenvoudig “tegenstander” of “aanklager”. In de oude geschriften van Israël duidt het geen opstandige geest aan, maar iemand die tegenwerkt of tegenspreekt. De Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, gebruikt hiervoor het woord satanas, wat precies hetzelfde betekent: de tegenwerker. In de Schrift is een satan altijd een functie, nooit een naam.

Dat blijkt uit verschillende plaatsen in de Tenach. In Numeri 22:22 lezen we dat de engel van de HEERE zich opstelde “als een tegenstander” voor Bileam toen die tegen Gods wil optrok.

“Maar de toorn van God ontbrandde, omdat hij ging; en de engel des HEEREN stelde zich hem in den weg, tot een tegenstander voor hem.”

Hier is de engel van de HEERE zelf de satan van Bileam. Dat maakt duidelijk dat het woord geen vaste identiteit aanduidt, maar een rol of taak. Ook in 1 Koningen 11:14 staat dat de HEERE zelf Hadad de Edomiet verwekte “tot een satan tegen Salomo”.

“En de HEERE verwekte een tegenstander tegen Salomo, Hadad, de Edomiet.”

God is dus Degene die een satan verwekt. Dat is onverenigbaar met de kerkelijke voorstelling van een boze macht die buiten Hem zou bestaan.

Voordat Jezus de woestijn binnenging, was Hij bovendien al bekend in Israël. Johannes de Doper had over Hem getuigd, en dat had opschudding veroorzaakt onder de Farizeeën en de priesters. In Johannes 1 lezen we dat de religieuze leiders al afgezanten stuurden om te onderzoeken wie Johannes was en wat hij deed. Toen Jezus werd gedoopt en de stem uit de hemel klonk — “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb” — werd dat nieuws al snel bekend. Vanaf dat moment stond Hij onder toezicht van de geestelijke machthebbers.

De verzoeking in de woestijn moet daarom niet gezien worden als een mystiek duel met een demon, maar als een confrontatie met een menselijke tegenstander, iemand die Hem uitdaagde en peilde waar Hij voor stond. Het is volkomen aannemelijk dat deze persoon afkomstig was uit de kringen van de religieuze elite, die wilde weten of Jezus bereid was mee te buigen binnen hun systeem.

Wanneer de Schrift zegt dat de verzoeker Hem de “koninkrijken van de wereld” toonde, gaat het niet over een magische wereldheerschappij, maar over de bewoonde wereld van het Romeinse rijk — de oikoumenē in het Grieks. Dat was de wereld die men kende, de sfeer waarin de Farizeeën, Sadduceeën en tempelpriesters hun invloed uitoefenden. Zij hadden macht binnen de Romeinse orde en konden bescherming, aanzien en politieke ruimte bieden aan wie zich aanpaste. Wat Jezus in de woestijn werd aangeboden, was deelname aan die macht: het compromis om Zijn zending te verbinden aan menselijke gezagssystemen.

Maar Jezus wees dat af. Zijn antwoord was eenvoudig en absoluut:

“Gij zult de Heere, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.” (Matteüs 4:10)

Hij koos niet voor invloed, aanzien of wereldse zekerheid, maar voor gehoorzaamheid aan de Vader. De verzoeking was geen toneelspel tussen hemel en hel, maar een botsing tussen twee wegen: de weg van gehoorzaamheid aan God en de weg van menselijke macht en religie.

Aan het kruis kwam dezelfde geest van verzoeking opnieuw tot uiting. De voorbijgangers spotten met Hem en riepen:

“Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van het kruis af!” (Matteüs 27:40)

Het is dezelfde toon, dezelfde uitdaging, dezelfde verleiding als in de woestijn: bewijs uzelf, handel buiten de wil van de Vader, toon uw macht. De verzoeking begon in de woestijn en bereikte haar hoogtepunt op Golgotha. Dezelfde geest die Hem toen tartte, stond nu onder het kruis en lachte.

Jezus bleef echter standvastig. Hij liet zich niet verleiden door macht, niet door angst en niet door menselijke provocatie. Daarmee openbaarde Hij dat het echte kwaad niet van buitenaf komt, maar uit het hart van de mens die God wil uitdagen en tarten. De zogenaamde duivel van de kerken is in werkelijkheid de geest van menselijke hoogmoed — het vlees dat zich verheft tegen de wil van de Schepper.

