Blog

Home / Israël / Niet bang meer voor de dood

Niet bang meer voor de dood

De dood is geen mysterie, maar rust in Gods hand

Ik heb dit stuk geschreven in herinnering aan Hendrik (Hank) Roelofs, als bemoediging voor zijn nabestaanden en voor allen die nog zoeken naar vrede in het gezicht van de dood. Want in onze tijd is de mens bang gemaakt voor iets wat hij niet begrijpt. Men leeft in angst, niet vanwege wat de Schrift werkelijk zegt, maar vanwege wat de kerken ervan gemaakt hebben. De dood is door mensen omgeven met geheimzinnigheid, dreiging en mystiek, alsof er achter de sluier iets onbegrijpelijks schuilt dat de mens eeuwig kan verteren of verheffen. Maar dat is niet wat God heeft geopenbaard. De dood is geen raadsel, geen magische overgang, geen hemelpoort of helleput. De dood is eenvoudig wat het woord zegt: het ophouden van leven, de terugkeer van het lichaam tot stof, en de rust van de ziel in vergetelheid tot de dag van opstanding.

Kerken hebben van de dood een leerstuk gemaakt waarmee men generaties heeft bang gehouden. Ze hebben het eenvoudige weggenomen en vervangen door hocus pocus — vage beloftes over zielen die naar boven vliegen, en dreigingen over anderen die eeuwig branden. En terwijl men preekte over hemel en hel, verloor men de vrede die uit waarheid voortkomt. Want angst is nooit van God. Angst is het werktuig van mensen die macht willen. God heeft de dood nooit bedoeld als iets om bang voor te zijn, maar als een rustpunt in de weg van het leven. “Want stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren.” (Genesis 3:19) Eenvoudig, duidelijk, eerlijk. Geen straf, maar een gevolg; geen vloek, maar een noodzakelijke stilte tot de tijd dat God opnieuw zal spreken.

Hendrik wist dat. Hij had geen behoefte aan de rook van religieuze mystiek, want hij kende de Schrift. Hij wist dat de dood niets anders is dan een tijdelijke slaap — een wachten op de stem van de Herder die roept: “Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden.” Hij geloofde in de werkelijkheid van de opstanding, niet als een beeldspraak, maar als een belofte die God Zelf zal vervullen. En in dat geloof ligt troost: niet in het idee dat iemand “nu ergens zweeft”, maar in het weten dat hij veilig rust in Gods hand tot de dag dat de bazuin zal klinken.

De dood is niet de vijand die de kerken ervan hebben gemaakt. De ware vijand is de leugen die angst zaait. Want wie de waarheid kent, verliest de angst. Wie weet dat de dood slechts slaap is, rust. En wie weet dat God leven geeft, ziet voorbij het graf. Daarom is de dood geen einde, maar een komma. Het leven dat door God is begonnen, zal door Hem ook worden hervat. De adem die Hij gaf, zal Hij opnieuw blazen. De stem die nu zwijgt, zal weer klinken. Dat is geen vage troost, maar vaste belofte.

Laten we dus niet treuren als wie geen hoop hebben. Hendrik is niet verloren, maar rustend in vrede, wachtend op de dag dat alles nieuw wordt. En wij die achterblijven, hoeven niet bang te zijn voor datzelfde pad. Want de dood is geen duister mysterie, maar de stille zekerheid dat God de tijd kent van sterven en van leven. En zoals het geschreven staat: “Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?” (1 Korinthiërs 15:55) In die woorden ligt onze vrijheid. Niet in angst, maar in geloof. Niet in onzekerheid, maar in verwachting.

De dood is niet meer dan stilte — en in die stilte rust de mens in Gods hand. En op Zijn tijd zal Hij zeggen: “Ontwaak.”

Hoe kerken de mensen in angst hebben gehouden

Door de eeuwen heen is de mens bang gemaakt voor de dood. Men schilderde het af als een eindeloze marteling, een hel van vuur waar zielen eeuwig zouden branden. Die leugen heeft miljoenen mensen in angst gehouden, een angst die niet uit God komt maar uit mensen die macht wilden behouden. Want waar angst heerst, verdwijnt vrijheid. En juist daarom is het belangrijk dat we de waarheid terugvinden zoals die werkelijk in de Schrift staat. De dood is geen vloek, geen poort naar eeuwige pijn, maar een rustmoment in Gods plan, een tijdelijke stilte voordat Hij alles weer nieuw maakt.

