Gods Verbond met Abraham wordt aan Isaäk bevestigd
Na de dood van Abraham is de Here aan Isaäk verschenen en heeft tegen hem gezegd:
Genesis 26:3-5:
“Vertoef in dit land als een vreemdeling, dan zal Ik met u zijn en u zegenen, want uw nageslacht zal Ik al die landen geven, (vergelijk Genesis 13:15): en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb (vergelijk Genesis 22:16-18). “En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten”
Zo heeft God dan het Verbond met Abraham, aan Isaäk bevestigd. Let er eens op, dat er weer geen voorwaarde aan verbonden zijn, het is een eeuwigdurend Verbond en God heeft bij Zichzelf gezworen, dat Hij deze belofte zal houden. Dus is deze vandaag nog steeds van kracht!
Wij hebben nu herhaaldelijk aangetoond en wij zullen dit nog verder blijven bewijzen, dat de joden van vandaag, maar een klein gedeelte van het nageslacht van Abraham en Isaäk zijn en dat zij bij lange na, niet zuiver van afstamming zijn. Met andere woorden: wij zullen naar andere natiën moeten zoeken, die wel verwant zijn aan elkaar en op wie al deze beloften wel van toepassing zijn, anders is Gods eed aan Abraham en Isaäk niets waard.
Dit is een ernstige zaak en toch is het een feit, dat de kerk door de eeuwen heen, maar weinig moeite heeft ondernomen, om de wereld er van te overtuigen, dat al deze beloften waar zijn.
Wij hebben herhaaldelijk bewezen en zullen dat blijven doen, dat deze beloften in deze laatste bedeling (d.w.z. tussen de Eerste en Tweede komst van Christus), op de Blanke Westerse Protestantse natiën en alleen op hen, van toepassing zijn.
Het land is nog in vreemde handen, dat is waar en daar zal verderop een verduidelijking hiervan gegeven worden. Maar de veelvuldigheid van het zaad en de zegen voor al de natiën van de aarde is waar. Neem de Blanke Protestantse natiën uit de geschiedenis van de afgelopen twee duizend jaar weg en kijk wat er van onze beschouwing overblijft. Laat niemand u misleiden, door te zeggen dat de zwarte en gele natiën en zelfs de andere blanke natiën niet dezelfde voorrechten en gelegenheden hebben gehad. In het begin zijn zij allemaal gelijk begonnen.
Geen gelijkstelling tussen rassen in de Bijbel
Laten kerkleiders en politici maar redeneren zoals zij willen, maar er is geen algemenen onvoorwaardelijke gelijkstelling, tussen rassen in de Bijbel. Waar de Schrift zegt: “Dat God geen aannemer des persoons” is betekend dit, dat het zover onze zielen betreft. De Here wil niet hebben dat sommige verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen (2 Petrus 3:9).
Daarom heeft de Here juist een Speciaal eigendomsvolk geschapen.
Exodus 19:5-6:
”Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult”.
Lees voor u zelf ook 1 Petrus 2:5, 9. Uitverkorenen, om met hen een onherroepelijk Verbond te sluiten. Zelfs als wij bij het Nieuwe Verbond komen, zullen wij zien dat dit nog steeds met het letterlijke Volk is (Jeremia 31:31-34; Hebreeën 8:6-13).
God heeft geen fouten gevonden in het eerste Verbond, maar wel bij het volk die onbekwaam was, om hun aandeel van dit Verbond na te komen. De verbetering van het Nieuwe Verbond, vergeleken bij het oude was daar in gelegen, dat de Here Jezus gekomen is, om de wet te volbrengen, door wedergeboorte, Zijn Wet in hun binnenste te geven en deze op hun harten te schrijven, dus anders dan alleen op de “Wetsrollen”.