De waarheid is eenvoudig: de verzoeking in de woestijn is geen strijd tussen twee bovennatuurlijke machten, maar het openbaringsmoment waarop zichtbaar wordt dat gehoorzaamheid sterker is dan macht, en dat de Zoon van God niet buigt voor de verleiding van mensen die zichzelf in de plaats van God willen stellen.

De verzoeking in de woestijn – De ware betekenis van “Satan” volgens de LXX

Wanneer we de grondtekst eerlijk volgen, zonder kerkelijke filters of latere theologische invullingen, dan zien we dat het hele idee van een duivel als bovennatuurlijk wezen nergens in de Schrift wordt geleerd. Het woord satan betekent in het Hebreeuws eenvoudig “tegenstander”, “aanklager” of “tegenwerker”. Het duidt geen entiteit aan die losstaat van God, maar beschrijft een functie of houding: iemand die tegenwerkt, tegenspreekt of aanklaagt. Pas in de eeuwen na Christus heeft men dit woord tot een eigennaam gemaakt, tot een zogenaamd gevallen engel die als tegenmacht tegenover God zou bestaan. Dat is een vreemd idee, want in het denken van Israël bestaat er geen tweede kracht die de HEERE evenaart. Alles wat is, staat onder Zijn heerschappij. Zoals Jesaja 45:7 zegt:

“Ik formeer het licht en Ik schep de duisternis, Ik maak het heil en Ik schep het onheil; Ik, de HEERE, doe dit alles.”

Er bestaat dus geen macht buiten Hem. Zelfs het kwaad dat zich voordoet, kan slechts bestaan binnen Zijn bestuur. Het woord satan is daarom geen naam, maar een beschrijving. In de Hebreeuwse tekst van Numeri 22:22 wordt gezegd dat “de engel van de HEERE zich hem in de weg stelde, tot een tegenstander voor hem”. In het Hebreeuws staat daar leśā ān lô — letterlijk: “als een satan voor hem.” De engel van de HEERE is hier dus zelf de satan van Bileam. Dat alleen al maakt het onmogelijk om van satan een vaste identiteit of demonisch wezen te maken.

Ook elders zien we dat het woord gewoon menselijk wordt gebruikt. In 1 Samuël 29:4 zeggen de vorsten van de Filistijnen over David: “Laat hem niet met ons optrekken, opdat hij ons geen satan worde in de strijd.” Niemand leest dat daar een demon bedoeld is; het betekent simpelweg “vijand”. In 1 Koningen 11:14 wordt nog duidelijker gezegd dat de HEERE Zelf Hadad de Edomiet verwekte “tot een satan tegen Salomo”. De Griekse tekst van de Septuaginta luidt daar: anestē kyrios satanā en Salōmōn — “de Heer verwekte een tegenstander tegen Salomo.” Hier is God dus de handelende partij; Hij verwekt de satan. Daarmee is elk kerkelijk beeld van een onafhankelijke boze macht voorgoed weerlegd.

In de Psalmen treffen we vervolgens het Griekse woord diabolos aan, dat verwant is aan satanas. In Psalm 109:6 (LXX 108:6) lezen we: “Stel een goddeloze over hem aan, en laat een diabolos aan zijn rechterhand staan.” Het woord diabolos komt van het werkwoord diaballō, wat “verdraaien”, “beschuldigen” of “kwaadspreken” betekent. Het duidt iemand aan die met woorden de waarheid omkeert en een ander vals beschuldigt. Hetzelfde zien we in Zacharia 3:1, waar Jozua de hogepriester voor de Engel van de HEERE staat, “en de diabolos stond aan zijn rechterhand om hem te beschuldigen.” Ook daar is geen sprake van een demonisch wezen, maar van het beeld van een aanklager in een rechtszaak, iemand die tegenwerkt.

Zelfs in het boek Job, dat vaak door kerken wordt aangehaald als bewijs voor een duivel in de hemel, vinden we niets van dat alles terug. Job 1:6 in de Septuaginta luidt: kai parēn kai ho satanas en mesō autōn — “en de tegenstander was ook onder hen.” De satan is daar aanwezig in Gods vergadering, niet als opstandige geest maar als aanklager die onder Gods gezag staat. Hij kan niets doen zonder toestemming en zegt zelf: “Alleen, strek Uw hand niet uit naar hem.” Alles gebeurt binnen de grenzen die God stelt.

