De toenmalige wereld.
2 Petrus 3:5-6.
“Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water.”
In het begin was God, alleen God, de Here God! Niets en niemand anders heeft in enige vorm bestaan. Er waren geen engelen, hemelse wezen, planeten, zonnenstelsels, geen materie, geen levende organisme, mensen of werelddelen. Voordat het begin, zoals wij dit kennen, in aanvang genomen werd – ergens in de tijdloze eeuwigheid – was of IS Hij reeds aanwezig. Alles van wij nu zien was in Hem, in Zijn hart en in Zijn planning. De prachtige natuur, de sterren- en zonnenstelsels, dieren, vogels, vissen, watervallen, eeuwige bergen, engelen, hemelse wezen en de mens, ja de mens, de unieke mens, die naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen is, dit alles en nog veel meer was in Zijn hart, zonder enige substantie, het was alleen een droom in het hart van de Vader.
Hij is niet uit de eeuwigheid, maar Hij is de eeuwigheid, de eeuwigheid komt uit Hem, Hij is de Eeuwige, de eeuwige zelf! Niemand heeft iets aan hem gegeven en Hij is aan niemand iets verschuldigd. Hij heeft niemand, dan behalve zichzelf, geraadpleegd, voordat Hij alles geschapen heeft. Hij is de Alwetende, die het niet nodig heeft om iets te leren. Hij is van niemand afhankelijk en bestaat uit en door Zichzelf. Hij is de ware bron. Hij is niet een begin, Hij is het begin, HIJ IS! Hij is de zelfvoorzienende, zelfonderhoudende, zelfverzorgende, zelfbehoudende.
Johannes 1:3.
”Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.”
Hij heeft het begin geschapen, het begin van alles wat er bestaat want: “en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.” (Micha 5:1b)
Hij is God, zonder begin. Dit onderscheid Hem van alle andere goden. Hij is wat Hij is, Eheyeh asher Eheyeh, Ik ben, die Ik ben, de vervuller van al Zijn beloften.
Voor ons menselijke verstand is dit moeilijk te begrijpen hoe iemand geen begin kan hebben, want binnen het raamwerk van ons begrip heeft alles een begin. God heeft geen begin, Hij is het begin van alles. Hij is wat Hij is, de Onveranderlijke God, altijd dezelfde. God is veel groter dan Zijn Schepping.
Jesaja 55:8-9.
“Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des Heren. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten.”
Hij is niet aan Zijn eigen schepping of wet onderworpen of verantwoording verschuldigd. Er zijn dingen, die buiten het vermogen van ons denken liggen, om te begrijpen dat alleen door geloof te aanvaarden is.
Hebreeën 11:3.
“Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.”
Geloof neemt ons uit de beperkingen van ons aardse of natuurlijke bestaan en verplaatst ons naar het gebied van het geestelijke of hemelse. Al kunnen wij Hem niet verklaren, daarom moeten wij geloven dat Hij is en dat het waar is wat Hij van Zichzelf zegt.
Gods scheppingswerk is in de geestelijke realm begonnen – lang voor het bestaan van de fysieke rijk. Met het geestelijke rijk wordt bedoelt, dat wij de onzichtbare wereld niet kunnen waarnemen met onze natuurlijke, menselijke zintuigen, maar het is wel een werkelijke wereld. De schepping van engelen, cherubs, serafs, geestes-werelden en de hemel – Gods woonplaats – valt binnen dit gebied. De aarde is alleen een prototype van de onzichtbare hemel de woonplaats van God.
Het geestelijke rijk is ontzaglijk groot en tijdloos, wat niet kan gemeten of met fysieke zintuigen onderzocht worden. De schepping van het natuurlijke of materiele gebied is het gevolg van de hemelse schepping.
Het geestelijke rijk is groter dan het natuurlijke rijk. Het geestes rijk is de oorzaak of oorsprong van het zichtbare rijk:”In den beginne schiep God de hemel (vertegenwoordig het geestelijke rijk) en de aarde. (Vertegenwoordigd de natuurlijke of fysieke rijk). Het geestes rijk is het eerst geschapen en daarna het fysieke rijk. ”De aarde nu was woest en ledig”: deze is leeg geworden strekt vanaf de oorspronkelijke schepping van de hemelen en de aarde tot en met de rebellie en omverwerping van de eerste “cosmos” of sociale orde van de aarde. Dit was gedurende het tijdloze tijdperk tussen Genesis 1:1.(Toen de aarde aan het begin voltooid en bewoond was) en Genesis 1:2, die door de eerste vloed getroffen werd en al het leven vernietigde. Dit behelst een onbekend tijdperk waarin de aarde in zijn eerste volmaakte toestand verkeerde en door Lucifer werd geregeerd. Deze opstand tegen God heeft de vloed over de aarde gebracht. Dit is een tijdperk die miljoen jaren kan bestrijken. Precies en hoelang weten wij niet.
Het Geestelijke en Fysieke – zijn twee gebieden in de Schepping.
De Here God heeft de “hemel en de aarde geschapen”. Er is een goede rede waarom de Bijbel een onderscheid maakt tussen hemelen en aarde. De hemel behelst meer dan alleen maar wolken en atmosfeer, en het gebied van de sterren, en planeten – dit sluit ook de geestelijke dimensie in. Wij Adamieten zijn geschapen om uit het geestelijke rijk op aarde te leven. Vissen horen in het water bomen in de grond. Precies zo moeten wij onze inspiratie, onze motivering en leven uit dit geestelijke rijk putten anders hebben wij geen bestaansrecht. Onze oorsprong is uit God. Daarom moeten wij ons geestelijke leven uit God putten, om zo over de aarde te heersen.
Het geestelijke rijk kan niet met onze fysieke zintuigen waargenomen worden, maar wel met onze geestelijke zintuigen. Wij kunnen geestelijk horen en zien. De geestelijke wereld is een grotere realiteit dan de fysieke wereld. Veel van die dingen, die in het fysieke gebeuren, heeft hun oorsprong in de geesteswereld – goed of slecht. De Bijbel en Gods plan behandelt de strijd tussen God en Satan/tegenstander. Als wij dit goed begrijpen is de rest gemakkelijk om te begrijpen. Het is een strijd die begonnen is voordat onze huidige wereld tot stand gebracht is.
Genesis 1:1 zegt aan ons dat dit een definitief begin heeft. God heeft dit tot stand gebracht. Hij heeft het niet uit bestaand materie geschapen, maar door Zijn Woord:”Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.” (Hebreeën 11:3).
De Bijbelse zienswijze is dat God door Zijn Woord alles geschapen heeft, geestelijk en fysiek. Dit was een soevereine daad van God. De Adamiet is beide, geestelijk en fysiek, zodat hij in beide werelden kan leven. Dit is wat hem onderscheid van enig ander levend wezen. Hij kan met God of satan contact maken. Wij maken een grote misrekening om te denken dat het geestelijk gebied ver buiten ons bereik ligt, aan de onderkant van de ruimte. Het geestelijk rijk vult ons van binnen en omringt ons van buiten. “God is geest.” “Een geest” m.a.w. wij ervaren allemaal de geestelijke wereld om ons heen op een of andere manier:”Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht.” (Handelingen 17:28).
God vult Zijn gehele schepping en moet niet beperkt wordt tot een bepaalde plaats. Al onze daden zijn het gevolg van een geestelijke motivering, die begint als een onzichtbare gedachte binnen in ons. De fysieke schepping, in het bijzonder de aarde, is ontstaan in de gedachte en gemoed van God.
