Blogserie

Home / serie / De dag des Heren – Deel 3

< Terug naar blogoverzicht

Rubrieken

Algemeen

Duivel & Satan

Israël

Geschiedenis & Oorsprong

Nieuws

Joden & Edom

Kerkhoaxes

Wetten

De dag des Heren – Deel 3

De Dag des Heren in de profetieën van Sefanja en Obadja

De volgende profeet die spreekt over de Dag des Heren is Sefanja, die profeteerde in de dagen van koning Josia, ongeveer zeshonderd jaar voor Christus. Hij verkondigde Gods oordeel niet alleen over Juda, maar over alle volken, en hij sprak met woorden die zó krachtig zijn dat ze door de eeuwen heen hebben doorgeklonken tot aan onze tijd.

Laten we lezen in Sefanja 1:7-9:

“Zwijg voor het aangezicht des Heeren HEEREN; want de dag des Heren is nabij, want de Heere heeft een slachtoffer bereid, Hij heeft Zijn genoden geheiligd. En het zal te dien dage geschieden, dat Ik bezoeking doen zal over de vorsten en over de zonen des konings, en over allen, die bekleed zijn met vreemde kleding. En Ik zal te dien dage bezoeking doen over allen, die over den dorpel springen, die het huis hunner heren met geweld en bedrog vervullen.”

Sefanja gebruikt het beeld van een slachtoffer — een offermaaltijd die de Heere Zelf heeft bereid. Alleen, in plaats van dieren op het altaar, zijn het de trotse en de onrechtvaardigen die als offer dienen. God Zelf nodigt de volken uit tot Zijn oordeel.

Let op dat Hij zegt: “Zwijg voor het aangezicht des Heeren.” Dit is geen dag van luid gejubel, geen feestdag, maar een dag waarop elk mens zal verstommen. De trots van koningen, de stem van rijke mannen, het geroep van de handelaren — alles zwijgt voor de stem van de Heere.

In vers 14-18 beschrijft Sefanja die dag met schokkende intensiteit:

“De grote dag des Heren is nabij; hij is nabij en zeer haastende; de stem van den dag des Heren; de held zal aldaar bitterlijk wenen. Die dag is een dag der verbolgenheid, een dag der benauwdheid en angst, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der duisternis en donkerheid, een dag der wolken en dikke donkerheid, een dag der bazuin en geklank tegen de vaste steden en tegen de hoge torens. En Ik zal de mensen benauwen, dat zij zullen wandelen als blinden, omdat zij tegen den Heere gezondigd hebben; en hun bloed zal uitgestort worden als stof, en hun vlees als drek. Ook hun zilver, ook hun goud zal hen niet kunnen redden ten dage der verbolgenheid des Heren; maar door het vuur Zijner ijver zal dit ganse land verteerd worden; want Hij zal gewisselijk voleinding maken, ja, een haastige voleinding met alle inwoners dezes lands.”

Wat een beschrijving! Geen dichter, geen koning, geen wijsgeer heeft ooit zulke woorden gesproken. Dit is niet de stem van een mens — dit is de donder van God Zelf, die spreekt door Zijn profeet.

De rijke kan zijn goud niet gebruiken, de machtige zijn muren niet verdedigen, de soldaat zijn wapens niet hanteren. Alles wordt verteerd door het vuur van Zijn ijver.

En toch, midden in dat oordeel, klinkt ook bij Sefanja dezelfde toon van hoop die we bij Joël hoorden. Want in Sefanja 2:1-3 zegt hij:

“Vergadert u, ja, vergadert u, gij schaamteloos volk, eer het besluit uitgaat, als kaf dat voorbijgaat; eer de hittigheid des toorns des Heren over u komt, eer de dag des toorns des Heren over u komt. Zoekt den Heere, alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht doen; zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid; misschien zult gij verborgen worden ten dage des toorns des Heren.”

Wat een oproep! Hij zegt niet: “Vlucht weg,” of “verstop u in de bergen,” maar: “Zoek de Heere.” Dáár ligt de enige schuilplaats.

Sefanja gebruikt het woord “misschien” — niet omdat God onzeker is, maar omdat het een beroep doet op ons hart. Misschien zult gij verborgen worden, als je Hem zoekt in zachtmoedigheid.

We zien datzelfde in Jesaja 26:20-21, waar de Heere zegt:

“Ga, Mijn volk, in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u toe; verberg u als een kleine ogenblik, totdat de gramschap overga; want ziet, de Heere zal uit Zijn plaats uitgaan, om de ongerechtigheid der inwoners der aarde over hen te bezoeken.”

Dat is dezelfde schuilplaats waar Sefanja over spreekt — de stilte van vertrouwen in God, te midden van Zijn oordeel.

Na Sefanja komt de profeet Obadja, de kortste van alle profeten, maar met een boodschap die als een bliksemschicht door de Schrift snijdt. Zijn hele boek van één hoofdstuk draait om de Dag des Heren.

In Obadja vers 15-17 staat:

“Want de dag des Heren is nabij over alle heidenen; gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden; uw vergelding zal op uw hoofd wederkeren. Want gelijk gij op Mijn heiligen berg gedronken hebt, alzo zullen al de heidenen gedurig drinken; ja, zij zullen drinken en zwelgen, en zij zullen zijn alsof zij er niet geweest waren. Maar op den berg Sion zal ontkoming zijn, en hij zal heilig zijn; en het huis Jakobs zal zijn erfelijk bezit bezitten.”

Wat Joël in hoofdstuk 3 profeteerde — dat de volken zich verzamelen en geoordeeld worden, maar dat Sion behouden zal worden — wordt hier bevestigd door Obadja.