Wie deze passages in hun geheel leest, ziet dat satanas en diabolos gewone beschrijvende woorden zijn en geen namen. Een satan is een tegenstander; een diabolos is een aanklager of lasteraar. De Griekse LXX laat dat overal zien. De verwarring is pas ontstaan toen de vroege kerkvaders — beïnvloed door het Griekse dualisme van Plato en het Perzische zoroastrisme — deze woorden begonnen te lezen als aanduiding van een zelfstandige macht van het kwaad. Daarmee brachten zij het heidense idee van twee eeuwige krachten het christendom binnen: een goede God en een kwade tegen-God.

Door die fout raakte het eenvoudige, zuivere getuigenis van de Schrift verloren. In plaats van de mens verantwoordelijk te houden voor zijn eigen zonde, schoof men de schuld af op een denkbeeldige duivel. Het kwaad kwam zogenaamd “van buitenaf”, uit de hel, terwijl de profeten van Israël juist leerden dat het uit het hart van de mens zelf voortkomt. Jeremia 17:9 zegt het onomwonden:

“Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het; wie zal het kennen?”

De ware “tegenstander” van God is niet een gevallen engel, maar de mens die zijn eigen wil boven de wet van de HEERE stelt. Wanneer Jezus in de woestijn wordt verzocht, is dat dus geen confrontatie met een demonisch wezen, maar met de geest van menselijke hoogmoed die ook in de Farizeeën leefde — de neiging om macht, status en eer te verkiezen boven gehoorzaamheid.

De leer van een persoonlijke duivel is daarmee niets anders dan een rookgordijn van de kerk, een middel om de mens te ontlasten van zijn verantwoordelijkheid. De Schrift daarentegen houdt de spiegel voor: de strijd speelt zich niet af in de hemel, maar in het hart. En precies daarom is Jezus’ overwinning in de woestijn zo groot. Hij overwon niet een mythische duivel, maar de verleiding van het vlees en de wereld, de stem die Hem aanzette tot trots, macht en compromis. Zijn overwinning was werkelijk menselijk — gehoorzaamheid aan God te midden van menselijke tegenstand. Dat is de ware betekenis van de verzoeking in de woestijn, en dat is ook de plaats waar de eeuwenoude leugen van de kerk haar ontmaskering vindt.

De verzoeking in de woestijn – De voortzetting van de verzoeking

De verzoeking van Jezus in de woestijn staat niet op zichzelf. Het is het begin van een voortdurende beproeving die zich door Zijn hele bediening heen voortzet. Wat in de woestijn begon met de woorden “Indien Gij de Zoon van God zijt”, klinkt telkens opnieuw in de mond van mensen die Hem uitdagen. Het zijn niet de woorden van een onzichtbare demon, maar van menselijke tegenstand, van de religieuze geest die Hem wilde ontmaskeren of verleiden tot een stap buiten de wil van de Vader.

Vanaf het moment dat Jezus werd gedoopt in de Jordaan, stond Hij in het vizier van de geestelijke machthebbers van Israël. Johannes de Doper had over Hem getuigd, en dat getuigenis ging als een lopend vuur door het land. De Farizeeën, de Sadduceeën en de schriftgeleerden hielden Hem sindsdien nauwlettend in de gaten. Ze zagen in Hem een bedreiging voor hun gezag en voor hun verhouding met de Romeinse bezetters, want een man die het volk in beweging bracht en sprak met gezag dat niet van de tempel kwam, kon hun positie ondermijnen. Het is dan ook geen toeval dat de verzoeking in de woestijn direct volgt op Zijn doop. De Geest leidt Hem in de woestijn om daar te worden beproefd, niet door een demonisch wezen, maar door de geest van ongeloof die zich via mensen manifesteert.

