Een belangrijke onthulling
Wij geloven, dat elke eerlijke zoeker naar de Waarheid, tot een belangrijke ontdekking zal komen, namelijk: dat de kern van de Westerse blanke Protestantse natiën van vandaag, de letterlijke afstammelingen van die verloren Tien Stammen van Israël zijn. Dit is, wat wij hoofdzakelijk met deze studie willen bewijzen.
Deze waarheid is de sleutel tot een beter begrip van de profetie en het ganse plan van God. Omdat deze waarheid verborgen gebleven is, is er grote verwarring ontstaan, aangaande het rassenprobleem, die niet alleen Zuid Afrika treft, maar de gehele wereld. Zolang algemeen aanvaard wordt, dat de jood alleen Israël is, zal deze verwarring voortduren. De belangrijke onthulling die onze Blanke Westerse Protestantse Beschaving wacht, is dat WIJ het VOLK van GOD zijn!
Zoals de heidenen in de dagen van de Bijbel, Israël wilden verdelgen, zodat het geen natie meer zou zijn, zo willen zij vandaag de dag dit met ons doen.
Psalm 2:1-3:
“Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde. Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!”
Die natiën, over wie wij in de Bijbel lezen, moeten vandaag nog steeds hun nakomelingen op de aarde hebben, met min of meer dezelfde karaktertrekken en eigenschappen. Precies zo moeten deze natiën ergens vandaan komen en moeten dus ook in de dagen van de Bijbel hebben bestaan, alleen onder andere namen. Kijk welke natiën in de Bijbel tegen Israël, het Volk van God waren en welke natiën vandaag tegen de christelijke natiën van het Westen zijn en u zult ontdekken dat beiden, de moderne afstammelingen, van die heidenen (de niet Israël volken), van de Bijbel en de hedendaagse nakomelingen van Israël dezelfde volkeren zijn.
Psalm 83:2-9:
“O God, houd U niet stil, zwijg niet en blijf niet werkeloos, o God. Want zie, uw vijanden tieren uw haters steken het hoofd op: zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw beschermelingen. Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam Israël (geen Jood) niet meer wordt gedacht. Want zij hebben eensgezind beraadslaagd, tegen U een verbond gesloten: de tenten van Edom en de Ismaëlieten. Moab en de Hagrieten. Gebal, Ammon en Amelek. Filistea met de inwoners van Tyrus: zelfs Assur heeft zich bij hen gevoegd, zij zijn de zonen van Lot tot steun”.
Er staat ons een grote onthulling te wachten
Jesaja 25:7:
“En Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking waarmede alle volken bedekt zijn”.
De Twaalf Stammen van Israël, verdeeld in twee afzonderlijke natiën
Gedurende de tijd van de Koningen Saul, David en Salomo, waren al de Twaalf Stammen verenigd onder één koning. In 1 Koningen 11 en 12 lezen we echter, dat zij verdeeld zijn in twee afzonderlijke natiën.
Jerobeam was koning geworden, over de Tien Stammen in het Noorden van Palestina. Deze zijn bekend als het “Huis van Israël” en Rehabeam was koning geworden, over de stammen van Juda en Benjamin, in het Zuiden van Palestina. Deze zijn bekend als het “Huis van Juda”.
De klacht van God, tegen Salomo, waardoor die verdeling na zijn dood is ontstaan, was dat Salomo het bevel van God, om zich niet met de volken rondom hem te vermengen, verbroken had.
1 Koningen 11:2:
“Behorende tot die volken, van wie de Here tot de Israëlieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden, haar hing Salomo met liefde aan”.
En omdat hij dus dit verbond en de inzettingen van de Here niet gehouden heeft.
1 Koningen 11:11:
“Toen zeide de Here tot Salomo: Omdat het zo met u gesteld is, dat gij mijn verbond en mijn inzettingen, die Ik u geboden had, niet in acht genomen hebt, zal Ik voorzeker het koninkrijk (Twaalf Stammen) van u afscheuren en het uw knecht geven”.
