Blogserie

Home / serie / De verlossing van een volk – Deel 1

< Terug naar blogoverzicht

Rubrieken

Algemeen

Duivel & Satan

Israël

Geschiedenis & Oorsprong

Nieuws

Joden & Edom

Kerkhoaxes

Wetten

De verlossing van een volk – Deel 1

Verlossing volgens Wet en Profeten

De verlossing van een volk. Sla met mij het derde hoofdstuk van Romeinen open. De woorden “verlossen”, “verlossing” en “verlosser” zijn bij de meeste kerkgangers welbekend. Het zijn veelgebruikte woorden in verband met Jezus Christus. We beginnen met het lezen van een aantal vrij bekende passages uit het Nieuwe Testament over verlosser, verlossing, verlossen, enzovoort. Het eerste wat we zien, is dat verlossing een duidelijk verband heeft met Jezus Christus; vervolgens dat het te maken heeft met de wet en de vloek van de wet; en dat deze verlossing door het bloed is en eeuwig genoemd wordt. Tegelijkertijd lezen we in de woorden van Jezus over tekenen en benauwdheid aan het einde van het tijdperk, waarna Hij zegt dat onze verlossing nabij is. Dat lijkt een spanning te geven tussen “reeds” en “nog niet”.

Om dat te begrijpen, gaan we terug naar het Oude Testament en zien we wat de Wet leert over lossing van land en personen, en hoe God Israël als Zijn eigendom verlost heeft uit Egypte, opdat zij Hem zouden dienen. Vanuit die achtergrond lezen we de psalmen en profeten, waar God herhaaldelijk “de Verlosser van Israël” wordt genoemd, en keren we dan terug naar het Nieuwe Testament, waar de profetie van Zacharias (bij de geboorte van Johannes de Doper) uitspreekt dat God Zijn volk bezocht en verlost heeft, overeenkomstig wat de profeten gesproken hebben: redding “van onze vijanden” en “uit de hand van allen die ons haten”, opdat wij Hem zonder vrees zouden dienen.

“Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods; en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is.” (Romeinen 3:23–24)

“Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt.” (Galaten 3:13)

“In Hem hebben wij de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade.” (Efeze 1:7)

“Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, is gekomen door een meerdere en volmaaktere tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel; noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed is Hij éénmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende.” (Hebreeën 9:11–12)

“Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandel, die u van de vaderen overgeleverd is; maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam.” (1 Petrus 1:18–19)

“En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen, en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie.” (Openbaring 5:9)

“Ziet toe, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen komen in Mijn Naam, zeggende: Ik ben het; en de tijd is nabijgekomen; gaat dan hun niet na.” (Lukas 21:8)

“Doch wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden, maar het einde is nog niet terstond.” (Lukas 21:9)

“En gij zult door allen gehaat worden om Mijns Naams wil.” (Lukas 21:17)

“En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfel, als de zee en de watergolven bruisen; en de mensen zullen bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die over de wereld komen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zullen zij zien de Zoon des mensen komende in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid. En wanneer deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” (Lukas 21:24–28)

Het lijkt dus dat in sommige passages de verlossing reeds ontvangen is (en zelfs “eeuwig” genoemd wordt), terwijl Jezus tegelijk spreekt over een verlossing die nabij is aan het einde der tijden. Om dat te ontwarren, gaan we terug naar de Wet. Daar zien we lossing van land en personen, het recht van de losser (naaste verwant), en het jubeljaar. We zien hoe God, als Eigenaar van het land en van Israël, lossing voorschrijft en uitvoert, en hoe Hij Israël uit Egypte verlost heeft om hen Zich tot een volk te nemen. Vanuit die grondslag eisen Wet en Profeten gehoorzaamheid: omdat God verlost heeft, behoort Israël Hem toe.

“Het land zal niet voor altoos verkocht worden; want het land is Mijne; want gij zijt vreemdelingen en bijwoners bij Mij. Daarom zult gij in het gehele land uwer bezitting lossing voor het land toestaan.” (Leviticus 25:23–24)

“Wanneer uw broeder verarmd zal zijn en iets van zijn bezitting zal verkocht hebben, dan zal zijn losser, die tot hem nabij is, komen en het verkochte van zijn broeder lossen.” (Leviticus 25:25)

“En indien de vreemdeling of bijwoner bij u rijk geworden zal zijn, en uw broeder verarmd bij hem, en zich aan de vreemdeling of bijwoner zal verkocht hebben; zo zal hij na zijn verkoop verlost worden: een zijner broederen zal hem verlossen.” (Leviticus 25:47–48)

“Want Mij zijn de kinderen Israëls knechten; zij zijn Mijn knechten, die Ik uit Egypteland uitgevoerd heb; Ik ben de HEERE, uw God.” (Leviticus 25:55)

“Daarom, zeg tot de kinderen Israëls: Ik ben de HEERE, en Ik zal u uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekte arm en door grote gerichten. En Ik zal ulieden Mij tot een volk aannemen, en Ik zal u tot een God zijn.” (Exodus 6:6–7)

