Door
Arnold Kennedy
In de nasleep van de afbraak van het World Trade Centre, zijn er veel vragen die mensen zich stellen. De meest voorkomende vraag is: “Waarom liet God dit toe”? Slechts weinigen erkennen de mogelijkheid dat God het heeft gedaan, want als ze dat zouden doen, zouden ze tegen de populaire stroming ingaan. We zullen wat onderzoek doen naar het onderstaande vers dat letterlijk zegt: “God heeft het gedaan”.
Jesaja 45:7 “Ik vorm het licht, en schep duisternis: Ik maak vrede, en schep het kwade: Ik, de HEERE, doe al deze dingen”.
In dit korte vers staan verschillende werkwoorden die vertaald zijn met “vormen”, “scheppen”, “maken” en “doen”. Deze staan allemaal in wat taalexperts de “actieve deelwoordstemming” noemen. Een definitie van deze stemming is als volgt: “Het deelwoord vertegenwoordigt een actie of toestand in zijn ononderbroken continuïteit, en komt overeen met het Engelse werkwoord, “to be” met het tegenwoordig deelwoord. Het kan gebruikt worden voor tegenwoordige, verleden of toekomende tijd”. Uit het gebruik van deze werkwoorden, samen met de bijbehorende zelfstandige naamwoorden, kunnen we opmaken dat deze feiten nooit veranderen. Wat God in een bepaalde situatie doet, verandert nooit.
In het Hebreeuws hebben we:
“vormen” = yatsar” (Strongs 3335),
“scheppen” = bara’ (Strongs 1254), “maken” en “doen” = asah (Strongs 6 213).
Deze werkwoorden “bestrijken het veld” met betrekking tot activiteiten als:
[a] Wat een pottenbakker doet, in termen van menselijke activiteit, inclusief conceptie, en goddelijke activiteit,
[b] Wat een schepper doet, in termen van keuze, het kiezen van een volk voor Zichzelf,
[c] Wat een organisator doet, in termen van modelleren, transformeren, en vormgeven, omstandigheden veranderen, en ook kappen.
[d) Wat een uitvoerder doet, in termen van aanwezig zijn, werken, maken, vieren, verordenen, voorbereiden, omgaan met, en aanbieden.
Als we nog een stap verder gaan, zien we dat deze activiteiten tegenstellingen bevatten die worden vertaald als:
[a] “licht” en “duisternis”.
[b] “vrede” en “kwaad”.
“Licht” is ‘owr (Strongs 16) dat alle vormen van licht, leven, voorspoed, onderricht en van de HERE als Israëls licht omvat.
“Duisternis” is choshek (Strongs 2822) gewoonlijk vertaald als “duisternis”.
“Vrede” is shalowm (Strongs 7965) dat het idee overbrengt van volledigheid, degelijkheid, gezondheid en voorspoed, tevredenheid en goede relaties.
“Kwaad” is ‘ra (Strongs 7451), dat alles uitdrukt wat tegenovergesteld is aan wat “shalowm” betekent.
Wanneer we verzen als Jesaja 45:7 bestuderen, wordt er absoluut niet gesuggereerd, dat wanneer het kwaad zich voordoet, het gewoon een geval is van “God liet het toe”, zoals we zo vaak horen zeggen in religieuze kringen. Al de verschillende werkwoorden, samen met de tegenstellingen onmiddellijk hierboven, verklaren ons dat er geen gebied van activiteit in de hemel en op aarde is waar God niet de hoofdbeweger van is. Als de “Almachtige” is er geen andere autoriteit of initiator van wat dan ook. Paulus geeft aan dat niet iedereen deze kennis heeft, door in 1 Kor. 8:4 te zeggen: “Er is geen andere God dan één”, en vervolgt met te zeggen: “Maar voor ons is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn, en wij in Hem; en één Heer Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem”. “Eén” in het Grieks is een numerieke term, dus er is geen ander wezen dat met Hem concurreert.