Gods dimensie is vol met onbeschrijfelijke heerlijkheden. Hij bewoont het ontoegankelijke licht (1 Timotheüs 6:16). Dus wij hebben een openbaring nodig als wij die wereld willen begrijpen. Het geestelijke rijk ligt achter de kleinste atomische gedeelten. Het is diep binnen in de diepste of ‘allerheiligste’ van ons menswezens en ver buiten de grenzen van het verste zonnestelsel.
De Bijbel verwijst in het algemeen naar ”hemel”, “hemelen” of “hemelse plaatsen.” Dit is de wereld waarin alle dingen hun oorsprong vandaan hebben. Dit is de dimensie van alle eeuwige, permanente en het onvergankelijke. Het is ver maar ook dicht bij. Het is zoals een radio of TV golven, die gedurig om ons heen zijn, wij moeten alleen een ontvanger hebben om die golven/beelden op te vangen. Onze geest is die ontvanger van de geesteswereld. Het is onze geest die het geestelijke leven ontvangt en in die wereld leren wij God kennen.
De fysieke wereld is een realiteit (geen illusie, zoals de Hindoes geloven), maar een ware schepping van God. Maar ook een wereld die bezig is om te vergaan en te verouderen. Niets in de zichtbare schepping blijft hetzelfde. Het is gedurig onderworpen aan verandering. Het is niet permanent en dient als een overgangsfase naar het geestelijk rijk. De vergankelijke toestand daarvan is niet de oorspronkelijke toestand waarin het geschapen is. Adams hoogverraad heeft de hele schepping verstoord en besmet, het heeft de schepping in een negatieve baan geplaatst.
Adams zonden hebben het geestelijke als het fysieke besmet. Zonden (van mens en engelen) hebben de harmonieuze schakel tussen het geestelijke gebied van God en de bestaande materiële dimensie vernietigd. Wat we nu zien en beleven is niet de schepping, zoals die was, aan het einde van de zesde dag.
Uiteindelijk is dit een voorbeeld van de vergankelijkheid en wanorde van de menselijke geest. Zijn innerlijke of geestelijke dimensie is het eerste dat in verval raakte en daarna volgde de fysieke wereld om hem heen. Niets in deze wereld is nog origineel, zoals God het oorspronkelijk heeft geschapen. Daarom hebben wij een verlangen om heen te gaan, om bij God te zijn.:
Romeinen 8:20.
”Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om de wil van Hem, die haar daaraan onderworpen heeft.”
2 Korinthiërs 5:6-8.
“Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, zolang wij in het lichaam ons verblijf hebben, ver van de Here in den vreemde zijn – want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen – maar wij zijn vol goede moed en wij begeren te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Here onze intrek te nemen.”
De geestelijke wereld is de ware bron van alle dingen. Door alle eeuwen heen houdt de mens zich bezig met het materiële of zichtbare. M.a.w. de vergankelijkheid, maar nooit met het eeuwige. Hij onderzoekt en bestudeerd alleen die dingen die uit de Bron voortkomen, maar nooit de bron zelf. De zaken die God in het geestelijke rijk geschapen heeft zijn veel stabieler, continueer en duurzamer dan hun schaduwbeelden en tijdelijke namaaksels in de fysieke wereld.
Exodus 25:40.
“Zie nu toe, dat gij alles maakt naar het model dat u daarvan op de berg getoond is.”
Hebreeën 8:1-2; 9:11-12, 22-24.
“De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens…Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping, en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf…..En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze. Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen.”
Openbaring 15:5-8.
“En daarna zag ik, en de tempel van de tent der getuigenis in de hemel ging open; en de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein en blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. En een van de vier dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van God, die leeft tot in alle eeuwigheden. En de tempel werd vervuld met rook vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege zijn kracht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen der zeven engelen voleindigd waren.”
Wij kunnen deze geestelijke wereld niet leren kennen door al maar met de schaduwbeelden bezig te blijven. Hoe kunnen wij God ontdekken als wij alleen maar Zijn werken bestuderen? Wij kunnen onszelf of het heelal niet begrijpen indien wij Zijn inlichtingen links laten liggen, die Hij aan ons in zijn geheel heeft gegeven. Die inlichtingen zijn in de Bijbel opgeschreven en bevat de Geest van God, die het aan ons moet openbaren.
De oorspronkelijke Schepping.
In Genesis 1:2 vinden wij dat de aarde al reeds bestond en geschapen was voordat de Geest van God over de wateren zweefde (gebroeid – letterlijke vertaling). Het water dat de gehele aarde bedekte, het koppelteken “en” wordt tenminste 200 maal in Genesis 1 en 2 gebruikt, om de verschillende scheppingsdagen van God met elkaar te verbinden. Al die dagen van God staan los van elkaar maar zijn allemaal even belangrijk. Vers twee van hoofdstuk één staat net zo los van vers één als van al de andere scheppingsdaden van God in de eerste twee hoofdstukken van Genesis. In Genesis 1:1. vinden wij de oorspronkelijke schepping van de hemel en de aarde en in vers 2 vinden wij dat die oorspronkelijke schepping “woest en ledig” gemaakt is, met water overspoeld is en alle leven heeft vernietigd.
Het woord “was” in vers twee is het Hebreeuwse woord, hayah, een werkwoord wat “om te worden” betekent en niet “om te zijn”. Dit wordt 67 keer met “geworden” in het Oude Testament vertaald (Genesis 2:7; 19:26; 20:12; 24:67; Exodus 4:3-4; enz.). Met ander woorden: de aarde is woest en ledig geworden. Dus niet woest en ledig geschapen. Dit is erg belangrijk
Het woord “woest” is “without form” in de King James Version. En komt van het Hebreeuwse woord tobu wat “woestenij” “verlatenheid” betekent. Dit wordt met “verwoesten” vertaald in Deuteronomium 32:10; en met “woest” in Genesis 1:2. En Jeremia 4:23; met “verlaten” in (confusion in de King James) in Jesaja 24:10 en 34:11 met “vormloosheid”; Jesaja 41:29 “nietigheid”; “chaos” in Job 26:7; “nietigheid” in Jesaja 40:17, 23; 44:9; 59:4 “wildernis” (nothing King James). In Job 6:18; “niets” in Jesaja 40:17 en “wildernis” in Job 12:24; en “woeste wereld” in Psalm 107:40.
Het moet nu duidelijk voor u zijn uit al deze gegevens dat de aarde “woest en ledig” geworden is. De toestand van de aarde, in Genesis 1:2, is totaal anders dan in Genesis 1:1, zoals deze oorspronkelijk geschapen is. De Here God heeft de aarde niet geschapen om “woest”of in een geruïneerde toestand te zijn:
Jesaja 45:18.
“Want zo zegt de Here, die de hemelen geschapen heeft Hij is God die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de Here en er is geen ander.”
Indien de aarde oorspronkelijk niet “woest” geschapen is dan moet deze bewoond geweest zijn, maar die later “woest” geworden is. Het woord “ledig” is in het Hebreeuws bohu, wat “leeg” of “puinhoop” betekent. Met “leeg” in Genesis en Jeremia 4:23 en als “vormeloos” in Jesaja 34:11. Het heeft ook de betekenis van ordeverstoring. De woorden “woest en ledig” beschrijven een chaotische toestand van de aarde, welke het gevolg is van Genesis 1:1.