De drie verzoekingen die Matteüs 4 beschrijft, tonen precies de drie machten waaraan de Farizeeën zich later zouden vasthouden: de macht van het brood (het materiële), de macht van de tempel (het religieuze gezag) en de macht van de koninkrijken (de politieke invloed). De tegenstander biedt Jezus die drie wegen aan, maar telkens wijst Hij ze af en kiest Hij voor gehoorzaamheid.

“Niet van brood alleen zal de mens leven, maar van alle woord dat uit de mond van God uitgaat.” (Matteüs 4:4)

“Gij zult de Heere, uw God, niet verzoeken.” (Matteüs 4:7)

“Gij zult de Heere, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.” (Matteüs 4:10)

Wat Jezus daar afwijst, is precies wat de religieuze leiders Hem later voortdurend proberen aan te smeren. Toen de schriftgeleerden en Farizeeën een vrouw bij Hem brachten die op overspel betrapt was, was dat niet omdat zij rechtvaardigheid zochten, maar omdat zij Hem wilden verzoeken.

“En zij zeiden: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt in overspel. Mozes heeft ons in de wet geboden zulke te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij?” (Johannes 8:4–5)

Hun bedoeling was niet recht, maar berekend. De tekst zegt het zelf: “Dit zeiden zij om Hem te verzoeken, opdat zij Hem konden beschuldigen.” Het was dezelfde geest van de verzoeker uit de woestijn. Ze wilden zien of Hij de Wet zou verloochenen of Zichzelf zou tegenspreken. Als Hij zou zeggen dat zij haar moesten laten gaan, zouden zij Hem beschuldigen van ongehoorzaamheid aan Mozes. Als Hij zou zeggen dat zij haar moesten stenigen, zouden ze Hem aan de Romeinen overleveren, want het Joodse volk mocht niemand ter dood brengen zonder toestemming van de Romeinse overheid. Het was een val, een menselijke verzoeking, bedacht om Hem te dwingen buiten de wil van de Vader te handelen.

Hetzelfde patroon herhaalt zich voortdurend. Wanneer de Farizeeën Hem vragen of het geoorloofd is belasting te betalen aan de keizer, wanneer zij eisen dat Hij een teken uit de hemel geeft, wanneer zij Hem uitdagen om op sabbat te genezen — telkens opnieuw is het een verzoeking. Ze willen Hem op woorden vangen, Hem dwingen tot een uitspraak waarmee ze Hem kunnen veroordelen. Dat is de stem van de satanas, de aanklager, niet als demonisch wezen, maar als menselijk verzet tegen de waarheid van God.

En dan, aan het einde, klinkt dezelfde stem opnieuw, ditmaal bij het kruis. Terwijl Hij daar hangt, vernederd en bespot, roepen de voorbijgangers en de overpriesters met dezelfde woorden die in de woestijn klonken:

“Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van het kruis af.” (Matteüs 27:40)

“Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen; laat Hij nu van het kruis afkomen, dan zullen wij geloven dat Hij Gods Zoon is.” (Matteüs 27:42)

Het is dezelfde verleiding, hetzelfde motief. De verzoeking in de woestijn herhaalt zich onder het kruis. Daar, in het uur van Zijn lijden, staat Hij tegenover dezelfde geest van ongeloof en spot, die Hem dwingt Zichzelf te bewijzen buiten de weg van de Vader om. Maar waar Adam bezweek, bleef Hij gehoorzaam. Hij had de macht om af te dalen, maar Hij koos ervoor te blijven, om zo de wil van God te volbrengen.

De zogenaamde “duivel” keert dus telkens terug in menselijke gedaante — in de Farizeeën, in de schriftgeleerden, in het volk dat Hem uitdaagde. De verzoeking in de woestijn was de opening van een strijd die niet bovennatuurlijk maar menselijk is: de strijd tussen gehoorzaamheid en ongeloof, tussen de wet van God en de trots van de mens.

Jezus werd niet beproefd door een demon, maar door dezelfde geest die in elke generatie opstaat om de Zoon van God uit te dagen. En dat maakt Zijn overwinning des te groter. Hij bleef gehoorzaam, niet één moment bezweek Hij voor de druk van macht, eer of zelfbehoud. Hij overwon niet door geweld of bewijsdrang, maar door volharding in de wil van de Vader.