Als we het hiermee eens zijn, hoe zouden we dan kunnen zeggen dat God niet de veroorzaker was van de WTC-ramp? Er is geen tekort aan passages in de Bijbel, zoals die hieronder. Deze tonen Gods hand als de schepper van het kwaad tegen Israël, toen Israël zondigde tegen God.
Richteren 2:14-15 En de toorn des HEEREN was heet tegen Israël, en Hij leverde hen over in de handen van bedervers, die hen bedierven, en Hij verkocht hen in de handen van hun vijanden rondom, zodat zij voor hun vijanden niet meer konden standhouden. Waarheen zij ook uittrokken, de hand des HEEREN was tegen hen ten kwade, gelijk als de HEERE gezegd had, en gelijk als de HEERE hun gezworen had; en zij werden zeer benauwd.
Richteren 3:7-8 En de kinderen Israels deden kwaad in de ogen des HEEREN, en verzaakten den HEERE, hun God, en dienden Baälim en de groeven. Daarom werd de toorn des HEEREN heet tegen Israël, en Hij verkocht hen in de hand van Chushanrishathaim, den koning van Mesopotamië; en de kinderen Israels dienden Chushanrishathaim acht jaren.
2 Koningen 19:3 En de toorn des HEEREN werd ontstoken tegen Israël, en Hij leverde hen uit in de hand van Hazael, den koning van Syrië, en in de hand van Benhadadad, den zoon van Hazael, al hun dagen.
Wie deed deze dingen (zoals benadrukt) met Gods volk? God deed het! En altijd wordt er een soortgelijke reden gegeven, en de redenen worden niet algemeen aanvaard. Kerken zeggen dat het niet in de aard van God ligt om die dingen te doen.
In het Nieuwe Testament wordt ons verteld dat al deze gebeurtenissen uit het Oude Testament voorbeelden voor ons zijn om te laten zien dat Gods methode om met Zijn zondigende volk om te gaan niet is veranderd.
1 Kor. 10: 6-10 Deze dingen nu waren ons tot voorbeeld, opdat wij de boze dingen niet zouden begeren, gelijk ook zij begeren. En weest geen afgodendienaars, gelijk sommigen hunner; gelijk geschreven staat: Het volk zat te eten en te drinken, en stond op om te spelen. En laten wij geen ontucht plegen, zoals sommigen van hen deden, en op één dag drie en twintig duizend slachtoffers maakten. En laten wij Christus niet verzoeken, gelijk sommigen hunner ook verzocht hebben, en door slangen verdelgd zijn. En murmureert niet, zoals sommigen van hen murmureerden, en door de vernietiger werden vernietigd. Al deze dingen nu zijn hun tot voorbeelden overkomen; en zij zijn geschreven tot onze vermaning, over wie de einden der wereld gekomen zijn.
Deze verzen bepalen dat Gods werkwijze en redenen door het Nieuwe Testament heen niet veranderd zijn, zelfs niet tot in onze dagen. Kerken moeten opmerken dat het nog steeds de natuur van God is om dit te doen! Zelfs een beetje van de vreze Gods zou wonderen doen in de gemeenten.
Hoewel we lezen over “al die onschuldige mensen die werden gedood” in het World Trade Center, kunnen we moeilijk accepteren dat de Verenigde Staten een godvruchtig levend land was, levend in de vreze Gods, toen dit gebeurde. Al deze mensen waarnaar verwezen wordt, waren misschien onschuldig aan het plegen van opzettelijke overtreding van de Islam, maar waren zij allen onschuldig aan de zonde tegen God? Is de rest van de bevolking, inclusief de regering van de VS, niet evenzo goddeloos? Over “vallende torens” lezen we in Lucas 13:2-5 “En Jezus antwoordende, zeide tot hen …. Of die achttien, op wie de toren te Siloam viel en hen doodde, meent gij, dat zij zondaars waren boven alle mensen, die te Jeruzalem woonden? Ik zeg u: Neen, maar tenzij gij u bekeert, zult gij allen gelijkelijk verloren gaan. De Verenigde Staten hebben dus een duidelijke waarschuwing gekregen voor wat komen gaat, tenzij er gehoor wordt gegeven aan het “tenzij gij u bekeert”!