“Want gij zijt een heilig volk den HEERE, uw God; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een bijzonder volk zoudt zijn, uit alle volken, die op den aardbodem zijn. De HEERE heeft ulieden niet verkoren, noch heeft Hij lust tot u gehad, om uw veelheid, want gij zijt het kleinste van alle volken; maar omdat de HEERE u liefhad, en opdat Hij hield den eed, dien Hij uw vaderen gezworen had, heeft u de HEERE uitgevoerd met een sterke hand, en u verlost uit het diensthuis, uit de hand van Farao, koning van Egypte.” (Deuteronomium 7:6–8)

“En die profeet of die dromer zal gedood worden, omdat hij gesproken heeft van afkering van den HEERE, uw God, die u uit Egypteland heeft uitgevoerd en u verlost heeft uit het diensthuis.” (Deuteronomium 13:5)

“En gij zult gedenken dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypteland, en dat de HEERE, uw God, u verlost heeft; daarom gebied ik u dit te doen.” (Deuteronomium 15:15)

“En gij zult gedenken dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypte, en dat de HEERE, uw God, u van daar verlost heeft; daarom gebied Ik u dit te doen.” (Deuteronomium 24:18)

“Gij zijt een God, Die wonder doet; Gij hebt Uw sterkte bekend gemaakt onder de volken. Gij hebt met Uw arm Uw volk verlost, de zonen van Jakob en Jozef.” (Psalm 77:14–15)

“Gij leiddet Uw volk, als een kudde, door de hand van Mozes en Aäron.” (Psalm 77:20)

“En zij gedachten dat God hun Rotssteen was, en de hoge God hun Verlosser.” (Psalm 78:35)

“Vrees niet, gij wormpje Jakob, gij lieden van Israël; Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser is de Heilige Israëls.” (Jesaja 41:14)

“Zo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Om uwentwil heb Ik tot Babel gezonden, en allen hun edelen doen nederdalen… Ik ben de HEERE, uw Heilige, de Schepper van Israël, uw Koning.” (Jesaja 43:14–15)

“Zo zegt de HEERE, de Verlosser Israëls, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot degene die de volken verfoeien, tot den knecht der heersers: Koningen zullen het zien en opstaan, vorsten ook, en zij zullen aanbidden om des HEEREN wil, die getrouw is, om des Heiligen Israëls wil, die u verkoren heeft.” (Jesaja 49:7)

“En zijn mond werd terstond geopend, en zijn tong werd los, en hij sprak en loofde God… En Zacharias, zijn vader, werd vervuld met den Heiligen Geest, en profeteerde, zeggende: Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht en verlossing teweeggebracht Zijn volk; en heeft ons opgericht een hoorn der zaligheid, in het huis van David, Zijn knecht; gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van alle eeuw zijn geweest; namelijk verlossing van onze vijanden, en uit de hand van allen, die ons haten; om barmhartigheid te doen bij onze vaderen, en Zijner heiligen verbonds te gedenken; den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven, dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens.” (Lukas 1:64, 67–75)

De Profetische Vervulling in Christus

De geboorte van Johannes de Doper was een wonderbaarlijke gebeurtenis, niet omdat zij buiten het natuurlijke om tot stand kwam, maar omdat God daarin Zijn plan openbaarde dat reeds in de oudheid was voorzegd. Zijn vader Zacharias, die priester was, kon niet spreken tot de dag dat het kind geboren werd en de naam “Johannes” ontving. Toen zijn tong werd losgemaakt, sprak hij onder de vervulling van de Heilige Geest woorden die niet alleen een zegen waren, maar een profetie die de hele betekenis van verlossing samenvatte.

Hij zei dat de Here, de God van Israël, Zijn volk had bezocht en verlossing had teweeggebracht. Hij sprak niet over een geestelijke bevrijding van een individuele ziel, maar over de verlossing van Israël als volk, zoals de profeten eeuwen tevoren hadden aangekondigd. Hij herinnerde eraan dat God dit alles deed om de barmhartigheid te betonen die Hij aan de vaderen beloofd had, en om Zijn heilige verbond te gedenken, de eed die Hij Abraham had gezworen. Door dat verbond had God beloofd dat Hij Zijn volk zou verlossen uit de hand van hun vijanden, opdat zij Hem zouden dienen zonder vrees, in heiligheid en gerechtigheid, alle dagen van hun leven.

“Geloofd zij de Heere, de God Israëls, want Hij heeft bezocht en verlossing teweeggebracht Zijn volk; en heeft ons opgericht een hoorn der zaligheid in het huis van David, Zijn knecht; gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van alle eeuw zijn geweest; namelijk verlossing van onze vijanden, en uit de hand van allen, die ons haten; om barmhartigheid te doen bij onze vaderen, en Zijner heiligen verbonds te gedenken; den eed, dien Hij Abraham, onzen vader, gezworen heeft, om ons te geven, dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens.” (Lukas 1:68–75)

Wanneer men dit vergelijkt met Gods woorden tot Mozes in Egypte, is de parallel duidelijk. Toen zei God dat Hij Israël zou uitleiden uit de slavernij van de Egyptenaren, hen zou verlossen door grote gerichten, en hen tot Zijn volk zou aannemen. Dat was niet slechts een toevallige bevrijding, maar een rechtshandeling van de Eigenaar tegenover Zijn bezit. En nu, bij de komst van Christus, spreekt dezelfde God opnieuw over verlossing, maar dan in verband met de komst van de Messias, de Zoon van David.

