Door Pastoor F.W.C. Neser
Beste vrienden,
Nou en dan krijg ik min of meer verwijtende brieven, waarin wij gevraagd worden waarom wij in onze boekjes niet de zogenaamde Heilige Naam gebruiken.
Ons antwoord is heel simpel: onze Bijbels zijn geen Hebreeuwse of Griekse Bijbels; het zijn Afrikaanse vertalingen en we zijn ervan overtuigd dat de naam die door veel geleerde vertalers door de eeuwen heen in alle talen is gebruikt, de juiste naam is. We zijn ervan overtuigd dat onze Vader, die Zijn eigen Woord door de eeuwen heen voor ons heeft bewaard, nooit zou toestaan dat Zijn kinderen Hem op de verkeerde manier zouden aanspreken of aanbidden. De oorspronkelijke tekst van het Nieuwe Testament vermeldt de Naam zelf helemaal niet. Zouden de vertalers dan allemaal fout zijn?
In de oudheid aanbad Israël J.(a)H.W.(e) H. We hebben in een ander pamflet al benadrukt dat Jezus ons op een hoger niveau heeft gebracht toen Hij ons leerde alleen de Vader te aanbidden.
Voor zover we konden nagaan, is het idee om de Naam van God te gebruiken kort na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. We zijn onlangs een heel mooi en inzichtelijk Engels boekje tegengekomen, dat rond 1945 is uitgegeven door de toen zeer bekende Ds. Pascoe Goard. Het heeft als titel: “The Names of God” (De namen van God). In dat boekje wordt uitgelegd hoe de Naam van God, die alleen aan Israël bekend is gemaakt, eigenlijk de HANDTEKENING van de God van Israël is; iets wat alleen Hij mag gebruiken. Alleen degenen die Hij zelf daartoe heeft aangesteld, zoals bijvoorbeeld de bijbelschrijvers (die onder inspiratie van Gods Geest hebben geschreven), mogen deze Naam op Gods bevel gebruiken.
Als Hij bijvoorbeeld in de wetten steeds zegt: “Ik ben de HEER”, dan wordt in het oorspronkelijke Hebreeuws die Naam genoemd. En hetzelfde gebeurt als Hij Israël waarschuwt in de profetie. De oorspronkelijke schrijver daarvan had de bevoegdheid om Israël bepaalde mededelingen te doen in Gods Naam en God ondertekende die dan met Zijn Naam (de Afrikaanse vertaling is HERE – met hoofdletters). Alleen Hij mag Zijn Naam onder Zijn proclamaties zetten, en niemand anders. Voorbeelden hiervan vinden we in Leviticus 18 (3 keer), 19 (6 keer), 20 (4 keer), 21 (4 keer), 22 (9 keer), 23 (2 keer), 24 (1 keer), 25 (3 keer) en 26 (4 keer).
Op blz. 19 van het boekje dat we zojuist noemden, lezen we onder andere:
“Bovendien heeft God, aangezien de Naam ‘Jehovah’ Zichzelf is, het gebruik van ‘de ONUITSPREEKBARE Naam’ (dat betekent de onuitsprekelijke Naam) aan iedereen verboden, behalve aan degenen die DOOR HEMZELF zijn aangesteld als Zijn bevoegde vertegenwoordigers”. (Onze nadruk.) Op dezelfde bladzijde lezen we ook: “Moderne geleerden hebben de Joden beschuldigd van bijgeloof, omdat ze het gebruik van de onuitsprekelijke Naam vermeden. Maar zij begrepen het beter dan wij en onthielden zich van de Naam-Persoon van Jehovah”.
Zowel Young als Strong maken duidelijk dat de Naam niet uitgesproken mag worden: Young, blz. 617-5 geeft als Hebreeuws voor het Engelse LORD:
“Hij (die) is, Jahweh. (LEES Adonai)”
Met andere woorden, je spreekt een andere Naam uit dan wat er gedrukt staat.
