De Val van Babylon en het Wegvallen van haar Bondgenootschappen
Wanneer het profetische Babylon aan scheuren begint, toont de Schrift dat dit nooit alleen een interne gebeurtenis is. De stad in drieën gescheurd (Openbaring 16:19, SV) is niet slechts een geïsoleerde ramp, maar een systeemcrisis die onmiddellijk doorwerkt in alles wat op dat systeem leunt. In de LXX klinkt hetzelfde beeld van uiteenvallen: het geheel van de wereldmacht raakt verdeeld, de fundamenten worden gebroken en niets blijft overeind dat op deze machtsstructuur steunde.
De moderne wereldorde, die decennialang functioneerde als een eenheid onder Amerikaanse leiding, begint zichtbaar hetzelfde proces door te maken. De breuk tussen de Verenigde Staten en Duitsland is niet zomaar diplomatiek ongemak; het is de eerste zichtbare barst in het fundament van het Westerse machtsblok. En zoals bij alle wereldrijken vóór dit rijk – Assyrië, Babylon, Rome – begint verval nooit aan de buitenkant, maar binnenin. Het militaire, economische en politieke huis verliest zijn samenhang, en wat eenmaal uiteen begint te vallen wordt niet meer vanzelf hersteld.
De Schrift toont dat Babylon niet omvalt door de aanval van een uitzonderlijk sterke vijand, maar doordat haar eigen pijlers breken. “En de grote stad werd in drieën gedeeld” (Openb. 16:19), en onmiddellijk daarop vallen “de steden der volken”. De val van het centrum trekt de randgebieden mee. Deze dynamiek is in elke geschiedenis zichtbaar: perifere regio’s, kleinere staten, en vooral diegenen die afhankelijk zijn van het centrum, verliezen hun bescherming zodra de kernmacht instort.
De joodse staat behoort exact tot die categorie. Sinds haar ontstaan draait zij op de militaire, diplomatieke en financiële steun van de Verenigde Staten. Zonder deze ondersteuning heeft de joodse staat geen langdurige strategische diepte, geen bevoorradingszekerheid en geen internationaal schild. Wanneer Babylon wankelt, wankelt de joodse staat automatisch mee, want haar kracht is nooit intrinsiek geweest. De profeten waarschuwden reeds dat een volk dat vertrouwt op vreemde bondgenoten in plaats van op God, uiteindelijk ook de val van die bondgenoten ervaart. In de Statenvertaling lezen wij: “Al uw bondgenoten hebben u bedrogen” (Obadja 7). En de LXX verwoordt hetzelfde principe scherp: zij die u als veilig beschouwt, zullen u verlaten in het uur van nood.
De eerste scheur is zichtbaar: het verbreken van communicatie tussen de Verenigde Staten en Duitsland. Dit lijkt klein, maar elke machtsorde is als een koepel die op steunbogen rust. Eén boog verzwakt, en de rest draagt te veel gewicht. De VS moeten nieuwe bondgenoten zoeken om hun wereldpositie te behouden, maar elke verschuiving roept nieuwe spanningen op en verzwakt bestaande relaties. En wanneer de VS gedwongen worden zich te heroriënteren of te bezuinigen, valt als eerste hun vermogen weg om dure buitenlandse partners te blijven financieren.
De joodse Staat staat bovenaan die lijst.
Het land leeft strategisch op geleend vermogen: wapens, technologie, subsidies, munitie, diplomatieke dekking. Dit is geen oordeel, maar een feitelijke constatering. Zonder de stromen die vanuit Babylon komen, valt de immuniteit van de joodse Staat onmiddellijk weg. De profetische lijn is dan eenvoudig: wanneer Edom zichzelf beroemt op bondgenootschappen, verbreekt God juist die bondgenootschappen. Wanneer Edom denkt staande te blijven op vreemde kracht, wordt die kracht weggenomen.
En precies daar begint de dominoreeks: Babylon scheurt, de bondgenoten vallen uiteen, de beschermelingen verzwakken. Wat voor het Westerse systeem geldt, geldt in versterkte mate voor Israël, omdat de Joodse Staat geen zelfstandig fundament heeft in militaire of economische zin. De Schrift toont dat wanneer God eenmaal besloten heeft de steunpilaren weg te nemen, er geen menselijk middel meer is dat de val stopt: “Want haar plagen zullen op één dag komen” (Openb. 18:8, SV). Niet door een enorme vijand, maar door het instorten van het systeem waarop zij vertrouwde.