God had Israël niet alleen verlost uit Egypte om hen vrijheid te geven, maar om hen Zich tot een volk te nemen, een volk dat Hem zou dienen. In het Nieuwe Testament keert datzelfde motief terug: verlossing is niet enkel het loskomen van slavernij of oordeel, maar het herwinnen van het recht om de God van Israël te dienen zoals Hij het bedoeld heeft. Daarom zegt Zacharias dat wij, eenmaal verlost uit de hand van onze vijanden, Hem zonder vrees zouden dienen. Verlossing brengt niet slechts vrijheid van iets, maar herstelt de oorspronkelijke relatie met God.

Dit alles toont aan dat de verlossing in Christus niet in tegenstelling staat tot, maar in lijn is met, de verlossing die God in het verleden heeft bewerkt. Zoals Israël verlost werd uit Egypte door het bloed van het paaslam, zo wordt het volk verlost door het bloed van het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. En zoals de eerstgeborenen van Egypte stierven als losprijs voor de bevrijding van Israël, zo wordt in het Nieuwe Verbond de Zoon zelf gegeven als losprijs voor velen.

“Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.” (Mattheüs 20:28)

De betekenis van “rantsoen” of losgeld is dezelfde als in de wetten van Mozes: het is de prijs die betaald wordt om datgene wat verkocht of verloren was terug te kopen. Christus betaalde die prijs niet slechts voor afzonderlijke zielen, maar voor het gehele volk dat van oudsher het eigendom van God was. Daarom lezen we dat Hij kwam om “Zijn volk” te verlossen.

De apostelen leerden hetzelfde begrip van verlossing. Paulus schreef aan Titus dat Christus Zichzelf gegeven heeft om ons te verlossen van alle ongerechtigheid en om Zich een volk te reinigen, ijverig in goede werken. En in de brief aan de Galaten zegt hij dat wij verlost zijn van de vloek der wet doordat Hij voor ons een vloek is geworden. Dit alles verwijst naar dezelfde grondgedachte: verlossing is herstel van eigendom door betaling van een prijs.

“Die Zichzelven gegeven heeft voor ons, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en voor Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.” (Titus 2:14)

“Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt.” (Galaten 3:13)

De verlossing door Christus herstelt dus wat verloren was. Israël, dat eens Gods volk was door het verbond, maar door ongehoorzaamheid in slavernij terechtkwam onder vreemde heersers, wordt door dezelfde God opnieuw opgeëist. Zoals de Wet voorschreef dat een naaste verwant iemand kon vrijkopen, zo kwam Christus als de ware Broeder van Zijn volk om hen vrij te kopen. Hij betaalde het losgeld met Zijn eigen bloed en verwierf zo een eeuwige verlossing.

“En niemand van hen in de hemel noch op de aarde, noch onder de aarde, kon het boek openen noch hetzelve bezien. En ik weende zeer, omdat niemand gevonden werd, die waardig was het boek te openen noch hetzelve te bezien. En één van de oudsten zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen om het boek te openen en zijn zeven zegelen.” (Openbaring 5:3–5)

Het Lam dat waardig is, is dezelfde die verlost heeft. Zijn bloed is de prijs van de verlossing, niet slechts voor het individu, maar voor het gehele volk dat Hij gekocht heeft. En daarom zingen de oudsten in dat visioen: “Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie.”

Wanneer Jezus in Lukas 21 zegt dat de verlossing nabij is, spreekt Hij over de tijd waarin de beloften van die verlossing in volle werkelijkheid zullen komen, wanneer het verloste volk niet langer onder vreemde heerschappij zal staan, maar de Heere zal dienen in vrijheid en gerechtigheid. In die zin is verlossing zowel iets dat reeds is volbracht – door het bloed van het Lam – als iets dat nog moet worden voltooid in de herstelling van Israël en het Koninkrijk.

Het is belangrijk te begrijpen dat verlossing in de Schrift altijd een concrete betekenis heeft. Het gaat niet enkel om een innerlijke vrede of een geestelijke toestand, maar om het herstel van een werkelijke verhouding: eigendom, land, volk, en dienst aan God. Wanneer God Israël verlost uit Egypte, verlost Hij hen niet om hen in ledigheid te laten, maar om hen in Kanaän te brengen, het land dat Hij hun beloofd had. Zo zal ook de uiteindelijke verlossing leiden tot herstel van wat verloren ging – niet slechts van zielen, maar van volk en erfdeel.

De Schrift gebruikt dit begrip consequent. Verlossing is niet iets abstracts, maar een daad van herstel, een wetmatige handeling waarbij de Eigenaar datgene terugneemt wat Hem toebehoort. Daarom staat er: “Gij zijt duur gekocht; verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Gode toebehoren.”

“Gij zijt duur gekocht; wordt geen dienstknechten der mensen.” (1 Korinthe 7:23)

Hieruit blijkt dat ook de gelovigen binnen dat verloste volk niet zichzelf toebehoren, maar Hem die hen gekocht heeft. Dezelfde wet die gold voor het land en voor de slaven in Israël, geldt nu in geestelijke zin voor het gehele volk van God.