De reconstructie van de aarde die, in Genesis 1:3 tot Genesis 2:5, beschreven wordt was niet de oorspronkelijke schepping, maar een herstel, zoals het oorspronkelijk was geweest. God heeft de aarde niet als een “puinhoop” geschapen. Deze is zo geworden door rebellie die in Gods koninkrijk plaats vond. Het moet een lange tijd van “Woest” en “Leeg” geweest zijn, hoelang weten wij niet, het kan wel miljoenen jaren geduurd hebben.
Een letterlijke vertaling van Genesis 1:2 kan als volgt gelezen worden:”In het begin (door tijden en eeuwen in de tijdloze eeuwigheid) heeft God de hemelen (geestelijk als zowel materiële werelden) en de aarde geschapen. En de aarde is geruïneerd en verlaten geworden, een puinhoop; en duisternis was op de wereldvloed. En de Geest van God heeft gebroeid, gefladderd op de wateren…”
Volgens Gesnius verklaring van het woord “zweefde” (Strong 7363) betekent dit dat de Heilige Geest met liefde en koestering de aarde met zijn vleugels overdekt heeft.
In Genesis 1:1 tot Genesis 2:25 vinden wij het gehele scheppingstijdperk met een onderbreking van mogelijk miljoenen jaren, namelijk tussen de oorspronkelijke schepping van de hemel en de aarde met alles daarop, als ook de zes dagen van reconstructie terug naar een bewoonbare en leefbare toestand. In de oorspronkelijke schepping waren zon, maan, sterren en zonnenstelsels ingesloten.
De hemelen zijn voor de aarde geschapen. Dit verklaart tevens die miljoenen jaren die het licht van de sterren nemen om de aarde te bereiken. Met “hemelen” bedoelen wij de “geestelijke” als wel als de “fysieke” hemelen. De aarde is geschapen voordat de Geest van God over de wateren zweefde. Niet alles is geschapen gedurende die zes dagen van Genesis 1, bijvoorbeeld de zon, maan, sterren en de aarde. Alleen wat vergaan is sedert de oorspronkelijke schepping is weer geschapen of herschapen.
Hoelang de aarde “woest en leeg” was weten we niet precies. Hoe lang het bestaan en bewoond was voordat het “woest en leeg” is geworden weten wij ook niet. Wel waarom dit echter vervloekt en “woest en leeg” geworden is, dit wordt ons in de Schrift duidelijk bekend gemaakt.
In al die gevallen in de Schrift waar de zon verduisterd is en vloeden voorkomen was dit altijd het gevolg van straf voor zonden en nooit als scheppingsdaad (Genesis 6-8; Exodus 10:21-23; Jesaja 21-23; Jesaja 5:30; 13:10; Jeremia 4:23-26; Amos 5:18-20 Z0efanja 1:15; Joël 2:31; 3:15; Mattheüs 8:12). Zonden was dus de oorzaak van duisternis en de vloed in Genesis 1:2. Maar wiens zonde?
De Here God heeft aan Adam de opdracht gegeven om de aarde te “vullen”. De King James Vertaling gebruikt het woord “replenish” wat de correcte vertaling is. Het woord “replenish” betekent “opnieuw te vullen”. Dit toont erg duidelijk aan dat er voor Adam een sociaal systeem op de wereld was, want hij kan niet de aarde opnieuw vullen, als het niet reeds gevuld was. Wanneer het Hebreeuwse woord mala met “vullen” vertaald wordt betekent dat niet dat de voorwerpen waarna verwezen worden niet van tevoren gevuld waren. Als wij bijvoorbeeld zeggen: ”maak dit glas voor mij vol met water, betekent dit niet dat het glas voorheen niet vol met water was”. Toen God aan Noach de opdracht gaf: “Wees vruchtbaar en vermeerder en vul (replenish- KJV) de aarde”, is het erg duidelijk dat de aarde voorheen gevuld was. Hetzelfde is in Adams geval. De aarde was gevuld voor Adam, maar is geoordeeld, gestraft en omvergeworpen voordat de zes dagen van Genesis een aanvang genomen hebben.
Lucifers opstand en de omverwerping van de toenmalige wereld.
Jesaja 14:12-14.
“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.”
In deze verzen van Jesaja vinden wij onomstotelijk het bewijs dat Lucifer (voordat hij satan werd) voor Adam de aarde regeerde. Hij kon niet na Adam uit de hemel gevallen zijn, want hij was reeds een gevallen schepsel voordat Adam geschapen werd. Toen hij aan Eva verscheen was hij reeds uit de hemel geworpen. Met Adams val heeft satan de heerschappij over de aarde teruggekregen.
Lucas 4:6.
“En de duivel zeide tot Hem: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil.”
Dit kwam omdat Adam het aan hem gegeven heeft en sedertdien is satan de god van deze wereld.
2 Korinthiërs 4:4.
“Ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.”
In Jesaja 14 wordt beiden, Satan en de koning van Babylon aangesproken. Dit verschijnsel staat in de theologie bekent als de wet van dubbele verwijzing. Dit gebeurt wanneer er een zichtbaar persoon aangesproken wordt, maar terzelfder tijd ook in die geestelijke persoonlijkheid, die op zijn beurt de zichtbare persoon beïnvloed en als kanaal gebruik om het plan van God te dwarsbomen. Petrus geval is een uitstekend mooi voorbeeld. Satan gebruikt of beïnvloed hem om Gods wil voor Jezus te dwarsbomen.
Mattheüs 16:23.
“Doch Hij keerde Zich om en zeide tot Petrus: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen.”
De Here bedoelt niet dat Petrus een duivel is, maar dat de duivel hem gebruikt. Er is een gedeelte in Jesaja 14, welke naar een aards persoon verwijst, in dit geval de koning van Babel, maar dan is er een gedeelte welke onmogelijk op een aards persoon kan worden toegepast. Geen enkel aards mens kan aan deze beschrijving voldoen.
Jesaja 14:12-14.
“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.”
Dit kan niet op de koning van Babel worden toegepast. Dit Schriftgedeelte wordt in het algemeen door theologen toegepast op de val van satan.
De volgende feiten bewijzen dat hier van satan gesproken wordt:
- Zijn naam is Lucifer (KJV)
- Hij was de zoon des dageraads en is gevoeglijk geen aards persoon.
- Hij is uit de hemel gevallen. Dit kan van een mens niet gezegd worden. Satan is de enige persoon waarvan de Schrift spreekt, die uit de hemel gevallen is. (Lucas 10:18).
- Met zijn val is hij met een klap op de aarde gevallen.
- Hij heeft de natiën van de aarde overweldigd (toenmalige).
- Het heeft hem in zijn hart getroffen.
- Hij is uit de hemel gevallen waar God regeert.
- Hij was een koning, want hij had een troon en onderdanen over wie hij geregeerd heeft.
- Hij wilde zijn koninkrijk of troon boven de wolken (eerste hemel). De sterren (tweede hemel) om zich boven de Troon van God te verheffen (derde hemel).
- Hij wilde aanbeden worden in de vergadering van God Psalm 82:1; Jesaja 6:1.
- Hij heeft een opstand tegen God aangevoerd, maar is verslagen in dit proces.
- Gods Troon is aan de noordkant van het heelal (Ezechiël 1:4).
- Satans koninkrijk was op de aarde, anders zou hij nooit geprobeerd hebben om boven de wolken, sterren en zelfs de hemel op te varen.