De onderstaande selectie uit een boodschap die werd gepresenteerd in Times Square Church, kort na het WTO-evenement, bevestigt deze zienswijze en “zegt alles”:
“De Bijbel maakt het kristalhelder: God gebruikte vijandige naties om Zijn volk te kastijden. De Heer gebruikte deze vijanden als een waarschuwingsinstrument voor Israël en riep de natie op zich te bekeren. “O Assyriër, de roede van mijn toorn, en de staf in hun hand is mijn verontwaardiging. Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig volk, en tegen het volk van mijn toorn zal ik hem een last geven, om de buit te nemen, en de prooi te grijpen, en hen te vertrappen als het slijk der straten” (10:5-6).
God gaf deze coalitie van Israëls vijanden de opdracht om zijn uitverkoren volk te kastijden. De Heer probeerde Israël te waarschuwen: “Jullie hebben jezelf hoogmoedig verheven. Nu sta ik op het punt jullie neer te halen. Ik sta toe dat jullie door jullie vijanden worden getuchtigd.”
De vijandelijke coalitie lanceerde hun massale aanval. En plotseling keken de Israëlieten vol afschuw toe hoe hun gebouwen instortten. Branden woedden door de steden en brandden statige gebouwen af. In een korte tijd stond Israël in vlammen. En Gods volk begon te jammeren: “De stenen zijn omgevallen…de platanen zijn omgehakt” (9:10).
Na getuige te zijn geweest van de recente rampen in New York en Washington, kunnen we ons de emoties van de oude Israëlieten wel voorstellen. Maar had Israël berouw na deze afschuwelijke aanval? Was er een landelijke erkenning dat God hen een waarschuwing zond? Hoorden de heersers God spreken door deze vreselijke rampspoed? Nee. De reactie van Israël was juist het tegenovergestelde. De aanvankelijke angst van het volk maakte snel plaats voor een vloedgolf van nationale trots. “Het hele volk … zegt in hoogmoed en stoutheid van hart” (9:9).
Het Hebreeuwse woord voor stoutheid in dit vers betekent een gevoel van grootheid. Met andere woorden, toen de aanval eenmaal was geluwd, kregen de Israëlieten hun zelfvertrouwen terug. Zij verklaarden: “De bakstenen zijn gevallen, maar wij zullen met gehouwen stenen bouwen; de platanen zijn omgehakt, maar wij zullen ze in ceders veranderen” (9:10). Zij zeiden, met andere woorden, “Deze rampen zijn niet van onze Heer. Ze zijn gewoon het lot, ongelukkige rampen die niet verklaard kunnen worden.
“Wij zijn een groot en machtig land. We bestaan uit een trots, onbuigzaam volk. En we zullen de wereld laten weten dat we terugkomen. We zullen alles groter en beter terugbouwen. Waar we vroeger bakstenen gebruikten, zullen we nu steen gebruiken. En waar we ooit bouwden met goedkope constructie, zullen we betere materialen gebruiken. We zijn een door God gezegende natie. En we zullen sterker dan ooit uit deze ramp komen.”
Klinkt dit allemaal niet erg bekend? De Heer zelf gebruikte een boze vijand om een waarschuwing van kastijding te zenden aan zijn volk. Hij wilde hen wakker schudden voor hun compromis, hen tot Zichzelf terugbrengen, zijn zegeningen over hen uitstorten en hen omringen met zijn bescherming. Maar in al hun dagen van verdriet en verschrikking erkende Gods volk niet één keer zijn hand in dit alles. Niemand vroeg: “Wat zegt de Heer door dit alles? Probeert hij tot ons te spreken?” Niemand dacht er ook maar een moment aan dat zo’n trotse, grote natie verootmoedigd en gekastijd kon worden. Integendeel, het volk maakte van de gelegenheid gebruik om die gedachte te tarten. Zij weigerden te luisteren naar Gods waarschuwing aan hen.