Strong’s konkordansie geeft het volgende voor ‘Yehôvah’ (het Afrikaans is “HERE God”) in items 3068 en 3069:
“Gebruikt na 136 (Aonay). Gebruikt als de eigennaam van God en door de Joden uitgesproken als 430 (Elohiym).”
Ze spreken de Naam dus helemaal niet uit.
Het is algemeen bekend dat de Joden nooit de Heilige Naam durven te gebruiken. Elk gebruik ervan is voor hen een IEDEL gebruik en volgens de wet beschouwen ze het als een van de ergste zonden die ze kunnen begaan.
Hoe sterk ze hierover denken, blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit het terugtrekken van een gedicht waarin de Heilige Naam voorkwam ter herdenking van het jubileum van de verspreiding van de Bijbel. Onze regering moest het gedicht onder druk van de Joden onmiddellijk uit de circulatie halen.
Een tijdje geleden stopte de rabbijn-docent tijdens een Hebreeuwse les aan de Kaapse Universiteit meteen met die les omdat een van zijn leerlingen per ongeluk de Heilige Naam had genoemd. Hij ging meteen zijn handen wassen om te laten zien dat hij niet schuldig was aan de godslastering.
Er wordt ook gezegd dat Joden die bij de Klaagmuur in Jeruzalem bidden, alleen maar knikken als ze de Naam bedoelen; ze zeggen de Naam nooit hardop.
Nu zijn er mensen die dit respect voor de Naam beschouwen als een bijgeloof van de Joden. Maar zijn de Joden met hun eeuwenoude tradities niet veel beter op de hoogte van deze zaken dan wij, die juist op dit gebied eigenlijk nog dom zijn?
Heb je er ooit aan gedacht dat de ‘nieuw ontdekte’ Israëlieten eigenlijk een grote bedreiging vormen voor de Joden? We kunnen dan aantonen dat wij, en niet zij, Gods uitverkoren volk zijn. We kunnen ze dus ontmaskeren voor wat ze werkelijk zijn! Maar hoe zou het zijn als we in onze ‘onwetendheid’ de Heilige Naam gebruiken, die wij als Israëlieten niet mogen gebruiken? Zouden we daardoor (volgens hun geloof) geen vloek in plaats van een zegen over onszelf afroepen?
Het is ook interessant om op te merken dat de Nu-Name Bible en ook de vertaling van de Jehova’s Getuigen elke keer de Naam vermelden, terwijl deze volgens Young en Strong en de Literal Concordant Version van de Bijbel op die plaats helemaal niet wordt genoemd, maar bijvoorbeeld wel Adonai? Dit lijkt ons bijna oneerlijk.
De Joden, die de Naam niet durven te gebruiken, zullen niet omdraaien als WIJ, verdwaalde Israëlieten, een vloek over ons zouden uitspreken door het gebruik van de Naam in onze gesprekken, liederen en geschriften. Kijk maar hoe ineffectief de pogingen van de Israëlgelovigen zijn geworden.
Denk hier eens rustig over na. We willen geen onenigheid zaaien, maar we zoeken serieus naar de Waarheid en vinden het onze plicht om je hierover te vertellen. Laat ons weten als je het hier niet mee eens bent, dan kunnen we nog van elkaar leren. Moge de Vrede van onze God met je zijn tot aan zijn spoedige wederkomst.
ERNSTIGE WAARSCHUWING AAN ALLE ISRAËL-GELOVIGEN
Het is erg teleurstellend om te zien dat veel mensen in ons land onder de druk van de tijd hun ware identiteit als volk van God zijn kwijtgeraakt.
Ze zijn zich ervan bewust geworden dat God Zijn volk niet heeft verstoten (Rom. 9), maar dat Hij hen nog steeds bewaart als de letterlijke afstammelingen van Abraham, Isaak en Jakob, omdat Hij hen liefheeft als Zijn kinderen.
Er is nu een groep Israël-gelovigen die beweert dat we alleen JAHWE mogen aanbidden en JEHOSHUA als onze verlosser mogen aanvaarden.