Gods Wetten onveranderlijk
Het is een zeer grote vergissing met verstrekkende gevolgen, om in de christelijke kerk te leren, dat de Wet is weggedaan door het kruis. Al wat er veranderd is, dat onder de Oude Bedeling, God gezegd heeft “Doen”! Onder de Nieuwe Bedeling in Jezus Christus: “Alles is gedaan”. U moet dit alleen maar aannemen. De wetten van God zijn onherroepelijk. Zij zijn net zo meedogenloos onder het Nieuwe Verbond, als onder het Oude Verbond. Net zoals de wet van de zwaartekracht, u gestraft heeft onder het Oude Verbond. Zo zal deze u straffen onder het Nieuwe Verbond, als u deze overtreedt. *Zie onze brochure “De Wet van de Here”.
De meeste leraren leren dat de wet bij de berg Sinaï gegeven is. Maar dat is niet zo. Abraham heeft Gods Wetten, Ordeningen, Geboden en Inzettingen onderhouden (Genesis 26:5), vierhonderd en dertig jaar voor Sinaï (Galaten 3:17. Adam heeft dezelfde Wetten gekend en bevolen, om die te onderhouden. De Wetten die het heelal aan elkaar houden, zijn niet veranderd, waarom moet God Zijn andere wetten, zoals bijvoorbeeld Economie, Gezondheid, Rechtspleging, Landbouw, Sociale, Geldzaken, enz veranderen? (Lees eens Psalm 119:8-9; Mattheüs 5:17-19).
Israël (de Twaalf Stammen, honderden jaren voordat er joden op aarde waren, zijn geroepen en verbonden om Gods lof op aarde te verkondigen en te demonstreren, zodat de heidense natiën rondom, dit konden zien. En zij zouden dan vragen: “wat is het geheim van Israëls vrede, voorspoed, gezondheid en gerechtigheid?” Dan kon Israël (dit was het einddoel) tegen hen zeggen: “zie op de God van Israël. Hij is de enige Waarachtige God”. Zij moesten de nietigheid van hun afgoden leren beseffen en zich tot de Levende God bekeren.
Lees Deuteronomium 4:5-8:
“Zie, ik heb u inzettingen en verordeningen geleerd, zoals de Here, mijn God mij geboden had, opdat gij aldus zoudt doen in het land, dat gij in bezit gaat nemen. Onderhoudt ze dan naarstig, want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn in de ogen der volken, die bij het horen van al deze inzettingen zullen zeggen: Waarlijk, dit grote volk is een wijze en verstandige natie. Immers welk groot volk is er, waaraan de goden zo nabij zijn als de Here, onze God, telkens als wij tot Hem roepen? En welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg?”
Helaas was Israël ongehoorzaam en ontrouw aan dit Verbond en moest God hun straffen, zoals Hij voorzegt had. Maar Zijn Verbond is onherroepelijk en eeuwig. Na de eerste Komst van de Messias, heeft het “Huis van Israël” (de Tien Stammen), onbewust van haar identiteit, het Evangelie aan genomen, met de daarbij behorende zegen, die aan Abraham, Isaäk en Jakob beloofd was. Nu, op de vooravond van de tweede Komst van de Messias, wacht deze heerlijke ontwaking van hun identiteit, de Tien Stammen, zoals zij zich momenteel onder de Westerse natiën bevinden. In die smeltkroes van beproeving en dreigende uitwissing vanaf de kant van de heidenen, zullen beiden het “Huis van Israël” (Tien Stammen) en het “Huis van Juda” (Twee Stammen) gezuiverd, gelouterd en gered worden. Onder Koning Jezus, op de Troon van Zijn vader David, zullen zij dan de wereld leiden/regeren, in de wegen van God. Jesaja 2:1-5; 11:1-9; Jeremia 33:1-26; Micha 4:1-8; Matteüs 19:27-30; Lucas 1:31-33; 22:28-30; Openbaring hoofdstukken 19-22, totdat het uiteindelijk God zal zijn in alles en allen.
1 Korintiërs 15:24-28:
“Daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft. De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood, want alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen. Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft. Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen”.
Dan zal het gebed wat Jezus ons leerde bidden, volkomen beantwoord zijn:
Matteüs 6:9:
“Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde…”.
De gestolen zegen
Maar nu moeten wij eerst terugkeren naar Ezau en Jakob. Toen Rebekka de Here is gaan raadplegen, aangaande de worsteling in haar schoot, omtrent de tweeling die zij verwachtte:
Genesis 25:23:
“En de Here zeide tot haar: Twee volken zijn in uw schoot, en twee natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam; de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de oudste zal de jongste dienstbaar wezen”.