Let goed op, dat de straf hiervoor zou zijn, dat de Here het “Koningschap van hem zou afscheuren en dit aan zijn knecht zou geven”. De Tien Stammen wordt dus het Koningschap of Koninkrijk genoemd: dit is erg belangrijk!
De profeet Ahia, heeft Jerobeam, de dienstknecht van Salomo, alleen in het veld aangetroffen, zijn nieuwe mantel genomen, deze in Twaalf stukken gescheurd en het volgende gezegd:
1 Koningen 11:31:
“Hij zeide tot Jerobeam: Neem voor u tien stukken, want zo zegt de Here, de God van Israël: zie, Ik ga het koninkrijk van Salomo afscheuren, en Ik geef u de tien stammen”
1 Koningen 11:35:
“Maar Ik zal het koninkrijk uit de hand van zijn zoon nemen, en u de tien stammen geven”.
En in 1 Koningen 11:37 en 38, worden de Tien Stammen, Israël genoemd.
In Psalm 114:2, wordt Juda, Gods heiligdom genoemd en Israël (de Tien Stammen), Zijn rijksgebied.
Na de dood van Salomo, heeft deze verdeling onder zijn zoon Rehabeam, die hem was opgevolgd, plaatsgevonden, zoals we in 1 koningen 12 lezen. Hij wilde aan het verzoek van het volk, om de belasting te verlichten, niet voldoen, maar heeft dit juist verzwaard. Daarom hebben de Tien Stammen gerebelleerd, zijn van het “Huis van David” weggegaan en hebben het Noordelijk Koninkrijk onder Jerobeam gesticht.
Want door mij is deze zaak geschied
Die verdeling wordt beschreven in 1 Koningen 12:19-24:
“Aldus werden de Israëlieten van Davids huis afvallig tot op de huidige dag. Zodra geheel Israël gehoord had, dat Jerobeam teruggekeerd was, hadden zij hem ontboden naar de volksvergadering en hem koning gemaakt over geheel Israël. Niemand volgde het huis van David dan de stam Juda alleen. Toen Rehabeam te Jeruzalem was gekomen, riep hij het gehele huis van Juda en de stam Benjamin bijeen; honderd tachtigduizend strijdbare jonge mannen, om te strijden tegen het huis van Israël en het koningschap terug te brengen aan Rehabeam, de zoon van Salomo. Maar het woord Gods kwam tot Semanja, de man Gods. Zeg tot Rehabeam, de koning van Juda, en tot het gehele huis van Juda en Benjamin en de rest van het volk: zo zegt de Here: gij zult niet optrekken en niet strijden tegen uw broeders, de Israëlieten. Keert terug, ieder naar zijn huis, want door Mij is deze zaak geschied. Toen luisterden zij naar het woord des Heren en begaven zich volgens het woord des Heren op de terugweg”.
Rehabeam wilde de Tien Stammen met geweld weer terugbrengen, maar God heeft de profeet Semanja naar hem gestuurd, om hem te zeggen, dat hij dit niet moest doen, want de zaak is van de Here gekomen. De verdeling was dus een beschikking van God en dit met één groot doel, zoals wij zullen zien. Nergens in de Bijbel lezen wij, dat zij ooit weer herenigd zijn.
In 2 Koningen 17:6-7, 18, 22-23, lezen wij hoe de Tien Stammen in het jaar 721 voor Christus, in ballingschap weggevoerd zijn naar Assyrië, in het Noorden, vanwaar zij nooit meer als geheel zijn teruggekeerd.
2 Koningen 17:6-7:
“In het negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij voerde Israel in ballingschapnaar Assur en deed hen wonen in Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden. Dit nu is geschied, omdat de Israelieten gezondigd hadden tegen de Here, hun God, die hen uit het land Egypte geleid had, uit de macht van Farao, de koning van Egypte, en omdat zij andere goden hadden vereerd”.
2 Koningen 17:18:
“Daarom was de Here zeer vertoornd geworden op Israël en had hen voor zijn aangezicht verwijderd; niets bleef er over dan alleen de stam van Juda”.