De angst voor de dood is gebouwd op de oude misleiding van de zogenaamde hel-hoax, de hemel-hoax en het idee dat de mens een onsterfelijke ziel bezit die na het sterven ergens heen vliegt. Maar nergens leert de Schrift dat. De Bijbel zegt: de mens is stof, en tot stof zal hij wederkeren. Wanneer iemand sterft, keert de adem, de levensgeest — dat is de inspiratie, de kracht van begrip en leven — terug tot God die haar gaf. Niet als een bewuste geest of persoon die rondzweeft, maar als het levensbeginsel zelf dat ophoudt te werken in het lichaam. Het leven keert terug tot de Bron, net zoals een vonk terugkeert in het vuur waaruit zij kwam.

De dood is dus niets anders dan de beëindiging van bewust leven. De mens weet dan niets meer, denkt niet, voelt niet, en rust. Dat is wat de Schrift leert. “Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet metterdaad.” (Prediker 9:5) Wanneer Jezus sprak over Lazarus, zei Hij: “Lazarus, onze vriend, slaapt.” Niet dat hij naar de hemel was gegaan of in een hel verkeerde. Nee, hij sliep, rustend in de aarde, wachtend tot de stem van de Heere hem weer zou wekken. De dood is dus geen angstwekkend mysterie, maar een tijdelijke slaap. De mens rust, en de levensadem die God gaf, is in Zijn hand — wachtend op de dag dat Hij die adem opnieuw zal blazen bij de opstanding.

De mens is een levend wezen omdat God hem inspireerde, omdat Hij Zijn levensadem in hem blies. Dat is de ruach, de adem, het vermogen om te denken, te spreken en te begrijpen. Als die adem teruggaat, is het niet een geest die ergens zweeft, maar het beëindigen van dat denken, van die inspiratie. En juist dáárin ligt de diepe vrede van de dood: het is stilte, rust en volkomen overgave aan de Schepper. De mens is niet verloren, maar veilig in het weten dat God het leven in Zijn hand houdt.

Wanneer we dit begrijpen, verdwijnt de angst. Want de dood is geen vijand meer. De vijand was de leugen die ons liet geloven dat we eeuwig zouden lijden of zweven. Christus heeft die angst vernietigd door Zijn offer, door te tonen dat de dood slechts tijdelijk is. Hij stierf, werd werkelijk dood, en werd opgewekt. Niet Zijn ziel vloog weg, maar Hijzelf werd door de kracht van God opnieuw levend gemaakt. Daarom is de opstanding geen symbool, maar de kern van ons geloof. “Ik ben de opstanding en het leven,” zei Jezus, “die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven.” (Johannes 11:25)

De Schrift zegt dat de dood de laatste vijand is die tenietgedaan zal worden. En dat is niet omdat de mens doorleeft in een andere wereld, maar juist omdat de dood ophoudt te bestaan zodra de opstanding werkelijkheid wordt. “Want gelijk allen in Adam sterven, alzo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.” (1 Korinthiërs 15:22) Wanneer de bazuin zal klinken, zal God opnieuw Zijn adem geven — dezelfde levensgeest die Hij aan Adam gaf — en zo zullen de doden weer levend worden. Niet als schimmen of geesten, maar als mensen, hersteld, vernieuwd, volmaakt.

Daarom hoeven wij niet bang te zijn voor de dood. Zij is niet het einde, maar een rustplaats op de weg naar het nieuwe leven. De angst voor een hel, voor vuur of eeuwige straf, is een leugen die mensen gevangen houdt. Maar de waarheid maakt vrij. De dood is slechts stilte, en daarna de stem van de Heere die zegt: “Ontwaak, gij die slaapt.” In dat moment wordt alles wat was, vernieuwd — en het leven dat eens door Zijn adem begon, zal opnieuw opstaan, volmaakt en zonder vrees. Want de dood heeft geen macht meer, en angst heeft geen stem meer, wanneer de waarheid wordt gekend.