Deze uitspraak is van het allergrootste belang! Niet alleen was hun worsteling met elkaar, reeds op dit vroege, ontijdige, stadium van hun leven, dit is een teken van een strijd tussen deze twee volken (Genesis 25:23), die tot het einde zal voortduren, maar de oudste (Ezau) zou de jongste (Jakob) dienen. God heeft dit gezegd, zo zal dit zijn, Rebekka moest daarin berusten en tevreden zijn. Maar zij was dat niet.
Isaäk was oud, zijn ogen zwak en zijn einde nabij. Volgens voorvaderlijk gebruik, wou hij de zegen over Ezau, zijn eerstgeborene uitspreken, voordat hij stierf. Hij heeft Ezau geroepen en hem gevraagd, om voor hem een stuk wild te gaan jagen en klaar te maken, zoals hij ervan hield. Rebekka heeft dit gehoord en Jakob snel naar de kraal gestuurd, om twee mooie bokjes te gaan halen. Zij heeft die voor Isaäk klaargemaakt, zoals hij dat lekker vond, de vellen van deze bokjes werden over Jakobs handen getrokken, over zijn gladde nek gelegd en zij heeft hem Ezau’s beste kleren laten aantrekken.
Zo heeft Rebekka dan Jakob zo ver gekregen, om Ezau’s zegen bij Isaäk te stelen. Terwijl het voor haar en Jakob niet nodig was, om dit bedrog te plegen, God had immers duidelijk gesproken wie het eerstegeboorterecht zal krijgen!
Jakob moest daar later zwaar voor boeten.
Genesis 25:23:
“…En de oudste zal de jongste dienstbaar wezen”.
Dit betekende dat God het eerstegeboorterecht aan Jakob beloofde, nog voor dat zij geboren waren. Maar omdat Rebekka, God niet op Zijn Woord wilde geloven, heeft zij het toen laten voorkomen, alsof het Ezau was en op deze wijze, God probeerde te helpen. Wij zullen nog verderop in deze reeks zien, wat dit Jakob alles gekost heeft. Voor ons in dit geslacht, wacht de uiteindelijke benauwdheid van Jakob, waarvan Jakob’s benauwdheid bij de Jabbok, maar een kleine afschaduwing was. Ook voor ons als het nageslacht van Abraham, Isaäk en Jakob, wacht daar kostbare beloften, wanneer de heidenen tegen ons losbreken. Laten wij God op Zijn woord nemen en Hem niet proberen te helpen, zoals Rebekka.
En hier volgt de zegen, die over Jakob is uitgesproken:
Genesis 27:28-29:
“God zal u geven van de dauw des hemels en van de vette streken der aarde, en overvloed van koren en most. Volken zullen u dienen, en natiën zich voor u nederwerpen; wees heerser over uw broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen. Wie u vervloekt, zij vervloekt, en wie u zegent, zij gezegend”.
Genesis 27:37:
“Toen antwoordde Isaäk en zeide tot Ezau: Zie, ik heb hem tot een heerser over u gesteld, en al zijn broederen heb ik hem tot knechten gegeven, en van koren en most heb ik hem voorzien; wat kan ik dan voor u doen, mijn zoon?”
Koren en most zijn altijd de Bijbelse termen voor overvloed. De Westerse natiën hebben op vele plaatsen op de wereld, mensen van de hongersnood gered, vanuit hun overvloed. Het Westen beheren grote rijkdommen aan grondstoffen. ‘s Werelds stamboekvee komt uit het Westen. Het Westen heeft grote rijkdommen, waarop de heidenen vooral vandaag begerig en jaloers de ogen richten. Vele volkeren hebben de Westerse natiën gediend en zijn vandaag nog van hen afhankelijk. Niet één van deze kenmerken is op de joden van toepassing. De Israëlische staat wordt sedert zijn onbijbelse totstandkoming, door Amerikaans kapitaal in leven gehouden. Trekken zij zich terug, dan stort hun economie in elkaar.