De eerste steen is omgevallen. De rest volgt niet omdat de vijand zo sterk is, maar omdat het huis zelf hol geworden is. De joodse staat zal de gevolgen ervaren zodra de levenslijn vanuit Amerika verzwakt of wordt doorgesneden, en alles in de profetische geschiedenis wijst erop dat dit proces reeds begonnen is.
Een Volk dat Leeft op Geleend Vermogen
Wanneer de Schrift spreekt over Edom in de profetische passages van de laatste dagen, dan gaat het niet over een verdwenen oudvolk, maar over een bestaand, zichtbaar, herkenbaar volk dat vandaag zijn rol vervult in de wereldpolitiek. Edom is de moderne Joodse staat, vooral vanwege haar gedragspatroon, zijn houding en haar structurele afhankelijkheid van buitenlandse bescherming.
Edom in deze tijd is een staat die zichzelf groot waant, die vertrouwt op eigen macht, militaire technologie en diplomatie, maar die — zoals de profeten reeds voorzagen — volledig steunt op de kracht van anderen. De moderne Joodse staat heeft nooit zelfstandig gestaan, nooit zonder de hulp van machtige bondgenoten bestaan, en nooit een oorlog of crisis overleefd zonder de financiële, politieke en militaire zuurstof die door vreemde mogendheden werd geleverd.
De Schrift beschrijft dit als het kenmerk van Edom: een volk dat zichzelf verhefft, maar dat niet ziet dat zijn fundament niet in zichzelf ligt. “De trots van uw hart heeft u bedrogen” (Obadja 3, SV). De LXX zegt dat Edom zijn woning in de hoogte stelt, zich veilig acht in oninneembare plaatsen, maar de HEERE verklaart dat Hij Edom van die hoogte neer zal werpen. Dit is geen fysieke hoogte, maar een misplaatst vertrouwen, een nationale arrogantie die blind is voor haar afhankelijkheid.
Het profetische oordeel over Edom werkt echter niet door een plotselinge vernietiging van buitenaf. De Schrift laat herhaaldelijk zien dat Edom valt doordat haar bondgenoten haar verlaten. De Statenvertaling is hierin scherp: “Al uw bondgenoten hebben u aan de zijde gedreven” (Obadja 7). Zij worden niet overwonnen door een groot leger, maar door het wegvallen van hun beschermers. De LXX voegt eraan toe dat zij die met Edom aan tafel zaten, haar zullen verraden, en dat Edom dit niet zal doorzien totdat het te laat is.
Dit patroon is vandaag letterlijk zichtbaar. De moderne Joodse staat presenteert zich als militair onaantastbaar, maar zij kan geen enkele langdurige oorlog voeren zonder Amerikaanse munitie en luchtmachttechnologie. Zij kan geen internationaal conflict doorstaan zonder Amerikaanse diplomatieke dekking in de Veiligheidsraad. Zij kan geen economische stabiliteit behouden zonder de miljarden aan steunpakketten en wapenfinanciering uit Washington. Het zelfbeeld is sterk, maar de realiteit is afhankelijkheid.
Wanneer Babylon begint te wankelen, wanneer de Verenigde Staten scheuren vertonen in hun machtsstructuur en hun bondgenootschappen beginnen te breken, raakt Edom onmiddellijk in de gevarenzone. De Joodse staat is namelijk niet slechts een bondgenoot van Amerika; zij is een bijproduct van het Amerikaanse wereldsysteem. Zodra dat systeem verzwakt, verzwakt Edom automatisch mee.
De profeten spreken herhaaldelijk over dit moment, waarin Edom ontdekt dat haar kracht een illusie was. “Zij die vrede met u hadden, hebben u bedrogen.” De moderne equivalent hiervan is onmiskenbaar: zodra Amerika gedwongen wordt te bezuinigen, te heroriënteren, interne problemen te prioriteren of strategische partnerschappen te verschuiven, zal Edom de gevolgen als eerste voelen. Niet omdat Amerika vijandig wordt, maar omdat Amerika simpelweg niet meer kan dragen wat het ooit droeg.
En dit is precies het punt waarop de vijand van Edom, namelijk Ismaël, de moslimnaties rondom haar, ruimte krijgen. Niet omdat Ismaël zo machtig is, maar omdat Edom alleen achterblijft. Edom is niet zwak door gebrek aan technologie; Edom wordt zwak omdat zij geen bondgenoot meer heeft die haar leven overeind houdt. De kracht van Edom was altijd externe kracht. Wanneer die kracht wegvalt, stort de façade in.