2 Koningen 17:22-23:
“Zodat de Israëlieten wandelden in al de zonden die Jerobeam begaan had; zij weken daarvan niet af, totdat de Here Israël van voor zijn aangezicht verwijderde, zoals Hij gesproken had door al zijn knechten, de profeten. En Israël werd uit zijn land in ballingschap weggevoerd naar Assur, tot op de huidige dag”.
Ballingschap van de twee stammen Juda en Benjamin
In 2 Kronieken 36:20-23, lezen wij dat de Twee Stammen, Juda en Benjamin (“Huis van Juda”), in het jaar 604 voor Christus, Oostwaarts naar Babylon, in ballingschap weggevoerd zijn.
2 Kronieken 36:20-23:
“Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzie de heerschappij verkreeg; Om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken. Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de Here, opdat het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzië, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de Here, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, de Here, zijn God, zij met hem, hij trekke op”.
Zeventig jaar na de Babylonische ballingschap in 604 v Chr. heeft de koning van Perzië, aan de gevangenen welke door Nebukadnezar weggevoerd waren, verlof gegeven om naar Palestina terug te keren, om de tempel en de stad Jeruzalem te herbouwen.
In Ezra 1:1-3, 5; 2:1; 4:1; 10:7-9, lezen wij, dat alleen de mensen van de Twee Stammen, Juda en Benjamin, naar Palestina en Jeruzalem zijn teruggekeerd. De Tien Stammen zijn niet samen met hen teruggekeerd.
Ezra 2:1 is hier erg duidelijk over:
“Dit nu zijn de bewoners van het gewest, die optrokken uit het midden van de in ballingschap weggevoerden, welke Nebukadnezar, de koning van Babel, naar Babel had weggevoerd, en die terugkeerden naar Jeruzalem en Juda, ieder naar zijn stad”.
De naam “jood” voor het eerst gebruikt
De joodse geschiedschrijver Josephus (37-95 A.D),schrijft als volgt over de naam jood in Antiquities of the Jews. Bk.11.Ch.6: “Jood is de naam waarbij zij genoemd worden, vanaf de dag dat zij uit Babylon zijn teruggekeerd. Dit is afgeleid van de stam Juda, welke het eerst naar deze plaats is gekomen: vanaf deze tijd dragen beiden, zij en het land deze naam”.
In de Bijbel komt voor het eerst de naam jood voor in 2 Koningen 16:6. Dit is een fout van de vertalers. In de Nederlandse vertaling staat er Judeërs.
Volgens Josephus en de Bijbel, is alleen Juda teruggekeerd uit de Babylonische ballingschap en zijn sindsdien als joden bekend.
Abraham, Izaäk en Jakob, waren geen joden, maar Hebreeërs. F.F.Bosworth de schrijver van “Christ the Healer” zet deze zaak erg goed uiteen in zijn artikel “The difference between The House of Israël and The House of Judah”. Het feit dat veel Hugenoten Zuid Afrikaners zijn geworden, maakt van de Hugenoten nog geen Zuid Afrikaners. Veel zijn er naar Engeland gevlucht en zijn Engelsen geworden en anderen zijnweer naar andere landen gegaan.
Ezra 4:23 en 5:5, 12, zijn ook Schriften die duidelijk aantonen dat het Juda en Benjamin waren die uit hun ballingschap waren teruggekeerd en zij werden Judeërs (joden) genoemd.
Ezra 4:23:
“Nadat nu het afschrift van de brief van koning Artachsasta voorgelezen was aan Rechum, Simsai, de schrijver en hun ambtgenoten, begaven zij zich in aller ijl naar Jeruzalem tot de Judeërs en deden hen met kracht en geweld de arbeid staken”.
Ezra 5:5:
“Doch het oog van hun God rustte op de oudsten der Judeërs, zodat zij hen de arbeid niet deden staken, totdat er berichten naar Darius was gegaan en men dan een brief hieromtrent zou hebben teruggezonden”.
