Vervalsing als Fundament
Door Ted R. Weiland
Er zijn momenten waarop je weet dat iets gezegd moet worden, zelfs wanneer de kans klein is dat het werkelijk gehoord wordt door degenen voor wie het bedoeld is. Deze tekst is gericht aan een bepaalde vorm van christendom, een stroming waar ik ooit zelf deel van uitmaakte. Velen die dit lezen hebben er misschien ook in verkeerd. Sommigen zitten er nog steeds in. Juist daardoor is het schrijven van deze tekst geen eenvoudige opgave geweest.
Zelfs het vinden van een titel bleek een worsteling. Er zijn zoveel termen die het huidige christendom treffend beschrijven: vervalst, gemakzuchtig, compromisgericht, blind, zoutloos, doelloos. Elk van die woorden raakt aan de kern van wat zich vandaag de dag in de breedte van de kerk voltrekt. Uiteindelijk maakt het weinig uit welke term je gebruikt, zolang je maar erkent dat er iets fundamenteel mis is.
Ook het kiezen van een bijbeltekst als uitgangspunt bood geen houvast. Het probleem is niet dat er geen geschikte passages zijn – integendeel, het zijn er juist zoveel dat het moeilijk is om er slechts één uit te lichten. Er zijn tal van verzen die scherp en helder beschrijven wat we vandaag zien gebeuren binnen de kerk: de vervorming van het evangelie, het verlies van overtuiging, het najagen van gemak, het verdwijnen van toewijding. Overal in de Schrift zijn die waarschuwingen terug te vinden.
Maar nog voordat die teksten erbij gehaald worden, is het zinvol om de essentie van het probleem te verhelderen. Wat bedoel ik wanneer ik spreek over vervalst christendom?
Soms biedt een eenvoudige anekdote meer helderheid dan een lang betoog. Het verhaal van Joe, een jonge man die in de jaren zestig zijn studie afrondde, kan dit verduidelijken. Joe verliet de universiteit met goede moed en de wens om aan het werk te gaan in het vakgebied waarin hij was opgeleid. Maar de arbeidsmarkt zat tegen, de economie was zwak en de mogelijkheden waren schaars. Uiteindelijk besloot hij om, uit pure noodzaak, gewoon werk te zoeken – welk werk dan ook.
Op dat moment kwam het circus in de stad. Joe benaderde de circusdirecteur en bood zijn inzet aan. Hij was bereid om alles te doen. Aanvankelijk kreeg hij nul op het rekest: ook het circus kampte met financiële problemen. Maar net toen hij zich omdraaide om te vertrekken, riep de directeur hem terug. Er was een idee ontstaan.
De ster van het circus, een aap die jarenlang het publiek vermaakte, was recent overleden. En hoewel er geen geld was voor een nieuwe aap, zou een goed apenpak misschien een oplossing bieden. Joe kreeg het voorstel om als ‘aap’ op te treden. In ruil voor werk en inkomen hoefde hij enkel de rol van dier overtuigend te spelen. Hij kreeg drie dagen om zich voor te bereiden.
Joe ging er volledig voor. Hij verdiepte zich in het gedrag van apen, bezocht dierentuinen, oefende bewegingen en geluiden. Drie dagen later had hij zijn rol tot in de puntjes onder de knie. Het apenpak was verbijsterend realistisch. Zijn eerste optreden was direct een succes. Hij maakte indruk met zijn sprongen, zijn grommen, zijn overtuigende act. Het publiek geloofde wat het zag.
Wat Joe’s act extra aantrekkelijk maakte, was zijn reputatie om in elke stad iets nieuws te doen. Die belofte van originaliteit trok steeds grotere groepen bezoekers. Maar op een dag wist hij niets nieuws meer te verzinnen. De inspiratie leek op. In paniek besloot hij om iets drastisch te proberen. Aan een touw slingerde hij over de leeuwenkooi. Het publiek was dolenthousiast. Nog een keer, riepen ze. En nog een keer.
Bij de derde keer brak het touw. Joe stortte neer, midden in het verblijf van de leeuwen. In een flits vergat hij zijn rol, zijn pak, zijn act. Hij raakte in paniek, rende naar de rand van de kooi en riep om hulp. Het publiek schrok. Wat gebeurde hier? Joe schreeuwde: “Help me! Haal me hier uit!” Een van de leeuwen kwam op hem af. Joe werd hysterisch. Op het moment dat de leeuw hem bijna bereikte, fluisterde deze met samengeknepen tanden: “Hou je mond, idioot – straks vliegen we er allebei uit.”
Het punt is duidelijk. Hoe overtuigend Joe ook was in zijn rol, hoezeer hij eruitzag als een aap, hoe goed hij ook kon doen alsof – hij wás geen aap. En wat we vandaag zien in het christendom is precies dat. Mensen die eruitzien als christenen, die zich gedragen als christenen, die de juiste woorden gebruiken, de juiste handelingen verrichten, maar die in de kern niet zijn wie ze beweren te zijn.
De vraag is dan: is dit fenomeen nieuw? Is het idee van nep-christenen, van uiterlijke gelovigen zonder innerlijke waarheid, een verzinsel van deze tijd? Of komt het terug in de Schrift?
