Blog

Home / Algemeen / Paulus’ Doorn in het Vlees

Paulus’ Doorn in het Vlees

Door Karl Tester

Iedere gelovige komt vroeg of laat voor de vraag te staan: waarom laat God bepaalde moeilijkheden in mijn leven toe? Sommige christenen nemen genoegen met het idee dat hun lijden of ziekte “door God is gegeven” om hen nederig te houden, of dat het eenvoudig hun lot is. Maar is dat werkelijk wat de Schrift leert?

Om dit te onderzoeken keren we naar een van de meest besproken onderwerpen in het Nieuwe Testament: de zogenaamde doorn in het vlees van de apostel Paulus. Deze doorn is beroemd, maar tegelijkertijd gehuld in verwarring en misvattingen.

Laten we de Schrift zelf laten spreken.

“Het is waar, roemen is mij niet nuttig; maar ik zal komen op verschijningen en openbaringen des Heeren. Ik ken een mens in Christus, veertien jaren geleden… of het in het lichaam geschied is, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet; God weet het; zulk een werd weggevoerd tot in den derden hemel… En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, is mij gegeven een doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, die mij met vuisten slaat, opdat ik mij niet verheffe. Driemaal heb ik de Heere hierover gebeden, dat hij van mij zou wijken. En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.” (2 Korintiërs 12:1–10)

Wanneer Paulus spreekt over zijn “doorn in het vlees” en een “engel des satans”, bedoelt hij geen bovennatuurlijke duivel of gevallen engel. Het Griekse woord angelos betekent eenvoudig “boodschapper”. Dat woord wordt in de Bijbel zowel gebruikt voor hemelse boodschappers als voor menselijke boodschappers.

In de context van Paulus’ leven en bediening is het logisch om dit te verstaan als een boodschapper van zijn menselijke tegenstanders. Denk aan de vijandige Joden, met name de Farizeeën, die voortdurend in opstand kwamen tegen de prediking van Christus. Deze groepen stuurden vaak mensen vooruit om te spioneren, te verklikken of om menigten op te hitsen tegen Paulus en zijn mede-arbeiders. Zij waren letterlijk de boodschappers van vijandschap, die hem overal volgden en zijn werk probeerden te verhinderen.

Paulus zelf legt uit dat deze “doorn” hem telkens weer “met vuisten sloeg”. Het gaat dus niet om een innerlijke ziekte of een onzichtbare demon, maar om concrete vervolging en tegenstand. Zijn reizen staan vol van voorbeelden: steniging, gevangenschap, geselingen, vijandige menigten die door religieuze leiders werden opgezet.

Wanneer Paulus driemaal tot de Heere bidt om verlossing van deze last, antwoordt God niet door de vijanden weg te nemen, maar door Paulus te verzekeren dat Zijn genade genoeg is. De kracht van God blijkt juist in de zwakheid van de apostel: ondanks alle tegenstand ging de verkondiging van het evangelie onstuitbaar verder.

Kortom: Paulus’ “engel des satans” was geen machtige duivel, maar een boodschapper van zijn menselijke tegenstanders – instrumenten van vijandschap die probeerden Gods werk te stoppen. Het laat zien dat vervolging geen bewijs van zwakte is, maar juist een gelegenheid waarin Gods kracht openbaar wordt.

Door de eeuwen heen hebben gelovigen en predikers allerlei verklaringen gegeven: Paulus zou ziek zijn geweest, bijna blind, of hij zou een chronische kwaal gehad hebben waarmee hij moest leren leven. Sommigen gebruiken dit zelfs als argument om hun eigen ziekten te accepteren alsof dit Gods wil zou zijn. Maar de vraag blijft: zegt de Schrift dit werkelijk?

Volgens velen was Paulus een ziek man die niet genezen werd en juist in zijn zwakte God verheerlijkte. Maar een zorgvuldige lezing van de Bijbel leert iets anders.

“Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen… door Zijn striemen is ons genezing geworden.” (Jesaja 53:4–5)

Christus kwam niet om ons met ziekte en zwakte op te zadelen. Hij kwam om te verlossen, te bevrijden en te genezen. Wie zegt dat God wil dat Zijn kinderen ziek blijven, spreekt tegen de boodschap van het kruis.