We hebben veel boeken hierover bestudeerd en zelfs een speciale Bijbel gekocht om tot de Waarheid te komen. Maar we moeten oppassen, want deze mensen maken een fout maken! Door hun gebeden tot JAHWE gaan ze als het ware terug naar de toestand van VOOR de zoenende verdienste aan het kruis van onze Heiland! Laten we deze kwestie eens nader bekijken.
Johannes 1:1-14 geeft ons enig licht op dit probleem. Daar staat dat de hele aarde met mensen, dieren en planten door de ZOON VAN GOD is geschapen, en niet, zoals veel mensen denken, door de Vader. “Het Woord dat vlees geworden is” is Jezus. Hij was in het begin bij God (de Vader), en Hij was zelf ook God (JAHWE – de God van Israël). Lees het maar eens in dat hoofdstuk. Alle dingen zijn door Hem (het Woord – Jezus) ontstaan – zonder uitzondering.
Dat Woord door Wie wij geschapen zijn, is vlees geworden en onder ons gewoond, en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, in heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader. Jezus (JEHOSHUA) was de Schepper die in het paradijs met Adam wandelde, en Hij was ook de God van Israël die Zijn volk leidde door Zijn aanwezigheid in de wolk- en vuurkolom in de woestijn.
De God van Israël stelde Zichzelf aan Mozes voor als IK BEN, dezelfde elfde Naam die Jezus ook gebruikte in de hof van Getsemane (Johannes 18:6& 8) voordat Hij gevangen werd genomen.
Het sterkste bewijs dat JEHOSHUA de God van het volk van Israël in het Oude Testament moet zijn, ligt besloten in de wet. JAHWE, de God van Israël, was ook haar man. Hij heeft zich van haar gescheiden. Volgens de wet mag ze pas weer trouwen als haar man is overleden. God is niet dood, maar JEHOSHUA is wel aan het kruis gestorven. Het huwelijk van het Lam met Zijn volk zou anders nooit kunnen plaatsvinden.
Nu is het belangrijk om te beseffen dat God de Vader de zonde en het kwaad dat elke dag in ons leven voorkomt, niet voor Zijn ogen kan verdragen. We zouden ook geen moment in Zijn aanwezigheid kunnen blijven bestaan. Het menselijk geslacht heeft dus vanaf het begin nooit direct contact gehad met God de Vader! Dat gebeurt pas wanneer 1 Kor. 15:28 in vervulling gaat.
De belangrijkste conclusie hiervan is dat Israël in het Oude Testament weliswaar zijn gebeden tot JAHWE richtte, maar dat Hij na de kruisdood onze middelaar is geworden, zodat we door Zijn NAAM onze gebeden rechtstreeks tot de Vader kunnen richten: “Alles wat jullie de Vader vragen in Mijn Naam, zal Hij jullie geven”. En verder: “En bid jullie Vader wat in het verborgene is, en jullie Vader wat in het verborgene is, zal jullie in het openbaar belonen”. Dus moeten jullie bidden: ‘Onze Vader, die in de hemel zijt…’. Door de Geest mogen we Zijn Vader ook aanspreken als ‘Abba-Vader’.
Maar de Naam van onze Vader is NIET JAHWE! Het is de naam van de God van het Oude Testamentische Israël, Hij die voor haar aan het kruis stierf! Als we dus ons gebed tot JAHWE richten, is dat niet verkeerd, maar ontkennen we daarmee wel de bemiddeling van Jezus, die het voor ons mogelijk maakt om, gereinigd van onze zonden, rechtstreeks tot de Vader te naderen.
Wanneer we bidden en ons tot de Vader richten, moeten we, volgens de voorschriften van Jezus, door de Geest bidden. We weten niet hoe we moeten bidden, maar de Geest bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. Maar we weten wel dat we alleen tot God de Vader kunnen naderen door de Naam van JEHOSHUA (de betekenis van deze Naam is JAHWE DIE ONS VERLOST), de God van Israël, die Zijn Naam op Zijn volk heeft gelegd door Zijn huwelijk met haar.
