Gebaseerd op een preek van Pastor Sheldon Emery
De Bijbel spreekt meer dan 150 keer over afgoden en afgodendienst. Vaak denken we bij het woord ‘afgod’ aan een houten of stenen beeld uit een heidens volk — maar is dat werkelijk alles? In deze boodschap gaan we ontdekken wat God werkelijk bedoelt met afgoden, en waarom Hij het zo krachtig veroordeelt, ook binnen Israël zelf.
De profetie uit Jesaja 2 vormt de kern van deze boodschap. We lezen:
“Het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN vast zal staan als de hoogste der bergen en verheven zal zijn boven de heuvelen, en alle heidenvolken zullen daarheen stromen… want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.” Jesaja 2:2-3
Dit is duidelijk een profetie over het eindtijdrijk van Christus, waarin Hij regeert over de gehele aarde in recht en vrede. Maar vers 18 zegt iets ingrijpends:
“En de afgoden zal Hij ganselijk vernietigen.”
Niet zomaar een beeld
Volgens Webster’s woordenboek is een afgod:
“Een beeld van een goddelijkheid als object van aanbidding; een valse god; of een object van overdreven toewijding.”
Met andere woorden: een afgod hoeft geen beeld te zijn. Alles wat onze toewijding, vertrouwen of eer krijgt boven de God van Israël, wordt een afgod.
Een voorbeeld uit onze tijd
Pastor Emery haalt een nieuwsartikel aan over een vrouw in Georgia, VS, die zichzelf ‘heks’ noemt en een kerk heeft gesticht die belastingvrijstelling kreeg. Haar kerk heet The Ravenwood Church of Wicca, en de leden noemen zichzelf openlijk heksen en tovenaars. Toch erkende het Hooggerechtshof van Georgia deze groep als legitieme religie.
“Het is een overwinning voor religieuze vrijheid, zelfs voor kleine minderheden,” zei hun advocaat.
Maar laten we wel zijn: dit is geen vrijheid van ware aanbidding, dit is het in ere herstellen van de afgoderij — en het wordt erkend in een land dat ooit zichzelf een christelijke natie noemde.
God zal de afgoden vernietigen
Jesaja 2 maakt duidelijk dat het oordeel over afgoderij niet vreedzaam zal zijn:
“Dan zullen zij hun afgoden van zilver en goud… werpen voor de mollen en de vleermuizen. Want de HEERE zal opstaan om de aarde vreselijk te doen beven.” Jesaja 2:19-21
De mensen zullen uit angst hun afgoden zelf weggooien. Het zal geen zachte overgang worden — het wordt een tijd van beving, oordeel en zuivering.
Wereldwijd: miljoenen afgoden
Pastor Emery wijst erop dat, hoewel we in Amerika omringd zijn door kerken, het grootste deel van de wereld leeft in afgoderij. In landen als India worden goden toegeschreven aan elke rivier, boom of dier. Kinderen worden geofferd, ratten worden vereerd, en zelfs slangen en zonnesymbolen krijgen offers. In Afrika heeft bijna elk dorp zijn eigen geesten of goden, die meestal boos en kwaadaardig zijn en gesust moeten worden met offers.
“Christendom is een minderheid op aarde,” zegt Emery. “En het ware geloof — het geloof dat zich houdt aan de wetten en geboden van de God van Israël — is bijna onbekend.”
Psalm 96: de ware God boven alle goden
“De HEERE is groot en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden. Want al de goden der volken zijn afgoden; maar de HEERE heeft de hemelen gemaakt.” Psalm 96:4-5
Dit is een herhaling die in de Schrift vaak voorkomt: God is Schepper, de anderen zijn niets dan verzinsels. Keer op keer beklemtoont Hij zijn gezag op basis van schepping — een eigenschap die geen enkele afgod kan claimen.
Emery wijst erop dat juist die nadruk op schepping vandaag de dag onder vuur ligt. Christelijke scholen en kerken die het scheppingsverhaal centraal stellen, worden vervolgd — door overheden, rechtbanken en belastinginstanties. Pastoors worden zelfs gevangen gezet, enkel omdat ze weigerden overheidstoegang tot vertrouwelijke kerkgegevens of omdat ze onderwijs gaven dat God de Schepper is.
“De vijandschap richt zich altijd tegen hen die de waarheid spreken over schepping en afgoderij,” aldus Emery.
Terug naar de wet
Deuteronomium 7 laat ons zien dat God Israël opdroeg bij binnenkomst in het land Kanaän niet alleen de volken te verslaan, maar ook:
hun altaren omver te halen, hun beelden kapot te slaan, hun gewijde bossen om te hakken, en hun afgodsbeelden te verbranden.