Daarom is de verzoeking in de woestijn geen afgesloten verhaal, maar het begin van een lijn die doorloopt tot het kruis — en zelfs verder, tot in de harten van hen die Hem navolgen. Want ook wij worden verzocht op dezelfde wijze: door stemmen die vragen, “bewijs uzelf,” of “ga uw eigen weg,” terwijl God zegt: “Wees stil, en vertrouw Mij.” De ware overwinning is nog altijd dezelfde als die van de Messias: gehoorzaamheid aan de Vader, ondanks de verzoeking van mensen die denken God te dienen, maar Hem in feite uitdagen.

De verzoeking in de woestijn – Wat “verzoeking” werkelijk betekent

Wanneer we het woord “verzoeking” horen, denken we vaak aan een duistere kracht die iemand probeert te verleiden tot zonde. Maar in de Schrift is de betekenis veel eenvoudiger en nuchterder. Het Griekse woord dat in het Nieuwe Testament wordt gebruikt, is πειρασμός (peirasmos), en het werkwoord is πειράζω (peirazō). Deze woorden betekenen letterlijk beproeven, testen of iemand op de proef stellen. Het heeft niets te maken met een demonisch gebeuren, maar met het uitdagen of toetsen van iemands trouw, motieven of gehoorzaamheid.

In de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament, komt peirazō vaak voor wanneer God iemand beproeft. Zo lezen we in Genesis 22:1 over Abraham:

“En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham beproefde.”
(LXX: ἐπείρασεν ὁ Θεὸς τὸν Αβραάμ — “God testte Abraham.”)

Hier wordt precies hetzelfde woord gebruikt als in Matteüs 4, waar Jezus “verzocht” wordt in de woestijn. Het is dezelfde handeling: een test van trouw, geen bovennatuurlijke aanval.

Ook in Deuteronomium 8:2 lezen we dat de HEERE Israël veertig jaar lang door de woestijn leidde om hen te beproeven.

“Gedenk de gehele weg, die de HEERE uw God u deze veertig jaren in de woestijn heeft doen gaan, opdat Hij u verootmoedigen zou, om u te verzoeken, om te weten wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden of niet.”

In de LXX staat daar opnieuw πειράζω, hetzelfde woord als in Matteüs 4. Israël werd verzocht in de woestijn — precies zoals Jezus later veertig dagen in de woestijn werd verzocht. Het gaat dus niet om een duivel, maar om een beproeving van gehoorzaamheid, een herhaling van Israëls tocht in het klein.

Het woord peirazō wordt in de Griekse wereldtaal ook gebruikt voor het “beproeven van metaal” — men test of goud echt is of vals. Zo testte God het hart van Abraham, van Israël, en uiteindelijk van Zijn Zoon. Het is een toetsing, geen verleiding door een demon.

De Bijbel laat op verschillende plaatsen zien dat verzoeking vaak door mensen komt. In 2 Kronieken 32:31 wordt van Hizkia gezegd dat de gezanten van Babel kwamen “om hem te verzoeken”.

“En God verliet hem, om hem te verzoeken, opdat Hij wete al wat in zijn hart was.”

Het woord “verzoeken” duidt hier opnieuw op het uittesten van iemands innerlijke houding. De gezanten van Babel waren mensen — geen demonen — die hem probeerden te bewegen tot een verkeerde keuze. God liet het toe om zijn trouw te beproeven.

Dezelfde lijn zien we in de Psalmen. In Psalm 95:9 klaagt de HEERE over Israël:

“Uw vaderen hebben Mij verzocht, zij hebben Mij beproefd en hebben Mijn werk gezien.”

Hier is het de mens die God verzoekt — niet andersom. Men daagt Hem uit, test Zijn geduld, tart Zijn macht. Verzoeking in de Schrift is dus tweerichtingsverkeer: God beproeft de mens om diens hart te openbaren, en de mens verzoekt God door Hem uit te dagen of tegen te spreken.