Wanneer wij dus lezen over “verlossing door Zijn bloed” en tegelijk over een “verlossing die nabij is”, dan moeten wij begrijpen dat de eerste spreekt over de prijs die betaald is, en de tweede over de volkomen uitwerking daarvan in de wereld. De prijs is reeds betaald – dat is het volbrachte werk van Christus – maar de bevrijding van het volk, de herstelling van het Koninkrijk en het land, zijn nog toekomstig.

Zo omvat het begrip verlossing zowel verleden, heden als toekomst. God heeft verlost, Hij verlost nu door het bloed van Christus allen die tot Zijn volk behoren, en Hij zal verlossen wanneer Hij Zijn beloften aan Abraham, Isaak en Jakob volledig vervult.

De Slavernij van de Vreemden en de Toekomstige Bevrijding

Wanneer we begrijpen dat verlossing in de Schrift altijd betrekking heeft op een volk dat eigendom is van God, wordt ook duidelijk waarom de profeten voortdurend spraken over Israëls terugkeer uit gevangenschap. Telkens wanneer Israël in zonde verviel en ongehoorzaam was aan de wetten van de HEERE, liet God toe dat zij in slavernij kwamen onder andere volken. Niet omdat Hij hen verwierp, maar omdat Hij hen tuchtigde als een vader zijn zoon. Hij herinnerde hen er steeds aan dat zij Zijn eigendom waren en dat Hij, als hun Verlosser, het recht had om over hen te regeren.

Dezelfde wetten en beginselen die golden in de tijd van Mozes zijn nog steeds van kracht. God verandert niet. Wanneer een volk dat Hem toebehoort weigert Zijn geboden te onderhouden, dan treedt Zijn oordeel in werking. Dat oordeel is niet altijd vernietigend, maar vaak corrigerend: vijanden zullen over hen heersen, vreemden zullen macht krijgen, en zij zullen in schulden en afhankelijkheid terechtkomen. Zulke oordelen zijn in de geschiedenis van Israël telkens herhaald, en zij zijn opnieuw zichtbaar in onze tijd.

“Maar zo gij Mijn inzettingen verwerpen zult, en uw ziel van Mijn rechten een gruwel zal hebben, zodat gij niet doet al Mijn geboden, maar Mijn verbond zult vernietigen; zo zal Ik ook dit ulieden doen: Ik zal over u bezoeking doen met verschrikking, met tering en koortsen, die de ogen zullen doen vergaan en de ziel zullen verkwijnen; en gij zult tevergeefs uw zaad zaaien, want uw vijanden zullen het opeten. En Ik zal Mijn aangezicht tegen u zetten, dat gij voor uw vijanden verslagen wordt; en die u haten, zullen over u heersen, en gij zult vlieden, hoewel u niemand jaagt.” (Leviticus 26:15–17)

Deze woorden zijn eeuwenoud, maar hun kracht is nog altijd dezelfde. God zei tegen Israël dat als zij Zijn geboden niet zouden onderhouden, Hij mannen over hen zou aanstellen die hen haten. Dat is een rechtstreekse uitwerking van het verbond: de Verlosser wordt tot Rechter wanneer Zijn volk ontrouw wordt.

Ook Mozes profeteerde over ditzelfde oordeel, dat zou komen wanneer Israël zich afkeerde van de wet van God en andere wegen volgde.

“De vreemdeling, die in het midden van u is, zal zeer hoog boven u opklimmen, en gij zult zeer laag nederdalen. Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot het hoofd zijn, en gij zult tot de staart zijn.” (Deuteronomium 28:43–44)

Dat is het beeld van een volk dat ooit vrij was, maar nu gebonden is door schulden, belastingen en vreemde macht. In plaats van de zegening van overvloed en vrijheid die God beloofde aan hen die Zijn wetten onderhouden, ervaart zo’n volk de vloek van afhankelijkheid. Wat eens eigendom van God was, wordt door ongehoorzaamheid overgegeven aan de vreemden.

De Schrift leert dat slavernij niet altijd met kettingen of zwepen hoeft te gebeuren. Wanneer een volk zo ver in schulden komt dat het geen zeggenschap meer heeft over zijn eigen arbeid of land, leeft het in een toestand van economische slavernij. En dat is precies wat er gebeurt wanneer vreemde machten – zoals bankiers, vreemdelingen of politieke stelsels die Gods wetten verwerpen – heerschappij verkrijgen over de volkeren die zich ooit op Hem beriepen.

Israël was in Egypte een volk van slaven, terwijl Egypte het land was van overvloed en macht. De farao bepaalde wat er geproduceerd werd, wat er betaald werd en wie vrij mocht zijn. Het volk werkte, maar de opbrengst ging naar hun meesters. Dat patroon herhaalt zich telkens wanneer het volk van God nalaat om Zijn wetten te handhaven. Wat eens vrijheid was, wordt geleidelijk tot onderwerping.

“De rijke heerst over de armen, en die leent is een knecht van den uitlener.” (Spreuken 22:7)

Dit oude spreekwoord beschrijft precies de toestand van onze moderne wereld. Mensen denken vrij te zijn, maar zij werken het grootste deel van hun leven om belastingen, rente en schulden af te betalen. De productie van hun arbeid vloeit weg naar machten die geen rekenschap geven aan God, maar enkel aan winst en macht. Zo werd Egypte destijds een huis van slavernij, en zo is ook het moderne rijk van geld en rente tot een nieuw Egypte geworden.