Volgens de profetieën valt Edom nooit door een confrontatie van gelijke tegen gelijke, maar doordat God Zelf de steun wegneemt waarop Edom vertrouwt. De val van Babylon — het machtscentrum van de moderne wereldorde — is daarom tegelijk de val van Edom, omdat Edom geen fundament heeft buiten Babylon. De muur breekt, en alles wat tegen die muur leunt, valt mee.
In deze fase bevinden wij ons nu. Babylon scheurt, bondgenootschappen bevriezen, en de staat die zich Edom betoont, staat op het punt haar eerste echte confrontatie met werkelijkheid te ervaren: het moment dat zij alleen komt te staan.
Edoms Ontmaskering en de Onvermijdelijke Verzwakking
Wanneer wij de moderne Joodse staat als Edom herkennen, wordt het noodzakelijk te begrijpen hoe haar macht in werkelijkheid functioneert. Edom staat vandaag niet sterk door eigen kracht, maar door het schild dat Amerika al decennia om haar heen heeft gelegd. De profeten beschrijven dit mechanisme nauwkeurig: Edom is een volk dat vertrouwt op bondgenoten, dat leunt op de vestingen van anderen en dat zijn zekerheid ontleent aan buitenlandse machten die haar tijdelijk beschermen.
De val van Babylon, het machtsblok dat wij nu in de wereld zien wankelen, treft daarom allereerst en het hardst Edom. Want Edom is geen zelfdragende macht. Edom is een satelliet van het Amerikaanse systeem. Wanneer de kern verzwakt, sterft de periferie mee.
De Schrift laat zien dat God het oordeel over Edom niet begint door grote vijanden tegen haar op te roepen, maar door de bondgenoot weg te nemen waarop zij vertrouwt. In Obadja 7 (SV) staat:
“Al uw bondgenoten hebben u aan de zijde gedreven; de met u vrede hadden, hebben u bedrogen.”
De LXX geeft hetzelfde inzicht: degenen die Edom altijd gesteund hebben, keren zich af of verdwijnen, en Edom blijft naakt achter.
Dit is geen symboliek, maar een concrete geopolitieke realiteit. De Joodse staat heeft al haar oorlogen gevoerd met Amerikaanse munitie. Zij heeft haar luchtmacht gebouwd op Amerikaans ontwerp en Amerikaanse onderdelen. Zonder Amerikaanse aanvoer is elk militair conflict voor haar onhoudbaar. Economisch steunt het land op fondsen, leningen, garanties en politieke steun die jaarlijks in miljarden worden uitgedrukt. Diplomat- iek overleeft het land alleen doordat Amerika haar beschermt in de internationale arena.
Wanneer Amerika scheurt, scheurt Edom. En Amerika begint nu zichtbaar te scheuren. De breuk met Duitsland, het verbreken van militaire communicatie, het steeds duidelijker intern verval in de Verenigde Staten — dit zijn geen geïsoleerde gebeurtenissen, maar barsten in de draagbalk waarop Edom rust.
Het moment dat Amerika financieel moet snijden in defensie-uitgaven, of zich moet terugtrekken uit geopolitieke verplichtingen, komt Edom direct in de gevarenzone. De reden is eenvoudig: Edom heeft nooit geleerd om op eigen benen te staan. De profeten beschrijven dit als verblinding: Edom denkt sterk te zijn, maar ziet niet dat haar kracht geleend is. “De trots van uw hart heeft u bedrogen” (Obadja 3). Niet trots als emotie, maar trots als zelfmisleiding.
Het wegvallen van Amerika is daarom een ontmaskering. Edom wordt zichtbaar voor wat zij werkelijk is: niet een onaantastbare militaire macht, maar een staat die altijd het verlengde was van andermans macht. Wanneer Amerika niet langer de rol van beschermheer kan vervullen, staat Edom onmiddellijk alleen. Dit is precies het scenario dat de profetische teksten beschrijven, waarin Edom plotseling ontdekt dat haar bondgenoten haar niet langer dragen.
En dan volgt de onvermijdelijke verzwakking. Niet omdat Edom incompetent is, maar omdat Edom nooit bedoeld was om zelfstandig te staan. Haar hele bestaan is gebouwd op tijdelijke steunpilaren. Het wegvallen van die pilaren opent een vacuüm waarin haar omringende vijanden — Ismaël — toegang krijgen. Ismaël wordt dan niet sterk door eigen aanleg, maar door de leegte die ontstaat wanneer Edoms bondgenoot verdwijnt.