Wanneer we deze context meenemen naar de verzoeking van Jezus, wordt alles helder. Jezus werd beproefd, net zoals Abraham, Mozes en Israël beproefd werden. De Farizeeën die Hem later voortdurend “verzochten” door strikvragen te stellen, vervulden diezelfde rol. De evangeliën gebruiken daarvoor steeds datzelfde werkwoord peirazō:

“En de Farizeeën kwamen tot Hem, om Hem te verzoeken, zeggende: Is het een man geoorloofd zijn vrouw te verstoten om allerlei oorzaak?” (Matteüs 19:3)

“En zij zonden tot Hem enige van de Farizeeën en Herodianen, om Hem te vangen in Zijn rede.” (Marcus 12:13)

“En zij vroegen Hem, om Hem te verzoeken, dat zij Hem zouden kunnen aanklagen.” (Lukas 11:16)

Telkens gebruikt de tekst datzelfde woord peirazō. Wat de kerk eeuwenlang als geestelijke aanval heeft voorgesteld, is in werkelijkheid de voortdurende beproeving van Jezus door de leiders van Zijn volk — het testen van Zijn trouw, het uitdagen van Zijn gehoorzaamheid aan de Vader.

Aan het kruis kwam deze verzoeking tot haar hoogtepunt. Toen riepen de overpriesters en de schriftgeleerden Hem toe: “Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van het kruis af!” Daarmee herhaalden zij letterlijk de woorden uit de woestijn.

“Indien Gij de Zoon van God zijt, werp U naar beneden.” (Matteüs 4:6)

“Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van het kruis af.” (Matteüs 27:40)

Dezelfde geest spreekt, dezelfde toon, dezelfde bedoeling. Het is geen demon die daar spreekt, maar de mens — de trotse, religieuze mens die meent te kunnen oordelen over God. De Farizeeën en schriftgeleerden werden de stem van de verzoeker.

Daarmee zien we dat de hele Schrift consequent is: verzoeking betekent beproeving, niet demonische verleiding. Het gaat om de test van trouw, het onderzoek van het hart. God beproeft de mens, en de mens verzoekt God door Hem uit te dagen. Jezus stond in de woestijn als het ware Israël, om dat patroon te vervullen en te overwinnen. Waar Israël faalde, bleef Hij standvastig. Hij doorstond de peirasmos — niet omdat Hij tegenover een demon stond, maar omdat Hij trouw bleef aan de wil van de Vader, te midden van menselijke tegenstand.

Dat is de ware betekenis van verzoeking. Niet een bovennatuurlijk gevecht tussen God en duivel, maar de beproeving van het hart, het onderscheid tussen gehoorzaamheid en trots. En precies daarom is de overwinning van Jezus de volkomen vervulling van alles wat in de oude schriften al was voorgezegd: de Zoon die staande bleef, waar mensen vielen.

Slotbeschouwing

De verzoeking in de woestijn is geen afgesloten gebeurtenis uit een ver verleden, maar het begin van een patroon dat zich steeds herhaalt in de wereld. Wat Jezus daar meemaakte, is het oerbeeld van elke strijd tussen waarheid en macht. Hij stond niet tegenover een demonische verschijning, maar tegenover de geest van deze wereld — de verleiding van invloed, erkenning en macht, verpakt in een godsdienstig en politiek kleed. Hij werd meegenomen naar een hoge plaats, waarschijnlijk op of nabij de tempel, vanwaar men uitkeek over de bewoonde wereld van die tijd: het Romeinse rijk, met al zijn steden, pracht en onderdrukking. Dat was de wereld van de “koninkrijken” die Hem werden aangeboden. Niet de hele aarde, maar de machtssferen van de mens — het politieke, religieuze en economische stelsel dat alles beheerste.

Daar stond Hij, als de ware Zoon van God, tegenover het aanbod van mensen die Hem in hun systeem wilden opnemen. Als Hij hun wegen zou volgen, zouden zij Hem ruimte geven, invloed, misschien zelfs bescherming. Hij kon gebruik maken van hun structuren en hun gezag, en in ruil daarvoor slechts één ding doen: zich schikken naar hun voorwaarden. Dat is de kern van elke verzoeking. Want macht is nooit vrijgevig; ze geeft slechts om te beheersen. De Farizeeën, de priesterlijke raad en de politieke elite wisten dat wie Jezus in hun spel kon trekken, ook Zijn stem kon temmen. Daarom werd Hij al vroeg benaderd, uitgedaagd, verleid om “mee te werken”. Maar Hij doorzag hen en weigerde het aanbod dat voor anderen onweerstaanbaar zou zijn geweest.