In Openbaring vinden we de volgende woorden:
“Ik weet uw werken, en uw verdrukking en armoede – u bent rijk – en de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar een synagoge van de satan.” Openbaring 2:9
“Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, die zeggen dat zij Joden zijn, en het niet zijn, maar liegen.” Openbaring 3:9
Als de Schrift erkent dat er valse Israëlieten zijn, dan is het logisch dat er ook valse christenen zijn. Paulus bevestigt dit in zijn brief aan de Galaten:
“Ik verwonder mij dat u zich zo snel afwendt van Hem die u door de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, wat geen ander is; er zijn er echter die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen dat afwijkt van wat wij u verkondigd hebben – hij zij vervloekt!” Galaten 1:6–8
En verder:
“Het was om de valse broeders die binnengeslopen waren, om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te bespieden, om ons tot slaven te maken.” Galaten 2:4
Jezus zelf spreekt deze realiteit uit in het evangelie naar Mattheüs:
“Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor ingaan. Want eng is de poort en smal is de weg die ten leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden. Wacht u voor de valse profeten, die in schaapskleren tot u komen, maar van binnen zijn zij verscheurende wolven.” Mattheüs 7:13–15
En nog indringender:
“Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie doet de wil van Mijn Vader die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd, en in Uw naam demonen uitgedreven, en in Uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt.” Mattheüs 7:21–23
Dat is geen symbolisch oordeel. Het is een directe verklaring van Christus zelf, gericht aan hen die met woorden belijden, maar in daden ontkennen.
En zoals het met elke vervalsing is, ligt het gevaar in de gelijkenis met het origineel. Een nepbiljet hoeft niet perfect te zijn – slechts overtuigend genoeg om geaccepteerd te worden. Zo is het ook met het vervalste geloof van vandaag. Men spreekt over Jezus, men bezoekt een kerk, men leeft “fatsoenlijk”, en men noemt zichzelf christen. Maar in werkelijkheid is er niets dan een goed geacteerd pak – het apenpak van Joe – zonder inhoud, zonder echtheid.
Dat is de kern van het probleem waarmee we als volk en als gelovigen geconfronteerd worden. Het christendom van vandaag is niet per se kwaadwillig, maar vaak wel vals. En zolang we niet bereid zijn om dat onder ogen te zien, blijven we onderdeel van het bedrog.
De Leer van Afval
Wat vandaag vaak wordt voorgesteld als christelijk geloof, is in werkelijkheid steeds vaker een afglijdende beweging. Niet alleen spreken we van vervalsing – een oppervlakkige imitatie zonder innerlijke overtuiging – maar ook van afvalligheid. De Schrift gebruikt hiervoor een helder woord: apostasie. Waar vervalsing het nabootsen van het ware geloof is, is apostasie het verlaten ervan. Het ene is imitatie, het andere is verraad.
De apostel Paulus schrijft in zijn tweede brief aan de Tessalonicenzen over de komst van de dag des Heren. Die dag, zo maakt hij duidelijk, zal niet komen voordat de afval heeft plaatsgevonden. De eerste vereiste voor het oordeel is dus het grote verlaten van de waarheid.
“Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat u niet snel aan het wankelen gebracht wordt of verschrikt, hetzij door een geest, hetzij door een woord, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is, en de mens der wetteloosheid geopenbaard is, de zoon des verderfs.” 2 Thessalonicenzen 2:1–3
De Griekse term die hier wordt gebruikt voor ‘afval’ is apostasia, een woord dat verwijst naar het bewust verlaten van een eerder beleden waarheid. In de Strong’s Concordantie wordt het omschreven als een afvalligheid, een desertie, een doelbewuste verwijdering van het geloof. Noah Webster definieert het in zijn woordenboek uit 1828 als het verlaten van wat men eerder beleden heeft; een volledige ontrouw aan geloof of religie.
Of deze afval, waar Paulus over spreekt, direct duidt op één specifieke groep of instelling kan worden bediscussieerd. Toch is het moeilijk om bij het noemen van georganiseerde religieuze afvalligheid niet te denken aan de Rooms-Katholieke Kerk. Hoewel het pijnlijk is om te zeggen, wijzen zowel de geschiedenis als de leerstellingen op een diepgaande afwijking van het oorspronkelijke geloof.
De ontwikkeling van deze kerkelijke structuur, haar doctrines en praktijken, laat een voortdurend patroon zien van toevoeging, vervorming en menselijke invulling – vaak volledig buiten het schriftuurlijke kader. Wat begon als een poging om structuur aan te brengen, groeide uit tot een systeem waarin dogma’s de plaats innamen van apostolische waarheid.
Wanneer we de geschiedenis van deze kerk volgen, wordt zichtbaar hoe geleidelijk de afwijking plaatsvond. Vanaf de vroege eeuwen na Christus werden elementen uit heidense rituelen toegevoegd aan de eredienst. Ceremonieën, gewaden, beelden, kaarsen en wierook werden genormaliseerd. Kerkelijke autoriteit nam toe en uiteindelijk werd de paus onfeilbaar verklaard. Belangrijke waarheden werden vervangen door menselijke leer: de doop werd toegepast op zuigelingen, de eucharistie werd een mystiek offer, vergeving moest gezocht worden via priesters, aflaten werden verkocht, Maria werd vereerd, zelfs vergoddelijkt.
Deze ontwikkeling is niet zomaar een alternatieve visie op het geloof. Het is, in de woorden van de Schrift, afval. Een religie die de naam van Christus draagt, maar zijn leer vervangt door traditie, is niet slechts misleid – zij misleidt anderen. Als dit de ‘moeder van de afvalligen’ is, zoals mogelijk wordt bedoeld in het zeventiende hoofdstuk van Openbaring, dan is haar invloed wereldwijd.
“En op haar voorhoofd was een naam geschreven: Verborgenheid, het grote Babylon, de moeder der hoererijen en van de gruwelen der aarde.” Openbaring 17:5
Toch is het belangrijk om niet te blijven hangen in één richting. De tekst spreekt niet alleen van een moeder, maar ook van haar dochters. Wie haar kinderen zijn, wordt snel duidelijk wanneer we zien hoe vrijwel elke grote denominatie haar oorsprong vindt in dezelfde kerkelijke structuur. De Reformatie bracht afscheiding, maar veel van de theologische fundamenten en rituelen bleven behouden. Wat ontstaan is als protest, is niet automatisch vrij van de bron waartegen men zich keerde.