- De gebeurtenissen moest voor Adam plaats gevonden hebben, want dit was niet Lucifers positie toen hij in Adams tuin van Eden was. Want Adam bezat toen het gezag en heerschappij. Lucifer had geen zichtbare heerschappij of koninkrijk op aarde gehad ten tijde van Adam. Sedert Adam heerst hij slechts door anderen te gebruiken, maar niet zoals in Jesaja beschreven staat.
- Hij was niet in de hemel ten tijden van zijn rebellie, anders kon hij geen begeerte hebben om naar de hemel op te varen. Hij was onder de sterren en onder de wolken, anders kon hij geen begeerte hebben om naar boven te klimmen
- De aarde, wolken, sterren en hemel waren al reeds geschapen.
Satans koninkrijk was dus op de aarde ten tijden van zijn val en vóór Adam. Dan lezen wij dat de Here Jezus alles heeft geschapen en van dat alles de eerste was.
Kolossenzen 1:15-18.
“Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun. bestaan in Hem; en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is.”
Zij waren liever in de hemelen en op aarde gelegen. Lucifer heeft een koninkrijk van God ontvangen en zijn onderdanen waren aardse wezens van verschillende soorten, die allemaal door de vloed vernietigd zijn (Genesis 1:2). God heeft de aarde geschapen om door aardwezens bewoond te worden. In Jesaja 45:18 en in Jesaja 14:12 worden zij “natiën” genoemd. Demonen, die nu satans handlangers zijn, kunnen die geesten zijn van de vorige bewoners van de aarde, voor die van Adam en zijn samen met satan tegen God in opstand gekomen.
Jesaja 45:18.
“Want zo zegt de Here, die de hemelen geschapen heeft Hij is God die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de Here en er is geen ander.”
Jesaja 14:12.
“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken!”
Een beschuttende cherub.
Ezechiël 28:11-17.
“Het woord des Heren kwam tot mij: Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: zo zegt de Here Here: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt totdat er onrecht in u werd gevonden: Door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde. Van de berg der goden verbande Ik u en deed u weg, gij beschuttende cherub, van tussen de vlammende stenen. Trots was uw hart op uw schoonheid. Met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan. Ter aarde wierp Ik u neer, en maakte u tot een schouwspel voor koningen om met leedvermaak naar u te zien.”
In dit Schriftgedeelte vinden wij een verstommende beschrijving van Lucifer voor zijn val op aarde. Het geeft tevens een dubbele verwijzing weer, want zowel een aards persoon al een geestelijk persoon wordt aangesproken, de koning van Tirus in de zichtbare realm, die door Lucifer uit het onzichtbare rijk beïnvloed wordt. De volgende belangrijke feiten omtrent Satan worden geopenbaard.
- Hij was vol wijsheid en volmaakt in schoonheid.
- Hij was in Eden, de Tuin van God. Dit was de Tuin van God waar de Schrift naar verwijst
Joël 2:3.
“Een verschroeiend vuur trekt voor hen uit, verwoestende vlammen volgen hen. Als een paradijs ligt het land voor hen, als een ontstellende woestijn laten ze het achter, niets en niemand blijft gespaard.”
Jesaja 51:3.
“Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des Heren; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang.”
Ezechiël 31:9; 16, 18; 36:35;
“Schoon had Ik hem gemaakt met zijn overvloed van takken; alle bomen van Eden die in Gods hof stonden, benijdden hem…Door het gedreun van zijn val deed Ik de volken beven, toen Ik hem deed neerdalen in het dodenrijk, bij hen die in de groeve zijn neergedaald. Maar in de onderwereld troostten zich alle bomen van Eden, de keur en het schoonste van de Libanon, alle waterdrinkers….Aan wie onder de bomen van Eden zijt gij dan in heerlijkheid en grootheid gelijk? Met de bomen van Eden zult gij neergeworpen worden in de onderwereld, liggen te midden van onbesnedenen, bij hen die met het zwaard gedood zijn. Zo gaat het Farao met zijn gehele mensenmenigte, luidt het woord van de Here Here…..En men zal zeggen: Dit land dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden; de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen, zijn weer versterkt en bewoond.”
Hier wordt gesproken van de oorspronkelijke aarde, voordat God Adam geschapen heeft. In Adams tuin was satan zonder “allehanden edelgesteenten” hij was ook niet de volmaakte en zondeloze cherub, die “beschut” was. De tuin was satans woonplaats op aarde vanwaar hij over de aarde regeerde.
- Hij was de heerser in Eden want:’Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven (aangesteld): gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt.”
Dit verwijst na de tijd vóór Lucifers val, voordat Adam in de Tuin van Eden was. Want Adam was over de Tuin aangesteld.
- Hij was een geschapen wezen.
- Hij was een gezalfde cherub (afgezonderd en toegerust met de Heilige Geest), die over de aarde regeerde en die beschut heeft.
- Het was een positie waarin God hem heeft aangesteld.
- Hij was op de heilige berg van God (waar Gods Troon is) en bewoog zich tussen de vurige stenen. Hij heeft te doen gehad met de aanbidding van God. Misschien had hij zelfs de leiding, want KJV spreekt van zijn “tabrets of thy pipes” (Ezechiël 2:13), wat een aanduiding voor muziekinstrumenten is. Geen wonder dat hij muziek gebruik als middel tot rebellie tegen God.
- Hij was volkomen in al zijn wegen, vanaf de dag dat hij geschapen is, totdat hij zichzelf verhief (Jesaja 14:12-14; 1 Timotheüs 3:6).
- Hij is als een zondeloze, volmaakte cherub geschapen op een hoger vlak dan de engelen.
- Hoogmoed omtrent zijn schoonheid heeft hem laten zondigen.
- Ongerechtigheid is in hem gevonden.
- Zijn binnenste is met geweld gevuld als gevolg van de “grootheid van zijn koophandel”. Hij heeft dus succesvol zaken kunnen doen met de inwoners der aarde en dit heeft hem rijkdom en roem gebracht. Het gevolg was dat hij een grotere eigendunk kreeg. Hij was op aarde de “superster”. Zijn succes en schoonheid hebben er voor gezorgd dat hij de inwoners van de aarde tegen God ging opruien en belasteren. Hij heeft natiën en sommige engelen opgehitst, om tegen God te rebelleren. Hij heeft voorgesteld dat de tijd was aangebroken om God als heerser te vervangen en dat hij zelf de aangewezen kandidaat is voor Gods Troon.
- Hoe lang God hem heeft verdragen weten wij niet. Maar hij is uiteindelijk van Gods heilige berg verdreven en uit de Tuin van Eden verbannen waar zijn troon was. Zijn positie en heerlijkheid is hem ontnomen.
- Zijn wijsheid is bedorven, dit is boos en aards geworden (Jakobus 3:15).
- Hij is op de grond neergeworpen (Jesaja 14:12-14; Lucas 19:18).
- Hij heeft “heiligdommen” (plaatsen voor aanbidding voor God) gehad, die hij door zijn ongerechtigheid verontreinigd heeft. Dit is een aanduiding dat er een lange en bittere vete tussen God en satan was, voordat God eindelijk tot de daad is overgegaan, om hem van de aarde te verwijderen en de bezoedelde aarde te vervloeken en te vernietigen. De aarde was op dezelfde wijze ontaard als in Noach’s dagen. Satan heeft zonder twijfel hevige aanvallen op God geloods en Hem onder andere beschuldigd van dictatorschap en onrechtvaardigheid. God is echter lankmoedig, maar hoelang God satan verdragen heeft weten wij niet, maar toen hij en zijn horde uiteindelijk de hemel binnenviel heeft God onmiddellijk opgetreden. Satan is uit de hemel geworpen en de rebellie is geblust.