Ezra 5:12:
“Maar nadat onze vaderen de God des hemels hadden vertoornd, gaf Hij hen over in de macht van Nebukadnezar, de koning van Babel, de Chaldeeër; en die heeft dit huis verwoest en het volk naar Babel weggevoerd”.
Josephus de joodse geschiedschrijver, heeft ook het volgende in het jaar 70 na Christus geschreven in Antiq.XI, 5,2: “..Er zijn maar Twee Stammen in Azië en Europa, welke aan de Romeinen onderworpen zijn (Juda en Benjamin), terwijl de Tien Stammen aan de overkant van de Eufraat zijn, tot aan vandaag toe, een grote en ontelbare menigte”.
En naar deze Tien Stammen, heeft Jezus Zijn discipelen gestuurd, toen Hij zei in:
Matteüs 10:5-6:
“Deze 12 heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeef u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls”.
Dit huis van Israël, was in die dagen aan de andere kant van de Eufraat, zoals door Josephus is aangehaald. Het is ook aan deze mensen, aan wie Petrus en Jakobus hun zendbrieven geschreven hebben, als ook aan diegene uit de Twee Stammen, Juda en Benjamin, die nooit uit de Babylonische ballingschap onder Ezra en Nehemia teruggekeerd zijn. Jakobus schrijft in het jaar 60 na Christus, dus tien jaar voor Josephus:
Jakobus 1:1:
“Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing”.
Petrus schrijft ook 60 na Christus als volgt:
1 Petrus 1:1-2:
“Petrus, een apostel van Jezus Christus, (bedenk dat Christus in het Grieks Gezalfde Messias in het Hebreeuws de Verlosser van Israël), aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn, (wie waren verstrooid?) zijn in Pontus, Galatië, Kappadochië, Asia, Bitynië, (in dit gebied was het waar de tien stammen zich destijds bevonden) de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd”.
We zullen later zien, hoe Petrus ook de voetsporen van deze zogenaamde verloren Tien Stammen van Israël heeft gevolgd, vele zendbrieven zijn aan hen gericht en niet aan een groep heidenen, d.w.z. natiën van niet Israëlitische afkomst. Let bijvoorbeeld op het volgende Schriftgedeelte om als voorbeeld te noemen.
1 Korintiërs 10:1-4:
“Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten.
En allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus”.
Dit kan alleen maar op Israëlieten van toepassing zijn “onze vaderen”. Dit kan niet vergeestelijkt worden, dit is letterlijk, Jezus heeft gezegd in:
Matteüs 15:24:
“Hij echter antwoorden en zeide: Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls”.
Het is ook niet zonder betekenis, dat de joden als natie, Hem hebben verworpen en hebben aangedrongen op Zijn kruisiging. Zij waren in die tijd al een sterk vermengde groep geworden. 125 jaar voor Christus, waren de Idumeeërs al gedwongen opgegaan in Juda. Jezus heeft dan ook tegen hen gezegd in:
Matteüs 21:43:
“Daarom, Ik zeg u, dat het koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk (geen kerk), dat de vruchten daarvan opbrengt”.
Vergelijk hiermee 1 Koningen 11:13:
“Evenwel zal Ik niet het gehele koninkrijk afscheuren, één stam zal Ik aan uw zoon geven terwille van mijn knecht David en terwille van Jeruzalem, dat Ik verkoren heb”.
1 Koningen 12:21:
“Toen Rehabéam te Jeruzalem was gekomen, riep hij het gehele huis van Juda en de stam van Benjamin bijeen, honderdtachtigduizend strijdbare jonge mannen, om te strijden tegen het huis van Israël en het koningschap terug te brengen aan Rehabéam, de zoon van Salomo”.
U moet eens zien hoe prachtig Ezechiël dit voor ons heeft beschreven.
