Als eerste wil ik het volgende tekstgedeelte delen:
Leviticus 18:21 – “Gij zult van uw zaad niet geven, om het door het vuur te laten gaan voor Molech.”
Deuteronomium 18:10 – “Onder u zal niemand gevonden worden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan.”
Jeremia 7:31 – “Zij hebben hun zonen en hun dochters met vuur verbrand… wat Ik niet geboden heb.”
Jeremia 19:5 – “Zij hebben hun zonen met vuur verbrand tot brandoffers voor Baäl… wat Ik niet geboden of gesproken heb.”
God waarschuwt door Zijn Wet dat het voor Israël absoluut niet is toegestaan om lichamen te verbranden.
Nu zijn er kerken die verwijzen naar de volgende tekst om verbranding toch goed te keuren:
Amos 6:10 – “En zijn naaste zal hem opnemen, en die hem verbranden zal, om de beenderen uit het huis uit te brengen.”
Dit tekstgedeelte ging over pest en oorlog, waar het toegestaan was om lichamen te verbranden om besmettingen te voorkomen. Vergeet niet dat er in die tijd veel ziekten aanwezig waren, zoals de pest.
Ook is er sprake van verbranding door heidenvolkeren die Israëlieten verbrandden om hen te onteren. Dit was dus niet vrijwillig door Israël zelf. De heidenvolkeren deden dit:
1 Samuël 31:11–13 – Saul en zijn zonen worden door de mannen van Jabes verbrand en hun gebeente wordt begraven.
Maar brand kan ook worden ingezet als oordeel voor Gods volk. Niet die hel-hoax, maar werkelijke straf.
Jozua 7:25 – Achan en zijn gezin werden gestenigd en daarna verbrand. Straf door God geboden, verbranding na steniging. Dit is de enige keer dat Israël zelf mensen verbrandde als oordeel, niet als gewoonte.
Leviticus 20:14 – “Wanneer een man een vrouw en haar moeder tegelijk neemt, dan zal men hen met vuur verbranden.” Hier wordt verbranding als straf genoemd bij een gruwelijke zonde, om het kwaad uit Israël weg te doen.
Leviticus 21:9 – Een priesterdochter die hoererij bedrijft “zal met vuur verbrand worden.” Dit is een zware strafbepaling voor het priesterhuis.
Genesis 38:24 – Tamar wordt door Juda bedreigd: “Brengt haar uit, opdat zij verbrand worde!” Juda sprak dit uit op verdenking van hoererij, maar dit werd niet uitgevoerd; later erkende hij zijn schuld.
2 Kronieken 16:14 – Bij de begrafenis van koning Asa werd een “zeer grote brand” gemaakt.
2 Kronieken 21:19 – Bij koning Joram werd geen brand gemaakt “zoals men voor zijn vaderen gedaan had.” Deze branden waren geen crematie, maar het verbranden van specerijen als eerbetoon bij een begrafenis.
Zoals ik hierboven heb uitgelicht is het verbranden, of in onze volksmond cremeren, van ons volk verboden. Het is zelfs afgoderij. Wie zijn of haar kinderen verbrandt, doet een offer aan Molech – een nep-god, een wezen verzonnen door heidenvolkeren. Hetzelfde geldt voor abortus: het is afgoderij en een offer aan joods bijgeloof.
Het verbranden was slechts in bepaalde situaties toegestaan omdat het niet anders kon:
Door ziekten, om besmetting te voorkomen. Levenden konden besmet raken door een lijk. Verbranding was dan noodzakelijk. Dit gebeurde niet levend, maar nadat iemand gestorven was.
Verbranden als straf. Niet levend-verbranden! Eerst stenigen, daarna verbranden. Dit laat zien dat God levend-verbranding niet toestond. Het bevestigt ook dat die eeuwige brandende hel-hoax niet bestaat.
Mensen werden door heidenvolkeren verbrand als vernedering voor Israël. Het was een ware schande om verbrand te worden.
Een ander voorbeeld zijn de twee misdadigers aan het kruis, samen met Jezus. De ene had berouw en vroeg Jezus of Hij hem zou gedenken. Veel mensen denken dat Jezus naar een paradijs ging, maar dat is verkeerd vertaald.
Het Griekse woord paradeisos komt van het Perzische pairidaeza, wat eenvoudigweg betekent: een tuin of park. In de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) wordt het gebruikt voor de hof van Eden (Genesis 2). Het betekent dus letterlijk tuin, park, lusthof – ook gebruikt voor een begraafplaats.
De misdadiger wist wat hij gedaan had en wat er met zijn lichaam zou gebeuren na zijn sterven. Hij was niet bang voor de brand op zich, maar voor de ontering. Daarom vroeg hij Jezus hem te gedenken. Hij wist: als iemand verbrand wordt, is er geen herinnering meer. Verkrachters en misdadigers krijgen ook geen gedenksteen; zo wordt hun nagedachtenis uitgewist. Verbranden van mensen is pure ontering, het onteert alles waar God voor staat.
Dat God toestond dat mensen in sommige gevallen werden verbrand als straf, betekent niet dat wij dit als gebruik moeten toepassen. Integendeel! Je voert immers ook niet dagelijks de doodstraf uit op onschuldigen. Zo moet ook duidelijk zijn dat God niet wil dat Israël het verbranden van doden als gebruik invoert.
Verbranding van dode lichamen heeft bovendien nog een andere betekenis.
Openbaring 21:8 – “Maar de vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en toveraarders, en afgodendienaars, en al de leugenaars, hun deel is in den poel die brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.”
Dit gaat niet om een hel-hoax, maar om werkelijke fysieke verbranding. Het wordt de tweede dood genoemd. Sterven betekent dat je doodgaat, dood betekent de toestand van niet-leven. Wanneer iemand gestorven is en daarna wordt verbrand, is dat de tweede dood. Dan blijft er niets meer over, geen gedenksteen, geen herinnering.