Deze beloften en zegeningen worden op veel plaatsen in de Bijbel, aan de nakomelingen van Jakob herhaald. Zo bijvoorbeeld wordt de belofte van overvloed vooral aan Jozef in Genesis 49:25-26 herhaald.
Genesis 49:25-26:
“En de Almachtige, die u zal zegenen met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen van de watervloed, die beneden ligt, met zegeningen van de borsten en de moederschoot. De zegeningen van uw vader gaan de zegeningen van mijn voorvaderen te boven, reikende tot het kostelijkste der eeuwige heuvelen; zij zullen komen op het hoofd van Jozef, op de schedel van de uitverkorene onder zijn broeders”.
En dit is Jozef, die door zijn zoon Efraïm aangesteld is, om leider te zijn van het “Huis van Israël”, de Tien Stammen. Wij zullen bij Genesis 48 uitkomen en zien, dat in Genesis 48:16, Jakob in zijn af scheids zegenbede over de twee zoons van Jozef, Manasse en Efraïm, gezegend heeft dat zijn naam Israël door hen genoemd moesten worden. Met andere woorden: De Tien Stammen hebben recht op de naam Israël en niet Juda. En dat vinden wij in de Bijbel, wanneer die twee samen genoemd worden, dan wordt er van de Tien Stammen gesproken als Israël of het “Huis van Israël” en van Juda, als Juda, het “Huis van Juda” (Zie bijvoorbeeld 1 Samuel 17:52; 2 Samuel 18:16; 2 Samuel 5:5 2 Samuel 19:43; allemaal nog voor de verdelen van het Koninkrijk Israël in twee koninkrijken. 1 Koningen 12:16; 15:17; 19:16; 2 Koningen 23:27; 2 Kronieken 10; 20:35; Psalm 114:1-2; Jesaja 5:7; 11:12-13; Jeremia 3:6-8. 11, 18; 5:11; 7:15; 11:10, 17; 13:11; 23:6; 30:3; 4:31-32; 33:7, 14, 24; 36:2; 50:4, 20, 33; 51:5; Ezechiël 9:9; 37; Hosea 1:6-7, 11; 4:15; Zacharia 11:14; 8:13; 10:6).
De joodse staat, die in 1948 in Palestina tot stand gekomen is, heeft dus geen recht op de naam Israël. Wij zijn niet tegen het “Huis van Juda”, wij zijn pro Gods Woord! Juda’s eigen heil ligt niet in de menselijke opvattingen, maar langs de weg van Gods beloften.
Aan haar en zij heeft geen recht om de beloften van Israël (Tien Stammen) te nemen en op zichzelf van toepassing te maken, nog minder om dit uitsluitend alleen voor zichzelf op te eisen, zoals dit thans het geval is.
Ezau zweert wraak
Isaäk heeft de zegen over Jakob uitgesproken en niks en niemand kon dit veranderen:
Genesis 27:33-38, 41:
“Toen schrok Isaäk geweldig en hij zeide: Wie was het dan toch, die het wild geschoten en mij gebracht heeft? En ik heb van alles gegeten, eer gij kwaamt en heb hem gezegend; ook zal hij gezegend zijn. Zodra Ezau de woorden van zijn vader hoorde, gaf hij een luide en bittere schreeuw, en hij zeide tot zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader! Toen zeide deze: Uw broeder is met bedrog gekomen en heeft uw zegen weggenomen. En hij zeide: Noemt men hem niet terecht Jakob, omdat hij mij nu al tweemaal bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij weggenomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen weggenomen. En hij zeide: Hebt gij voor mij geen zegen overgehouden? Toen antwoordde Isaäk en zeide tot Ezau: Zie, ik heb hem tot een heerser over u gesteld, en al zijn broederen heb ik hem tot knechten gegeven, en van koren en most heb ik hem voorzien; wat kan ik dan voor u doen, mijn zoon? deze ene zegen, mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau verhief zijn stem en weende”.
Genesis 27:41:
”En Ezau koesterde wrok tegen Jakob om de zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had, en Ezau zeide bij zichzelf: De dagen van de rouw over mijn vader zijn aanstaande; dan zal ik mijn broeder Jakob doden”.