De macht van angst en de leugen van religie

Door de eeuwen heen hebben religieuze systemen de angst voor de dood gebruikt als een werktuig van macht. De mens werd onderworpen, niet door waarheid, maar door vrees. Men leerde hem dat na het sterven een eeuwig vuur wachtte voor wie niet gehoorzaamde aan hun regels, hun rituelen en hun dogma’s. Zo bouwden zij een rijk van controle, niet op liefde, maar op terreur. Want een mens die bang is voor zijn einde, is gemakkelijk te kneden. Een mens die gelooft dat zijn redding afhangt van menselijke tussenpersonen, zal gehoorzamen, zelfs als het tegen de waarheid van God ingaat.

De oude religies van Babel, Egypte en Rome kenden allen dezelfde wortel: de verering van de doden en de angst voor wat na de dood zou komen. Diezelfde geest is overgegaan in de kerkelijke wereld, die de hel gebruikte als dreigement en de hemel als lokmiddel. Men hield de mensen in evenwicht tussen hoop en angst, zodat niemand werkelijk vrij werd. Terwijl de Schrift juist leert dat de waarheid de mens vrijmaakt, dat geloof rust brengt en dat de dood niet meer is dan een slaap tot de opstanding. De zogenaamde priesters namen voor zichzelf de plaats in die alleen aan Christus toekomt. Zij verkochten vergeving, verkochten rituelen, verkochten een plaats in de hemel — alsof het koninkrijk Gods te koop was. En terwijl zij rijkdom verzamelden, hielden zij het volk in slavernij van angst.

De hel was hun wapen, en de hemel hun valstrik. Beide concepten werden verdraaid tot uiterlijke beloften, los van Gods plan. Want nergens in de Schrift lezen we van een brandende hel waarin de mens eeuwig kwelt, noch van een zwevende hemel waar men eeuwig op wolken leeft. Wat de Schrift zegt, is dat de doden rusten, dat zij slapen tot de dag dat de Heere roept. “Want Gij zult mijn ziel in het graf niet verlaten,” zei David, niet: Gij zult mij in een hemel opnemen. En ook Jezus sprak niet van een plaats van foltering, maar van een opstanding. De hoop van Israël was nooit een vlucht uit deze wereld, maar de herstelling van Gods orde op aarde.

Religieuze systemen hebben die hoop vervangen door angst. De mens werd geleerd dat hij niet mocht denken, niet mocht vragen, niet mocht onderzoeken. Alles moest aangenomen worden op gezag van de kerk. En zo werd de levende waarheid van God verstikt onder lagen van traditie, beelden, titels en dreigingen. Maar de waarheid laat zich niet voor eeuwig gevangen houden. Wanneer een mens de Schrift zelf opent en leest wat er werkelijk staat, valt de sluier weg. Dan ziet hij dat de dood niet het einde is, maar een pauze. Dat er geen brandend vuur wacht, maar een slaap in stilte. En dat de opstanding niet slechts een idee is, maar een belofte die de Heere Zelf zal volbrengen.

Daarom moet de angst worden ontmaskerd. Angst is geen vrucht van geloof, maar van onwetendheid. En zolang angst regeert, heeft de mens geen rust. De leugen heeft geleerd dat men moet vrezen om te gehoorzamen, maar God wil dat wij liefhebben om te leven. Hij heeft nooit bevolen dat wij door schrik tot Hem zouden komen, maar door waarheid en inzicht. “Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht, en liefde en gematigdheid.” (2 Timotheüs 1:7) Dat is de ware geest die van Hem uitgaat — niet angst, maar vrede.

De dood is geen vijand meer voor wie waarheid kent. De hel bestaat niet als plaats van foltering, maar als misleiding van macht. En de hemel is geen vluchtoord voor zielen, maar de toekomstige heerschappij van Christus over een herstelde aarde. Zodra de mens dit begrijpt, verliest elke priester, elk systeem, elke valse leer haar greep. Want de grootste macht van leugen is angst — en wie niet meer bang is, is vrij. De dood is niet langer iets om te vrezen, maar iets om te begrijpen. Want achter de stilte van het graf wacht de stem van de Herder, en die stem roept niet tot angst, maar tot leven.