Ziekte: Vloek of Zegen?

Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de moeilijkheden die iedere christen ervaart, en ziekte als blijvende last. Jezus beloofde ons nooit een zorgeloos leven. Hij zei juist dat wie Hem wil volgen zijn kruis moet opnemen, en dat vervolging onvermijdelijk is voor wie godzalig wil leven. Dat is deel van de weg van de discipel.

Maar betekent dit dat God Zelf ziekte geeft aan Zijn kinderen? Dat Hij Paulus ziek maakte, of dat Hij ons ziek houdt om Zijn eigen glorie te vergroten? Laten we zorgvuldig kijken naar de Schrift.

“En de HEERE zal u slaan met geweldige plagen, en met plagen van uw nakomelingen, grote en lange plagen, en met kwalen, hardnekkig en langdurig. Ook alle ziekten en alle plagen, die in het wetboek dezes niet geschreven zijn, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt.” (Deuteronomium 28:59–61)

Hier zien we dat ziekte tot de vloek behoort, niet tot Gods zegen. Het is nooit Gods verlangen geweest dat Zijn volk ziek zou zijn. Daartegenover staat Zijn belofte:

“Indien gij aandachtig hoort naar de stem van de HEERE, uw God, en doet wat recht is in Zijn ogen, en uw oor neigt tot Zijn geboden, en al Zijn inzettingen onderhoudt, zo zal Ik geen van de ziekten op u leggen, die Ik op Egypte gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester.” (Exodus 15:26)

Door het hele Oude Testament heen wordt ziekte verbonden aan de vloek, en gezondheid aan de zegen. In het Nieuwe Testament zien we hetzelfde patroon:

“En vele scharen kwamen tot Hem, die kreupelen, blinden, stommen, verminkten en vele anderen bij zich hadden, en zij wierpen die neer aan de voeten van Jezus, en Hij genas hen allen; zodat de schare zich verwonderde toen zij zagen dat de stommen spraken, de verminkten gezond werden, de kreupelen wandelden en de blinden zagen. En zij verheerlijkten de God van Israël.” (Mattheüs 15:30–31)

Wat verheerlijkte God hier? Niet dat mensen ziek bleven, maar dat zij genezen werden. God wordt verheerlijkt in herstel en bevrijding, niet in voortdurende kwelling.

Stel je voor dat de tekst omgedraaid was: dat Jezus mensen ziek maakte, de zienden blind en de lopenden kreupel, zodat iedereen God zou verheerlijken. Niemand zou dat geloven. Toch is dat precies wat sommigen impliciet beweren als zij zeggen dat ziekte Gods middel is om Zichzelf te verheerlijken.

Het Nieuwe Testament staat er vol van: telkens wanneer mensen in geloof tot Jezus kwamen, werden zij genezen. Alleen ongeloof stond genezing in de weg.

“En Hij deed daar niet vele krachten vanwege hun ongeloof.” (Mattheüs 13:58)

Iedereen die tot Hem kwam in geloof, werd genezen. Het probleem was niet dat Jezus hen niet wilde genezen, maar dat velen Hem eenvoudigweg niet wilden geloven.

De Kwestie Paulus en Ziekte

Na al deze bewijzen uit de Schrift komt de vraag terug: was Paulus zelf een ziek man? Velen hebben gespeculeerd dat zijn “doorn in het vlees” een lichamelijke kwaal was. Vooral zijn brieven aan de Galaten worden vaak aangehaald als bewijs.

“Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo mogelijk, uw ogen uitgerukt en mij gegeven zoudt hebben.” (Galaten 4:15)

“Ziet, hoe lange brieven ik u geschreven heb met mijn eigen hand.” (Galaten 6:11)

Sommigen concluderen hieruit dat Paulus ernstige oogproblemen had, misschien zelfs etterende ogen, waardoor hij nauwelijks kon zien. Maar is dat werkelijk wat hij bedoelde?

De uitspraak in Galaten 4 is een figuurlijke manier van spreken. Net zoals wij vandaag zeggen: “Ik zou er mijn rechterarm voor geven,” bedoelde men destijds: “Ik zou je mijn ogen geven.” Het is een uitdrukking van diepe waardering, geen medisch verslag.