Het is al duidelijk, uit hetgeen wij al van Ezau gezegd hebben, wij zullen er later op terug komen en zien, dat Ezau naar de zegen verlangt en spijt heeft, over het verlies van de eerstgeboorte zegen, vanwege de aardse zegeningen die daaraan verbonden zijn. Hij wilde niets met de geestelijke zegen te doen hebben. En hij zwoer wraak tegen Jakob en zou hem zelfs doden, tenzij God ingrijpt.
Deze wraak zou alleen verdwijnen, als elke aanslag van Ezau uitgeroeid wordt, zoals wij verder zullen zien, heeft God door Samuel opdracht aan Saul gegeven, maar hij was ongehoorzaam. Zo maakt Ezau zich vandaag nog gereed, voor de finale ontmoeting met Jakob, zoals de eerste ontmoeting na Jabbok, wat een schaduwbeeld was.
Isaäk en Rebekka tegen rassenvermenging
Isaäk en Rebekka waren geen Joden, ook geen Israëlieten, maar wel Hebreeërs. Zij wilde net als Abraham, het bloed van hun geslacht zuiver houden. Ezau heeft dit verworpen.
Genesis 27:46:
“Voorts zeide Rebekka tot Isaäk: Ik walg van mijn leven om die Hethitische vrouwen; indien Jakob zich nu ook zo’n Hethitische vrouw neemt uit de dochters des lands, waarvoor leef ik dan nog?”
Genesis 28:1:
“Toen riep Isaäk Jakob en zegende hem, en hij gebood hem en zeide tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän”.
Hij heeft Jakob weggestuurd naar een ver land waar Rebekka vandaan was gekomen, naar haar broer Laban om voor hem zijn dochter een vrouw te gaan halen. Hij heeft de volgende zegen over hem uitgesproken:
Genesis 28:3-4:
“En God, de Almachtige, zegene u, Hij make u vruchtbaar en vermenigvuldige u, zodat gij tot een menigte van volken wordt. Hij geve u de zegen van Abraham, u en uw nageslacht met u, zodat gij het land uwer vreemdelingschap, dat God aan Abraham gegeven heeft, in bezit krijgt”.
Weereens zien wij hierin, de belofte van het land aan Jakob en ook de vermenigvuldiging van zijn nageslacht in getal en als volken. Ezau is echter naar Ismaël gegaan en heeft voor zich één van zijn dochters tot vrouw genomen. Ismaël zelf, was een woesteling en een man van zijn zwaard en nu met Ezau erbij, kan hij rekenen op een woest nakomelingschap, die later zijn ontstaan, als wij naar Turkije kijken, dan is het goed mogelijk. Een groot gedeelte van de Russische natiën komen uit deze elementen voort.
Zoals een oude gezegde luidt: “Scratch an Russian, and jou find a Tartar”.
Jakob bij Betel: God bevestigd zijn belofte aan Abraham, met Jakob (Genesis 28:10-22)
Op weg naar zijn oom Laban heeft Jakob een droom gehad, zie Genesis 28:12-14:
“Toen droomde hij, en zie, op de aarde was een ladder opgericht, waarvan de top tot aan de hemel reikte, en zie, engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder. En zie, de Here stond bovenaan en zeide: Ik ben de Here, de God van uw vader Abraham en de God van Isaäk; het land, waarop gij ligt, zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven. En uw nageslacht zal zijn als het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en zuiden, en met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden”.
Ook hier zien wij weer de belofte van vermenigvuldiging van het nageslacht, de bezitting van het land, de uitbreiding naar de vier windstreken en de zegeningen voor de gehele aarde, door hem en zijn zaad. Hierin is de aanduiding van de richtingen, van die uitbreiding in het bijzonder, in de belofte aan Abraham en Isaäk.
Indien wij de geschiedenis van de Westerse blanke natiën nemen, is dit precies de richting waarin zij achteréénvolgens zijn uitgebreid. De Tien Stammen zijn na hun ontsnapping uit de Assyrië ballingschap, uiteindelijk Westwaarts gegaan en in de landen van West en Noordwest Europa terechtgekomen. Hier zullen wij later in bijzonderheid op ingaan, nadat wij het fundament nog meer op Bijbelse grond verstevigt hebben.