Dit is de dynamiek die nu reeds zichtbaar wordt: Babylon wankelt, de bondgenoot twijfelt, de beschermende muur brokkelt af. Edom staat op het punt te ontdekken dat zij niet kan bestaan zonder de macht die haar tot nu toe droeg. En zodra dit inzicht werkelijkheid wordt, begint de fase waarin Edom — de moderne Joodse staat — verzwakt, kwetsbaar wordt en uiteindelijk haar ondergang tegemoet gaat zoals de Schrift voorzegd heeft.
Ismaëls Opkomst: De Ruimte die Ontstaat wanneer Edoms Schild Verdwijnt
Wanneer de bescherming van Edom wegvalt, ontstaat er niet slechts een verzwakking van de Joodse staat; er ontstaat tegelijkertijd een machtvacuüm waarin Ismaël – de verzamelde volken van de omringende moslimwereld – voor het eerst in generaties ongehinderd kan bewegen. De profeten beschrijven dit patroon niet als een toevallige samenloop van omstandigheden, maar als een geplande fase in Gods oordeel over Edom. Het wegvallen van de bondgenoot is niet het einde van Edoms probleem, maar het begin van iets dat veel dieper ingrijpt: de opkomst van de vijand die tot dan toe buiten de deur werd gehouden.
Ismaël heeft eeuwenlang geen mogelijkheid gehad om Edom rechtstreeks te treffen, omdat Edom zich bevond onder het schild van grote wereldmachten. In de twintigste en eenentwintigste eeuw lag dat schild vrijwel volledig in Amerikaanse handen. Maar nu de wereldorde verschuift en Babylon – de hegemoniale macht – barsten vertoont, komt Ismaël in een positie waarin de belemmeringen verdwijnen die hem tot nu toe tegenhielden. De Schrift tekent dit moment als een tijd van beweging, waarin zij die rondom Edom woonden, opstaan zodra de gelegenheid zich voordoet.
De profetische boodschap is niet dat Ismaël plotseling sterker wordt, maar dat Edom niet langer beschermd wordt. Ismaël heeft de aantallen, de nabijheid en de vastberadenheid altijd al gehad, maar hij miste de geopolitieke ruimte om op te treden. Het was het schild van een vreemde macht dat hem tegenhield. Wanneer dat schild wegvalt, hoeft Ismaël niet te groeien in kracht; hij hoeft slechts te doen wat hem al eeuwen in de mond ligt: de leegte vullen die Edom achterlaat.
Edom, die denkt veilig te wonen en zichzelf verheft in haar eigen fortificaties, vergeet dat veiligheid nooit in muren ligt, maar in bescherming door sterkere krachten buiten haarzelf. Zodra die kracht verdwijnt, staat zij open als een stad zonder muren. De profeten spreken letterlijk over dit moment: Edom wordt “klein gemaakt onder de heidenen” (Obadja 2, SV). Niet door militaire vernietiging, maar doordat zij ophoudt een factor van betekenis te zijn wanneer haar steunpilaar wegvalt.
In die toestand van politieke eenzaamheid komt Ismaël naar voren met een snelheid die Edom verrast. De volken rondom haar – die in de Schrift meermalen genoemd worden als degenen die haar haten – worden niet tegengehouden door internationale druk, noch door de dreiging van een Westerse interventie. Alles wat Edom tot dan toe in leven hield, is verdwenen. De profetische traditie maakt duidelijk: wanneer God besluit dat Edom geen bescherming meer ontvangt, dan krijgen de vijanden van Edom de ruimte die zij vroeger nooit hadden.
Het geopolitieke landschap van het Midden-Oosten is bij uitstek gevoelig voor machtsverschuiving. In een situatie waarin Amerika zich terugtrekt of niet langer kan optreden als garant, ontstaat er onmiddellijk een regionale herverdeling. Ismaël hoeft daarbij geen gezamenlijke, perfect georganiseerde coalitie te zijn; het is voldoende dat Edom geen afschrikmiddel meer bezit. Het is precies zoals wij in andere rijken hebben gezien: wanneer het centrum valt, komen oude tegenstanders tot leven, niet omdat zij sterker zijn geworden, maar omdat de muur die hen tegenhield, niet langer staat.
De Schrift toont ook dat Edom op dit moment niet tot inkeer komt. In plaats van zich te vernederen, zal Edom proberen zichzelf te handhaven door eigen kracht, door eigen diplomatie en door eigen wapens, maar deze blijken ontoereikend zodra de wereldorde verandert. “Zal Ik te dien dage niet de wijzen uit Edom verloren doen gaan?” (Obadja 8, SV). De LXX zegt dat het inzicht van Edom duister wordt; haar strategen begrijpen niet meer hoe het tij te keren is.