De verzoeking die in de woestijn begon, liep als een rode draad door Zijn hele leven. Ze kwam terug toen men Hem probeerde te vangen met woorden, toen men Hem testte met de wet van Mozes, toen men Hem vroeg naar de belasting aan de keizer, toen men Hem wilde zien vallen in een val van Zijn eigen wijsheid. Steeds dezelfde toon, dezelfde bedoeling: Hem laten buigen, Hem iets laten zeggen of doen dat Hem in het kamp van de macht zou plaatsen. En uiteindelijk, toen Hij aan het kruis hing, kwam diezelfde stem terug in de mond van de overpriesters en de schriftgeleerden: “Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van het kruis af.” Dat was de laatste verzoeking, de ultieme uitdaging. Als Hij dat had gedaan, zou Hij zichzelf hebben bewezen tegenover de wereld, maar Hij zou de wil van de Vader hebben losgelaten. De gehoorzaamheid had plaatsgemaakt voor eerzucht, en dat is precies wat de macht wil.

Het is diezelfde geest die door de eeuwen heen terugkeert, telkens wanneer iemand weigert mee te buigen voor de structuren van bedrog en corruptie. De geschiedenis herhaalt zich steeds, in andere vormen maar met dezelfde kern. Wie het systeem van macht aanraakt zonder zich te onderwerpen, wordt vroeg of laat beproefd. In de moderne wereld gebeurt dat niet meer op een berg of in een tempel, maar achter gesloten deuren, in raden, kabinetten en besturen. Men biedt macht, invloed en privileges, en wie weigert zich te verkopen, ondervindt de toorn van dat systeem. De geschiedenis kent vele voorbeelden. Ook in onze tijd zijn er leiders geweest die binnen dat machtsspel zijn gekomen, maar zich later hebben afgekeerd van de oorlogen en de belangen van de banken en wapenhandelaren. Zij werden plotseling vijanden van het systeem dat hen eerder had omhelsd. Dat is verzoeking in haar modernste vorm: de druk om te gehoorzamen aan de wereldmacht in ruil voor veiligheid of aanzien, en de prijs die men betaalt wanneer men weigert.

Jezus doorzag het allemaal. Hij wist dat het Romeinse rijk en het religieuze bestuur twee handen waren van dezelfde macht. Hij weigerde hun wegen, weigerde hun eer en weigerde hun bescherming. Hij stond alleen, met de woorden van Deuteronomium op Zijn lippen:

“Gij zult de Heere uw God aanbidden en Hem alleen dienen.” (Matteüs 4:10)

Daarmee keerde Hij het hele wereldsysteem de rug toe. En juist daarom werd Hij gehaat. Want niets ontmaskert de macht zo diep als een mens die weigert bang te zijn. De verzoeking in de woestijn is dus niet een mythische strijd, maar de openbaring van een blijvende waarheid: dat ware trouw aan God altijd zal botsen met de verleiding van menselijke macht.

Zo laat de Schrift zien wat verzoeking werkelijk is. Niet een demon die fluistert, maar een systeem dat lonkt. Niet een onzichtbare vijand, maar een zichtbaar netwerk van mensen die zeggen: “Doe met ons mee, en wij zullen u verhogen.” De Zoon van God wees dat af, en daarom kon Hij zeggen: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.” Hij had alles kunnen hebben wat mensen aanbidden — invloed, rijkdom, status — maar Hij koos het smalle pad van gehoorzaamheid, dat door de dood heen leidt tot leven.

De verzoeking in de woestijn is daarmee het fundament van Zijn hele bediening én het voorbeeld voor ieder die Hem wil volgen. Wie weigert om mee te doen aan het corrupte systeem van deze wereld, zal net als Hij worden verzocht — soms door woorden, soms door dreiging, soms door valse beloften. Maar wie standhoudt, bewijst dat het Koninkrijk van God niet gekocht of gedeeld kan worden met de machten van mensen.

Dat is de les van de woestijn, de les van Golgotha, en de les die nog steeds klinkt door de eeuwen heen: gehoorzaamheid is sterker dan macht, en waarheid is onaantastbaar, zelfs wanneer ze aan een kruis wordt genageld.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogs

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogs

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=