Ezechiël 34:11-16:
“Want zo zegt de Here: Zie, Ik zal zèlf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien; zoals een herder naar zijn kudden omziet, wanneer hij te midden van zijn verspreide schapen is, zo zal Ik naar mijn schapen omzien en ze redden uit alle plaatsen waar zij verstrooid zijn geraakt op de dag van wolke en duisternis. Ik zal ze midden uit de volken doen uittrekken, uit de landen bijeenvergaderen en ze naar hun eigen land brengen; Ik zal ze weiden op de bergen van Israël, bij de beekbeddingen en in alle bewoonde streken van het land. In een goede weide zal Ik ze weide, en op de hoge bergen van Israël zal hun weideplaats zijn. Daar zullen zij zich legeren op een goede weideplaats en zullen zij in vette weide grazen, op de bergen van Israël. Ik zelf zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze doen neerliggen, luidt het woord van de Here; de verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonden zal Ik verbinden en de zieke versterken, maar de vette en krachtige zal Ik verdelgen. Ik zal ze weiden zoals het behoort”.
Lees voor u zelf Jezus woorden in Johannes 10. Het hoofdstuk over de goede Herder. Let vooral op vers 16:
Johannes 10:16:
“Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen worden één kudde, één herder”.
Vergelijk hiermee Ezechiël 37. Het “Huis van Juda” waren vertegenwoordigers in het land Palestina en hebben het voorrecht gehad, om de stem van de Goede Herder te horen, maar het “Huis van Israël” niet. Wij zullen later in deze studie uitvoerig op Ezechiël 37 ingaan. Bij een andere gelegenheid, toen de Farizeeërs Jezus zo achtervolgden, lezen wij het volgende:
Johannes 7:33-35:
“Jezus dan zeide: Nog korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft. Gij zult Mij zoeken en niet vinden en waar Ik ben kunt gij niet komen. De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal deze heengaan, dat wij Hem niet zullen kunnen vinden? Hij is toch niet van plan naar de Griekse verstrooiing te gaan en de Grieken te leren?”
De joden op hun beurt, hebben geweten waar de Tien Stammen van Israël gebleven waren, het was zoals Josephus, hun geschiedschrijver, dit in die tijd heeft geweten. De joden waren jaloers op de Tien Stammen en wilden niet dat Jezus naar hen toe zou gaan, maar zijzelf wilden Jezus ook niet.
Dit was ook zo in de dagen van Paulus, op weinig plaatsen heeft hij bekeerlingen kunnen maken, omdat de joden steeds achter hem aanzaten. Deze begonnen de mensen tegen Paulus op te stoken, lees voor voorbeelden de volgende teksten.
Handelingen 17:13:
“Maar toen de Joden uit Thessalonica bemerkten, dat het woord Gods ook te Berea door Paulus werd verkondigd, kwamen zij ook daar de scharen opzetten en verontrusten”.
Handelingen 21:27:
“Toen u de zeven dagen nagenoeg om waren, zagen de Joden uit Asia hem in de tempel, en brachten al het volk in opschudding en zij sloegen de handen aan hem”.
Handelingen 13:50:
“Maar de Joden stookten de aanzienlijke vrouwen, die God vereerden en de voornaamste der stad op, en zij verwekten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en dreven hen uit hun gebied”.
Handelingen 14:2:
“Maar de Joden, die hun geen gehoor gaven, prikkelden en verbitterden de zielen der heidenen
tegen de broeders”.
Wij hebben al aangehaald, er naar verwezen en wij zullen er later duidelijker op ingaan, dat deze mensen, onder wie Paulus heeft gearbeid, als “heidenen” dus als niet Israëlieten werden beschouwd. Zij bleken echter de verloren Tien Stammen van Israël te zijn, die al zolang en zover van God afgedwaald waren, dat zij inderdaad “heidenen” zijn geworden, ten opzichte van hun geloof, velen waren zich ook niet bewust van hun identiteit van Israël. Maar God zou, volgens Zijn beloften, over hen waken, in hun tijd van verstrooiing en heeft niet toegestaan dat “één zaadkorreltje” verloren zou gaan.
Amos 9:9:
“Want zie, Ik geef bevel, en Ik schud het huis van Israël onder al de volken, gelijk men met een zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen”.