De moderne slavernij van angst

Hoewel velen vandaag zeggen dat ze niet meer geloven in een brandende hel of een hemel van wolken, leeft de angst voor de dood sterker dan ooit. De oude religieuze beelden hebben slechts een nieuw gezicht gekregen. Waar vroeger de priester vanaf de kansel sprak, doen nu de media, de wetenschap en de politiek hetzelfde: zij verkondigen de dood als iets onbegrijpelijks, iets dat koste wat het kost bestreden moet worden. En zo blijft de mens gevangen in dezelfde angst, alleen verpakt in moderne woorden. Men spreekt niet langer over zonde en verdoemenis, maar over veiligheid, gezondheid en overleving. Toch is het dezelfde boodschap: “Vrees, want zonder ons bent gij verloren.”

De wereld van vandaag is gebouwd op angst voor vergankelijkheid. De medische industrie voedt die angst door de dood voor te stellen als een vijand die altijd te verslaan is, mits men genoeg betaalt. De farmaceut belooft eeuwig leven in pillen en vaccins, terwijl de mens juist meer vervreemdt van de natuurlijke orde die God heeft ingesteld. De politiek gebruikt angst voor ziekte en dood om controle te verkrijgen over gedrag, vrijheid en denken. Men spreekt over redding door systemen, alsof regeringen de macht hebben om het leven te verlengen. En de media versterken die boodschap, dag na dag, met beelden, cijfers en verhalen die de mens klein houden en onzeker maken. Angst is de nieuwe religie geworden; wetenschap haar priester, en controle haar altaar.

Ook de moderne spiritualiteit draagt haar deel bij aan deze misleiding. Terwijl men zegt de oude kerk te hebben verlaten, heeft men een nieuw geloof opgebouwd dat nauwelijks verschilt in kern: men gelooft nog steeds dat de mens een onsterfelijke ziel heeft die ergens heen vliegt, men spreekt van “overgangen”, “lichtwerelden” en “reïncarnatie”. Maar het is dezelfde oude leugen in een nieuw kleed. De mens zoekt troost in illusie, omdat hij niet de waarheid durft te aanvaarden: dat de dood rust is, en dat leven alleen in God is. En zolang men die waarheid niet wil zien, blijft men rennen voor iets wat geen macht heeft.

De angst voor de dood is de wortel van bijna elke menselijke dwaling. Uit die angst ontstaan oorlogen, machtshonger, controle, zelfverheerlijking en afgoderij. Want wie bang is om te sterven, zal alles doen om zijn bestaan vast te houden — zelfs ten koste van anderen. Maar wie weet dat de dood slechts een slaap is, die verliest die angst. En een mens zonder angst is niet langer te manipuleren. Dat is waarom de wereld nooit zal ophouden de dood af te schilderen als een verschrikking: omdat angst het meest bruikbare gereedschap is dat zij bezit.

Toch heeft Christus gezegd: “Vrees niet, Ik ben met u.” Die woorden verbreken elke keten van angst. Want wie begrijpt dat leven en dood in Gods hand zijn, leeft vrij. De moderne mens gelooft dat hij alles kan beheersen: zijn lichaam, zijn lot, zijn toekomst. Maar één ademtocht herinnert ons eraan dat leven geen bezit is, maar een gave. En wanneer die gave wordt teruggegeven aan de Gever, eindigt het niet in paniek, maar in vrede. De dood is geen straf, geen ondergang, maar de rust van iemand die zijn taak heeft volbracht.

De waarheid is dat de wereld de dood niet begrijpt omdat zij het leven niet begrijpt. Men zoekt leven in techniek, geld en kennis, maar niet in de Bron zelf. Daarom blijft men bang: men kent de Gever niet meer. Maar wie God kent, weet dat alles wat leeft, van Hem is, en dat niets verdwijnt buiten Zijn wil. De dood is geen einde, maar het stille wachten tot Hij opnieuw Zijn adem blaast in Zijn volk. Geen hel, geen zwevende hemel, geen vage belofte — maar werkelijkheid. De opstanding is het bewijs dat angst geen toekomst heeft.