- Lucifer is satan geworden. Hij is verslagen en vernederd. Zijn natuur en zijn schoonheid is in boosheid veranderd. Het “vuur” in zijn binnenste” heeft hem “verteerd en tot as gemaakt ” is symbolische taal, om tot ons te zeggen dat de haat tegen God in zijn binnenste tot absolute nederlaag heeft geleid. Vergelijk de volgende teksten.
Job 30:19
“Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben aan stof en as gelijk geworden.”
Psalm 102:11
“ Vanwege uw toorn en uw verbolgenheid, omdat Gij mij hebt opgenomen en neergeworpen.”
Jesaja 44:20
“Wie zich met as bezighoudt, die heeft zijn bedrogen hart verleid; hij redt zijn leven niet en vraagt zich niet af: Is er geen bedrog in mijn rechterhand?”
De strijd is nu begonnen en zouden nog vele eeuwen van smart, tranen en bloed voorbijgaan voordat de wegen van Satan zal leiden tot eeuwige verdwijning van het toneel. Zelfs hij zal moeten erkennen dat God rechtvaardig was en verdient om het Oppergezag uit te voeren.
Al deze opgesomde inlichtingen kunnen alleen op een geestelijk wezen van toepassing zijn, want geen koning van Tirus was op dit stadium een cherub of in de Tuin van Eden. Verder was ook niet een van hen ooit een “cherub met uitspreiden vleugels, die beschut was”. Het Hebreeuwse woord “beschut” is sakah en dit betekent: “omringen, beschermen en verdedigen”.
Het blijkt dat Lucifer de directe verantwoording had over de Tuin van Eden, de Berg van God en aan God zelf verslag moest uitbrengen. De Hebreeuwse zinsnede, bara Elohim (berg van God) komt zeven maal in de Schrift voor en verwijst elke keer naar een letterlijke berg (Exodus 3:1; 4:27; 18:5; 24:13; 1 Koningen 19:8; Ezechiël 28:16). Dit zegt aan ons dat Lucifer namens God op aarde geregeerd heeft.
Satan heeft een verantwoordelijke positie op aarde en in de hemel bekleed. En dit was lang voordat Adam geschapen was. De profeet Ezechiël openbaarde deze feiten aan ons door de Heilige Geest, omtrent de toenmalige wereld, dat satan een koninkrijk gehad heeft en regeerde over ‘mensen’ of wezens op aarde, alsook over de engelen. Daar is het huidige conflict ontstaan tussen licht en duisternis. Daarover gaat de strijd in de Bijbel. Er was een sociale orde op aarde bij de eerste schepping, maar is tot niets vergaan als gevolg van satans opstand tegen God.
Er was een komische of sociale orde voor Adam op aarde.
De profeet Jeremia ziet in de Geest een visioen, van een chaotische toestand op de aarde, veroorzaakt door de vloed van Genesis 1:2. Gods doel hiermee was om aan Israël te zeggen dat haar land, als gevolg van haar overtredingen, verwoest zal worden (die de eerste veroorzaakt heeft), maar weer hersteld zal worden zoals Hij met de aarde gedaan heeft na Lucifers rebellie.
Jeremia 4:23-27.
“Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet. Ik zag de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvelen schudden. Ik zag, en zie, er was geen mens, en al het gevogelte des hemels was weggevlogen. Ik zag, en zie, de gaarde was woestijn, en al zijn steden waren in puin gestort, voor de Here, voor zijn brandende toorn. Want zo zegt de Here: Een woestenij zal het ganse land worden, al zal Ik niet voorgoed afrekenen.”
- Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de gehele aarde, die vernietigd is en het land van Israël, dat maar voor een gedeelte verwoest is. Het is een verwijzing hoe God de aarde éénmaal helemaal verwoest heeft als gevolg van de zonden en het is een aanduiding hoe Hij het land van Israël tijdelijk zal verwoesten, ook als gevolg van haar zonden, “al zal Ik niet voorgoed afrekenen”. Dit was niet het geval met de wereld voor Adam.
- De gehele aarde was woest en leeg geworden. De Hebreeuwse woorden, Tohu van bohu, betekenen letterlijk, “geruïneerd en verwoest, leeg en verlaten”, precies zoals in Genesis 1:2.
- De hemel als wel de aarde hebben reeds bestaan, maar de lichten van het heelal werden weerhouden om op aarde te schijnen en had de duisternis van Genesis 1:2 tot gevolg.
- Op aarde waren bergen en heuvels, maar deze zijn door vreselijke aardbevingen geschud, waardoor zeer grote scheuren zijn ontstaan, zodat veel overblijfsels van planten, dieren en geschapen “levende wezens” in soliede rotsen gedeponeerd werden en die in de laatste honderd jaar door archeologen ontdekt werden.
- Er waren ‘mensachtige’ levende wezens op aarde (geen Adamieten), waarvan niemand de ramp heeft overleefd toen God Lucifers koninkrijk op aarde omvergeworpen heeft.
- Er waren vruchtbare plaatsen, maar die zijn tot een woestenij en wildernis geworden.
- De inwoners der aarde hebben steden gebouwd, maar daar is er niet één van overgebleven na Gods oordeel.
- Alle steden zijn afgebroken, alle planten, ‘mensen’ (geen Adamieten) en dieren leven is totaal vernietigd door Gods toorn.
- De sociale orde op aarde is totaal vernietigd. Indien Jeremia een visioen van de totale vernietiging van leven op aarde ontvangt heeft, dan moest er een gebeurtenis plaatsgevonden hebben, die de gehele aarde in een totale chaotische toestand gedompeld heeft. Het is duidelijk dat die verwoesting door Gods toorn veroorzaakt is. Het duurt lang voordat God toornig wordt en na deze lang ingehouden te hebben kan er geen genade meer getoond worden.
Psalm 103: 8-9
“Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid; Niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen.”
Dit gedeelte in Jesaja verwijst naar een tijd vóór Adam en kan door de volgende feiten bewezen worden.
- Sedert Adam was er nooit een tijd, dat de aarde “woest en leeg” was, of dat het hemellicht niet op aarde heeft geschenen, of waar er geen ‘mens’, dieren of vruchtbare plaatsen waren, of waar al de steden afgebroken zijn door de troon van God.
- De enige tijd waarin er zoiets dergelijks, wat aan Jeremia is getoond door de Heilige Geest (4:23-27), heeft plaats gevonden was gedurende de vloed van Noach, maar toen is de aarde niet “woest en leeg” gemaakt of totaal geruïneerd. Noach’s vloed was ook niet over de gehele aarde, zodat alle leven vernietigd werd.
- De taal van Jeremia 4 kan niet figuurlijk worden geïnterpreteerd, want het was een letterlijke beschrijving, van een letterlijk oordeel, op een letterlijke aarde, met letterlijke steden, bergen ‘mensen’, dieren enz. Indien dit letterlijk is, en dat is het, dan is dit het bewijs dat er inwoners, dieren, planten en een sociale orde voor Adam op aarde was. Maar door een vloed van zonde letterlijk vernietigd door water, om plaats te maken voor een nieuwe schepping gedurende de zes dagen van Genesis 1:3 tot 2:25, waarna er voor de éérste keer een Adamiet/mens geschapen is, naar Gods beeld en gelijkenis.