Dank God. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal nooit voorbijgaan; zegt de Here.
Matteüs 5:18:
“Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied”
Het verhaal, hoe de Tien Stammen uit hun ballingschap in Assyrië zijn ontsnapt en onder verschillende namen door de eeuwen heen, door Europa hebben getrokken en zich hebben ontwikkeld tot de Westerse natiën, zoals wij die heden kennen, is één van de meest aangrijpende verhalen die ooit verteld zijn. Het is ook één van die waarheden, die het langst verborgen is gebleven en die het meest wordt aangevochten. Dank God, het licht begint door te breken! De dag wanneer het Westen, temidden van het doodsgevaar van heidense bedreigingen, zal beseffen dat zij Gods Volk zijn, zal dit zijn als een opstanding uit de doden.
Romeinen 11:25-29:
“Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat (Tien Stammen), en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen. Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden. En dit is mijn verbond met hen, wanneer Ik hun zonden wegneem. Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk”.
Die dag, dat het Westen tot ontwaking zal komen en zal beseffen wie zij in werkelijk zijn en het “Huis van Juda” Jezus van Nazareth als de Messias erkent, zal dit één herleving zijn, zoals de Bijbel alleen dit voor ons kan beschrijven. Dit zal min of meer samenvallen, met de tijd van de opstanding uit de doden. Dit zal de vervulling zijn van Ezechiël 37.
Joodse opinies
Hier volgen een paar aanhalingen uit de beschouwingen van gezaghebbende joodse meningen over deze zaak.
De joodse encyclopedie Vol.12.p.249:
“Als de Tien Stammen verdwenen zijn, dan zal de letterlijke vervulling van de Schrift onmogelijk zijn. Als zij niet verdwenen zijn, is het vanzelfsprekend, dat zij onder andere namen bekend zijn”.
Dr.Hertz, toenmalig hoofdrabbijn van het Britse rijk, heeft op 18 november 1918 deze brief geschreven aan Rev.Merton Smith:
Geachte Heer,
De opperrabbijn heeft mij verzocht, in antwoord op uw brief van 15 dezer, het volgende te verklaren:
- Zij, die tegenwoordig als joden bekend staan, zijn nakomelingen van de stammen Juda en Benjamin, doch zij bevatten ook een zeker aantal nakomelingen van de stam Levi.
- Voor zover bekend, is er geen enkele verdere vermenging met de andere stammen.
- De Tien Stammen zijn opgegaan, is van (absorbed among) de natiën der wereld. (Zie 2 Koningen 2:17, meer in het bijzonder de verzen 22-23).
- Wij zien uit naar de dag in de toekomst, waarop alle stammen verzameld zullen worden (zie Jesaja 27:11-12; en Ezechiël 37:15-19). Met hartelijke groeten van de opperrabbijn, verblijf ik, Hoogachtend, Uw w. g. E. Drielsma secretaris.
De Jewish Chronicle van 2 mei 1879:
“De lotsbestemming van de verloren Tien Stammen van Israël, is een verborgenheid die een bijzondere bekoring heeft voor sommige mensen. Terwijl er geen schakeltje in de historische ketting vermist wordt, zover het, het overblijfsel van het “Huis van Juda” betreft, verdwenen zijn de Israëlieten, die door de Assyriërs overrompeld zijn, zo onverwachts en zo volkomen, zijn zij uit de geschiedenisrollen verdwenen, alsof het land van hun ballingschap hen ingeslikt heeft. Daar was echter nog altijd een huivering om te aanvaarden, dat dit lot dat andere natiën getroffen heeft, ook de Tien Stammen zou zijn overkomen.
Waarom zouden zij een zwakkere overlevingskracht dan hun broeders van Juda hebben? Nee, de Schrift spreekt van een toekomstig herstel van Israël, dat beiden, Efraïm (Tien Stammen) en Juda zal insluiten. Het probleem is eigenlijk eenvoudig: de Tien Stammen bestaan zeer beslist. Al wat voor ons van belang is, is te ontdekken uit welke volkeren zij bestaan. (De West Europese blanke volkeren, vert)”.