Daarom moet de mens van nu leren om de dood niet langer te vrezen, maar te begrijpen. Want wie de waarheid kent, ziet dat dood en leven deel zijn van één plan. Angst maakt blind, maar waarheid opent de ogen. En op de dag dat de wereld ophoudt de dood te vereren als vijand, zal zij opnieuw ontdekken wat leven werkelijk betekent. Want waar de angst sterft, daar begint de vrijheid van Gods kinderen.

De opstanding: het einde van angst en het begin van rust

Wanneer men de waarheid over de dood begrijpt, wordt de opstanding geen vaag geloofspunt meer, maar het hart van het evangelie. Alles wat de mens is, alles wat hij hoopt en verwacht, rust op die ene belofte: dat God leven teruggeeft. Niet in een hemel vol schimmen, niet in een wereld van geestverschijningen, maar op aarde, in vernieuwde lichamen, hersteld zoals het in het begin was bedoeld. Dat is de hoop die Abraham had, de hoop die David bezong, de hoop die door de profeten werd verkondigd, en de hoop die Christus vervulde door Zelf uit de doden op te staan. De dood is overwonnen, niet omdat mensen een onsterfelijke ziel bezitten, maar omdat God macht heeft om opnieuw leven te geven.

De mens die dit begrijpt, hoeft niet langer bang te zijn. Angst verdwijnt wanneer waarheid plaatsneemt. De dood wordt dan geen vijand meer, maar een doorgang, een rustpunt in Gods plan. “Ik weet dat mijn Verlosser leeft,” zei Job, “en Hij zal ten laatste over het stof opstaan.” In die woorden ligt de zekerheid dat niets verloren gaat wat in waarheid is geweest. Alles wat van God is, blijft, want Hij is niet de God van doden, maar van levenden. Wanneer de Schrift spreekt over de “slaap der doden”, dan is dat niet een eindeloze vergetelheid, maar het stille wachten op de stem van de Herder die roept: “Ontwaak.” En wanneer die stem klinkt, zal alles weer tot leven komen. Niet als geest, maar als mens. Niet als droom, maar als werkelijkheid.

De opstanding is de grote ontmaskering van alle leugens. De hel-hoax, de hemel-hoax, de geest-hoax — ze vallen allemaal in het niets zodra men begrijpt dat God niet werkt door angst, maar door herstel. De dood is geen straf, maar het gevolg van een schepping die zonder de Adem niet kan bestaan. De opstanding is het herstel van die Adem, de terugkeer van leven in een vernieuwde schepping. Dat is het plan van God met Zijn volk, dat is de belofte aan Abraham, Isaäk en Jakob, dat is de reden waarom Christus stierf en opstond. Niet om mensen te verplaatsen naar een andere wereld, maar om deze wereld te vernieuwen en recht te zetten wat verdraaid was.

Daarom zegt Paulus: “Indien Christus niet is opgestaan, zo is uw geloof tevergeefs.” (1 Korinthiërs 15:17) Want zonder opstanding is er geen toekomst, geen herstel, geen waarheid. Maar mét de opstanding is er zekerheid, want wat gestorven is in geloof, zal leven in waarheid. De mens hoeft niet meer te vrezen, want de dood heeft zijn prikkel verloren. En daarom kan men met rust sterven, niet in angst, maar in vertrouwen. Want de slaap van de dood is tijdelijk, de stem van de Heere is eeuwig. En Zijn woord zal weer adem geven aan allen die rusten in Hem.

Zo eindigt de kringloop van angst. De dood wordt niet meer gezien als einde, maar als belofte. De mens die leeft in waarheid weet dat zijn dagen in Gods hand zijn en dat geen macht op aarde of in de hemel dat kan veranderen. De wereld zal blijven schreeuwen over angst, dreiging en onzekerheid, maar wie de waarheid kent, hoort slechts stilte — de stilte van vrede. Want achter elk graf staat een belofte. Achter elk verlies schijnt het licht van herstel. En achter de dood wacht de opstanding, de dag waarop alles weer één zal zijn in Hem die leven is.

Het offer dat het hele volk bedekt

Kerken hebben het offer van Jezus vernauwd tot een menselijke voorwaardeleer. Men leert dat Zijn bloed slechts geldt voor wie voldoet aan hun regels, hun geloofsformules of hun lidmaatschap. Maar dat is niet wat de Schrift zegt. Het offer van Christus is geen onderhandeling, geen contract tussen mens en kerk, maar een daad van God zelf — een bedekking voor het hele volk, zonder uitzondering. Zoals de offers in de dagen van Mozes het volk Israël bedekten, zo heeft Jezus’ offer het hele volk bedekt door Zijn volmaakte gehoorzaamheid en zelfgave.