En toch lopen wij het risico Gods boodschap aan ons te missen. Denk er eens over na: wanneer onze openbare vergaderingen oproepen tot een moment van stilte, denken we dat het ware berouw is. Als we politici “God Bless America” zien zingen, denken we dat onze natie zich weer tot God heeft gekeerd. Wanneer we sportevenementen een minuut stilte zien houden tijdens de rust, denken we dat het een geestelijke ervaring is.
Maar is dit alles wat er uit onze recente ramp zal voortkomen? Zullen de mensen in de sportstadions een minuut lang in stilte staan, en dan teruggaan om hun lichamen in het wild te beschilderen, bier na bier te drinken, en maniakaal te schreeuwen voor hun favoriete team?
Zoals de meeste Amerikanen huilde ik toen ik senatoren en leiders van het Congres op de trappen van het Capitool zag staan en zong: “God bless America… stand beside us, and guide us…” Maar terwijl ik huilde, herinnerde de Heer mij eraan: “Veel van de leiders die je ziet zingen, hebben gewerkt om mij uit de Amerikaanse samenleving te bannen. Ze zijn zelfs vastbesloten om mijn naam uit de Amerikaanse geschiedenisboeken te verwijderen. En ze hebben de moord op miljoenen baby’s door abortus toegestaan.”
Plotseling werd ik getroffen door de absolute hypocrisie van dit alles. We bewijzen lippendienst aan God, maar we glijden verder af in het moeras van immoraliteit. Als God andere naties niet zou sparen die die hem vogelvrij verklaard hebben, waarom zou hij Amerika dan sparen? Hij zal over ons oordelen, net zoals over Sodom, Rome, Griekenland en elke andere cultuur die Hem de rug heeft toegekeerd.
David Wilkerson ging verder met profetisch te zeggen:
Verslindende vuren zullen opstijgen naar de hemel. Duisternis zal het land bedekken. De economie zal een enorme klap krijgen. En er zal verdeeldheid zijn in de natie, in de gemeenschappen, in de buurten, in de families. Mensen zullen alleen voor zichzelf zorgen, in een wanhopige strijd om te overleven. En God helpe je als je in hun buurt komt. Ik geloof dat onze kans om Gods oproep te beantwoorden kort is. We moeten allemaal bidden dat onze natie zich bekeert en terugkeert naar de Heer. Maar onze meest intense gebeden zouden voor onze eigen harten moeten zijn: “Heer, laat mij niet beven voor de rampen, maar voor uw woord. Ik wil uw stem horen in dit alles. Laat mij mij geheel tot U wenden.”
Dus, in dit alles, stuurde God een waarschuwing naar de Verenigde Staten? Heeft God “het gedaan”, verwijzend naar het WTC? Is God moslimextremisten aan het opwekken om de Verenigde Staten te kastijden? Laten we een beetje verder gaan in hoofdstuk 47 van Jesaja waar we begonnen. In vers 9 lezen we: “Wee hem die strijdt met zijn maker”. Dit gaat over het twisten tegen Gods rechtvaardige oordelen. Wat is president George W. Bush aan het doen? Denkt hij dat hij tegen God kan strijden waar God “het kwaad geschapen heeft”? Hij zegt dat de VS het kwaad gaat vernietigen, waarbij “kwaad” voor hem alles is wat werkt tegen het welzijn van de VS. We horen niets van hem, of van de kerkleiding, over het kwaad van de interne zonden van zijn natie, of van de externe zonden die zijn land begaat tegen andere landen. Sommigen beschouwen de beheersing van andere naties door de VS, door het toepassen van economische sancties en financiële manipulatie, als een vorm van terrorisme. Tot nu toe is er geen bazuin geblazen om die moreel corrupte natie tot nationaal berouw op te roepen. Wij kunnen op vele plaatsen in de Schrift lezen waar God de oprechte nationale roep om genade hoort, en vervolgens keert God zich om en oordeelt Hij degenen die Hij gebruikte om Zijn volk te kastijden. Daarin zegt God: “Ik heb de verderfzaaier geschapen om te verderven” -(Jesaja 54;15), deze keer het verderven van hen die Gods kinderen tegenwerken, wanneer Gods kinderen in een berouwvolle staat zijn.