- Deze gedeelten zijn in de verledentijdvorm geschreven en moet ons doen verstaan als een oordeel die reeds heeft plaats gevonden, tenzij het anders vermeld wordt in ander Schriftgedeelte, die naar dezelfde gebeurtenis verwijzen. Omdat er niet naar Noch’s vloed verwezen wordt moet dit het oordeel van God vóór Adam hebben plaatsgevonden in overeenstemming van Genesis 1:2.
- Er zal nooit meer een tijd komen waar de hemel en de aarde volledig verwoest zullen worden, zoals dit in Jeremia beschreven staat. Er zal nooit meer een tijd zijn, dat er geen mensen en dieren zullen zijn op aarde. Wanneer Jeremia de aarde, zonder mensen, planten en dieren, beschrijft praat hij niet over de toekomst van de aarde, maar over een tijdperk uit het verleden, zoals beschreven in Genesis 1:2.
- De reden waarom God aan Jeremia de verwoesting van de aarde geopenbaard heeft en die in het verre verleden heeft plaats gevonden, had maar één doel, om Israël te zeggen hoe hun land verwoest zal gaan worden, maar om tevens te laten zien dat er vóór Adam een sociaal leven op aarde bestaan heeft.
In Psalm 104:5-9 vinden wij een treffende beschrijving van de wereld voor en na Adam:
”Hij maakt de winden tot zijn boden, laaiend vuur tot zijn dienaren. Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat zij nimmermeer wankelt. De waterdiepte; Gij hebt haar als met een kleed bedekt, boven de bergen stonden de wateren; Zij vloden voor uw dreigen, zij haastten zich weg voor de stem van uw donder; Bergen rezen op, dalen zonken neer op de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd. Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden: zij zullen de aarde niet weer bedekken.”
God heeft de aarde aan het begin gegrondvest, waarna die met een wereldvloed overdekt is als van een kleed. Gods dreiging als gevolg van Lucifers overtreding heeft Hij de bergen geschud en laten verdwijnen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de aarde totaal veranderd is, alles is gestorven.
Het Nieuwe Testament leert van een wereld voor Adams bestaan.
Het is niet alleen het Oude Testament, die leert dat er een sociale orde voor Adam op aarde was, ook het Nieuwe Testament werpt veel licht op deze zaak. In Mattheüs 13:35 gebruikt de Here de uitdrukking:”Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is.”
Dit betekent letterlijk de “omverwerping”of “neerwerpen” van de wereld. Het Griekse woord voor wereld is “Kosmos” en betekend een (geordende wereld) “sociaal systeem”of “orde”. Het woord “grondlegging” wordt door twee verschillende woorden in het Nieuwe Testament vertaald namelijk:
themelios en katabole. Deze twee woorden zijn van het grootste belang.
Het woord themelios is een woord, die algemeen gebruikt wordt, om de letterlijke fundatie of fundament van een letterlijk gebouw, een organisatie of om het werk van een persoon te beschrijven. Dit vinden we verder in: Mattheüs 7:25; Lucas 6:48-49; 1 Korinthiërs 3:11; Efeziërs 2:20; Hebreeën 6:1.
Het woord katabole is niet het gewone woord dat voor een fundament gebruikt wordt, zoals dit in de het Nieuwe Testament vertaald is. Katabole betekent letterlijk om “neer te werpen” en zo wordt dit ook vertaald in 2 Korinthiërs 4:9; Openbaring 12:10. In Hebreeën 6:1 moet in plaats van “weer het fundament leggen”. Eerder staan: “niet het fundament neerwerpen die alreeds gelegd is, maar daarop voortbouwen naar volmaaktheid.”
“Laten wij daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God.”
Het woord katabole komt in de volgende Schriftgedeelten voor waar dit met grondlegging is vertaald: Mattheüs 13:35; 25:34; Johannes 17:24; Efeziërs 1:4; Hebreeën 4:3; 9:26; 1 Petrus 1:20; Openbaring 13:8; 17:8 Een betere vertaling zou geweest zijn:”met de neerwerping, ontwrichting en ondergang van de wereld.”
Het woord wordt in al de gevallen aan/met Kosmos of sociale orde verbonden. Dit is een duidelijke verwijzing na de omverwerping van die sociale orde, waarover Lucifer geheerst heeft en die door de vloed is vernietigd of neergeworpen. De volgende Schriftgedeelten zijn zeer duidelijke verwijzingen naar dat gebeuren rondom Genesis 1:2; 2 Petrus 3:5-7; Psalm 104:6-8; Jeremia 4:23-27; Jesaja 14:12-14; Ezechiël 28:11-17. In Genesis 1:1 vinden wij de oorspronkelijke oprichting (themelios)- (Hebreeën 1:10) van de wereld, maar in Genesis 1:2 vinden wij de neerwerping (katabole) van die wereld.
De neerwerping of omverwerping van de wereld is een gebeurtenis, die een duidelijke scheiding maakt tussen het tijdloze verleden, waar Lucifer over de aarde geregeerd heeft en de tegenwoordige bedeling, waarin Adam heerschappij over de aarde ontvangen heeft. Let op de volgende gedeelten na de uitdrukking vóór en van de grondlegging (neerwerping, overwerping) van de wereld:
- God heeft Zijn Zoon liefgehad vóór de grondlegging (neerwerping) der wereld Johannes 17:24.
- God heeft zekere mensen uitverkoren vóór de grondlegging (neerwerping) der wereld Efeziërs 1:4.
- Jezus is als Lam gekend vóór de grondlegging (neerwerping) der wereld 1 Petrus 1:20.
- Zekere dingen zijn geheimgehouden van de grondlegging (neerwerping) der wereld
- God heeft een Koninkrijk gepland van de grondlegging (neerwerping) der wereld Mattheüs 25:34.
- Profeten zijn gedood van de grondlegging (neerwerping) der wereld Lucas 11:50.
- Het boek des levens is voorbereid van de grondlegging (neerwerping) van Lucifers koninkrijk der wereld Openbaring 13:8; 17:8.
- Gods werk is voltooid van de grondlegging (neerwerping) der wereld.
- De Gezalfde heeft éénmaal geleden van de grondlegging (neerwerping) der wereld. Hebreeën 9:26.
De Here Jezus heeft dus geleerd dat er een neergeworpen of omvergeworpen van de sociale orde op aarde was voor de zes scheppingsdagen van Genesis. Hij heeft dit vier maal genoemd tijdens zijn aardse bediening en twee maal in een gezicht aan Johannes op het eiland Patmos. Mattheüs 13:45; 25:34; Lucas 11:50; Johannes 17:24; Openbaring 13:8; 17:8.
De Here Jezus kon niet naar de gedeeltelijke neerwerping van Noach’s wereld verwijzen, want in Noach’s tijd is er geen verandering aan het Godsplan aangebracht, zoals dit wel het geval zal zijn geweest indien Hij naar Noach’s tijd zou hebben verwezen.
Dit was volgens Mattheüs 13;35; 25:34 enz gepland, voor de zes schepping dagen van Genesis: God zegt:”Opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, welke van eeuwigheid bekend zijn.” (Handelingen 15:17-18).