Ismaël daarentegen ziet helder. Hij ziet dat de tijd rijp is, dat de macht die Edom beschermde verdwijnt, en dat Edom geen zelfstandig vermogen heeft om een regionale storm te weerstaan. De val van Babylon opent letterlijk de deur die voor Ismaël eeuwenlang gesloten was. Het is geen kwestie van of, maar wanneer; geen kwestie van kracht, maar van gelegenheid.
En zo wordt duidelijk waarom de val van Babylon zo directe gevolgen heeft voor Edom. Een staat die altijd leefde op geleend vermogen staat nu tegenover vijanden die niet langer worden tegengehouden. De beschermheer is weggevallen, de dominostenen bewegen, en Ismaël stapt het toneel op met een doel dat al generaties in dezelfde richting wijst: een volk treffen waarvan de macht nooit werkelijk in zichzelf lag.
Edoms Interne Zwakte Blootgelegd wanneer de Externe Dragers Wegvallen
Nu de val van Babylon voortschrijdt en Ismaël de ruimte krijgt die hem eeuwenlang ontzegd was, komt een derde, onvermijdelijke fase naar voren: de interne instorting van Edom zelf. Niet door oorlog alleen, niet door een vijand die haar overrompelt, maar doordat de fundamenten van de moderne Joodse staat al jaren onder spanning staan en alleen overeind bleven zolang een buitenlandse macht haar overeind hield. Wanneer die macht wegvalt, wordt zichtbaar hoe broos de binnenkant werkelijk is.
Edom presenteert zich vandaag als een verenigde, sterke natie, maar wie dieper kijkt ziet een staat vol interne scheuren: maatschappelijke verdeeldheid, politieke fragmentatie, religieuze spanningen, economische afhankelijkheden en een voortdurende strijd om legitimiteit. Deze spanningen konden tot nu toe worden geneutraliseerd door externe zekerheid: zolang Amerika haar beschermde, gedroeg Edom zich alsof haar interne problemen niet van betekenis waren. Maar de Schrift laat zien dat wanneer de beschermingsmuur verdwijnt, de innerlijke staat van een volk pas werkelijk zichtbaar wordt.
De profeten spreken herhaaldelijk over Edom als een volk dat zichzelf overschat, maar van binnen verzwakt is. De trots is de façade; de werkelijkheid is broosheid. “Hoe zijn de dingen van Esau doorzocht, hoe zijn zijn verborgen schatten opgeplozen!” (Obadja 6, SV). De LXX geeft hetzelfde beeld: zodra het oordeel komt, wordt onthuld wat onder de oppervlakte altijd aanwezig was maar nooit gezien werd. Dit is de toestand van de moderne Joodse staat: de kracht lijkt extern groot, maar intern ligt een diepte aan kwetsbaarheid die pas aan het licht komt wanneer de beschermende hand wordt weggenomen.
Edom wordt in de profetieën omschreven als een volk waarvan de wijzen verdwijnen en waarvan de helden verbroken worden (Obadja 8–9). Dit betekent dat er een moment komt waarin de leiders die jarenlang strategieën bepaalden, hun weg kwijt raken. Zij worden geconfronteerd met een realiteit waarvoor zij geen plan hebben: een wereld waarin de bondgenoot niet meer optreedt en waarin Edom alleen staat tegenover een regio die haar historisch vijandig gezind is. De strategische zekerheid die decennialang vanzelfsprekend was, vervaagt, en de nationale trots slaat om in paniek.
Tegelijkertijd komt er een economische instorting die Edom niet kan opvangen. Zonder Amerikaanse financiële steun en militaire investeringen verliest de Joodse staat onmiddellijk toegang tot haar belangrijkste levensader. De economie die gebouwd was op buitenlandse investeringen en op de zekerheid van Amerikaanse dollars, moet zichzelf opeens dragen — iets waarvoor zij nooit ontworpen was. De infrastructuur, die afhankelijk was van het buitenlandse schild, begint te scheuren op dezelfde manier waarop het Westerse systeem scheurt.
Op dat moment wordt duidelijk dat Edom geen centrum van macht was, maar een constante cliëntstaat, een positie die alleen houdbaar is zolang de sponsor stabiel blijft. Nu de sponsor instort, komt de afhankelijkheid pijnlijk aan het licht. De profetische teksten tonen dat Edom dit niet begrijpt totdat het te laat is: zij blijft vertrouwen op methoden die vroeger werkten, maar die nu geen effect meer hebben. De LXX benadrukt dat het inzicht van Edom verduisterd wordt; zij zoekt oplossingen in de wrong places en herkent haar eigen sterfelijkheid niet.