Daarnaast lezen we in Handelingen 14 dat Paulus kort voor zijn bezoek aan Galatië werd gestenigd, en halfdood de stad werd uitgesleept. Het is dus heel goed mogelijk dat hij toen blauwe plekken, zwellingen en misschien opgezwollen ogen had. Maar dat is een gevolg van vervolging, niet van ziekte.

Wat Galaten 6 betreft: het schrijven met “grote letters” hoeft niets met slechte ogen te maken te hebben. Het kan net zo goed een retorische stijlfiguur zijn, bedoeld om nadruk te leggen. Wie dit tot bewijs maakt van een oogkwaal, legt meer in de tekst dan er staat.

Sommigen koppelen Paulus’ vermeende oogprobleem zelfs aan zijn ontmoeting met Christus op de weg naar Damascus (Handelingen 9), waar hij tijdelijk blind werd. Maar de Schrift maakt duidelijk dat dit een werk van Christus was, niet een of andere kwaal. Paulus’ “doorn in het vlees” noemt hij juist “een boodschapper die hem met vuisten sloeg” (2 Korintiërs 12:7). Het is onmogelijk om deze twee aan elkaar gelijk te stellen.

Een Gezonde Apostel in een Vijandige Wereld

Wie het leven van Paulus nauwkeurig bestudeert, ziet een man die allesbehalve ziekelijk was. Hij reisde decennialang door het Romeinse rijk, predikte onvermoeibaar het evangelie, schreef dertien van de zevenentwintig boeken van het Nieuwe Testament, en voorzag vaak in zijn eigen onderhoud door tenten te maken.

Bovendien overleefde hij een aaneenschakeling van ontberingen:

“In arbeid overvloediger, in slagen uitermate, in gevangenissen menigmaal, in doodsgevaar dikwijls. Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig slagen min één ontvangen. Driemaal ben ik met roeden gegeseld, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een etmaal heb ik in volle zee doorgebracht; vaak op reis geweest, in gevaren van rivieren, in gevaren van rovers, in gevaren van eigen volk, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op zee, in gevaren onder valse broeders; in arbeid en moeite, vaak in nachtwaken, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid. Behalve wat van buiten komt, overvalt mij dagelijks de zorg voor alle gemeenten.” (2 Korintiërs 11:23–28)

Als Paulus werkelijk een chronisch zieke, halfblinde man was, hoe zou hij dit alles hebben kunnen doorstaan? Hoe had hij kunnen reizen, lijden, schrijven, werken en leiden? Het beeld van een zwakke, hulpeloze apostel past niet bij de feiten.

Wat we nergens aantreffen in zijn eigen getuigenis, is een klacht over een ongeneeslijke ziekte. Hij noemt vervolgingen, gevaren, honger, koude en slagen, maar geen blijvende lichamelijke aandoening.

Dit brengt ons terug bij de conclusie: Paulus’ “doorn in het vlees” was geen ziekte die God hem oplegde, maar een voortdurende aanval in de vorm van vervolging, tegenstand en vijandschap. Het ging om een harde werkelijkheid van mensen die hem bestreden, niet om een lichamelijke kwaal die hij lijdzaam moest accepteren.

Paulus was geen man die ziekelijk wegkwijnde, maar een krachtige getuige van Christus die onder druk telkens weer overeind stond. Zijn kracht lag niet in eigen gezondheid of zwakte, maar in de genade van Christus die hem droeg door alles heen.

De Doorn Onthuld

Na de vraag of Paulus ziek was, rest de kern: wat was dan werkelijk zijn doorn in het vlees?

Paulus zegt zelf:

“…opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, is mij gegeven een doorn in het vlees, namelijk een boodschapper van tegenstand, die mij met vuisten slaat…” (2 Korintiërs 12:7)

Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt voor “boodschapper” is angelos — hetzelfde woord dat elders voor een engel of boodschapper wordt gebruikt. Nooit duidt dit woord een ziekte of een kwaal aan. Paulus’ doorn was dus een persoon, of beter gezegd: een boodschapper die hem tegenwerkte.