Daarna was er een grootschalige uitbreiding naar Amerika (Westen), daarna naar het Oosten onder de Britten en de Nederlanders. Daarom was de Kaap in het begin maar een halverwege post, naar het Oosten. Daarna is Canada en New Foundland in het Noorden gekomen en als laatste Australië, Nieuw Zeeland en Zuid Afrika in het Zuiden. Alles precies zoals God dit aan Jakob, bij Betel in zijn droom gegeven heeft. Dit kan niet van de joden gezegd worden en ook niet van geen van de andere natiën buiten de Westerse natiën.
Het is geen wonder dat Jezus, Nataël een Israëliet, in wie er geen bedrog was, aan Jakobs droom moest herinneren, toen hij tegen Jezus gezegd heeft. “Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël!”
Johannes 1:48-52:
“Jezus zag Natanaël tot Zich komen en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is! En Natanaël zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. Jezus zag Natanaël tot Zich komen en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is! Natanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgenboom. Natanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israel! Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgenboom, gelooft gij? Gij zult grotere dingen zien dan deze. En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen”.
Jakob op weg terug naar Kanaän, ontmoet hij Ezau (Genesis 31:32)
Jakob heeft twee van Laban’s dochters tot vrouw gekregen, namelijk Rachel en Lea. Hij is ook erg rijk geworden. Toen kwam de dag, dat de Here Jakob een bevel gegeven heeft, om terug te keren naar het land van zijn vaderen.
Genesis 31:3-5:
“Toen zeide de Here tot Jakob: Keer terug naar het land uwer vaderen en naar uw maagschap, en Ik zal met u zijn. Daarop liet Jakob Rachel en Lea roepen naar het veld, bij zijn kleinvee, en zeide tot haar: Ik bemerk, dat het gezicht van uw vader jegens mij niet is als gisteren en eergisteren, maar de God mijns vaders is met mij geweest”.
Hij was niet ver op weg, of de Engelen des Heren ontmoete hem: (Genesis 32:1) Het is merkwaardig, dat dwars door de gehele Bijbel, engelen van God altijd op het toneel verschijnen, wanneer er een belangrijke gebeurtenis in verband met Gods Volk op handen is. Wij zullen voor u een paar illustraties geven:
De vernietiging van Sodom en Gomorra en de redding van Lot: Genesis 18 en 19. Engelen ontmoeten Jakob, op de vooravond van zijn ontmoeting met Ezau: Genesis 32:1-2. Een Engel gaat voor Israël uit met de uittocht, op weg naar het hun beloofde land. Exodus 23:20. Op de vooravond van de inname van Jericho, ontmoet Jozua de Legeroverste van de Here, die stond met een uitgestrekte zwaard: Jozua 5:13-15. De Engel des Here, verschijnt aan Manoach en zijn vrouw, voor de geboorte van Simson: Richteren 13. De vurige paarden rondom het dorpje Dotan, om Elisa te beschermen, toen de Syriërs hem gevangen wilden nemen: 2 Koningen 6:15-17. Een engel des Heren, heeft in één nacht 185.000 van Israëls vijanden verslagen: Jesaja 37:36. David noemt de Engelen des Heren krachtige helden van God.
Psalm 103:20-21:
“Looft de Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. Looft de Here, al zijn heerscharen, gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt”.
Er zijn nog veel meer voorbeelden te geven: *Lees de brochure “Joël zijn profetische boodschap”. Waarin geschreven wordt, over de rol van engelen in de eindtijd.
Zo komen de engelen op de vooravond bij Jakob als deze Ezau zal gaan ontmoeten:
Genesis 32:1-2:
“Ook Jakob ging zijns weegs, en engelen Gods ontmoetten hem. Toen hij hen zag, zeide Jakob: Dit is een leger Gods. Daarom noemde hij die plaats Machanaim”.