Afsplitsingen ontstonden. Bewegingen die zich distantieerden van Rome, vormden hun eigen tradities, dogma’s en denominaties. Maar hoewel zij zich uiterlijk losmaakten van de moederkerk, bleven ze vaak geestelijk en leerstellig verbonden aan de structuur die zij achterlieten. Wat overbleef was een religieuze wereld met duizenden richtingen, elk met hun eigen accenten, overtuigingen en instellingen – maar zelden met een fundamentele terugkeer naar de eenvoud en kracht van het oorspronkelijke evangelie.
Wat we zien is het gevolg van een profetie die letterlijk is uitgekomen. Paulus schreef aan Timotheüs over een tijd waarin mensen niet langer de gezonde leer zouden verdragen, maar zich leraren zouden verzamelen die hun zeggen wat ze willen horen.
“Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij, omdat zij een jeukend oor hebben, voor zichzelf leraars zullen verzamelen, overeenkomstig hun eigen begeerten.”
“Zij zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels.” 2 Timotheüs 4:3–4
Dit is de realiteit waarin wij vandaag leven. Het is de tijd van de ‘kerk van je keuze’. Niet de kerk van waarheid, maar de kerk die past bij jouw voorkeuren, jouw behoeften, jouw agenda. Men kiest niet meer op basis van overtuiging, maar op comfort. Niet op waarheid, maar op herkenbaarheid. Men volgt niet de Christus van de Schrift, maar een Christus naar eigen beeld.
In Amerika alleen al telde men in de jaren zeventig honderden verschillende kerken en richtingen. Vandaag zijn het er duizenden. Elk beweert de waarheid te bezitten. Elk heeft zijn eigen structuur, leer, liederen, rituelen, hiërarchie. Maar wie de oorsprong ervan onderzoekt, zal ontdekken dat vrijwel elk spoor uiteindelijk terug te voeren is naar dezelfde bron. En daarmee ook naar dezelfde afwijking.
Apostasie is geen enkelvoudige gebeurtenis. Het is een proces. Een langzame, vaak ongemerkte verschuiving van fundament naar vorm, van waarheid naar traditie, van gehoorzaamheid naar gemak. En zolang we blijven weigeren om dit onder ogen te zien, zijn we medeplichtig aan de leugen. Niet als buitenstaanders, maar als deelnemers.
De Schrift waarschuwt niet voor niets. Zij laat zien dat afval van binnenuit komt. Niet via openlijk kwaad, maar via acceptabele aanpassingen. Kleine toegevingen. Tradities die als onschuldig worden beschouwd, maar ondertussen het fundament ondermijnen. En wie denkt dat dit alleen gaat over de Rooms-Katholieke Kerk, ziet slechts een fractie van het beeld. Het probleem is breder. Het zit in ons allemaal.
Wat begon als geloof, is op veel plaatsen een religie geworden. Wat begon als waarheid, is veranderd in beleving. En wat begon als volgelingschap, is verworden tot deelname aan een programma. Dat is de afval. En die is allang begonnen.
Spiegel van het Geloof
De religieuze werkelijkheid van vandaag is een wereld die vorm heeft aangenomen zonder wezen. Velen spreken met ontzag over ‘christelijke waarden’ en ‘de kerk’, maar wat er vaak wordt bedoeld is iets heel anders dan wat de Schrift ons voorhoudt. Voor de meerderheid lijkt christen-zijn niets meer te zijn dan het naleven van de gulden regel, het incidenteel bezoeken van een gebouw met een kruis of een toren, en het koesteren van een vaag warm gevoel over Jezus van Nazareth. De essentie van discipelschap, de radicale navolging van de Messias, is vervangen door sociale respectabiliteit.
Wanneer men zegt dat iemand “een goede christen” is, bedoelt men meestal dat hij beleefd is, niet scheldt, oude mensen helpt oversteken, en zijn hond niet schopt. Maar dit is geen christendom. Het is een karikatuur. Het is burgerlijke moraal met een religieus sausje. En terwijl mensen hun leven wijden aan dit verwaterde geloof, verliezen zij ondertussen de kern: overgave, gehoorzaamheid, waarheid.
De waarheid is dat veel van wat vandaag als christendom wordt gezien, geen christendom is. Het is een façade. Een collectieve toneelvoorstelling. En zoals Joe in zijn apenpak het publiek misleidde, zo misleiden miljoenen mensen zichzelf en anderen door uiterlijkheden na te leven zonder innerlijke verandering.
De Schrift spreekt indringend over deze vorm van religie zonder werkelijkheid. De woorden van Jezus zelf maken dat duidelijk.
“Wee u, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars! Want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en van de schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid. Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de drinkbeker en van de schotel, opdat ook de buitenkant ervan rein wordt.” Mattheüs 23:25–26
Christendom zonder innerlijke reiniging is als een graf dat wit is geverfd maar van binnen vol is van doodsbeenderen. Het ziet er netjes uit, maar draagt geen leven. Het heeft geen kracht. En hoe langer men vasthoudt aan de uiterlijke vorm, hoe dieper het zelfbedrog wortel schiet.
Vandaag lopen er misschien geen mensen rond in apenpakken, maar er zijn wel tallozen die een ‘christenpak’ dragen. Ze weten welke woorden men moet gebruiken, welke liederen men moet zingen, hoe men zich in de religieuze omgeving moet gedragen. Ze zijn sociaal getraind, maar geestelijk onverschillig. Ze zijn kerkelijk actief, maar kennen de Schriften niet. Ze spreken over Jezus, maar wandelen niet met Hem.