Sommigen vinden het ongemakkelijk om over vijanden van het evangelie te spreken. Toch is dit wat de tekst aangeeft: Paulus had te maken met krachten die hem voortdurend tegenwerkten. Het waren geen ziekten die God hem oplegde, maar mensen en machten die hem hinderden en zijn boodschap probeerden te stoppen.

Waarom juist Paulus? Omdat hij een gevaarlijke bedreiging vormde voor de gevestigde machten van zijn tijd. Zijn bediening zette steden en volken in beroering. Zijn tegenstanders probeerden hem te stoppen door menigten op te hitsen en geweld tegen hem te gebruiken.

Paulus zegt dat hij “gebuffet” werd. Het Griekse woord kolophizo betekent letterlijk: met de vuist slaan, voortdurend mishandelen. Hetzelfde woord wordt gebruikt in Mattheüs 26, waar Jezus zelf geslagen en mishandeld werd in de nacht van zijn lijden. Paulus kende deze voortdurende beproevingen uit eigen ervaring: steniging, geseling, gevangenis, vijandige menigten.

Zijn doorn was dus niet een zwakke gezondheid, maar een onafgebroken golf van vervolging en vijandschap.

Wat de Schrift Zegt over “Doorns”

Als we Paulus willen begrijpen, moeten we de Bijbel zelf laten uitleggen wat hij bedoelt. Paulus kende de Schriften door en door, en gebruikte termen niet zomaar als beeldspraak.

In het Oude Testament wordt de uitdrukking “doorn in het vlees” vaker gebruikt, en telkens gaat het over vijanden die Gods volk tegenwerken, nooit over ziekte.

“Maar indien gij de inwoners van het land niet voor uw aangezicht verdrijft, zo zullen zij, die gij van hen overlaat, tot doornen in uw ogen, en tot prikkels in uw zijden zijn, en zij zullen u benauwen in het land waarin gij woont.” (Numeri 33:55)

“…maar zij zullen u tot strikken en netten zijn, en tot gesels in uw zijden, en tot doornen in uw ogen, totdat gij vergaat van dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft.” (Jozua 23:13)

“…doch Ik heb ook gezegd: Ik zal hen niet voor uw aangezicht uitdrijven, maar zij zullen u tot doornen in uw zijden zijn, en hun goden zullen u tot een valstrik zijn.” (Richteren 2:3)

Hier wordt het volkomen duidelijk: doorns staan symbool voor mensen die vijandig zijn tegenover Gods volk — vijanden die hen hinderen, tegenwerken, vervolgen.

Daartegenover gebruikt de Bijbel altijd specifieke woorden voor ziekte. Zo lezen we bijvoorbeeld over Trophimus die ziek achterbleef in Milete (2 Timotheüs 4:20), of over Epafroditus die ernstig ziek was (Filippenzen 2:27). Als het om ziekte gaat, noemt de Schrift dat ook gewoon bij naam.

Paulus’ “doorn” was dus niet een onbekende kwaal, maar een voortdurende menselijke tegenstand die hem sloeg en hinderde. Hij werd letterlijk “met vuisten geslagen”, net zoals Christus gebuffet werd.

Wie waren de Doorns?

Nu we weten dat Paulus’ “doorn” niet over ziekte gaat, maar over vervolgers en tegenstanders, rijst de vraag: wie waren zij?

De Bijbel laat daar weinig twijfel over bestaan. Telkens opnieuw waren het de Joden die Paulus opjoegen, opstookten en tegenwerkten.

“Maar de Joden verwekten de godvruchtige en aanzienlijke vrouwen, en de voornaamsten der stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Barnabas, en wierpen hen uit hun landpalen.” (Handelingen 13:50)

“Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders… en er kwamen Joden van Antiochië en Ikónium, en zij overreedden de scharen; en zij stenigden Paulus en sleepten hem buiten de stad, menende dat hij dood was.” (Handelingen 14:2, 19)

“Maar de Joden, die niet geloofden, werden nijdig, en namen enige boze mannen uit het gepeupel, en maakten een volksoploop, en beroerden de stad…” (Handelingen 17:5)

“…maar als de Joden van Thessalonica bemerkten, dat ook te Berea het woord Gods van Paulus verkondigd werd, kwamen zij ook daarheen, en beroerden de scharen.” (Handelingen 17:13)

“En als er dag geworden was, maakten de Joden een verbintenis, en vervloekten zichzelf, zeggende dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus gedood hadden. En er waren meer dan veertig, die deze eed samen afgelegd hadden.” (Handelingen 23:12–13)

Steeds opnieuw zien we hetzelfde patroon: vijandige Joden zetten menigten op tegen Paulus, lieten hem stenigen, sleepten hem voor rechters, of zwoeren hem te doden.