Edoms interne verdeeldheid, die jaren sluimerde, wordt in deze fase een open wond. Religieuze groepen botsen over identiteit en toekomst. Politieke fracties beschuldigen elkaar van verraad. De militaire leiding kreunt onder een tekort aan middelen en bescherming. Het volk raakt gedesoriënteerd, want het had altijd geleerd dat veiligheid gegarandeerd was door de grote bondgenoot. Nu die bondgenoot wegvalt, ontstaat een mentale en morele crisis die dieper gaat dan een militair conflict: het fundament van nationale zekerheid valt weg.
In deze toestand staat Edom bloot aan precies dat wat de profeten voorspelden: een moment waarin het volk dat dacht onaantastbaar te zijn, ontdekt dat het nooit zelfstandig stond. Niet omdat het incompetent is, maar omdat het nooit anders gekend heeft dan afhankelijkheid. De structuur die het draagvermogen vormde, is geëindigd. En daarmee komt Edom in de positie die de Schrift al eeuwenlang beschrijft: een natie die zichzelf als verheven zag, maar die in werkelijkheid altijd leefde onder de vleugels van een ander — en die nu voor het eerst zonder die vleugels moet staan.
Dit is het moment waarop Edom niet langer kan verbergen hoe kwetsbaar zij is. Het is de ontmaskering van een staat die gebouwd werd op externe kracht, en het is de directe consequentie van de val van Babylon. Zodra de wereldorde die Edom droeg instort, valt Edoms eigen huis open, en komt aan het licht dat de fundamenten nooit stevig waren.
De Wereldwijde Schokgolven van Edoms Val
Wanneer de moderne Joodse staat – Edom – uiteindelijk instort, blijft de ontreddering niet beperkt tot het land zelf. De profetieën maken duidelijk dat Edoms val een wereldwijd effect heeft op allen die tot dit volk behoren, waar zij zich ook bevinden. De ondergang van de staat is niet zomaar een geopolitiek incident, maar een existentiële klap die het gehele Joodse volk treft, zowel binnen als buiten de grenzen van het land. De staat Israël fungeert vandaag als het centrum van hun identiteit en macht; wanneer dat centrum wegvalt, ontstaat een crisis die in omvang en intensiteit ongeëvenaard zal zijn.
Edom – de Joodse staat – is het samenbindende symbool voor Joden wereldwijd. Zij zien het land als hun toevlucht, hun veilige haven, hun troefkaart. Wanneer die basis wordt vernietigd, verdwijnt voor hen het enige punt waarop zij denken te kunnen terugvallen. De Schrift laat dit mechanisme zien in de beschrijving van Edoms ondergang: het volk dat zichzelf verheft en zich onkwetsbaar acht, wordt plotseling geconfronteerd met totale machteloosheid. En wanneer dat gebeurt, verliest Edom haar vermogen helder te denken. Het oordeel treft niet alleen de fysieke staat, maar het volk overal op aarde.
Wanneer de Joodse staat valt, ontstaat er onder de Joden in Amerika, Europa en andere Westerse landen paniek, angst en massale identiteitsverwarring. De stabiliteit die zij voelden door het bestaan van een nationale vestiging verdwijnt in één moment. De elites, de bankenfamilies, de invloedrijke dynastieën – zoals de Rothschilds – zien dit als een directe bedreiging voor hun positie, macht en rijkdom. Want hun invloed is altijd gekoppeld geweest aan het voortbestaan van de Joodse staat. Het land functioneerde als de zichtbare verankering van hun wereldwijde netwerk. Als die pijler breekt, verliest het hele bouwwerk zijn structurele zekerheid.
Wat betekent dit voor zulke families en machtscentra? Zij raken hun strategische voordeel kwijt. Hun politieke dekking verzwakt. Hun netwerk begint te wankelen, want veel van hun kracht lag in het feit dat zij konden terugvallen op de moderne Edom als geopolitieke en culturele kern. Wanneer die kern wordt vernietigd, wordt elke Jood wereldwijd vulnerabel, onzeker en blootgesteld. De cohesie die hen samenhield verandert onmiddellijk in een stroom van angst. Dit is niet slechts psychologische paniek, maar een diepe geestelijke schok, waarbij een volk dat altijd geleerd heeft dat “het land” hun ultieme zekerheid was, geconfronteerd wordt met de realiteit dat die zekerheid verdwenen is.