Machanaim betekend: twee bendes. Jakob en zijn mensen waren de zichtbare bendes en de engelen de onzichtbare bende. Hier was iets van het uiterste belang op het spel. De twee zaden, die met elkaar gevochten hebben voor hun geboorte, staan nu weer tegenover elkaar. Er is moordplan in het hart van Ezau. Hij weet wie de uiteindelijke drijfkracht achter deze gedachte is. Misschien beseft Jakob het niet ten volle, welke rol hij speelt in het geheel in het plan van God. Maar Jakob is het zaad van de vrouw, de Christus en in Ezau het zaad van de slang. Eeuwen later, zou de slang, satan en het Zaad Christus elkaar ontmoeten.
In de wildernis van Judea, van aangezicht tot aangezicht. Lees dit zelf in Mattheüs 4:1-11 en Lucas 4:1-13. Geen mens zal ooit beseffen, wat daar op het spel stond en wat er die dag heeft plaats gevonden. Ook daarna, toen de strijd plaatsgevonden had en de vijand zich een tijdlang terugtrok, zijn de engelen gekomen en hebben Jezus daar versterkt, zoals later in Getsemane (Lucas 22:43).
Er zou op die dag iets bovennatuurlijks moeten gebeuren, als Jakob behouden uit de strijd moet komen, met de ontmoeting met Ezau. Jakob was weerloos met zijn vrouwen, kinderen en vee. Ezau was een vechter, een man van het zwaard en samen met vierhonderd knechten, allemaal geoefende mannen met het bloed van menig slachtoffer aan hun zwaarden. Dit was een tijd van benauwdheid voor Jakob. Er was geen aardse hulp aanwezig, in dat eenzame gebied. Daarom zijn de engelen van God verschenen, de legerscharen van God, de krachtige helden, die zijn Woord volbrengen (Psalm 103:20-21).
Hebreeën 1:14:
“Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?”
U ziet, het is maar een afschaduwing tot de finale ontmoeting tussen Jakob en Ezau en deze finale aanslag, van de communistische horden tegen het Christelijke Westen. U zult verderop zien, hoe Ezau ontegenzeggelijk aan het hoofd zal staan, van de heidense machten, die naar uiteindelijke wereld overheersing streven. U heeft al gezien, dat het Christelijke Westen, Jakob vertegenwoordigen. Met de eerste ontmoeting tussen Jakob en Ezau als voorbeeld, noemt de Profeet Jeremia deze laatste ontmoeting, die nu voor de deur staat, de benauwdheid van Jakob:
Jeremia 30:7:
“Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden”.
In Jeremia 31:11 lezen wij:
“Want de Here maakt Jakob vrij en verlost hem uit de macht van wie sterker is dan hij”.
Zoals de Here, Jakob gered heeft uit de handen van Ezau na Jabbok, zo zal Hij de Blanke christenen van de Westerse natiën (Israël), redden uit de handen van de Russische (Ezau/Amelek), Chinese combinatie, nadat zij zich tot God bekeren.
Zie Joël 3:19-21:
“Egypte zal tot een woestenij worden, en Edom tot een woeste wildernis, vanwege het geweld de kinderen van Juda aangedaan, in wier land zij onschuldig bloed hebben vergoten. Maar Juda zal blijven tot in eeuwigheid, en Jeruzalem van geslacht tot geslacht. En Ik zal hun bloed onschuldig verklaren, dat Ik niet onschuldig verklaard had. En de Here zal blijven wonen op Sion”.
Jabbok
Jakob begon tot God te bidden:
Genesis 32:10:
“Ik ben te gering voor al de gunstbewijzen en voor al de trouw, die Gij aan uw knecht bewezen hebt, want met mijn staf trok ik over de Jordaan hier en nu ben ik tot twee legers geworden”.
Genesis 32:12:
”Gij toch hebt gezegd: Ik zal u zeker weldoen en uw nageslacht maken als het zand der zee, dat wegens de menigte niet geteld kan worden”.
Hij heeft een groot geschenk naar Ezau gestuurd: Genesis 32:13-23, in de hoop dat zijn hart mild gestemd zal worden. Die nacht trok hij met zijn twee vrouwen, zijn twee slavinnen en zijn elf kinderen, door de waadbare plaats van de Jabbok. Nadat zij allemaal overgetrokken waren, bleef hij alleen achter, om te worstelen met een man, totdat de dag aanbrak (Genesis 32:24).