Paulus noemt dit zelf “mijn verzoeking in het vlees” (Galaten 4:13–14). Niet een ziekte, maar een voortdurende strijd tegen vijandige mensen die hem bleven tegenwerken.

Zijn doorn was dus concreet: vervolging door Joden die hem hinderden, sloegen en probeerden te vernietigen.

Mijn Genade is U Genoeg

Drie keer bad Paulus dat deze “doorn” van hem weggenomen zou worden. Zijn gebed was eenvoudig: Heer, neem dit obstakel weg. Het antwoord van God was even eenvoudig als diep:

“Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.” (2 Korintiërs 12:9)

God zei niet: “Nee Paulus, je moet ziek blijven.” Hij zei ook niet: “Je moet leren leven met een kwaal die Ik je gegeven heb.” Integendeel: Hij maakte duidelijk dat Zijn genade voldoende was om Paulus staande te houden, zelfs te midden van vervolging en geweld.

Paulus begreep dit en schreef:

“Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.” (2 Korintiërs 12:10)

Zijn zwakte zat niet in ziekte, maar in het feit dat hij in eigen kracht niet kon opboksen tegen zoveel vijandschap. Juist daar openbaarde Gods kracht zich: Paulus stond telkens weer op, reisde verder, predikte opnieuw, en zag vrucht ondanks alles.

“Doch de Heere stond mij bij en heeft mij gesterkt, opdat door mij de prediking ten volle zou bevestigd worden en al de heidenen haar zouden horen; en ik ben verlost uit den muil des leeuws.” (2 Timotheüs 4:17)

Gods genade tilde Paulus boven zijn omstandigheden uit. Waar hij geslagen werd, stond hij op. Waar hij verdreven werd, trok hij verder. Waar hij in de gevangenis belandde, bad en zong hij tot de muren beefden.

Zijn doorn in het vlees werd nooit zijn ondergang, maar juist het podium waarop Gods kracht zichtbaar werd.

Overwinning door Genade

Als we alles samennemen, zien we dat Paulus’ doorn geen ziekte was, maar een aanhoudende storm van vervolging, vooral uit handen van Joden die hem keer op keer tegenwerkten. Toch werd Gods plan niet gestopt.

“Maar de Heere stond mij bij en versterkte mij, opdat door mij de prediking volkomen zou bevestigd worden… En ik ben uit den muil des leeuws verlost. En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en behouden inbrengen in Zijn hemels Koninkrijk.” (2 Timotheüs 4:17–18)

Het getuigenis is helder: God zei geen “nee” tegen Paulus, maar gaf hem genade om telkens weer verder te gaan. Waar de vijanden dachten hem te breken, stond hij op door de kracht van Christus. Waar men hem tot zwijgen wilde brengen, klonk het evangelie juist luider.

Aan het eind van zijn bediening kon Paulus zeggen:

“Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden.” (2 Timotheüs 4:7)

Zijn zwakte werd het kanaal voor Gods kracht. Zijn vervolging werd de plaats waar Gods genade zich openbaarde. En zijn doorn in het vlees werd uiteindelijk de bevestiging dat niets en niemand de voortgang van het evangelie kan tegenhouden.

Voor ons betekent dit dat ook wij, te midden van tegenstand, lijden of druk, mogen weten: Zijn genade is genoeg. Niet om ons in ziekte gevangen te houden, maar om ons staande te houden in de strijd en ons de overwinning te geven in Christus.