Waarom? Niet om de Kanaänieten te bekeren — maar om te voorkomen dat Israël zelf zou vallen voor hun afgoden.
“Want gij zijt een heilig volk den HEERE, uw God; u heeft de HEERE uw God uitverkoren tot een volk Hem ten eigendom, uit alle volken die op den aardbodem zijn.” Deut. 7:6
In Deuteronomium 17 wordt afgoderij binnen Israël een doodzonde genoemd. Als iemand werd betrapt op het aanbidden van zon, maan of sterren, dan moest die persoon op getuigenis van twee of drie mensen worden gestenigd.
God liet Israël niet toe om zich zelfs maar in het geheim te binden aan andere goden. Waarom? Omdat afgoderij in Israël de vloek over het hele volk bracht.
In Jeremia 7 en 8 zien we het gevolg: het land Juda zou verwoest worden vanwege afgodendienst. God zou zelfs de beenderen van de afgodenaanbidders uit hun graven laten halen, om ze te laten liggen onder de zon en maan — precies die dingen die zij vereerd hadden.
Afgoderij in de tempel zelf
In Ezechiël 8 krijgt de profeet een schokkend visioen: God laat hem de gruwelen zien die zich afspelen binnen het heiligdom. In plaats van aanbidding van de HEERE, ziet Ezechiël:
vrouwen die wenen voor de afgod Tammuz, priesters die hun rug naar het altaar keren en de zon aanbidden richting het oosten, en 25 mannen die in de binnenste hof van de tempel hun gezicht richten naar de zon.
“Is het een klein ding voor het huis van Juda, deze gruwelen die zij hier doen?” vraagt de HEERE. Ezechiël 8:17
God noemt hun gedrag een stank voor Zijn aangezicht. De mensen verbergen hun afgodendienst achter religieuze rituelen — maar Hij ziet het hart. Hij verklaart dan ook:
“Daarom zal Ik in grimmigheid handelen; Mijn oog zal niet sparen, noch zal Ik medelijden hebben, en al roepen zij met luider stem in Mijn oren, Ik zal hen niet horen.” Ezechiël 8:18
De afgoden in het hart
In Ezechiël 14 zegt God iets uiterst confronterends:
“Deze mannen hebben hun afgoden in hun hart opgericht, en zetten de struikelblok hunner ongerechtigheid voor hun aangezicht.” Ezechiël 14:3
Met andere woorden: zelfs als iemand geen beeld aanbidt, maar in zijn binnenste iets verkiest bóven God — dan is dat afgoderij.
En dan volgt een scherpe waarschuwing: zelfs al komen zulke mensen tot een profeet, dan zal God hen beantwoorden naar hun afgoden, niet naar hun gebed.
“Zij zijn allen van Mij vervreemd door hun afgoden.” Ezechiël 14:5
Zowel de valse profeet als degene die hem volgt, zal door God gestraft worden. En waarom?
“Opdat het huis Israëls niet meer van Mij afdwale, noch zich meer verontreinigde met al hun overtredingen.” Ezechiël 14:11
Een volk dat gereinigd moet worden
In Ezechiël 36 vinden we de hoopvolle belofte van herstel:
“Ik zal rein water op u sprengen, en gij zult rein worden van al uw onreinheden, en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.” Ezechiël 36:25
God belooft een nieuw hart, een nieuwe geest, en een volk dat opnieuw Zijn geboden zal houden. Maar dit alles begint met reiniging van afgodendienst — want zolang Israël valse goden dient, is het niet het volk van God in actieve zin.
Waarom hebben onze vijanden macht?
Velen denken dat de vijanden van Gods volk hun macht danken aan politiek, banken, of mediacontrole. Maar de Schrift laat zien dat de ware reden veel dieper ligt: het volk van Israël is in opstand gekomen tegen God door valse religie en verborgen afgoderij.
Zolang het volk valse goden dient — hoe vroom het ook lijkt — heeft de vijand toegang. Niet omdat zij machtig zijn, maar omdat Gods volk ongehoorzaam is. En God Zelf staat het toe.
“Ik zal uw valse aanbidding vernietigen… en daardoor zal Ik uw vijanden vernietigen.” Micha 5
Wat dienen wij werkelijk?
Veel mensen vandaag zeggen dat ze God dienen, maar hun hart is verdeeld. Er wordt eer gegeven aan mensen, rijkdom, organisaties, leiders en zelfs aan kerken — in plaats van aan de Schepper.