We hebben geleerd dat Jezus ‘Verlosser’ betekent, en die naam betekent in het licht van de Israëlische waarheid en de eeuwige wet (die het principe van vrijmaking van eigendom zo mooi beschrijft) voor ons nog meer dan voor de meeste andere christenen in ons land.
Het is daarom niet nodig om bezwaar te maken tegen de vertaling van de naam JEHOSHUA naar de bekende ‘Jezus’, die in al onze bijbels voorkomt. Moeten we niet de Verlosser van Israël aanvaarden, en niet die van de Grieken?
Sommigen gaan vandaag de dag zelfs zo ver dat ze zeggen dat als we ‘Here’ zeggen, we de afgod Baäl aanspreken. Dat is natuurlijk onzin. Baäl betekent wel “heer”, maar dat betekent niet dat we hem in gebed zouden aanroepen. Hosea 2:15 zegt dat we onze God niet langer “Baäl” (Heer) zullen noemen, maar dat we onze God zullen erkennen als onze Echtgenoot, en Hem zo zullen mogen noemen. Dit bijbelgedeelte laat dus zien dat we toch God aanroepen.
We moeten er rekening mee houden dat we in de allerlaatste tijd leven en dat wij als gelovigen van Israël bij uitstek te maken zullen krijgen met de aanvallen van satan. Onlangs was er de tragische scheuring van de anti-Paulus-dwaalspoor, waardoor sommige mensen zich genoodzaakt zagen grote delen van hun Bijbel te verwerpen. Nu is het gevaar groot dat onze Israëlische broeders door deze dwaling misleid kunnen worden, of erger nog, dat er verdeeldheid onder de Israëlische gelovigen zal ontstaan, tot vreugde van satan.
Laten we ons liever concentreren op de geweldige beloften van de toekomst die ons als Gods volk te wachten staan, in plaats van elkaar af te breken of zelfs te veroordelen. Moge de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob (Exodus 3:15 – dit is Zijn naam voor eeuwig) ons de juiste onderlinge gezindheid geven als broeders van Hem en van elkaar.
CL Post Namens de Bijbelstudiekring Kaapstad.
De naam van God
Door pastoor F.W.C. Neser.
Er is tegenwoordig veel onenigheid en verwarring onder de kinderen van God over Zijn Naam. Om deze reden heb ik, na jarenlang onderzoek, twee professoren in het Hebreeuws en een Joodse rabbijn geraadpleegd over de Naam.
Ik heb de joodse rabbijn gevraagd of de professoren gelijk hebben als ze zeggen dat de uitspraak van het tetragrammaton YHWH als YAHVEH (in het Afrikaans klinkt dit als: Jawê ) een Engelse transcriptie is, en dat de Hebreeuwse uitspraak van de Heilige Naam helemaal niet zo klinkt, antwoordde hij zonder aarzelen dat die bewering helemaal klopt.
Verder zei de rabbijn dat elke letter van YHWH zijn eigen klank heeft, afhankelijk van in welke hoedanigheid de Naam wordt genoemd.
De Joden hadden een heilige eerbied voor de Naam van God en waren bang dat als ze deze uitspraken, ze de Naam oneerbiedig zouden gebruiken. Daarom vermeden ze het uitspreken van de naam JHWH (of YHWH) en zeiden ze in plaats daarvan Adonai (= Heer) of Hashem (= de Naam). Volgens de rabbijn gebruiken ze Adonai wanneer ze het Oude Testament in de synagoge lezen, en Hashem wanneer ze in gewoon gesprek met elkaar zijn.
Na verloop van tijd is de oorspronkelijke uitspraak van JHWH helemaal verloren gegaan. Geleerden hebben geprobeerd de klinkers van JHWH te reconstrueren en zijn tot de conclusie gekomen dat het Jahwe (uitspraak zoals het in het Afrikaans klinkt, Jawê) moet zijn. Maar dit is niet 100% zeker. In zo’n belangrijke kwestie als de juiste uitspraak van Gods Naam is niets minder dan 100% voor mij voldoende. In Jesaja 52:6 lezen we: “Daarom zal mijn volk mijn Naam leren kennen; daarom zullen zij op die dag weten dat Ik het ben die spreekt: Hier ben Ik!”