Wanneer Jezus sprak over de tekenen van het einde, zei Hij dat de volken in benauwdheid zouden verkeren, dat angst de harten zou doen bezwijken, en dat het zou zijn als in de dagen van Noach en Lot. Hij bedoelde dat er een tijd zou komen waarin verwarring, oorlog en economische slavernij het volk van God opnieuw zouden omringen. En juist dan sprak Hij de woorden: “Heft uw hoofden op, omdat uw verlossing nabij is.” Dat was geen vrome troost, maar een bevestiging van Gods belofte aan Abraham: dat Hij Zijn volk opnieuw zou verlossen uit de hand van hun vijanden.

De verlossing die nabij is, betekent dat God opnieuw zal handelen zoals Hij in Egypte deed. Hij zal Zijn volk bevrijden van de machten die hen knechten, niet door menselijke politiek of geweld, maar door Zijn eigen macht en oordeel. De Schrift noemt dit de “tijd van het herstel van alle dingen”, waarin God de beloften aan de vaderen volledig zal vervullen.

“En Hij zal u wederbrengen uit de gevangenis, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken, tot dewelke de HEERE, uw God, u zal verstrooid hebben.” (Deuteronomium 30:3)

Dezelfde God die Israël uit Egypte leidde, zal Zijn volk opnieuw bijeenbrengen uit de volken waarin zij verspreid zijn. De verlossing van het volk betekent daarom ook het einde van hun slavernij onder de vreemden.

Het is opmerkelijk dat de profeten telkens het verband leggen tussen zonde, slavernij en verlossing. Wanneer Israël gezondigd had, werden zij overgeleverd aan vreemde machten. Wanneer zij zich bekeerden en tot God riepen, verloste Hij hen. Dat patroon herhaalt zich in de geschiedenis, en het is ook nu zichtbaar in de wereld waarin wij leven.

Onze tijd lijkt in veel opzichten op die van het oude Egypte. De middelen van bestaan zijn in handen van weinigen; de volkeren leven in angst, oorlog en afhankelijkheid; en de wetten van God zijn verworpen. Maar juist in zo’n tijd klinkt de belofte van verlossing het luidst.

“Want de HEERE zal Zijn volk richten, en Hij zal Zich ontfermen over Zijn knechten; als Hij zal zien, dat hun hand weg is, en dat er niemand besloten of overgebleven is.” (Deuteronomium 32:36)

Wanneer de macht van de mensen bezwijkt en de hoop verloren lijkt, zal de Verlosser handelen. Dat is de boodschap die door heel de Schrift heen klinkt: God laat Zijn volk niet over aan eeuwige slavernij, maar verlost hen door Zijn eigen kracht.

Zoals de verlossing uit Egypte werd bewerkt door het bloed van het lam, zo zal de toekomstige verlossing van Israël en de wereld worden bewerkstelligd door het bloed van het Lam Gods, dat eenmaal voor altijd is vergoten. Het bloed is reeds de prijs van het verbond, maar de volkomen uitvoering daarvan – de bevrijding van het volk en het herstel van het koninkrijk – staat nog te komen.

En daarom klinkt het woord van de profeet nog altijd:

“En de verlosten des HEEREN zullen wederkeren, en tot Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd zijn; vreugde en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden.” (Jesaja 35:10)

De verlossing waarover Zacharias profeteerde, is dezelfde verlossing waar de psalmisten over zongen en waar de profeten van spraken: de bevrijding van Israël uit slavernij en het herstel van Gods koninkrijk op aarde. En zoals in de dagen van Mozes, zal de HEERE wederom zeggen: “Laat Mijn volk gaan, opdat zij Mij dienen.”

Dat is de verlossing die nabij is. Niet slechts een geestelijke bevrijding, maar de herstelling van Gods orde op aarde. Wanneer de machten van deze wereld wankelen en de volken in benauwdheid zijn, zal de Verlosser verschijnen, zoals beloofd. En het volk dat Zijn naam aanroept, zal bevrijd worden.

“Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden.” (Jesaja 33:22)

De Moderne Slavernij en de Weg naar Bevrijding

Wanneer wij deze waarheid uit de Schrift begrijpen – dat verlossing het eigendom van God herstelt en Zijn volk bevrijdt uit vreemde heerschappij – zien wij ook dat de geschiedenis zich herhaalt. Het oude Egypte is niet slechts een verhaal uit het verleden, maar een profetisch beeld van de toestand waarin het volk van God zich telkens weer bevindt wanneer het de wetten van de HEERE verlaat. Elke keer wanneer Israël ongehoorzaam werd, keerde het terug in slavernij. En in onze moderne tijd is dat niet anders: de vormen zijn veranderd, maar de macht die bindt, is dezelfde.

Wij leven in een wereld waarin volkeren menen vrij te zijn omdat zij kunnen stemmen, werken, reizen en bezitten, maar in werkelijkheid leven zij onder een systeem dat hen stap voor stap tot knechten maakt. De mensen werken, maar het grootste deel van hun arbeid vloeit weg in belastingen, rente, schulden en systemen die in handen zijn van machten die geen rekenschap geven aan God. Dat is geen toeval, maar een directe vervulling van de waarschuwingen die God aan Israël gaf in Zijn Wet.