We lezen dan verder in:
Genesis 32-25-30:
“Toen deze zag, dat hij hem niet overmocht, sloeg hij hem op zijn heupgewricht, zodat Jakobs heupgewricht ontwricht werd, terwijl hij met hem worstelde. Toen zeide hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen. Maar hij zeide: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent. Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.
Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israel, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar. En Jakob noemde de plaats Pniël, want zeide hij ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven”.
Israël betekend “Prins met God” of “Heersen met God”. Isra betekend: prins en El betekent: God, Sterkste, De Almachtige.
In deze worsteling, die een strijd was op leven en dood, heeft Jakob een wedergeboorte ondergaan, zoals wij kunnen afleiden uit zijn nieuwe naam: van Jakob bedrieger, naar Israël, tot een Vorst met God. Van nu af aan, zal Jakob (Israël), samen met God regeren en heersen.
God heeft als man, met Jakob geworsteld en aan hem bovennatuurlijke kracht verleent, zodat die man, Jakob niet kon overwinnen:
Genesis 32:25:
“Toen deze zag, dat hij hem niet overmocht, sloeg hij hem op zijn heupgewricht, zodat Jakobs heupgewricht ontwricht werd, terwijl hij met hem worstelde”.
Deze geschiedenis is van zeer grote betekenis, niet alleen voor die nacht, maar dwars door de gehele geschiedenis van Israël en de wereld heen. Jakob was de volgende dag een totaal andere man, met een andere naam. Ongeveer tweehonderd jaar na de roeping van Abraham uit Ur der Chaldeeën, verschijnt de naam Israël voor de eerste keer. Jakob was de eerste Israëliet en wij hebben gezien, hoe hij deze naam op een bovennatuurlijke manier heeft gekregen, met een bovennatuurlijk en eeuwig doel. Zelfs Abraham en Isaäk waren geen Israëlieten en op dit stadium was er nog geen sprake van de naam jood.
Als die ontmoeting bij de Jabbok niet waar was geweest die nacht, zou Jakob door Ezau vermoord zijn en dan zouden wij vandaag van de naam Israël niets hebben geweten. Jezus, de Verlosser der Wereld, zou niet geboren zijn. Na zo’n ontmoeting en overwinning, beiden, met God en met de mensen (Genesis 32:28).
Was Jakob natuurlijk meer mans geworden voor Ezau. Maar Ezau’s geest was al week gemaakt door God. Het leidt niet tot de minste twijfel, dat de engelen van God, die Jakob heeft ontmoet, ook in de omgeving waren. Satan, de onzichtbare aanvoerder van de vijanden van Gods Volk op aarde, heeft het niet aangedurfd, om iets aan Jakob, in dit stadium te doen. Hij zal wachten op een andere gelegenheid en wij zullen verderop, in het verloop van ons verhaal zien, hoe wij Ezau weer tegen zullen komen, maar nu in zijn kleinzoon Amelek, die Israël wil vernietigen, kort na de uittocht uit Egypte.
Laatste ontmoeting tussen Jakob en Ezau
Wij, in ons geslacht, staan voor de finale ontmoeting tussen Jakob en Ezau. De strijd tussen de twee zaden zou voortduren, tot aan het einde toe. De Westerse natiën staan vandaag voor de machtigste combinatiën in het communisme, die de wereld nog nooit heeft gezien. Onze christelijke natiën, zullen een wedergeboorte moeten ondergaan, zoals Jakob bij de rivier de Jabbok, anders zullen wij uitgewist gaan worden. Wij zullen allemaal met God moeten worstelen. De Engelen zullen ons weer te hulp moeten komen. Omdat wij figuurlijk gesproken, teruggevallen zijn naar de toestand van Jakob (de bedrieger) en onze toestand zal weer moeten veranderen naar de Israël toestand. De profeet Joël beschrijft deze aanslag op Israël (het Westen) door Ezau (het Oosten) beide zeer accuraad.