Die dag is duidelijk de dag waarop de Heer dit wereldsysteem met geweld zal vernietigen en Zichzelf onmiskenbaar aan de heidenen en Zijn volk zal openbaren.
De elementen jahu, of de verkorte vorm jah komen in eiename voor. Het probleem is dat elementen zoals zijn en jo (vergelijk Jehoshua en Jo-el) wijzen op een andere uitspraak van de Naam.
Om eerlijk te zijn is er nog een andere groep, die net zo serieus is als de Jawê-groep, die heel stellig beweert dat de uitspraak in het Engels YAHUEH moet zijn en niet YAHWH. Zij geven net zoveel geleerde argumenten en verwijzingen als de Jawê-groep.
Volgens THEOLOGICAL WORDBOOK OF THE OLD TESTAMFN Vol.1, blz. 210 krijgen we de volgende opmerking: Yehonatan, Jehonathan, “Yahweh (zijn weergave van YHWH) heeft gegeven;” afgekort Yonatan Jonathan, een vervangende naam voor dezelfde persoon…… en Yehoshapat, Jehoshaphat. “Jahweh (zijn weergave van YHWH) heeft geoordeeld”; alternatief yoshapat, ‘Josafat’, “alleen toegepast op twee ondergeschikten van David…”
Ik geef dit citaat om aan te geven dat de elementen zijn en jo ook hier voorkomen. We kunnen dus niet om het feit heen dat Jawê niet de Hebreeuwse uitspraak is van de Naam van God die in het origineel met YHWH wordt geschreven. En daar gaat het toch om, nietwaar?
De naam van Jezus: Zoals hierboven heb ik ook al die jaren dat ik met de naam Jashua werd geconfronteerd, in alle eerlijkheid en oprechtheid onderzocht of dit juist is. In alle gewone boeken en concordanties die ik heb geraadpleegd, kon ik dit nergens vinden. De namen Yehoshua, Josua en Yesua heb ik wel gevonden.
De twee professoren hebben mijn bevindingen ook bevestigd. Ze zeggen dat de uitspraak YAHSHUAH fout is. In het Oude Testament is het duidelijk Jehoshu’ah. Jezus is dan de Griekse vorm. YAH betekent niet: Ik ben, nee, en SHUH betekent niet: De Gezalfde.
Dezelfde groep waarnaar ik hiernaar verwijs, die zegt dat de naam van God niet Jawê (Afrikaanse uitspraak) is, maar Jahueh, zegt ook dat de naam van onze Verlosser niet Jahshuan is, maar Jahushua … Ze komen ook met een heleboel verwijzingen en “bewijzen”. De elementen jahu, jeho en jo komen hier aan bod.
Het argument wordt ook gebruikt dat de engel die met Jozef sprak in Mattheüs 1:21, met hem in het Hebreeuws moest hebben gesproken en dus de naam Jashuah moest hebben gebruikt. We hebben al aangetoond dat het woord Jehoshua of Jesua kan zijn geweest, maar niet Jashuah. Bovendien is het ook waarschijnlijker dat de engel gewoon in het Aramees met hem sprak; dat is een verwante taal, niet het Hebreeuws. Het is voor mij heel duidelijk dat de mensen die het woord Jashuah gebruiken niet 100% zeker zijn dat dit juist is.
En toch, ook al zijn ze er niet 100% zeker van dat de uitspraak Jawê juist is, veranderen ze de naam van de Vader en de Zoon in Jawê en Jashuah in het Nieuwe Testament. Ik vind dat super brutaal.
De namen God, Here en Jezus in het Grieks, waarin de originele manuscripten voorkomen, passen in het wiskundige patroon dat door het Oude en Nieuwe Testament loopt. Als ik deze vervang door Jawê, Jahshuah en Elohim, enzovoort, gooi ik dat hele wiskundige patroon omver.