De profeten beschrijven dat Edom in het uur van haar ondergang de helderheid van geest verliest. “Zal Ik niet de wijzen uit Edom doen vergaan?” (Obadja 8, SV). De LXX zegt dat de verstandigen van Edom verwarring en vertwijfeling zullen ervaren. Dit is exact wat gebeurt wanneer de Joodse staat valt: de leiders, financiers en denkers die gewend waren aan controle, verliezen het overzicht. Zij weten niet waarheen te vluchten, wie hen nog beschermt, of hoe zij hun belangen kunnen veiligstellen. De val van Edom is de val van hun wereld.
Deze wereldwijde schok brengt nog iets anders teweeg: interne vijandschap binnen Edom zelf. Wanneer Joden wereldwijd ontdekken dat hun nationale basis is weggevaagd, beginnen zij elkaar te wantrouwen en beschuldigen. Groeperingen die voorheen verenigd waren door de staat, beginnen elkaar verantwoordelijk te houden voor het verlies. De religieuze stromingen beschuldigen de seculieren. De seculieren beschuldigen de religieuzen. De diaspora geeft de leiders in Israël de schuld; de leiders geven de diaspora de schuld. Deze interne haat is niet nieuw, maar wordt in tijden van crisis zichtbaar en oncontrollable.
De profeten tonen dat Edom in zulke momenten niet slechts instort, maar zichzelf vernietigt. In Obadja 10–14 zien wij dat Edom niet alleen getroffen wordt door vijanden, maar dat Edom ook medeplichtig wordt aan haar eigen ondergang. De LXX geeft het beeld van een volk dat zichzelf keert naar binnen, dat door verwarring en angst de verkeerde beslissingen neemt, dat elkaar aanvalt en uiteindelijk zichzelf afslacht. De moderne Joodse staat kent dit patroon reeds in mildere vorm: politieke haat, interne vervolging, sektarische verwijten. Maar wanneer het fundament wegvalt, wordt dit patroon explosief.
Zonder externe bescherming en zonder veilig thuisland begint Edom wereldwijd te imploderen. De ene groep ziet de ondergang als het gevolg van compromis en zwakte, de andere als gevolg van religieuze hardheid. Families richten zich tegen elkaar. Invloedrijke Joodse centra verspreid over de wereld verliezen greep op de situatie. Paniek wordt woede, en woede wordt vernietiging. Uiteindelijk gaat Edom, zoals de profetie zegt, “te gronde door haar eigen geweld” (vgl. Obadja 10).
Dit is de climax van de profetische lijn: Edom, dat eeuwenlang leefde op andermans kracht, verliest eerst de bondgenoot, daarna het land, daarna de zekerheid, en uiteindelijk zichzelf. De vernietiging van de Joodse staat is geen lokaal incident, maar een wereldwijd mechanisme dat Edom naar binnen trekt en breekt tot op het bot. Een volk dat altijd leunde op externe macht, staat dan alleen – en die eenzaamheid wordt haar ondergang, zowel in het land als in de diaspora.
De Val van het Wereldwijde Edomitische Systeem
Wanneer Edom valt, gaat het in profetische zin niet slechts om een land of een natie, maar om een wereldwijd systeem dat eeuwenlang gebouwd heeft op krediet, op macht, op uitbuiting en op een economische orde waarin geld geen werkelijke waarde vertegenwoordigt, maar slechts schuld is die telkens wordt doorgeschoven. Dit is het systeem dat de Schrift afbeeldt als Babylon: een koopmanshuis, een geldimperium, een netwerk van invloeden dat naties verbindt door schulden, niet door waarheid of gerechtigheid.
De val van Edom betekent daarom onvermijdelijk ook de val van dit wereldsysteem, want Edom was er niet slechts een deelnemer aan, maar een drager, een spil, een architectuur van invloed die strekte van banken tot industrieën, van handel tot morele infrastructuur.
Het fiat-leenstelsel is hiervan het hart. Een stelsel waarin geld niet geworteld is in arbeid of grond, maar in schuld. Een structuur waarin naties afhankelijk worden gemaakt van leningen die zij nooit kunnen terugbetalen, waardoor het systeem zichzelf in stand houdt door voortdurende uitbreiding. De profetische beschrijving van Babylon past exact op dit mechanisme: “en de kooplieden der aarde zijn rijk geworden” (Openb. 18:3). Niet door productie, maar door handel in schuld en macht.
Wanneer Edom valt, komt er een einde aan deze constructie. Want dit economische huis bestond slechts bij de gratie van vertrouwensstromen, handelsstromen en bescherming door grote mogendheden. Als Babylon scheurt en Edom valt, stort het funderingssysteem van de wereldeconomie in. Banken die gebouwd waren op schulden, op derivaten, op financiële instrumenten die niets anders zijn dan beloftes op toekomstige welvaart, verliezen hun draagkracht. Het fiat-stelsel implodeert. De wereld komt tot stilstand omdat het systeem waarin zij geloofde – geld uit niets – zijn geloofwaardigheid verliest.