“De vreemdeling, die in het midden van u is, zal zeer hoog boven u opklimmen, en gij zult zeer laag nederdalen. Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot het hoofd zijn, en gij zult tot de staart zijn.” (Deuteronomium 28:43–44)

Dat is precies wat er gebeurt wanneer een volk Gods wetten verwerpt. De zegen van vrijheid en overvloed maakt plaats voor de vloek van schuld en afhankelijkheid. De macht verschuift van het volk naar een kleine groep die de geldstroom beheerst. Dezelfde situatie die in Egypte bestond – waarin de farao de graanschuren bezat en het volk zijn arbeid verkocht voor brood – heeft zich in de moderne wereld opnieuw herhaald. Alleen heeft de farao nu geen kroon van goud, maar een zegel van krediet.

Als we kijken naar de gebeurtenissen in de Verenigde Staten van Amerika, waarin het volk dacht een president te kiezen die de loop van het land zou bepalen. Maar kort daarna bleek dat de werkelijke macht niet lag bij de gekozen leiders, maar bij de onzichtbare machthebbers van het geld. De voorzitter van de Federal Reserve, Arthur Burns, had meer zeggenschap over de economie, de werkgelegenheid en de welvaart van het volk dan de president zelf. Hij was niet gekozen door het volk, maar bezat door het geldsysteem de macht over allen die werkten en produceerden.

Dat is wat de Schrift bedoelt wanneer zij zegt dat de vreemdeling over u zal heersen. Niet noodzakelijk door wapens, maar door schuld. De moderne slavernij is niet van ketenen, maar van leningen. En net zoals Egypte in de dagen van Jozef het volk tot lijfeigenen maakte door hen graan te verkopen op krediet, zo heeft de moderne wereld haar vrijheid verloren aan een schuldsysteem dat de volkeren knecht.

“De rijke heerst over de armen, en die leent is een knecht van den uitlener.” (Spreuken 22:7)

Deze woorden zijn vandaag even waar als drieduizend jaar geleden. Zolang het volk zijn gehoorzaamheid aan Gods wetten verzaakt, zal het blijven vallen onder de macht van de vreemden. En zolang de leiders vertrouwen stellen in geld in plaats van in gerechtigheid, zal de verlossing uitblijven.

Het is opmerkelijk hoe nauwkeurig God deze toestand heeft voorzien. In Leviticus 26 waarschuwde Hij dat ongehoorzaamheid zou leiden tot slavernij en onderwerping aan vijanden. Niet omdat Hij Zijn volk haatte, maar omdat Hij hen wilde terugbrengen tot gehoorzaamheid.

“En Ik zal Mijn aangezicht tegen u zetten, dat gij voor uw vijanden verslagen wordt; en die u haten, zullen over u heersen.” (Leviticus 26:17)

Deze woorden gelden niet slechts voor het oude Israël, maar voor elk volk dat Gods geboden verlaat. En in onze moderne tijd heeft deze vloek zich opnieuw voltrokken. De volkeren van het Westen, die ooit leefden naar de Wet van God, zijn afgedwaald naar menselijke systemen van hebzucht, rente en uitbuiting. Zij zijn rijk in bezit, maar arm in vrijheid.

Het volk van God werkt maandenlang van elk jaar om de schulden en belastingen te betalen aan instellingen die geen trouw kennen aan de HEERE. De opbrengst van arbeid wordt opgeëist door machten die de wetten van God verwerpen. En velen zien dat niet als slavernij, omdat zij nog steeds menen vrij te zijn. Maar de Schrift noemt dit wat het is: een oordeel over ongehoorzaamheid.

“Zij die u haten, zullen over u heersen.”

Dat is de toestand waarin wij nu leven – een moderne herhaling van Egypte, waarin het volk van God werkt onder de heerschappij van vreemden. Maar de Schrift laat ons niet in wanhoop achter. Want zoals God Israël uit Egypte verloste, zo zal Hij ook nu Zijn volk verlossen. De profeten hebben herhaaldelijk gesproken over de dag waarop God de banden van slavernij zal verbreken en Zijn volk zal herstellen.

“En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, dat Ik zijn juk van uw hals zal verbreken, en uw banden zal verscheuren, en vreemden zullen hem niet meer onderwerpen.” (Jeremia 30:8)

De weg naar die verlossing is niet door menselijke revolutie of geweld, maar door terugkeer tot gehoorzaamheid. God verlost Zijn volk niet terwijl het in opstand leeft tegen Zijn wet, maar wanneer het terugkeert tot gerechtigheid. Daarom riep Mozes het volk op te gedenken dat zij verlost waren uit Egypte, en daarom riep Christus Zijn discipelen op om Hem te volgen en Zijn woorden te onderhouden.

Wanneer een volk terugkeert tot Gods wet, herstelt het het verbond dat door ongehoorzaamheid verbroken werd. En wanneer dat verbond hersteld wordt, herstelt ook de zegen die daarmee gepaard gaat.

“Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft.” (Psalm 33:12)

Dat is de uiteindelijke betekenis van verlossing: herstel van het eigendom van God. Niet alleen de bevrijding uit schuld of slavernij, maar het terugkeren van het volk tot de positie waarin het God kan dienen in vrijheid en gerechtigheid.

De boodschap van de profeten, de psalmen en het Evangelie is in wezen dezelfde: de God van Israël is de Verlosser van Zijn volk. Hij heeft hen gekocht met bloed, verlost uit slavernij, en zal hen wederom herstellen tot een vrij volk op aarde. De wereld mag onder de heerschappij van de vreemden staan, maar de belofte blijft dat Hij Zijn volk zal verzamelen en bevrijden.

Wanneer de machten van deze wereld hun greep verliezen, wanneer de economieën beven en de volken in verwarring raken, zal het volk dat Zijn Naam aanroept erkennen dat de HEERE nog altijd regeert. En zoals Mozes tot de farao sprak, zo zal God opnieuw tot de machten van deze wereld zeggen:

“Laat Mijn volk gaan, opdat zij Mij dienen.” (Exodus 8:1)

Dat is de verlossing die de Schrift verkondigt – niet slechts voor afzonderlijke zielen, maar voor het gehele volk van God. En die verlossing zal komen, niet door menselijke kracht, maar door het bloed van het Lam en de hand van de Almachtige.

“Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten om Zijn grote Naam wil; want de HEERE heeft lust aan Zijn volk.” (1 Samuël 12:22)

Wanneer dat volk terugkeert tot de HEERE, zal Hij Zijn verbond gedenken, zoals Hij beloofde aan Abraham, Isaak en Jakob. En Hij zal hen opnieuw verlossen uit de hand van hun vijanden, opdat zij Hem dienen zonder vrees, in heiligheid en gerechtigheid, al de dagen van hun leven.

Dat is de ware verlossing van Israël – en de hoop van allen die behoren tot het volk van de God van Abraham.

De Hoop op de Toekomstige Verlossing

Ik heb hier een krantenartikel dat heel belangrijk was en op 25 november 1976 werd gepubliceerd, kort nadat iedereen naar de stembus was gegaan, of beter gezegd, miljoenen Amerikanen naar de stembus waren gegaan en op een president hadden gestemd. Ongeveer de helft van hen stemde op de ene man en ongeveer de helft op de andere, en één man werd gekozen en de mensen zeiden: nou, we hebben nu onze leider gekozen. Maar toen publiceerde United Press International een artikel van Mike Feinfelber met de titel Federal Reserve Board Chairman Builds Power.

Let wel, dit is drie weken nadat de mensen dachten dat ze een man hadden gekozen die de hoogste man in Amerika zou worden, en hij schrijft natuurlijk over Arthur Burns, die toevallig de huidige voorzitter van de Federal Reserve Board is, en hij zegt het volgende: de Federal Reserve kan pogingen van het Congres en de president om de koers van de economie te wijzigen, tenietdoen. De Federal Reserve kan de geldhoeveelheid manipuleren, de hoeveelheid geld in contanten en op bankrekeningen die van invloed is op rentetarieven, prijzen, werkgelegenheid, productie en consumptie.

Wie kon dat in het oude Egypte? De farao. Dit krantenartikel zegt dat de president dit niet kan, maar Arthur Burns wel. Verder staat er dat Burns een econoom is, maar ook een bekwaam politicus. Denk nu eens aan die politicus. Heeft iemand van jullie ooit op Arthur Burns gestemd? Arthur Burns heeft zich nooit kandidaat gesteld voor een functie in de Verenigde Staten en dat gold natuurlijk ook voor de farao in Egypte, en hij weet wie de verkiezingen heeft gewonnen. Hij zal eerder proberen Carter voor zich te winnen dan tegen hem te vechten.

Hij gaf alleen toe wanneer dat nodig was en verzette zich tegen pogingen van het Democratische Congres om de Federal Reserve Board instructies te geven over het te voeren monetaire beleid of om haar activiteiten te controleren en een deel van de totale geheimhouding rond haar beraadslagingen op te heffen. Met andere woorden, het Amerikaanse Congres heeft enkele jaren geleden geprobeerd de werkzaamheden van de Federal Reserve Board te controleren en een deel van haar beleid te wijzigen, maar dat is niet gelukt omdat Arthur Burns zei: nee, dat wil ik niet. Sommigen van jullie weten dit, en sommigen van jullie hebben zich misschien nog niet helemaal gerealiseerd dat dit heel duidelijk en bewust betekent dat Arthur Burns en de mannen die deze macht uitoefenen de absolute en totale dictators van de Verenigde Staten van Amerika zijn.

Carter kan niets doen op het gebied van de economie, belastingen, rente, productie, werkgelegenheid of iets anders dat te maken heeft met het welzijn van het volk, tenzij Arthur Burns, de farao van het moderne Egypte, zegt: “Oké, we kunnen het doen.” Wat betekent dat? Dat betekent dat wij als volk van God opnieuw in de slavernij van Egypte leven. We leven onder een systeem dat ons volk in hoog tempo tot slaven maakt in een land dat hun vaderen hebben veroverd.

