De eredienst behoort alleen Israël
(a) De tabernakeldienst, de tempeldienst en de eredienst van het Nieuw Testamentische gemeente (dit zijn de eerstgeborene, vgl Exodus 4:22; Hebreeën 12:23) behoren slechts aan een volk, nl: voor die uit de fontein van Israël. (Psalm 68:21), want God woont in het heiligdom van Israël (Psalm 68:36; Psalm 100) en onder de lofzangen van Zijn volk (Psalm 22:4).
(b) God heeft alle heidenen Zijn tempeldienst verboden:
Klaagliederen 1:10.
“De vijand heeft zijn hand uitgestrekt naar al haar kostbaarheden; ja, aanzien moest zij, hoe volken haar heiligdom binnentraden, van wie Gij hadt geboden: zij zullen niet komen bij u in de gemeente.”
Zelfs na de wederoprichting van alle dingen, en in de eeuwen die zullen komen, zal geen Kanaäniet in het huis van de Here mogen komen.
Zacharia 14:21.
“Ja, alle potten in Jeruzalem en in Juda zullen de Here der heerscharen heilig zijn, zodat alle offeraars kunnen komen en die gebruiken om daarin te koken. En er zal te dien dage geen Kanaäniet meer zijn in het huis van de Here der heerscharen.”
Israël was echter ongehoorzaam en heeft vreemden in de heiligdommen van het huis des Heren toegelaten:
Jeremia 51:51.
“Wij zijn beschaamd, want wij hebben smaad aangehoord: beschaming heeft ons gelaat bedekt, want vreemdelingen zijn gekomen in de heiligdommen van het huis des Heren.”
Ezechiël 44:6-9.
“En zeg dan tot de weerspannigen, tot het huis Israels: Zo zegt de Here Here: gij hebt meer dan genoeg gruwelen bedreven, huis Israels, Doordat gij vreemdelingen, onbesnedenen van hart en onbesnedenen van lichaam, hebt binnengebracht om in mijn heiligdom te zijn, om mijn huis te ontheiligen, terwijl gij de voor Mij bestemde spijze, vet en bloed, bracht, zodat zij mijn verbond schonden, boven al uw gruwelen. En gij hebt zelf voor mijn heilige dingen geen zorg gedragen, maar gij hebt hen aangesteld om voor u mijn dienst in mijn heiligdom waar te nemen. Zo zegt de Here Here: Geen vreemdeling, onbesneden van hart en onbesneden van lichaam, zal mijn heiligdom binnengaan, geen vreemdeling onder de Israëlieten.”
Vreemdelingen in Gods heiligdom is in Gods ogen een geweldige gruwel!
Israël alleen is bestemd tot dragers van de heilige voorwerpen van God:
Jesaja 52:11.
“Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinigt u, gij die de vaten des Heren draagt.”
De eerste gemeente bestond slechts uit wedergeboren Israëlieten en dat geld ook voor die na hen komen tot op de huidige dag. Men moet van hoge geboorte zijn om Gods Koninkrijk te zien en in te gaan (Johannes 3:3).
(c) Dit geslacht van Abraham zijn Jezus broeders: (Hebreeën 2:0-17) want zij zijn samen uit één geboren:
Hebreeën 2:11.
“Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen en Hij zegt: Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen; en wederom: Ik zal op Hem vertrouwen, en wederom: Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft.”
(d) De zeven gemeenten in klein Azië, aan wie Johannes schrijft, was gericht (Openbaring 2,3) aan hen, waar de gemeente, die ontstaan is als vrucht van Paulus z’n arbeid en bediening onder de verloren schapen van het Huis van Israël, tijdens zijn bedieningreizen. Deze zeven gemeenten geven de symbolische opeenvolging van de gemeente-tijdperken vanaf de eerste gemeente. Dwars door de geschiedenis van de afgelopen 2000 jaar, dus heeft dit betrekking op Israël-gemeente!
(e) Israël is de stam van Gods erfenis:
Jeremia 51:19.
“Maar Jakobs deel is niet als deze; Hij is de Formeerder van alles en Israël is de stam zijner erfenis; Here der heerscharen is zijn naam!”
Hij heeft de stammen lief (Deuteronomium 33:3; Jeremia 31:3; Hosea 11:1); zij zijn Zijn uitverkorenen/eigendom (Deuteronomium 7:6; Exodus 19:5; Deuteronomium 14:2). Alleen voor hen is de Gezalfde Koning gekomen. (Mattheüs 1:21) en zij worden geheiligd door Zijn kostbaar Bloed:
Hebreeën 13:12.
“Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden.”
Elke Israëliet, die deze offers gelovig aanvaard, wordt deel van het Lichaam van Christus:
Handelingen 2:38-47.
“En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht. Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen. En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden; en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.”
Kolossenzen 1:18. 24.
“En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is….Thans verblijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente.”
En van deze gemeente/lichaam is Jezus het hoofd (Efeziërs 5:25, 29)’dit is Gods gemeente (1 Korintiërs 10:32; 11:16, 22; 15:9; 1 Timotheüs 3:5).
Gebouwd op een belijdenis nl: dat Jezus de Zoon van God en de beloofde Messias van Israël is:
Mattheüs 16:16-18.
“Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.”
Openbaring 22:16.
“Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.”
(f) De erediensten zijn de onderlinge bijeenkomsten van die gemeenten, waar het lichaam het Hoofd eert als Zoon van God, de Gezalfde Koning van Israël, dit kan niet anders ingevuld worden. De Eredienst behoort nog steeds uitsluitend aan Israël:
Romeinen 9:4.
“Immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.”
Hebreeën 10:25.
“Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.”