Het vierde boek Ezra 13:40-47:
“Dezen zijn de tien stammen, die uit hun land gevangen zijn genomen in de dagen van den koning der Assyriërs gevankelijk weggevoerd heeft, en heeft hen over de rivier gevoerd, en zij zijn over gebracht in een ander land. Doch zij besloten, dat zij de menigte der heidenen zouden verlaten, en in een verder land vertrekken, waar geen menschelijk geslacht ooit tevoren gewoond had. Daar wilden zij hun rechten onderhouden, die zij in hun land niet gehouden hadden. Zij zijn dan daarin getogen door de enge ingangen van de rivier Eufraat. Want de Allerhoogste deed hun toen teekenen, en hield de aderen der rivier op, totdat zij daarover gegaan zijn. Want door dat land was een weg van een lange reis van anderhalf jaar, daarom wordt die landstreek Assareth genoemd. Toen hebben zij daarin gewoond tot den laatste tijd; en als zij nu weder zullen beginnen te komen. Zoo zal de Allerhoogste weder de aderen der rivier ophouden, opdat zij daarover gaan mogen; daarom hebt gij deze menigte vreedzaam gezien”.
Uittreksels uit “THE JEWISH QUARTERLY REVIEW 1888 vol. 1”
(P.15). “De ballingen van Israël die aan de overkant van de Eufraat weggevoerd zijn, zijn niet als geheel naar Palestina, samen met hun broeders de gevangenen van Juda, teruggekeerd; er wordt ten minste geen melding gemaakt van zo’n gebeurtenis in documenten die ons ter beschikking staan”.
(P.17). “Om de waarheid te zeggen, de terugkeer van de Tien Stammen is nog altijd een van de grootste beloften van de profeten, en de komst van de Messias is een noodzakelijke gebeurtenis die erg in verband met hun verlossing staat”.
(P.21). “De hoop op de terugkeer van de Tien Stammen is nooit onder de joden vervaagd deze hoop heeft nog altijd in verband gestaan met elke Messiaanse opstand”.
De Israël identiteit, is de sleutel tot een beter begrip van de profetie
De profetieën van de Bijbel zullen nooit goed vertolkt worden, zolang er geen onderscheid gemaakt wordt tussen het “Huis van Israël” (Tien Stammen) en het “Huis van Juda” (Twee Stammen). De Bijbel is in grote mate, zover dit Gods plan met de wereld betreft, een gesloten boek blijven, zolang de leer en profetie over Israël, alleen op de jood zoals hij vandaag is, wordt toegepast. Wij zullen verder in deze reeks bewijzen leveren, dat de jood zo vermengd is, dat hij een uiterst onzuivere natie is en dat veel joden geen Israël bloed in hun aderen hebben. Zij kunnen dus geen aanspraak maken op de beloften, van God aan Israël gegeven.
In het begin van de Bijbel vinden wij, dat satan de Babylonische heidense natiën heeft uitgekozen, om zijn aardse vennoten te zijn, in zijn opstand tegen God. Israël was de natie, door God gekozen om Zijn aardse instrument te zijn, in de uitvoering van Zijn plan met de wereld. Israël was ontrouw aan haar hemelse roeping en als straf (voor een korte tijd), zouden de Babylonische natiën met hun stelsels onder satan, de overhand krijgen. Maar door het Bloed van Jezus aan het kruis, heeft God het Nieuwe Verbond met zijn Volk Israël bekrachtigd.
Jeremia 31:31-34:
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuwe verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: kent de Here.
Want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken”
Hebreeën 8:8-12:
“Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israels en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbonden Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israels na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken”.
Jesaja 53:8:
“Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest”.
Hiermee heeft Hij hun schuld betaald en hen weer waardig gemaakt om Zijn Koninkrijk op aarde te zijn, waarmee Hij de hele wereld voor Zich zal terug winnen. Dan zal het Onze Vader beantwoord worden: “Onze vader die in de Hemel zijt, Uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde” (Matteüs 6:9-10).