Dit is precies wat Jezus bedoelde toen Hij sprak over de valse profeten die eruitzien als schapen maar van binnen roofdieren zijn. Niet elke valse christen is een oplichter in kwade opzet. Velen zijn eenvoudig misleid – door anderen, door hun opvoeding, door traditie, door gemak. Maar de uitkomst is niet anders. Uiterlijk lijkend op de waarheid is geen vervanging voor het werkelijk bezitten van de waarheid.
In dit opzicht zijn wij niet slechts slachtoffers van valse leraren, maar ook verantwoordelijk voor ons eigen verlangen naar een aangepast evangelie. De Schrift wijst deze verantwoordelijkheid aan ons allemaal toe. Jeremia schreef het reeds eeuwen geleden:
“Er is iets afschuwelijks, iets afgrijselijks gebeurd in het land: de profeten profeteren leugen, de priesters regeren naar eigen goeddunken, en Mijn volk heeft er behagen in. Maar wat zult u doen aan het einde ervan?” Jeremia 5:30–31
Ook Paulus schreef aan Timotheüs over deze houding:
“Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij, omdat zij een jeukend oor hebben, voor zichzelf leraars zullen verzamelen, overeenkomstig hun eigen begeerten. Zij zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels.” 2 Timotheüs 4:3–4
We zoeken predikers die onze visie bevestigen, niet die ons corrigeren. We verzamelen boodschappen die ons bemoedigen, maar niet die ons bekeren. En wanneer de waarheid ons ongemakkelijk maakt, kiezen we voor stilte of alternatief. Zo zijn we niet alleen bedrogen, maar ook medeplichtig aan het bedrog.
Wie vandaag spreekt over de staat van de kerk, doet er goed aan niet alleen te wijzen naar buiten, maar ook naar binnen. De vraag die we moeten stellen is niet alleen wat er mis is met het religieuze landschap om ons heen, maar ook: wat is er mis met ons eigen geloof?
Ben ik werkelijk een navolger van de Messias? Is mijn leven geworteld in de Schrift, of in gewoonte? Is mijn gehoorzaamheid gebaseerd op verlangen, of op angst voor afwijking? Volg ik waarheid, of volg ik mensen?
De kerk van vandaag hoeft niet vervolgd te worden – ze is al gestorven door gemak. Ze is niet gevangen genomen – ze heeft zichzelf opgesloten in traditie. En als we blijven wachten op verandering van buitenaf, terwijl wij zelf niets doen, zullen we niets zien veranderen.
Het is tijd om de spiegel op te nemen. Niet die van de godsdienstige cultuur, maar die van het Woord zelf. Want alleen daarin zullen we zien wie wij werkelijk zijn.
De Test van het Geloof
Een van de grootste gevaren van onze tijd is niet zozeer de aanwezigheid van ketterij, maar de afwezigheid van zelfonderzoek. In een wereld waarin men gewend is geraakt aan religie als erfgoed of cultuurvorm, is het eenvoudig om ervan uit te gaan dat het met onszelf wel goed zit. We richten onze kritiek op anderen – op de grote systemen, de corrupte leiders, de lege tradities – maar vergeten dat de eerste toets van waarheid niet buiten ons ligt, maar in onszelf.
De Schrift spreekt zich daar ondubbelzinnig over uit. Paulus schrijft in zijn tweede brief aan de Korinthiërs:
“Onderzoekt uzelf of u in het geloof bent; beproeft uzelf. Of weet u niet van uzelf dat Jezus Christus in u is? Tenzij u wellicht niet deugdelijk bevonden wordt.” 2 Korinthe 13:5
Het is een directe oproep. Geen algemene beschouwing, maar een persoonlijke opdracht. Niet: “Beoordeel de ander,” maar: “Onderzoek jezelf.” En dat is geen vrijblijvende suggestie. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor waar geloof.
De centrale vraag is: is wat ik beleef werkelijk geloof? Of is het een herhaling van traditie? Is het gehoorzaamheid uit liefde, of louter ritueel? Is Christus Heer in naam, of ook in praktijk?
Voor veel mensen is hun geloof niet meer dan een rol die ze spelen. Net zoals Joe zich kleedde in een apenpak om een publiek te vermaken, zo kleden velen zich in een ‘christenpak’ – een set gewoonten, woorden, rituelen – om aan hun omgeving te tonen dat zij bij het geloof horen. Maar als de druk toeneemt, als de omstandigheden veranderen, als vervolging komt of offers gevraagd worden, valt het pak uiteen. Dan blijkt wat er onder de oppervlakte leeft.
Er is geloof dat kost wat het waard is. Maar er is ook geloof dat niets kost en niets waard is.
De Schrift waarschuwt voor gemakzuchtig geloof. Jezus zelf stelde de vraag niet hoeveel mensen Hem Heer zouden noemen, maar hoeveel werkelijk Zijn wil zouden doen. En Hij sprak over hen die Hem in de mond nemen, maar in daden verloochenen:
“Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader die in de hemelen is.” Mattheüs 7:21
En in hetzelfde hoofdstuk:
“Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd, en in Uw naam demonen uitgedreven, en in Uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt.”
– Mattheüs 7:22–23
Dit is geen waarschuwing aan ongelovigen. Het is gericht aan mensen die zichzelf zagen als gelovigen. Die religieuze activiteiten uitvoerden, spirituele taal spraken, en overtuiging hadden – maar niet in waarheid wandelden. Zij geloofden in hun beleving, maar waren onbekend bij de Messias zelf.