Daarmee willen de gebruikers van Jawê, Jashuah enz. ons vertellen dat het Grieks van het Nieuwe Testament ongeïnspireerd is; daarmee brengen ze de grondtekst van het hele Nieuwe Testament in diskrediet en ondermijnen ze het geloof van het kind van God. Als het Nieuwe Testament dan zo fout is wat betreft de Naam, is het logisch om te vragen of de grondtekst van het Nieuwe Testament ook op andere plekken fout kan zijn. Waar staan we dan?
Dan komen ze ook nog eens met het verhaal dat de naam Jezus is afgeleid van de Griekse god Zeus, en ze hebben het over Jezus als Je-Zeus. Voor mij is dat bijna godslastering. Ze hebben daar geen bewijs voor, en het is sowieso onzin.
VINE zegt in zijn EXPOSITOY DICTIONAY OF NEW TESTAMENT WORDS onder het kopje JESUS het volgende: “IESOUS is een transliteratie van het Hebreeuwse ‘Joshua’, wat ‘Jehovah is redding’ betekent, d.w.z. ‘is de Verlosser’, een veel voorkomende naam onder de Joden, bijvoorbeeld Ex. 17:9; Lukas 3:29 (R.V.); Kol. 4:11. Het werd aan de Zoon van God in de incarnatie gegeven als Zijn persoonlijke naam, in gehoorzaamheid aan het bevel van een engel aan Jozef, de echtgenoot van Zijn moeder, Maria, kort voordat Hij werd geboren, Matt. 1:21. Hiermee wordt Hij in de evangelieverhalen over het algemeen aangeduid, maar niet zonder uitzondering, zoals in Marcus 16:19-20; Lucas 7:13, en een tiental andere plaatsen in dat evangelie, en een paar in Johannes.
In zijn boek “Voices from Silent Centuries” schrijft de internationaal erkende geleerde in het Grieks en Hebreeuws, Dr. Harry Rimmer D.D., D.Sc., dat 80% van het Nieuwe Testament in het Grieks kan worden herschreven op basis van inscripties die de eerste christenen in de eerste 300 jaar op aardewerken potten hebben geschreven, toen papier nog niet bestond en papyrus schaars en duur was.
Deze potscherven zijn opgegraven door archeologen. Waar de naam van de Zoon van God op voorkomt, wordt deze geschreven als IESOUS en CHRISTOS, net zoals de Grieken dit vandaag de dag nog steeds schrijven. Wij schrijven het als JESUS CHRISTUS in het Afrikaans.
Het is in de naam van Jezus dat menigten door de eeuwen heen gered zijn, veel wonderen en tekenen hebben plaatsgevonden en waarin velen gedoopt zijn in de Heilige Geest. Het is in de naam van Jezus dat ook mijn eigen ziel gered is, ik veel antwoorden op mijn gebeden heb ontvangen en waarin ik voor veel zieken heb gebeden en zij wonderbaarlijk genezen zijn. Zal de Heilige Geest de naam van een afgod eren? Moge onze lieve Heer genadig zijn voor degenen die de wonderbaarlijke Naam van onze Heer Jezus vergelijken met die van een afgod, en hen zo’n grote zonde vergeven.
Samenvatting: Wanneer ik God Heer noem, weet ik in mijn taal wat ik bedoel. Hij is mijn Heer. Ik aanbid Hem als de Allerhoogste. Zijn Geest heeft altijd met mijn geest getuigd dat ik een kind van God ben. Ik geloof dat de Naam die Jezus aan ons heeft geopenbaard, de Naam Vader is, vergelijk Joh.17:6,11,12,26; Matt.6:9. Laat de Naam van de Allerhoogste omwille van het argument Javé zijn. Iedereen, heiden, Israëliet, zondaar, wie dan ook, noemt Hem zo, maar alleen degenen die Jezus als Verlosser en Heiland hebben aanvaard en Hem als Heer erkennen, kunnen de Allerhoogste Vader noemen. Hij is voor Israël een Vader (Ex. 4:22; Jer. 31:9,20), maar niet voor de heidenen. Als je kinderen hebt, kunnen alleen zij je vader noemen, maar iedereen kan je bij je naam noemen. Mijn vader heette Johannes. Ik heb hem nooit Johannes genoemd, uit respect, maar ik noemde hem vader uit liefde. Hosea 2:15 wordt vaak naar ons gegooid. Ik zeg, kijk goed naar over welke tijd het gaat. “Die dag” is nog niet gekomen. Als die dag komt, zal alles wat nu verborgen is, openbaar worden. We moeten niet vooruitlopen op de Heer. In ieder geval is “man” Ishi. Als we broeders van Jéwa willen zijn, moeten ze stoppen met de Allerhoogste Jéwa te noemen en Hem Ishi gaan noemen.