Ons volk, onze werkende bevolking, werkt al ongeveer vijf maanden van elke twaalf maanden om belastingen en rente te betalen. Aan wie? Aan de bankiers en politici die dit land besturen onder leiding van een man die voorzitter is van de Federal Reserve Board en die absolute en totale economische controle heeft over het land. Het is echt vreemd als je krantenartikelen leest die dit onthullen, maar ik denk dat ze die op dit moment schrijven omdat ze ervan uitgaan dat het Amerikaanse volk zo onwetend is over de echte waarheid van deze natie dat ze niet zullen erkennen dat hij tegen het Amerikaanse volk zegt: ja, ik weet dat jullie drie weken geleden een president hebben gekozen, maar die president heeft geen macht.

Die president kan niets doen tenzij farao Arthur Burns, voorzitter van de Federal Reserve Board, zegt dat het goed is. Nu wil ik afsluiten met het voorlezen van een paar dingen uit Gods wet die je zullen vertellen waarom er mensen in dit land zijn die macht over ons hebben, terwijl we denken dat we vrije mensen zijn. Leviticus 26 is een van de boeken van de wet, zoals je weet, waarin God tegen Israël zei: als jullie mij gehoorzamen, zal ik al deze verschillende zegeningen over jullie uitstorten, maar als jullie mijn wetten en oordelen niet gehoorzamen, zullen er een aantal dingen gebeuren.

“Maar zo gij Mijn inzettingen verwerpen zult, en uw ziel van Mijn rechten een gruwel zal hebben, zodat gij niet doet al Mijn geboden, maar Mijn verbond zult vernietigen; zo zal Ik ook dit ulieden doen: Ik zal over u bezoeking doen met verschrikking, met tering en koortsen, die de ogen zullen doen vergaan en de ziel zullen verkwijnen; en gij zult tevergeefs uw zaad zaaien, want uw vijanden zullen het opeten. En Ik zal Mijn aangezicht tegen u zetten, dat gij voor uw vijanden verslagen wordt; en die u haten, zullen over u heersen.” (Leviticus 26:15–17)

Met andere woorden, jullie boeren in Iowa, Kansas en Nebraska, jullie zullen tarwe en maïs verbouwen, maar het zal worden gegeten in Rusland en China en Joegoslavië. En ik zal Mijn aangezicht tegen u keren en u zult worden gedood voor uw vijanden. U zult ten strijde trekken in Vietnam en u zult de oorlog verliezen. Zij die u haten, zullen over u heersen. God zei tegen Israël: als u niet gehoorzaamt, zal ik mannen over u aanstellen die u en uw God haten.

Ik hoef u er waarschijnlijk niet aan te herinneren dat Arthur Burns een in Oostenrijk geboren jood is. Zijn echte naam is Burnside. Volgens de Bijbel is hij de antichrist, omdat hij Jezus Christus verloochent. Jezus heeft ons verteld dat aan het einde der tijden de vijanden jullie zullen haten omwille van Mijn naam, het geloof; de antichrist zal jullie haten, christenen. Arthur Burns is een antichrist. God zei tegen Israël: ik zal vijanden die u haten over u laten heersen als u ongehoorzaam bent.

Sla dan Deuteronomium 28 open, en hier staat een specifieke profetie dat een van de manieren waarop Israël in slavernij zou komen, is door onder enorme schulden te komen te staan.

“De vreemdeling, die in het midden van u is, zal zeer hoog boven u opklimmen, en gij zult zeer laag nederdalen. Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot het hoofd zijn, en gij zult tot de staart zijn.” (Deuteronomium 28:43–44)

De vreemdeling Arthur Burns is een vreemdeling, geboren in een vreemd land, en toch heeft hij absolute economische macht over Amerika. Dit is een van de vloeken die over Israël zouden komen vanwege ongehoorzaamheid. Hij zal aan u lenen en u zult niet aan hem lenen. Hij zal het hoofd zijn en u zult de staart zijn. U zult schulden hebben bij de vreemdeling die ik de controle over uw natie en regering zal laten nemen als u weigert mijn wetten te gehoorzamen.

Zou de God van Israël het niet nog steeds zo besturen? Dat wij ons volk konden laten begrijpen dat de God van Israël nog steeds regeert in de zaken van mensen en naties, dat de wetten van de God van Israël nog steeds van kracht zijn, en dat de God van Israël ons heeft verteld dat als we ons afkeren in zonde en ongehoorzaamheid, Hij ons niet met bliksem doodt, zoals ze soms in de tekenfilm laten zien, maar dat Hij Zijn wet vervult volgens wat Hij zei dat er met ons zou gebeuren als we in zonde leven: vijanden, vreemdelingen, buitenlanders zullen over u heersen; Hij zal u in schulden brengen, schuldslavernij; u zult voor hen werken.

Dat is alles wat ik tot nu toe heb. Als God het wil, gaan we hier in de volgende hoofdstuk verder op in, en ik wil jullie laten zien hoe de profetieën over de verlossing door Jezus Christus in feite profetieën zijn over de verlossing van dit volk, deze natie, waar we aanspraak kunnen maken op de woorden van Christus zelf en het verbond met Abraham, zoals we dat in de toekomst zullen doen, en we zullen verlossing voor Amerika zien en krijgen. Maar dat zal niet gebeuren zonder het bloed van Jezus Christus.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogseries

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogseries

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=