Het is dan ook niet overdreven om te spreken over verschillende soorten geloof die vandaag de dag veel voorkomen. Er is vervalst geloof, dat zich voordoet als echt. Er is afvallig geloof, dat zich ooit verbonden wist aan de waarheid, maar die verlaten heeft. Er is gemakzuchtig geloof, dat alleen standhoudt zolang er geen tegenstand is. Er is oppervlakkig geloof, dat leeft op borrowed conviction – overgeërfde overtuiging, zonder persoonlijke worteling. Er is blind geloof, dat volgt zonder te beproeven. En er is zoutloos geloof, dat geen kracht, geen werking, geen scherpte meer bezit.
Jezus zei:
“U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.” Mattheüs 5:13
Zout dat zijn smaak verliest is nog wel zout in uiterlijk, maar niet in werking. En zo is het ook met geloof dat wel belijdt, maar niet draagt. Het klinkt vroom, het oogt oprecht, maar het verandert niets. Niet de wereld, en ook niet de drager ervan.
De grote opdracht van deze tijd is daarom niet slechts om te prediken tegen het kwaad in de wereld, of tegen de misstanden in de kerk. De taak is om onszelf voortdurend te onderwerpen aan het licht van de waarheid. Om niet te vertrouwen op ons verleden, ons netwerk, ons kerkelijk lidmaatschap, of onze goede bedoelingen – maar om te leven in voortdurende beproeving van ons hart.
Want wie werkelijk in Christus is, zal ook het kruis dragen. Niet als ornament, maar als opdracht. Niet als symbool, maar als weg. En wie weigert zichzelf te toetsen, leeft in gevaar. Niet van vergissing, maar van veroordeling.
De vraag blijft dus staan, dringend en onontkoombaar: Ben ik werkelijk van Hem? Of draag ik slechts het pak?
De Prijs van Volgelingschap
Er is een beeld ontstaan van christelijk geloof dat comfortabel is, veilig, sociaal geaccepteerd. Men spreekt over ‘geloof’ als een persoonlijke keuze, een inspiratiebron, een levensfilosofie. Maar in de Schrift is geloof geen optie, geen hobby, geen identiteit. Geloof is gehoorzaamheid. Het is overgave. Het is het vrijwillig betreden van een smalle weg, wetende dat die weg lijden met zich meebrengt.
Wanneer het geloof slechts aantrekkelijk is zolang het applaus ontvangt, is het geen geloof, maar strategie. Wanneer iemand vasthoudt aan de waarheid zolang die hem niets kost, is het geen overgave, maar zelfbehoud. Maar wie Christus wil volgen, moet bereid zijn de prijs te betalen – ook als die prijs bestaat uit afwijzing, vervolging, isolatie of verlies.
Jezus maakte daar geen geheim van. Zijn roep was nooit goedkoop.
“Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.” Mattheüs 16:24
Deze woorden zijn radicaal, maar ze zijn geen uitzondering. Het kruis opnemen is niet een bijkomstigheid, het is de voorwaarde. Zichzelf verloochenen is geen eenmalige keuze, het is een dagelijkse houding. Het volgen van Christus is geen culturele toevoeging aan het leven, het is het afleggen van het oude leven zelf.
Toch is dit juist wat men vandaag het liefst negeert. Men wil wel geloven, maar niet lijden. Men wil het kruis als sieraad, niet als last. Men wil Jezus als Redder, maar niet als Heer. En zo ontstaat er een vorm van geloof die in alles gericht is op het vermijden van pijn. Een geloof zonder strijd, zonder kosten, zonder scherpte. Maar ook zonder vrucht.
De vraag die gesteld moet worden, is deze: ben ik bereid om stand te houden als het geloof iets van mij vraagt? Ben ik bereid om impopulair te zijn, om afgewezen te worden, om familie of vrienden kwijt te raken als gevolg van mijn overtuiging? Of heb ik een vorm van geloof aangenomen die alleen werkt zolang het mij niets kost?
Jezus sprak niet tot menigten om hen te pleasen. Hij sprak om te scheiden. Hij bracht geen gemakkelijke boodschap, maar een zwaard. En Hij zei:
“Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder, en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder. En iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.” Mattheüs 10:34–36
Dit zijn harde woorden. Maar ze zijn echt. Ze maken duidelijk dat het volgen van de waarheid onvermijdelijk leidt tot conflict – niet omdat de volgeling van Christus de strijd zoekt, maar omdat waarheid altijd weerstand oproept in een wereld die leeft van leugen en gemak.
Vandaag wordt het christendom gepresenteerd als iets dat vrede en eenheid moet brengen – ook ten koste van waarheid. Men vermijdt het noemen van zonde. Men verzacht de eisen van het evangelie. Men zwijgt waar men zou moeten spreken. En zo groeit een kerk die haar kracht verliest, niet omdat ze te radicaal is, maar omdat ze te comfortabel is geworden.
Het ware geloof is niet comfortabel. Het vraagt offers. Het roept tot breken met onwaarheid. Het stelt eisen aan karakter, keuzes en levensstijl. En het is pas zichtbaar als het wat kost. Als geloof geen prijs heeft, is het vermoedelijk niet echt.
Jezus stelde het zelf op scherp:
“Wie zijn kruis niet opneemt en Mij navolgt, is Mij niet waard.” Mattheüs 10:38
Wie dit hoort en zich niet onderzoekt, leeft in gevaar. Want het is mogelijk om te denken dat men gelooft, terwijl men in werkelijkheid slechts deelneemt aan een cultuur, een ritueel of een gewenning.
De toets ligt niet in woorden, maar in daden. Niet in belijdenis, maar in gehoorzaamheid. Niet in het bijwonen van samenkomsten, maar in het wandelen op het smalle pad dat door lijden heen leidt tot leven.