Maar de ineenstorting gaat verder. Het wereldsysteem dat functioneerde onder Edoms invloed beheerde niet alleen financiële stromen, maar ook morele en maatschappelijke stromen. Een van de meest zichtbare uitwassen hiervan is de industrie van vernietiging van eigen nageslacht – een praktijk die in de Schrift volledig tegengesteld staat aan Gods bedoeling voor Zijn volk. Overal waar Babylon regeert, komen instituties op die leven uit handel in menselijke lichamen, ongeboren levens als economische factor, en systemen die vernietiging tot recht verklaren.
Wanneer Edom valt, valt ook die industrie. Niet doordat mensen plotseling moreler worden, maar omdat de infrastructuur die het financierde verdwijnt. Zonder het systeem dat instellingen, netwerken, fondsen en internationale lobby’s in stand houdt, houdt de praktijk op te bestaan. God staat niet toe dat Zijn volk zichzelf vernietigt. Waar de wereld dat wel toestond, zien we dat juist de val van Edom de ineenstorting van dat morele verval versnelt.
Ook de oorlogsmachine stort in. De wereld heeft decennialang oorlogen gekend die niet zozeer gevoerd werden om grond of eer, maar om industrieën draaiende te houden. Oorlog was een product. Conflicten werden verlengd omdat zij economische waarde hadden. Zonder het financiële systeem dat zulke oorlogen financiert, verdwijnen deze conflicten als rook. De profetie toont dat wanneer Babylon valt: “en alle krijgsmanen zullen stil worden” (vgl. Jeremia 51). Niet door vrede, maar door onvermogen. Geen geld, geen oorlogsmachine.
Migratiestromen, die voorheen gestuurd werden door economische belangen, politieke pressie en strategische herverdeling van bevolkingen, komen tot stilstand. Het waren machtsstructuren die bepaalden wie waarheen ging, niet humanitaire idealen. Het wegvallen van de economische motor die migratie gebruikte als instrument, maakt abrupt een einde aan deze verplaatsingen. Wanneer Edom niet meer regeert, verdwijnen de kanalen die deze stromen voedden.
Maar boven alles wordt zichtbaar dat Edom eeuwenlang een roede was in Gods hand – een middel waardoor Israël gestraft werd en door de naties werd verstrooid, verarmd, verdrukt en onder het juk gehouden. Deze periode had een vastgestelde lengte. De Schrift geeft steeds hetzelfde patroon: God gebruikt een macht om Zijn volk te tuchtigen, maar zodra die periode voorbij is, wordt de tuchtroede zelf gebroken. Niet omdat de roede te sterk werd, maar omdat haar taak voltooid is.
Edom ging echter verder dan zijn opdracht. In plaats van tuchtiging werd het uitbuiting. In plaats van tijdelijke overheersing werd het permanente onderdrukking. In plaats van dienstbaarheid aan Gods plan werd het arrogante heerschappij. Daarom komt het oordeel over Edom: zij “heeft geweld gedaan aan haar broeder Jakob” (Obadja 10). De LXX benadrukt dat Edom de grenzen overschreed die God gesteld had. Daarom wordt zij volledig omvergehaald.
De val van Edom is daarom het begin van herstel, niet van chaos. Zodra het edomitische systeem wordt weggenomen, ontstaat er ruimte voor de volken die eeuwenlang onder het juk leefden. Vooral voor het “ware Israël” – de Noordwest-Europese volken en alle blanke naties die, verspreid over de wereld, de dragers zijn van het erfgoed dat door God aan Jakob gegeven is. Wanneer Edom valt, komt het erfdeel terug waar het thuishoort. Niet door geweld, maar doordat de macht die roofde, oplost als stof.
En dit is de uiteindelijke boodschap:
Wanneer Edom valt, valt het wereldsysteem dat op leugen, schuld, vernietiging en uitbuiting stond. Oorlogen verdwijnen omdat hun financiers verdwijnen. Asielstromen verdwijnen omdat hun architectuur instort. Moreel verval verdwijnt omdat de industrie die het ondersteunde wegvalt. En het volk dat eeuwenlang onder Edoms hand leefde, wordt bevrijd omdat de tijd van tuchtiging voorbij is.
Dit is de wereldwijde impact van Edoms val: niet slechts de ondergang van een staat, maar het einde van een tijdperk.