Het woord eeuwigheid is aionios, wat “tijdloos verleden” of “zonder tijd” betekent. De dingen, die door de Gezalfde gezegd zijn en die geheim gehouden zijn van de grondlegging of neerwerping van de wereld kan niet na Noach’s vloed verwijzen, dus moet dit naar de neerwerping van Genesis 1:2 verwijzen. Al deze feiten openbaren dat er een sociale orde vóór Adam op aarde was en die vernietigd is voordat de Geest van God over de wateren zweefde.
In 2 Petrus 3:6-7 vinden wij verdere bewijzen dat er een sociale orde voor Adam op aarde was en dit wordt de “toenmalige wereld” genoemd. De King James vertaald:”The world that then was.” De wereld, die hier genoemd wordt, moest vóór de huidige wereld geweest zijn, want anders zou dit niet “de toenmalige wereld” genoemd worden. De huidige wereld of sociale wereldorde bestaat sedert Adam en is ongeveer 6000 jaar oud. Het bestaan van de “toenmalige wereld” (miljoenen jaren?), voor het bestaan van tegenwoordige aarde, dit komt zeer duidelijk uit de stelling van Petrus naar voren aangaande de tegenwoordige hemelen en de aarde.
De twee stellingen, die gemaakt worden, namelijk: ”de toenmalige wereld” en de “tegenwoordige hemelen en aarde” is een duidelijk bewijs van twee sociale systemen op aarde. Die één was toenmalig (the world that was KJV) en de andere de tegenwoordige hemelen en de aarde (The heavens and the earth which are now- KJV). Indien bewezen kan worden dat het begrip toenmalige wereld, naar een sociale orde of systeem voor Adam verwijst, dan bewijst dit ook dat er ook inwoners voor Adam op aarde waren. De volgende punten ondersteunen deze gedachte:
2 Petrus 3:5-7.
“Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen.”
- Indien de toenmalige wereld dezelfde is als diegenen tussen Adam en die van de Vloed van Noach, dan heeft God de tegenwoordige hemelen en aarde na de Vloed van Noach geschapen, hetgeen de Bijbel niet leert! God heeft de tegenwoordige wereld tijdens de zes dagen van Genesis geschapen, en niet ná Noach’s vloed. Noach’s vloed heeft ook niet de atmosferische hemelen vernietigd en alles op aarde laten vergaan. Er was toen geen zuurstof in de lucht en delen op de aarde met hun plantengroei, dierenleven en inwoners zijn gestorven. Lucifers zonde heeft alles op aarde en in de hemelen (atmosferische hemel) laten vergaan. Het dieren leven en planten groei vóór en ná Noach’s vloed was precies hetzelfde, behalve dat het klimaat en de luchtdruk veranderde, zoals wij in de volgend les zullen zien. Tijdens Lucifers vloed is alles totaal vernietigd, van het kleinste organisme tot de grootste levens vorm.
- In 2 Petrus 3:5-13 worden daar drie onderscheidende en aparte tijdperken in de geschiedenis van de aarde onderscheiden: (1) de toenmalige wereld (vers 6); (2), de tegenwoordige aarde (vers 7); (3), de nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont (vers 13). Daar wordt gesproken van drie sociale systemen: de eerste was vóór Adam; de tweede is tussen Adam en het einde van dit millennium; en de derde zal op de nieuwe aarde en hemelen zijn.
De Heilige Geest leert ons dus in de Brief van Petrus twee einden na twee zondige systemen op aarde. De eerste was het einde van de toenmalige wereld, die plaats moest maken door water voor de tegenwoordige wereld; en ssten tweede, het einde van dit huidige sociale orde of tegenwoordige door vuur op de dag des oordeels in de nabije toekomst. De vernietiging op aarde tijdens Noach’s Vloed was niet een algehele vernietiging, zoals dit het geval was met de toenmalige wereld en dit zal ook niet gebeuren met de tegenwoordige wereld
Indien wij geloven dat de Vloed, die de toenmalige wereld vernietigd heeft, dezelfde Vloed is die de tegenwoordige wereld in Noach’s tijd gedeeltelijk vernietig heeft, dan moeten wij de volgende onvoorwaardelijke onwaarheden geloven:
- De mens is met de oorspronkelijke schepping van de hemelen en de aarde in Genesis 1:1 geschapen en niet gedurende de zesde dag van het herstelde schepping in Genesis 1:1.
De spotters naar wie in 2 Petrus 3:3-4 verwezen wordt hebben gelooft dat er geen omverwerping van de toenmalige wereld was, omdat zij gezegd hebben:”Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is.” - God moest de tegenwoordige hemelen en de aarde na de Vloed van Noach’s tijd geschapen hebben, want als de toenmalige wereld naar mensen tussen Adam en Noach verwijst, dan moest de tegenwoordige hemelen en aarde in Noach’s tijd geschapen geweest zijn, om deze tegenwoordige hemelen en aarde te kunnen zijn.
- Het eerste leven op aarde is pas 6000 jaar gelede geschapen.
- Het sociale systeem, die in Adams tijd geschapen is, is geheel door water vergaan.
- Petrus zegt wel zeer duidelijk naar welke vloed hij verwijst, die in Genesis 1:2 of die van Genesis 6 tot 8. Eén feit staat vast, dat hij zonder uitzondering precies zegt wanneer hij naar Noach’s Vloed verwijst (1 Petrus 3:20; 2 Petrus 2:5). Wanneer hij in 2 Petrus 3:6 zegt: dat het gehele systeem van de toenmalige wereld door water vergaan is, dan moeten wij wel tot de conclusie komen dat hij niet gesproken heeft over Noach’s vloed.
- De spotters waren geheel onkundig, omtrent de vernietiging van de toenmalige wereld. Petrus maakt duidelijk dat er spotters komen, die in de laatste der dagen afweten van Noach’s vloed, maar moedwillig onkundig zullen zijn over de vernietiging van de toenmalige wereld.
2 Petrus 3:4-6. Kan het misschien zo zijn dat satan zijn omverwerping van de toenmalige wereld voor mensen verborgen wil houden? Zoals hij met veel andere waarheden doet/gedaan heeft? Het Griekse woord voor “vergeten” (innorant- KJV) in 2 Petrus en “ontgaan” in vers 8 is (lanthano), die op andere plaatsen vertaald wordt met “verborgen” en “onbekend”. (Marcus 7:24; Lucas 8:47; Handelingen 26:26). In Hebreeën 13:1 wordt dit vertaald met “zonder om te weten”. Dit toont aan dat de waarheid omtrent de vernietiging in Lucifers tijd voor hen verborgen was, terwijl zij Noach’s vloed kenden.
Er is nog één ding waardoor de wereld nog steeds onkundig is. Petrus zegt dat de spotters moedwillig onkundig zijn, omtrent de waarheid. Dit is ook het geval met de ander waarheden van de Schrift. Daarom hebben wij kennis en openbaring nodig, om dit te verkrijgen. Maar als wij onkundig willen blijven kan dat zeer wel:”maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet gerekend.” ( 1 Korinthiërs 14:38).
Het feit, dat er een grote ramp in de pre-Adamitische wereld getroffen heeft, is zeer duidelijk uit de Schrift en archeologie, plantenkunde en andere wetenschappen te halen. De wetenschap is het er over eens dat de aarde door een grote ramp getroffen is. In de Ferrar Fenton vertaling van de Bijbel lezen wij Genesis 1:2 als volgt:”The earth was (became) unorganized and empty; and darkness covered its convulsed surface; while the breath of God rocked the surface of the waters.”