Het ware geloof is geen garantie voor voorspoed, populariteit of succes. Het is de keuze om alles los te laten – reputatie, comfort, controle – en te volgen, ongeacht de consequenties.
De massa koos Barabbas. De massa riep: kruisig Hem. En de massa is vandaag niet veranderd. Wie zich laat leiden door meerderheid, populariteit of applaus, zal vroeg of laat buigen voor het gemak van de leugen. Maar wie standhoudt in waarheid, zal alleen staan. En juist daar begint ware navolging.
Maskers, Gewoonten en Onwil
De grootste misleiding is niet dat anderen ons verkeerd inschatten, maar dat wij onszelf verkeerd beoordelen. Het gevaar van religieuze vorm zonder innerlijke overtuiging is dat het ons het gevoel geeft goed te staan met God, terwijl we in werkelijkheid wandelen in leegte. En hoe langer we deze vorm volhouden, hoe moeilijker het wordt om daar eerlijk over te zijn – tegenover anderen, maar vooral tegenover onszelf.
De vraag blijft scherp: hoe ziet mijn geloof eruit als niemand kijkt? Als ik de gunst van mensen verlies, als de steun van mijn gemeenschap wegvalt, als het volgen van Christus mij werkelijk iets kost – ben ik dan nog steeds standvastig? Of blijft er dan slechts een lege vorm over?
Er is een geloof dat gedragen wordt door gewoonte. Het leeft op schema’s, verwachtingen en herhaling. Maar wanneer de omstandigheden veranderen, verdwijnt het als ochtendnevel. Het is niet gebouwd op roeping, maar op routine. Niet op waarheid, maar op traditie. En terwijl het misschien jarenlang wordt volgehouden, is het in wezen niets meer dan een godsdienstig masker.
Een masker dat zelfs voor de drager ervan overtuigend is geworden.
Daarom is de vraag die we moeten stellen niet: “Wat geloof ik?” maar: “Wat ben ik bereid op te geven om het geloof trouw te blijven?” Want zolang we vasthouden aan wat vertrouwd is, zijn we niet vrij. Zolang we niet bereid zijn los te laten, kunnen we niet volgen.
Jezus stelde het onomwonden:
“Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen; en wie zijn leven haat in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven.” Johannes 12:25
De ware navolging begint pas wanneer het eigen leven geen bezit meer is, maar wordt neergelegd. En dat is geen romantisch idee – het is een radicale omkering van waarden. Het betekent dat wat ons vroeger zekerheid gaf – familiebanden, sociale status, financiële rust – nu ondergeschikt is geworden aan de roepstem van Christus.
Wie dat niet wil, zal vroeg of laat zijn geloof moeten aanpassen. Hij zal een versie creëren die minder kost, minder schuurt, minder eist. Een aangepaste Jezus, een verdraagzame boodschap, een half kruis. En daarmee verliest hij de waarheid.
De Schrift noemt dat wetteloosheid – een vorm van geloof die God erkent met de mond, maar Hem ontkent door ongehoorzaamheid.
“Zij belijden dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken.” Titus 1:16
Dat is het gevaar van een geloof dat zich heeft losgemaakt van toewijding. Het spreekt vroom, maar handelt zonder gezag. Het is zelfverzekerd, maar zonder onderwerping. En dat geloof is niet krachtig. Het is kwetsbaar, leeg en uiteindelijk nutteloos.
Er is geen ruimte meer voor zelfvoldaanheid. We leven in een tijd waarin verwarring regeert, waarheid wordt gerelativeerd, en elke overtuiging als ‘persoonlijke mening’ wordt bestempeld. Maar God heeft geen behoefte aan meningen. Hij vraagt gehoorzaamheid.
De kerk van vandaag is vaak druk met structuur, programma’s en zichtbaarheid. Er is activiteit, organisatie, productie. Maar activiteit is geen bewijs van leven. En zichtbaarheid is geen bewijs van vrucht.
Het enige dat telt, is de vraag of het fundament waarachtig is. Of het geloof diep geworteld is in gehoorzaamheid aan Christus. Of men werkelijk bereid is alles prijs te geven voor de waarheid.
Dat betekent ook: loskomen van menselijke erkenning. Loskomen van gewoonte. Loskomen van het verlangen om overal in te passen. Want wie werkelijk het pad van de Messias wil volgen, zal botsen met de wereld – en vaak ook met de religieuze wereld.
Wie daartoe niet bereid is, kiest uiteindelijk voor een geloof dat gemakkelijk is – en dat zal nooit het ware kruis dragen.
De oproep blijft staan. Geen oproep tot uiterlijke verandering, maar tot innerlijke waarheid. Niet tot actie, maar tot overgave. Niet tot godsdienst, maar tot gehoorzaamheid. Want slechts wie zijn leven verliest omwille van Hem, zal het werkelijk behouden.
De Roep tot Herkenning
In een tijd waarin veel geloof is verworden tot uiterlijke identiteit, wordt het steeds moeilijker om waarheid te onderscheiden van traditie. Mensen noemen zichzelf christen omdat ze zijn opgevoed in een religieuze omgeving, omdat ze behoren tot een bepaalde kerk, of omdat hun familie dat altijd zo heeft gedaan. Maar geen van deze redenen is voldoende.
De vraag is niet of we geboren zijn in een christelijk huis, of we deel uitmaken van een gemeenschap, of we bekend zijn met bijbelse begrippen. De enige vraag die telt is: kennen wij Hem? Niet in de betekenis van informatie of theologie, maar in relatie, in waarheid, in gehoorzaamheid.
Jezus zei het in ondubbelzinnige woorden:
“En dit is het eeuwige leven: dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.” Johannes 17:3
Ware kennis van God is geen verstandelijke erkenning. Het is gemeenschap. Het is verbondenheid, gehoorzaamheid, liefde tot de waarheid. En dat kan niet los worden gezien van wie de Messias werkelijk is.