Er zijn mensen die:
filmsterren vereren, sporthelden verheerlijken, waarzeggers volgen, of hun redding zoeken in kerktraditie of voorgangers.
Anderen vrezen hun vijanden meer dan ze de God van Israël vrezen. Maar alles wat tussen God en Zijn volk komt — alles wat meer aandacht, eer of angst krijgt dan Hij — is een afgod.
En zolang dat zo blijft, zal het volk niet bevrijd worden. Want de kracht van onze vijanden ligt niet in hun wapens, maar in onze ontrouw aan de God van de Bijbel.
De echte bevrijding
God zegt niet: “Verzamel een leger en vernietig uw vijand.”
Nee, Hij zegt:
“Vernietig uw valse religie, en Ik zal uw vijanden vernietigen.”
De oplossing ligt dus niet in politieke strategieën of burgerlijke opstanden, maar in geestelijke reiniging. Wanneer het volk terugkeert tot de ware aanbidding van de God van Israël, dan zal Hij:
de macht van de vijand verbreken, de steden reinigen, en de afgoden vernietigen.
“Want alle goden van de volken zijn afgoden, maar de HEERE heeft de hemelen gemaakt.” Psalm 96:5
Wat is er nodig vóór herstel?
De Schrift is duidelijk: Israël kan zich niet beroepen op haar status als Gods volk zolang het blijft volharden in afgoderij en valse aanbidding. Eerst moet het volk gereinigd worden, zowel uiterlijk als innerlijk.
In Ezechiël 36 staat de belofte van God aan Zijn volk:
“Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.” Ezechiël 36:25
God belooft niet alleen reiniging van het uiterlijk gedrag, maar ook een verandering van hart:
“Een nieuw hart zal Ik u geven.”
“Een nieuwe geest zal Ik in uw binnenste geven.”
“Ik zal Mijn Geest in u geven en maken dat gij in Mijn inzettingen wandelt.” Ezechiël 36:26-27
Deze innerlijke vernieuwing is noodzakelijk voordat het volk kan zeggen: “Wij zijn van God, en Hij is onze God.” Want zonder deze reiniging blijft Israël bevlekt — en daarmee open voor slavernij onder vijandige machten.
De vijand gebruikt onze afgoderij
Het volk klaagt vaak over politieke corruptie, economische slavernij of moreel verval. Maar het Woord laat zien dat de ware wortel geestelijke ontrouw is. De afgoden die in het hart leven — rijkdom, vrees, valse leer, menselijke tradities — maken het volk zwak.
Zelfs het geldsysteem, dat gebouwd is op rente en onderdrukking, heeft alleen macht omdat predikers het verdedigen. Vals onderwijs maakt ruimte voor onderdrukking.
“Als het volk de ware wet van God zou kennen en prediken, dan zou dat de macht van de afgoden — en daarmee de vijand — verbreken.”
De hoop aan het einde van het tijdperk
Ondanks de diepe afval en het zware oordeel, eindigt de boodschap niet in wanhoop. Integendeel, er ligt een grote belofte klaar:
“Gij zult in het land wonen dat Ik uw vaderen gegeven heb; en gij zult Mijn volk zijn, en Ik zal uw God zijn.” Ezechiël 36:28
Maar die belofte is voor een gereinigd volk. Geen vermenging, geen halve toewijding, geen afgoden in het hart — alleen volledige overgave aan de ware God van Israël.
De afgoden moeten vallen. En wanneer dat gebeurt, dan:
komt de vijand ten val, wordt het volk hersteld, en breekt het Koninkrijk van gerechtigheid en vrede aan.
De afgod in het hart
We keren terug naar Ezechiël 14, waar God spreekt tot de oudsten van Israël die tot Hem kwamen zitten — ogenschijnlijk vroom, maar met een verborgen waarheid:
“Deze mannen hebben hun afgoden in hun hart opgericht, en zetten het struikelblok hunner ongerechtigheid voor hun aangezicht.” Ezechiël 14:3
Dit is geen zichtbare afgoderij, geen gouden beeld of altaar. Dit is verborgen afgodendienst, diep vanbinnen. En tóch komen deze mensen tot de profeet met vragen aan God.
Gods reactie is krachtig:
“Ik, de HEERE, zal hem beantwoorden naar de veelheid van zijn afgoden.” Ezechiël 14:4
God luistert niet naar het gebed of de vraag zelf — Hij antwoordt hen in overeenstemming met hun afgod. Dit is de grote misleiding van veel ‘godsdienst’ vandaag: het lijkt vroom, maar het hart is onrein.