Dit toont duidelijk aan dat door een tijdperk van samentrekking, spasmes, uitbarstingen, aardbevingen en grote overstromingen gegaan zijn, die alle leven op aarde vernietigd heeft.
De verslagen over Noach’s Vloed en Lucifers Vloed is zo verschillend, dat wij moeten geloven dat er twee grote Vloeden op aarde waren. In Psalm 104:5-10 krijgen wij de vernietiging van een wereld voor Adam en daarna een restauratie van de aarde. De vloed wordt ten eerste beschreven als iets wat over de aarde gekomen is, nadat zijn fundamenten gelegd zijn. Van de wateren wordt beschreven, dat zij hoger waren dan de bergen, maar later is weggenomen om de aarde weer bewoonbaar te maken.
Psalm 104:5-10.
“Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat zij nimmermeer wankelt. De waterdiepte; Gij hebt haar als met een kleed bedekt, boven de bergen stonden de wateren; Zij vloden voor uw dreigen, zij haastten zich weg voor de stem van uw donder; Bergen rezen op, dalen zonken neer op de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd. Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden: zij zullen de aarde niet weer bedekken. Hij zendt de bronnen naar de beken, tussen de bergen vloeien zij daarheen.”
Verschillen tussen Vloed van Lucifer en de Vloed van Noach.
Lucifer
- De aarde is woest gemaakt,
- De aarde is leeg gemaakt,
- De aarde is duister geworden,
- Geen licht op aarde,
- Geen dag en nacht,
- Alle plantengroei vernietigt,
- Geen vermindering of verdamping van water
- Het water is in één dag van de aarde verwijderd,
- Bovennatuurlijke werking van God om het water weg te nemen,
- Het water is snel verdeeld toen het bevel gegeven was,
- God heeft de grens voor het water bepaald,
- Alle vissen vernietigt,
- Geen vogel op aarde,
- Geen dieren zijn op de aarde overgebleven,
- Er zijn geen mensen op aarde overgebleven,
- Geen sociaal systeem is overgebleven,
- Er is geen Ark gebouwd om mensen te redden,
- Satan was de oorzaak,
- Nieuw scheppingswerk was nodig.
Noach
- De aarde is niet woest gemaakt,
- De aarde is niet leeg gemaakt,
- De aarde is niet duister geworden,
- Zon, maan en sterren schijnen op aarde,
- Dag en nacht,
- Plantengroei niet vernietigt,
- Gedurige verdamping en vermindering van het water,
- Het water is over een tijdperk van maanden verminderd,
- Natuurlijke verdampingsproces vindt op aarde plaats,
- De wateren gaan langzaam weg nadat de vloed voorbij was,
- De grenzen waren reeds door God bepaald,
- Geen vis is er vernietigd of geschapen,
- Er waren vogels op aarde tijdens Noachs vloed,
- Sommige dieren zijn in leven gebleven,
- Acht mensen in de Ark, alsook de mensen van andere beschavingen bleven over,
- Een sociale orde was nog steeds aanwezig na Noach’s vloed,
- Een Ark is gebouwd, om acht mensen, om Gods zaad te bewaren,
- Goddeloosheid en vermenging,
- Geen nieuwe scheppingswerk nodig.
Nog enkele verwijzingen.
In de volgende teksten vinden wij nog verwijzingen van de neerwerping of omverwerping van de wereld vóór Adam.
Efeziërs 1:4
“Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.”
Hebreeën 4:3; 9:26.
“Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoalss Hij gesproken heeft: gelijk Ik gezworen heb in mijn toorn: Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan, en toch waren zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed.”
Hebreeën 9:26.
“Want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij eenmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.”
In Efeziërs 1 verwijst Paulus naar feit, dat God voor de grondlegging (katabole) van de wereld reeds een plan heeft opgesteld, om de aarde te herstellen en te verlossen te voorzien, om deze aan Zijn uitverkorenen, in Jezus De Gezalfde te geven als eeuwige erfdeel.
Volgens het Verlossingsplan van God, welke hier in Efeziërs 1:1-14 wordt uiteen gezet hoe God een volk voor de grondlegging van de wereld uitverkoren heeft en hen in Jezus gezegend met alle geestelijke zegeningen. Hij heeft hen uitverkoren, om heilig/apart en zonder gebrek te zijn, om Zijn kinderen te zijn. Hij heeft hen begenadigd in de Geliefde; gered, verlost en vergeven door het Bloed van Jezus. Hij heeft zijn genade overvloedig aan hen bewezen in alle wijsheid; Hij heeft zijn wil bekend gemaakt; een erfdeel aan hen gegeven; en hen verzegeld tot de dag van verlossing. Hij heeft geweten dat satan tegen Hem in opstand zou komen. Hij heeft ook geweten dat Adam zou vallen, daarom heeft God het ook in Zijn plan vastgelegd, voordat Hij Lucifers koninkrijk omverwierp.
De tweede verwijzing vinden wij in Hebreeën 4:3, waar één van de sterkste bewijzen voorkomen, dat de zes dagen schepping van Genesis 1, na de grondlegging van de wereld plaatsgevonden heeft. Gods werken zijn volgens zijn eigen voornemen reeds gedaan en voltooid, sedert of vóór de grondlegging of neerwerping der wereld. Met andere woorden de uitverkiezing en redding van een volk op een nieuwe aarde onder Koning Jezus, de Gezalfde is voor Lucifers val gedaan.
De werken van vers vier kunnen niet na de oorspronkelijke schepping verwijzen, want dit zegt dat God op de zevende dag gerust heeft van Zijn werken. Welk werk? Het was Gods werk, dat Hij gedurende de zes dagen van Genesis 1 gedaan heeft, toen Hij de tegenwoordige wereld tot stand gebracht heeft. De werken van vers drie verwijzen naar Zijn eeuwig voornemen voor Lucifers val. Dit bewijst dat daar een sociale orde of systeem bestaan heeft vóór de zes schepping dagen van Genesis 1, die toen vernietigd is.
In Openbaring 17:8 praat Johannes van het Boek des Levens, die van de grondlegging (katabole) van de wereld voorbereid is en dat die de namen bevat, van diegenen, die recht hebben op het eeuwige leven. Met andere woorden: het Boek was compleet met de namen der uitverkorenen, voordat Lucifers koninkrijk omver geworpen of neergeworpen werd. Wij zullen daar later met meer bijzonderheden op terug komen, wanneer wij bij de uitverkiezing komen. Er was een tijd vóór de toenmalige wereld en de huidige tegenwoordige wereld waarin zekere besluiten genomen zijn. De toenmalige wereld is omvergeworpen en de huidige of tegenwoordige wereld wordt voor het vuur bewaard, waarna God zijn sociale orde op een nieuwe aarde voor eeuwig gaat vestigen!
Openbaring 13:8.
“En alle bewoners van de aarde zullen hem aanbidden, al diegenen van wie de naam niet is geschreven, vanaf de schepping van de wereld, in het boek van de levenden, het boek van het Lam dat geslacht is.”
Openbaring 17:8.
“Het beest dat u zag, was, maar is er niet meer; maar het zal opkomen uit de afgrond en ten onder gaan. De bewoners van de aarde die sinds de schepping van de wereld niet staan opgetekend in het boek van de levenden, zullen zich verwonderen als zij het beest zien, want het was er en het is er niet meer, maar zal er weer zijn.”