In veel kerken wordt de naam ‘Jezus’ genoemd, maar vaak zonder dat men Hem kent. Men spreekt over Zijn geboorte, Zijn kruis, Zijn opstanding, maar wat men beleeft is slechts een culturele weergave van een figuur. Niet de levende Christus van de Schrift, maar een versie die past bij de eigen verwachtingen, verlangens of tradities.
Ware kennis van de Messias vereist waarheid over Zijn identiteit. Hij is geen aanpasbare figuur. Hij is geen cultureel symbool. Hij is de Gezalfde, de Zoon van de levende God, gekomen om zonden te verzoenen, gerechtigheid te brengen en een volk te verzamelen dat Hem volgt in gehoorzaamheid.
En die naam – of we Hem nu kennen als Jezus, Yeshua, Yahshua of een andere uitgesproken vorm – is meer dan een klank. Het is een opdracht. Het is een identiteit die ons dwingt om te kiezen. Om Hem te erkennen zoals Hij is. Niet zoals wij Hem wensen te hebben.
Paulus schrijft:
“Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.” Filippenzen 2:9–11
Er komt een dag waarop ieder mens zal erkennen wie Hij is. Maar die erkenning, als zij niet voortkomt uit waar geloof en gehoorzaamheid in dit leven, zal te laat komen. Dan is het oordeel definitief. De tijd om Hem te erkennen als Heer is nu.
Die erkenning is geen formule. Het is geen religieus etiket. Het is een leven in overgave. Een leven waarin alles – ons denken, spreken, kiezen, liefhebben, gehoorzamen – voortkomt uit de realiteit dat Hij Heer is over alles.
Wie dat werkelijk gelooft, kan niet anders dan loskomen van de vormen waarin veel mensen hun geloof nu beleven. Men kan niet blijven hangen in traditionele denominaties die de waarheid vervangen hebben door ritueel. Men kan niet blijven deelnemen aan structuren die Zijn woord verdraaien, verzwijgen of vervangen. Men kan niet blijven zwijgen wanneer het evangelie geweld wordt aangedaan.
Wie Hem kent, zal veranderen. Niet om geaccepteerd te worden, maar omdat het niet anders kan.
En wie Hem niet kent, maar denkt dat Hij Hem kent, leeft in het grootste gevaar.
Want Jezus sprak over hen die zichzelf zeker achtten van hun positie, die Zijn naam noemden, wonderen deden, geestelijke macht tentoonstelden – en toch buiten stonden.
“Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt.” Mattheüs 7:22–23
Daarmee wordt alles teruggebracht tot de kern: niet wat wij zeggen, niet wat wij denken, niet wat anderen over ons geloven – maar of Hij ons kent.
En als wij Hem werkelijk toebehoren, dan zullen wij wandelen zoals Hij wandelde. Dan zullen wij niet rusten in oppervlakkige godsdienst. Dan zullen wij niet vluchten voor waarheid. Dan zullen wij niet tevreden zijn met ‘goed genoeg’.
Dan zullen wij willen leven in waarheid, sterven in gehoorzaamheid en opstaan in de kracht van Zijn Geest.
De Laatste Toets
De boodschap die is uitgesproken, is geen nieuws. Velen die dit lezen of horen, zullen het grotendeels al weten. Er is geen verrassing meer in het vaststellen van de staat van de kerk, of in het herkennen van de vervalsing en de afval die zich in de loop der eeuwen heeft voltrokken. De leegte van het moderne christendom ligt niet verborgen – zij ligt open en bloot op tafel.
Daarom is het doel van deze boodschap niet om te choqueren, niet om kennis te brengen, niet om een nieuwe visie te presenteren. Het doel is eenvoudig: om op te wekken. Om wakker te schudden. Om te herinneren aan wat we allang weten, maar misschien te lang hebben genegeerd.
De waarheid is pijnlijk. Maar ze is nodig.
Jezus huilde over Jeruzalem. Niet omdat Hij onwetend was, maar omdat Hij wist wat hun afwijzing zou betekenen. Hij kende hun einde. En toch verlangde Hij ernaar hen te verzamelen, hen te redden, hen terug te brengen tot de waarheid. Maar ze wilden niet.
“Jeruzalem, Jeruzalem, die de profeten doodt en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, zoals een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels! Maar u hebt niet gewild.” Mattheüs 23:37
Daar ligt de kern van het probleem. Niet in onwetendheid, maar in onwil.
De mensen van vandaag hebben Bijbels in huis. Ze hebben preken op internet. Ze hebben toegang tot alle kennis. Maar ze willen niet buigen. Ze willen niet loslaten. Ze willen niet volgen als het iets kost.
En toch is dat precies wat nu nodig is. Niet meer meningen. Niet meer vormen. Niet meer bijeenkomsten. Maar gehoorzaamheid. Volledige overgave. Een breken met de leugen. Een leven in waarheid, zonder compromis.
Want de tijd raakt op. De wereld beweegt zich snel richting oordeel. De tekenen zijn zichtbaar, de lijnen worden duidelijker. Wie vandaag nog denkt dat er alle tijd is om later tot inkeer te komen, vergist zich ernstig.
Nu is de tijd om op te staan. Nu is de tijd om te spreken. Nu is de tijd om te handelen.
En wie de waarheid kent, maar zwijgt, draagt verantwoordelijkheid.
Paulus schreef aan Timotheüs met dezelfde ernst:
“Ik bezweer u ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: predik het Woord, volhard daarin, gelegen of ongelegen, weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht.” 2 Timotheüs 4:1–2
De roeping van een gelovige is niet afhankelijk van gunstige omstandigheden. Zij is niet gebonden aan tijd of aan toestemming. Zij is niet optioneel. Zij is verplicht.