En waar zijn de kerken in dit alles? Meestal met hun steun aan president Bush, of anders zwijgend! Er is een goddeloos multi-geloofsgebed voor “herinnering”, maar geen voor berouw tot de God van Israël. Een van de redenen hiervoor is hun opvatting dat de hele zaak deel uitmaakt van een voortdurende oorlog tussen God en wat zij beschouwen als een mindere god die zij “Satan” noemen. Zij beseffen niet dat deze laatste term wordt gebruikt voor alles wat een “tegenstander” van God is in gedachte of daad. De Schrift vermeldt dat de HEERE een “satan” werd voor Israël toen Israël zondigde. Jezus noemde Petrus eens “satan”. Dit toont aan dat we geen persoonlijkheid moeten toeschrijven aan een bepaald wezen (zoals de vertalers hebben gedaan) aan wie we de schuld kunnen geven voor onze tegenslagen. In wat kerken beweren, zijn de meesten eigenlijk zelf “satans” door te geloven dat God niet soeverein is. Zij begrijpen niet de volledige betekenis en implicaties van, “Ik vorm het licht, en schep duisternis: Ik maak vrede, en schep het kwade: Ik, de HEERE, doe al deze”. Is het nu te zien hoe veel kerken denken als zij zeggen: “God liet het toe”? Dat kan nooit op de manier zijn zoals zij denken! Maar de internetpagina’s en de reacties op de televisie laten zien hoe wijdverbreid de ideeën zijn die de meeste van onze kerken aanhangen.
Hoewel ze het misschien niet graag toegeven, leidt hun denken tot verkeerde conclusies; hun geheime denken gaat als volgt.
[1] Een goede God zou het kwaad vernietigen.
[2] Een almachtige God zou het kwaad kunnen vernietigen.
[3] Het kwaad wordt niet vernietigd.
[4] Daarom kan er onmogelijk zo’n goede en machtige God zijn.
Hun conclusies zijn effectief dat als God effectief en totaal goed was, Hij het kwaad zou vernietigen. Het is niet God die het “kwaad” schept, in hun visie. Daarop volgt de conclusie: “Als God niet in staat is het kwaad te voorkomen, dan is Hij dus machteloos”. Wij kunnen tegen anderen en onder onszelf het tegendeel beweren, maar de meesten hebben een geheime innerlijke gedachte die hen plaatst waar zij hun deel zullen hebben met de ongelovigen. Luister goed; je zult dit “God liet het toe” thema in kerken horen. Het komt ook naar voren in het veelbesproken thema: “Waarom laat God het kwaad toe”? Als we in plaats daarvan zouden vragen: “Waarom schept God het kwaad”, dan zouden we veel zorgvuldiger omgaan met onze door God gegeven vrijheid om te kiezen. Wij zouden begrijpen dat de zegeningen van gehoorzaamheid voor Gods volk zijn uitgestippeld, evenals de vloeken van ongehoorzaamheid. Het is God die beide “vormt”, “schept”, maakt” en “doet”! Ja, beide!
Het zou helpen als we de volgende verzen uit Hebreeën 10 achter onze kansels zouden zetten, “Want indien wij moedwillig zondigen, nadat wij de kennis der waarheid hebben ontvangen, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een zeker vrezend uitzien naar het oordeel en vurige verontwaardiging, die de tegenstanders zal verteren. Hij die de wet van Mozes verachtte, stierf zonder genade onder twee of drie getuigen: Hoeveel te zwaarder zal hij gestraft worden, denkt gij, die den Zoon van God vertreden heeft, en het bloed des verbonds, waarmede hij geheiligd is, tot een onheilig ding gerekend heeft, en den Geest der genade tegengewerkt heeft? Want wij kennen Hem, die gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal vergelden, spreekt de Here. En nogmaals: De Here zal Zijn volk oordelen. Het is een beangstigende zaak te vallen in de handen van de levende God”.
De aantallen zouden om te beginnen kunnen afnemen, maar het zij zo. Er zou dan een “rechtvaardig overblijfsel” zijn. God zou dan het kwaad tegen Zijn volk kunnen (en willen) vernietigen.