Pastoor F.W.C.Neser
de naam Jezus
Inleiding
Sommige lezers hebben zich er wel eens aan gestoord dat we in onze artikelen soms de naam “Jezus” gebruikten zonder verdere toevoeging. Ze vonden dat eigenlijk oneerbiedig; men moet toch liever spreken van ‘Here Jezus’, ‘Jezus Christus’ of Here. Ze wijzen erop dat de Heer wel met ‘Jezus’ werd aangesproken door Zijn vijanden, door mensen met een onreine geest of bezetenen, door de blinde of de tien melaatsen, die Hem eigenlijk niet kenden, maar nooit door de discipelen. Die spraken Hem altijd aan met ‘Heer’ of ‘Meester’.
Het lijkt ons dat die conclusie niet klopt. In Zijn tijd was ‘Jezus’ een gewone naam. Ook anderen heetten zo, zoals Elyrnas Bar-Jezus (Handelingen 13:6) Jezus-Justus (Kolossenzen 4:11), Jezus Bar-Abbas (Mattheüs 27.16-17 volgens sommige handschriften.) en daarvoor Jezus Sirach, Flavius Josefus neemt wel 20 personen met die naam op, Het is de Griekse naam voor Jozua; in Lucas 3:29 en Hebreeën 4:8 staat ook ‘Jezus’ in het Grieks; net als in Zacharia 3:1 (Sept). Alleen haat tegen Jezus van Nazareth zorgde ervoor dat deze naam in het jodendom niet meer gebruikt werd (net zoals bij christenen niemand zijn kind Judas zal noemen, hoewel er toch een bijbelschrijver is met die naam).
En verder: ook bij ons praten we onder elkaar over anderen zonder toevoegingen, hoewel we hen aanspreken met ‘meneer’ of iets dergelijks. Zelfs de evangelist Johannes, die zo de nadruk legt op Jezus’ goddelijkheid, spreekt in zijn vertelling gewoon van ‘Jezus’, al heeft hij Hem mogelijk altijd met twee woorden aangesproken.
Ondanks dit alles willen we onze lezers onnodige ergernis besparen en de ‘kale’ naam Jezus vermijden, als er niet wat meer aan de hand was. JEZUS is de naam die Hij als mens heeft willen dragen. Die naam is door God gegeven (Matteüs 1:21), omdat ‘Hij (gr. autos, d.w.z. Hij alleen) Zijn volk zal redden (bevrijden)”. Hij heet Jozua = Jahweh redt. In die nadrukkelijke naam, Jezus, zit dus al een hoge mate van identificatie van Hem met Jahweh besloten. Jezus/Jozua moet uitvoeren wat God beloofd heeft Zelf te zullen doen. Zoals van Jozua hetzelfde wordt gezegd als van Jahweh, dat hij vóór Israël de Jordaan zal oversteken (Deuteronomium 31-3), Het heeft God behaagd Zich in de mens Jezus te openbaren, nl. in zwakheid en nederigheid. De mens Messias Jezus is de enige Middelaar tussen God en ons (2 Timotheüs 2:5).