En wie de roeping negeert, plaatst zichzelf in groter gevaar dan wie haar nooit gehoord heeft.
Daarom moet het vandaag niet alleen gaan over de staat van de kerk, of over de misstanden van anderen. Het moet gaan over onszelf. Over onze eigen wandel. Onze eigen gehoorzaamheid. Onze bereidheid om werkelijk te leven zoals de Schrift het vraagt.
Ben ik bereid te spreken, ook als het mij vrienden kost?
Ben ik bereid te handelen, ook als het mij positie kost?
Ben ik bereid te gehoorzamen, ook als het mij alles kost?
Want alleen dan is het geloof echt. Alleen dan is het zuiver. Alleen dan is het van waarde.
De mensen om ons heen hebben geen behoefte aan onze teleurstelling of veroordeling. Ze hebben behoefte aan waarheid. Aan liefde die durft te spreken. Aan mensen die bereid zijn zichzelf te verliezen, zodat anderen gewonnen kunnen worden.
Maar dat begint bij onszelf.
Want als het geloof in onszelf niet echt is, kunnen we niets doorgeven. Als ons hart verdeeld is, kunnen we geen richting wijzen. Als onze woorden leeg zijn, zullen ze geen vrucht dragen.
Daarom moeten wij als eersten buigen. Niet in religieuze zin, maar werkelijk. In het hart. In gehoorzaamheid. In bekering. In waarheid.
Zodat wanneer de dag van oordeel komt – en die komt – wij niet aan de kant staan met lege handen, maar mogen zeggen: “Ik heb gedaan wat U van mij vroeg.”
De Spiegel van het Hart
De verleiding is groot om te wijzen naar de wereld. Naar de vervalsing in de kerk. Naar de misleiding van anderen. Naar de afval van het geloof. Maar het zwaarste oordeel begint niet buiten ons – het begint in onszelf. Want wie de waarheid kent, zal eerst en vooral zichzelf moeten beproeven.
De oproep is niet om te vergelijken. Niet om te oordelen. Niet om afstand te nemen van de fouten van anderen, maar om naar binnen te kijken. Diep. Eerlijk. Onverbloemd.
Wat is de staat van mijn geloof?
Is het echt? Is het levend? Is het gehoorzaam?
Of is het slechts een vorm – netjes, bekend, sociaal geaccepteerd, maar leeg van binnen?
De Schrift is daarin glashelder. Paulus schreef:
“Onderzoekt uzelf of u in het geloof bent; beproeft uzelf. Of weet u niet van uzelf dat Jezus Christus in u is? Tenzij u wellicht niet deugdelijk bevonden wordt.” 2 Korinthe 13:5
Dat is geen vrijblijvende suggestie. Het is een opdracht. En het is niet gericht aan heidenen, maar aan gelovigen. Want zelfbedrog komt zelden van buitenaf. Het groeit van binnenuit – gevoed door gewoonte, door gemak, door het ontbreken van eerlijke confrontatie.
De vraag is niet of ik geloof in God. De meeste mensen doen dat. De vraag is: is mijn geloof het geloof van de Schrift? Het geloof dat vrucht draagt, dat gehoorzaamt, dat volhardt?
Of draag ik slechts het pak?
Is mijn geloof vervalst?
Lijk ik op een volgeling van Christus aan de buitenkant, terwijl ik vanbinnen nog altijd vasthoud aan eigen wil, eigen comfort, eigen traditie?
Is mijn geloof afvallig?
Ben ik begonnen in waarheid, maar langzaam afgeweken? Heb ik dingen behouden omdat ze mij zijn overgeleverd, niet omdat ze Schriftuurlijk zijn? Ben ik trouw aan wat God zegt, of aan wat mensen zeggen?
Is mijn geloof gemakzuchtig?
Ben ik bereid om stand te houden als het moeilijk wordt? Of is mijn toewijding afhankelijk van hoe veilig, comfortabel of sociaal geaccepteerd het is?
Is mijn geloof oppervlakkig?
Laat ik anderen het werk doen – de leraren, de voorgangers, de schrijvers – terwijl ik zelf niet graaf in de Schrift? Heb ik geleerd te leunen op anderen, in plaats van zelf te wandelen in verantwoordelijkheid?
Is mijn geloof blind?
Volg ik slechts de massa, de traditie, het voorgeschreven pad? Of onderzoek ik zelf de Schriften, beproef ik wat waar is, toets ik wat ik geloof?
Is mijn geloof zoutloos?
Ben ik zichtbaar in de wereld, of verstopt? Heeft mijn leven impact? Heeft het scherpte, of ben ik geruisloos aanwezig – moreel correct, maar geestelijk passief?
“U bent het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.” Mattheüs 5:13
Is mijn geloof krachtig, of slechts cultureel?
Is het profetisch, of politiek correct?
Is het gehoorzaam, of wenselijk?
Is het waar, of is het alleen vertrouwd?
Want uiteindelijk zal niets anders overblijven dan die éne vraag: kent Hij mij?
“Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer… En Ik zal hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend.” Mattheüs 7:22–23
Dat is de scherpste waarheid. En ook de laatste. Geen naam, geen ervaring, geen kerk, geen daden zijn voldoende – alleen de werkelijke relatie met Hem. Alleen gehoorzaamheid. Alleen waarheid.
Het is tijd om de spiegel op te nemen. Niet die van de mensen om ons heen. Niet die van het religieuze systeem. Maar die van het Woord zelf.
En te vragen – niet slechts eenmaal, maar telkens opnieuw:
Ben ik werkelijk van Hem?