Het Hebreeuwse woord dat in de Schrift wordt gebruikt voor “verzoenen” of “bedekken” is כָּפַר (kaphar). Dit woord betekent letterlijk bedekken, toedekken, afschermen, beschermen tegen rechtvaardig oordeel. Het werd gebruikt wanneer het bloed op het verzoendeksel werd gesprenkeld — niet om God te manipuleren, maar om het volk te bedekken onder het teken van genade. In het Grieks van het Nieuwe Testament vinden we het verwante woord ἱλασμός (hilasmos) en het werkwoord ἱλάσκομαι (hilaskomai), wat betekent: verzoenen, gunstig stemmen, bedekken door voldoening. Het duidt op hetzelfde principe: niet een verandering van God, maar een daad van genade waardoor schuld wordt toegedekt en gemeenschap hersteld wordt. Zo lezen we in Romeinen 3:25 dat God Christus heeft voorgesteld tot een hilastērion — dat is het Griekse woord voor het verzoendeksel zelf, het deksel boven de ark dat door bloed werd geheiligd. Christus is dus het levende verzoendeksel — de bedekking zelf.

Wanneer men dat begrijpt, wordt het helder: het offer van Jezus is niet een persoonlijke optie, maar een nationale en verbondsmatige daad van God. Het is geen “indien”, maar een “het is volbracht.” Zijn bloed is het zegel van het verbond met Zijn volk, precies zoals het bloed van het Pascha de deurposten van Israël bedekte. De engel van verderf keek niet naar de waardigheid van de bewoners, maar naar het bloed op de deur. Zo kijkt God ook nu niet naar menselijke verdienste, maar naar het teken van het Lam.

Kajafas sprak — zonder het zelf te beseffen — een profetie uit die dit bevestigt: “Dat Jezus sterven zou voor het volk; en niet alleen voor het volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot één zou vergaderen.” (Johannes 11:51–52) Dat is de kern van het evangelie: niet individuele redding uit een massa van ongelovigen, maar de herstelling van het volk Israël als volk van God, bedekt door het bloed van het Lam. Paulus bevestigt dit wanneer hij zegt: “En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en de goddeloosheden afwenden van Jakob. En dit is hun een verbond van Mij, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen.” (Romeinen 11:26–27)

Het offer van Jezus bedekt het gehele volk, gelovig en ongelovig in de zin van hun plaats binnen dat verbond. Zijn bloed is de grond waarop het verbond blijft bestaan. De ongeloovige mist de kennis, de vreugde en het bewustzijn van die bedekking, maar het verandert niets aan het feit dat het bloed voor het volk is gebracht. Zo werkte het ook in de oudtestamentische schaduw: het bloed werd op de ark gesprenkeld voor het hele volk, niet alleen voor een selecte groep die het beter deed. Wie zich verootmoedigde, proefde de vrede; wie zich verhardde, miste de vreugde — maar het offer stond, en het bedekte.

Christus heeft eens en voor altijd het heiligdom binnengedragen met Zijn eigen bloed. (Hebreeën 9:12) Dat bloed spreekt beter dan dat van Abel (Hebreeën 12:24), want het roept niet om wraak, maar om vergeving. Geen enkele menselijke voorwaarde kan dat werk ongeldig maken. De kerk kan voorwaarden toevoegen, geloofssystemen verzinnen en haar gezag vergroten, maar de bedekking die uit het bloed voortkomt is niet door mensen gegeven, en daarom kan geen mens haar ongedaan maken.