Als rechtzinnige christenen zijn we echter al te vaak geneigd om dat mens-zijn slechts als iets tijdelijks te zien, en niet als levensecht. We kennen allemaal wel dat plaatje van Jezus, wandelend met Zijn leerlingen door een korenveld, waarbij Jezus een stralenkrans om Zijn hoofd heeft. We weten best dat dit historisch niet klopt, maar wat we niet doen op een plaatje, doen we wel met onze woorden: we zien Jezus als mens alleen als een stukje dogmatiek, helemaal ondergeschikt aan Zijn goddelijkheid. We zijn zo bang dat Hij ons gebrek aan eerbetoon kwalijk neemt, dat we dat mens-zijn alleen maar beleven als iets waar we zo snel mogelijk vanaf willen. ‘Jezus’ is verleden tijd, nu moet je op zijn minst ‘Christus’ zeggen!
Maar dit laatste brengt ons toch wel heel dicht bij een bepaald soort vrijzinnigheid, die we zeker als onbijbels moeten afwijzen. Zo bijvoorbeeld die van E.S(tern) in “Militia Christi” (juli ’73), die zegt: ” de opstanding van Christus (niet van Jezus!) is de enige hoop, die het ons mogelijk maakt solidair te zijn met de gekruisigde Jezus, ook in onze tijd, en in hem de Christus te herkennen als de minste onder de broeders”. Dit is ongeveer hetzelfde wat de jood Schalom ben Chorin zegt: “Maar zij vonden het graf leeg….Hier eindigt de geschiedenis van Jezus. Hier begint de geschiedenis van Christus”.
Hier moeten we echt NEE zeggen. Met dit verschil, dat we zoiets van een Jood nog kunnen verdragen, omdat het daar anders klinkt. De joden hebben Jezus niet geaccepteerd omdat Hij het Messiaanse Rijk niet bracht, en dat Rijk wilden ze bovenal vasthouden. Dat is wel niet juist, maar het Messiaanse Rijk blijft in elk geval concreet. Maar als christenen zowel de opstanding als het Rijk gaan vervluchtigen, zodat “Christus” niet meer is dan een verheven idee, en het Rijk eveneens, dan blijft er niet veel meer over dan onze armzalige goede wil.
We moeten er op letten dat het Nieuwe Testament uitdrukkelijk zegt dat Jezus opstond uit het graf. Let op Mattheüs 28:5, 9 10, 18, Lucas 24:36, Johannes 20:l5,17,19-20 en hoofdstuk 21 (9x). Zo ook Handelingen 1:11, waar de egel zegt: deze Jezus komt terug. – Dit is ook de kracht van Petrus’ reactie op Pinksterdag, die uitmondt in de kern van de zaak: “Laat heel Israël dus weten dat God Hem tot Heer en Messias heeft gemaakt, namelijk deze Jezus, die jullie gekruisigd hebben”.
Het Nieuwe Testament benadrukt dus een duidelijke eenheid tussen de Gekruisigde en de Opgestane, wat ook in de naam tot uitdrukking komt.
‘Christus’ is eigenlijk helemaal geen naam; het is een titel, namelijk Messias (= gezalfde). We zouden veel meer bezwaar moeten maken tegen de naam Christus, wanneer deze wordt gebruikt zonder enig aanknopingspunt met het Messiaanse Rijk, dat Hij wilde stichten. ‘Christus’ als naam zonder meer is een uitgeholde zaak. Wie dus zegt: “Jezus stierf, Christus stond op”, maakt van Christus een filosofische abstractie, een figuur die noch goddelijk noch menselijk is, en waar we van alles mee kunnen doen. Men kan zich er ook wel solidair mee verklaren ter wille van de minste broeders, maar wat dat dan moet voorstellen is uitermate vaag.
Nu moeten we niet uit pure rechtzinnigheid in de tegenovergestelde ketterij vervallen. Jezus’ mens-zijn was niet iets minderwaardigs. Het was de enige weg waardoor de mens met God één kan zijn: Immanuël! Jezus’ nederigheid was openbaring (d.w.z. uiting én afbeelding) van Gods liefde, die ons in de vorm van Zijn dienstbetoon duidelijk wordt gemaakt.
Zo blijven we geloven in de mens Jezus, Mens (Adam) in eeuwigheid, en zo Bevrijder van de Schepping uit beperktheid en zonde, de Messias van Israël en de Heer aan wie alles toebehoort.
Kolonel G.J. van Loon
 
				