Toevoeging van de vertaler

Het vlees als vijand

Wanneer Paulus spreekt over “het vlees”, bedoelt hij niet simpelweg ons lichamelijk bestaan, maar de zondige menselijke natuur die zich tegen God verzet. Het vlees is in de Schrift het deel van ons dat steeds kiest voor eigen wil, eigen verlangens en eigen eer, in plaats van voor Gods weg.

Paulus is er eerlijk over: zelfs hij, een apostel, kende de strijd met het vlees. In Romeinen 7:18–19 zegt hij:

“Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uit te voeren, kan ik niet. Want het goede, dat ik wens, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wens, dat doe ik.”

Hier erkent Paulus dat het vlees hem voortdurend in de weg zat. Hij wilde het goede doen, maar merkte dat zijn menselijke natuur hem juist de verkeerde kant op trok.

Daarom zegt hij later in Romeinen 8:7–8:

“Daar de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens het kan dat ook niet. Zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.”

Het vlees is dus in zichzelf de vijand. Niet een onzichtbare demon, niet een bovennatuurlijke duivel, maar ons eigen zondige ik dat telkens tegen God ingaat.

De oplossing die Paulus geeft, ligt niet in eigen kracht, maar in het wandelen naar de Geest(inspiratrie/denken/denkwijze). In Galaten 5:16 zegt hij:

“Wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees.”

Het vlees zal ons altijd proberen te hinderen, maar Gods Geest(inspiratie, denken, kennis) geeft kracht om die vijand te overwinnen. Zo wordt zichtbaar dat niet het vlees het laatste woord heeft, maar Christus, die in ons leeft.

Conclusie

Apostel Paulus had in de eerste plaats te maken met de vijanden van God. In zijn tijd was de vervolging van de volgelingen van Jezus enorm. Wat we daarbij niet mogen vergeten, is dat Paulus zelf eerst aan de verkeerde kant stond. Onder de naam Saulus vervolgde hij de gemeente en was hij aanwezig bij de steniging van Stefanus. Uiteindelijk werd hij echter geroepen door Christus zelf. Het ligt voor de hand dat sommigen dit zagen als verraad.

Paulus was niet zomaar iemand. Hij was zeer goed onderwezen, opgeleid aan de voeten van Gamaliël, en wist precies wat de Joden geloofden. Hij kende hun geheimenissen, omdat hij er toegang toe had. Als Saulus genoot hij respect en aanzien; als Paulus werd hij een doelwit.

Je kunt het vergelijken met iemand die jarenlang deel uitmaakt van een gesloten sekte en daarna besluit eruit te stappen. Wanneer diezelfde persoon vervolgens openlijk gaat schrijven en spreken over wat er binnen die groep werkelijk gebeurt, wordt dat gezien als verraad van de zwaarste soort. Dat is precies wat er met Paulus gebeurde.

Daarom was de woede van zijn tegenstanders zo heftig. Hij had niet alleen hun systeem verlaten, maar onthulde ook de leugen en bracht de waarheid van Christus aan het licht. Dat maakte hem gevaarlijk in hun ogen — en leverde hem een onafgebroken storm van vervolging op.

De doorn waar Paulus over sprak, was daarom beslist niet een klein dingetje. Het was geen onschuldig ongemak of een verborgen zwakte, maar de voortdurende druk van vijanden die hem bleven achtervolgen. Overal waar hij het evangelie bracht, kwamen er groepen in opstand. Steden raakten in beroering, menigten werden opgehitst, en Paulus werd keer op keer geslagen, gevangen gezet of verjaagd.

Juist omdat hij van binnenuit hun denken kende, werd hij door zijn tegenstanders gezien als de grootste verrader. Dat maakte de vervolging extra fel. Zijn doorn was de constante herinnering dat de waarheid verkondigen altijd strijd oproept — maar ook dat Gods kracht daarin zichtbaar wordt.

De Here nam deze vervolging niet weg, maar gaf Paulus de belofte:

“Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.” (2 Korintiërs 12:9)

Die woorden laten zien dat de doorn niet het einde van Paulus was, maar juist het middel waardoor de kracht van Christus des te meer openbaar kwam. Zijn vijanden wilden hem breken, maar God gebruikte het om Zijn waarheid te bevestigen.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogs

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogs

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=