Dit is de ware betekenis van genade: dat het volk niet wordt behouden door eigen verdienste of geloofsstructuur, maar door Gods trouw aan Zijn verbond. Ongeloof kan het bloed niet tegenhouden; het kan alleen verhinderen dat de mens de vrede van dat bloed ervaart. Want de grond ligt buiten onszelf. “Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelf niet verloochenen.” (2 Timotheüs 2:13)

Daarom is het offer van Jezus geen individuele reddingspoging, maar de vervulling van Gods verbondsbelofte. Hij heeft Zijn bloed gegeven “voor velen”, dat wil zeggen: voor het volk dat onder het verbond valt — niet beperkt door menselijke theologie, maar gedragen door goddelijke trouw. Zijn offer bedekt, zuivert, verzoent en herstelt, precies zoals het woord kaphar dat eeuwen eerder al uitdrukte. En zoals het bloed op de deurposten in Egypte de verderver deed voorbijgaan, zo spreekt het bloed van Christus vandaag nog steeds over het volk: bescherming, bedekking en toekomst.

Wie dit begrijpt, ziet dat het evangelie niet draait om angst, maar om zekerheid. Niet om de vraag “ben ik wel goed genoeg?”, maar om het vaste antwoord: “Het bloed is er.” En daarom is er hoop, niet alleen voor de enkeling, maar voor geheel Israël. Want het Lam dat geslacht is, heeft Zijn volk bedekt — en geen macht op aarde of in de hemel kan dat ongedaan maken.

De opstanding van Israël in het bloed van het Lam

Het offer van Jezus is niet alleen de bedekking van zonde, maar ook de grond van de opstanding van het volk zelf. Want wat door de zonde gestorven was, zal door Zijn bloed weer leven. Israël werd verstrooid, verdeeld en geestelijk dood verklaard, maar het verbond bleef staan — verzegeld in bloed. Dat is waarom Ezechiël mocht zien hoe de dode beenderen weer tot leven kwamen: “Zie, Ik breng de geest in u, en gij zult leven.” (Ezechiël 37:5) Dat visioen was geen poëtisch beeld van bekering, maar een profetische weergave van de nationale opstanding van het volk dat eens verstrooid was. Die opstanding kan alleen plaatsvinden op grond van het volbrachte werk van de Messias, want zonder het bloed is er geen leven. Zoals het bloed op de deurposten het volk redde van de verderver, zo zal het bloed van het Lam Israël redden uit de dood der volken. Daarom is de opstanding niet enkel een individuele hoop, maar het herstel van het gehele huis van Israël onder de bedekking van het verbond.

Wanneer de Schrift spreekt over “de opstanding der doden”, dan omvat dat niet alleen de opwekking van personen, maar ook de herleving van Gods volk in zijn geheel — het volk dat eeuwenlang in graf en ballingschap heeft gelegen. De dood van Israël is de verstrooiing, en de opstanding van Israël is het herstel onder het bloed van Christus. Dat bloed is het zegel dat het volk opnieuw bijeenbrengt, want daarin ligt het leven van het volk besloten. “Want het leven des vleses is in het bloed; Ik heb het u op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te doen.” (Leviticus 17:11) Dat principe is eeuwig: waar het bloed is, daar is leven. En waar het bloed van de Messias rust, daar zal de Geest van God opnieuw blazen, en het volk zal opstaan uit zijn graf.

De wederopstanding van Israël is daarom geen losstaand wonder, maar de voltooiing van hetzelfde plan dat begon bij het kruis. Het bloed dat toen vloeide op Golgotha, druppelde profetisch over het volk heen als teken van bedekking en toekomst. En in die bedekking ligt de belofte dat het volk niet zal blijven in het stof der aarde. De doden van Israël zullen opstaan, het huis zal worden hersteld, en het volk zal leven voor Gods aangezicht, vrij van angst, vrij van schuld, vrij van de vloek. De geest die eens in Adam werd geblazen, zal opnieuw blazen in het herstelde volk — niet als zwevende zielen, maar als levende mensen in een vernieuwde schepping.

Zo wordt het offer van Jezus niet slechts een individuele verzoening, maar de sleutel tot nationale opstanding. Zijn bloed is het fundament van het nieuwe verbond, Zijn offer de levensadem die het volk weer bijeenroept. De wereld mag Israël dood verklaren, de theologie mag haar geestelijk vervangen hebben, maar God Zelf heeft Zijn volk niet verlaten. Het bloed roept nog steeds: “Leef!” En in die roep ligt de zekerheid van de opstanding — niet slechts van de mens, maar van het volk dat Hij uitverkoren heeft om Zijn Naam te dragen.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogs

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogs

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=