Nog religieus, maar vervreemd
“Opdat Ik het huis Israëls grijpe in hun hart, dewijl zij allen door hun drekgoden van Mij vervreemd zijn.” Ezechiël 14:5
Deze mensen kennen God met de mond, maar zijn vervreemd in hun innerlijk. Ze bouwen kerken, dragen Bijbels, zingen lofzangen — maar hun vertrouwen ligt elders. En God noemt dat afgoderij.
Een oproep tot bekering
“Zeg dan tot het huis Israëls: Zo zegt de Heere HEERE: Bekeert u, en keert u af van uw afgoden; en keert uw aangezichten af van al uw verfoeilijkheden.” Ezechiël 14:6
De boodschap van bekering is geen abstract begrip. Het is een concrete opdracht: draai je af van dat wat je vóór God hebt geplaatst. Verneder je. Zoek Hem alleen.
God verklaart dat Hij Zich zelf zal keren tegen de man die Zijn Naam gebruikt, maar in zijn hart afgoden draagt. Zowel de valse profeet als de volgeling zal gestraft worden — geen van beiden ontsnapt.
“Ik zal Mijn aangezicht tegen dien man zetten, en hem geven tot een teken en een spreekwoord, en zal hem uitroeien uit het midden Mijns volks.” Ezechiël 14:8
Waarom?
“Opdat het huis Israëls niet meer van Mij afdale, noch zich verontreinige met al hun overtredingen, maar dat zij Mijn volk zijn, en Ik hun God ben, spreekt de Heere HEERE.” Ezechiël 14:11
Alle tuchtiging, alle oordelen, alle scherpe woorden — zijn bedoeld tot herstel. God wil Zijn volk terug. Maar dat betekent dat de afgoden eerst uit het hart moeten verdwijnen.
Het Nieuwe Verbond: Reiniging, herstel en wederoprichting
De hoopvolle afsluiting vinden we in Ezechiël 36, waar God spreekt over het moment dat Hij Zelf ingrijpt om Zijn volk te herstellen:
“Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden van al uw onreinheden; en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.” Ezechiël 36:25
De reiniging komt niet vanuit het volk zelf. Niet door hun eigen kracht, maar door de genade en tussenkomst van God Zelf.
God belooft:
“Een nieuw hart zal Ik u geven.”
“Een nieuwe geest zal Ik in het binnenste van u geven.”
“Ik zal Mijn Geest geven in het midden van u.”
“Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen wandelt.” Ezechiël 36:26-27
Deze belofte verwijst naar het Nieuwe Verbond: een geestelijk herstel dat diep ingrijpt in het hart en het geweten van het volk. Een volk dat gehoorzaamt — niet uit vrees, maar uit overtuiging. Een volk dat opnieuw naar Zijn geboden verlangt, en daarmee Zijn zegen ontvangt.
De vijand verliest zijn macht
Zodra Israël gereinigd is van valse religie, verliezen de vijanden hun greep. Want:
Valse religie is de grond waarop zij staan.
Afgoderij is de toegangspoort tot onderdrukking.
Verzwegen zonde houdt het volk gevangen.
Maar wanneer het volk zich afkeert van deze dingen, en zich geheel toewendt tot de God van Israël, dan treedt de HEERE Zelf op als hun Beschermheer, Rechter, en Bevrijder.
“Gij zult Mijn volk zijn, en Ik zal uw God zijn.” Ezechiël 36:28
Tijd voor zuivering
Zolang Israël vasthoudt aan afgoden — in het hart, in de leer, in de praktijk — kan het zichzelf niet werkelijk Gods volk noemen. Want God zal Zijn volk niet zegenen terwijl het vreemden in hun midden vereert, of valse leer tolereert, of de vijand zijn plaats geeft in het heiligdom.
De boodschap is helder:
Eerst de reiniging – dan de heroprichting.
Slotgebed
Onze Vader en onze God, Wij bidden U: open onze ogen. Laat ons Uw Woord opnieuw doorzoeken. Reinig ons van afgoderij, van valse leer, van angst voor de vijand. Laat Israël terugkeren tot U — tot Uw wetten, Uw geboden, Uw waarheid.
Laat ons erkennen dat alleen ware aanbidding van de God van Israël ons kan beschermen, leiden en verlossen. Laat Uw Naam verheerlijkt worden in het midden van Uw volk.. Laat Uw Koninkrijk komen. In Jezus’ Naam.
Amen.