De Heere zegt: “Zoals gij gedaan hebt, zo zal u gedaan worden.” Dat is de goddelijke wet van vergelding — rechtvaardig, onontkoombaar, volmaakt.

En opnieuw komt daar dat wonderlijke contrast: oordeel over de heidenen, maar ontkoming voor wie tot de Heere behoren.

De Dag des Heren is dus niet slechts een dag van vernietiging, maar ook de dag waarop God recht doet — waarop Hij de machten van onrecht ten val brengt en Zijn volk verheerlijkt.

Zo zien we hoe Amos, Jesaja, Joël, Sefanja en Obadja één en dezelfde melodie zingen — verschillend in klank, maar volkomen eensgezind in boodschap: de Dag des Heren komt, nabij en zeer haastende; een dag van vuur en duisternis voor de hoogmoedigen, maar van licht en redding voor wie de naam des Heren aanroepen.

De brandende oven en de stilte van de rechtvaardige

De volgende profeet die spreekt over de Dag des Heren is Nahum, die profeteerde kort na de tijd van Sefanja. Zijn boodschap richt zich tot Ninevé, de trotse hoofdstad van Assyrië, het rijk dat Israël verdrukte.

In Nahum 1:2-6 lezen we:

“De Heere is een naijverig en wrekend God; de Heere is een wreker en heeft grimmigheid; de Heere is een wreker tegen Zijn wederpartijders en Hij bewaart den toorn tegen Zijn vijanden. De Heere is lankmoedig, doch groot van kracht, en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig; de Heere wandelt in den wervelwind en in den storm, en de wolken zijn het stof Zijner voeten. Hij scheldt de zee en maakt haar droog, en doet al de rivieren opdrogen; Bazan en Karmel kwijnen, en de bloesem van den Libanon kwijnt weg. De bergen beven voor Hem, en de heuvelen smelten; en de aarde wordt voor Hem opgeheven, ja, de wereld en allen, die daarin wonen. Wie zal voor Zijn gramschap bestaan? en wie zal bestaan in de hittigheid Zijns toorns? Zijn grimmigheid wordt uitgegoten als vuur, en de rotsen worden van Hem afgebroken.”

Wat een ontzagwekkend beeld van Gods majesteit! Terwijl de wereld zich beroemt op haar rijkdom, haar steden, haar macht, schildert Nahum de Heere als Degene voor wie bergen smelten en rotsen breken.

En dan volgt, tussen al dat geweld, één enkel vers dat glanst als goud tussen as:

“De Heere is goed, Hij is ter sterkte in den dag der benauwdheid; en Hij kent degenen die op Hem betrouwen.” Nahum 1:7

Wat een troost! Midden in oordeel en storm zegt de profeet: de Heere is goed. Niet alleen vóór het oordeel, niet pas erna, maar juist in de dag van benauwdheid is Hij een toevlucht voor hen die Hem kennen.

Zo is de Dag des Heren altijd tweesnijdend: vernietiging voor de vijanden van God, maar bescherming voor Zijn volk.

Dan komen we bij Habakuk, de profeet die leefde in de laatste dagen vóór de Babylonische ballingschap. Hij zag de ondergang naderen en worstelde met de vraag die velen vandaag nog stellen: Waarom lijkt God te zwijgen, terwijl het kwaad toeneemt?

Habakuk klaagde, en de Heere antwoordde hem dat Hij het oordeel zou brengen door de hand van de Chaldeeën — het Babylonische rijk.

Maar Habakuk begreep dat dat oordeel niet alleen over anderen zou komen, maar ook over Juda zelf. En toen hij dat besefte, sidderde hij.

In Habakuk 2:20 lezen we de kern van zijn boodschap:

“Maar de Heere is in Zijn heiligen tempel; zwijg voor Hem, gij ganse aarde!”

Weer die stilte — dezelfde die Sefanja noemde: “Zwijg voor het aangezicht des Heeren.”

Wanneer de Dag des Heren komt, zal er geen rumoer meer zijn, geen geschreeuw, geen debat, geen verdediging. De aarde zal zwijgen in ontzag.

En dan, in het laatste hoofdstuk, zingt Habakuk een gebed dat het hart van de rechtvaardige in die dag beschrijft.

“Heere, toen ik Uw rede gehoord had, heb ik gevreesd; Heere, behoud Uw werk in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren; in toorn, gedenk des ontfermens.” Habakuk 3:2

Dat is het gebed dat ieder kind van God zou moeten kennen: In toorn, gedenk des ontfermens. Habakuk beschrijft hoe de Heere komt in majesteit, en hoe de aarde beeft onder Zijn voetstappen.

“God kwam van Theman, en de Heilige van den berg Paran. Sela. Zijn heerlijkheid bedekte de hemelen, en de aarde was vol van Zijn lof. En er was een glans als van het licht; Hij had stralen aan Zijn zijde, en daar was de verberging Zijner kracht.” Habakuk 3:3-4

Wat een beeld van macht! En toch eindigt de profeet niet in angst, maar in vrede.

“Alhoewel de vijgenboom niet bloeien zal, en er geen opbrengst aan de wijnstokken wezen zal; het werk des olijfbooms liegen zal, en de velden geen spijs voortbrengen zullen; de kudde uit den kooi afgesneden zal zijn, en geen rund in de stallingen wezen zal — nochtans zal ik juichen in den Heere, ik zal mij verheugen in den God mijns heils.” Habakuk 3:17-18

Wat een geloofsgetuigenis! Terwijl alles wegvalt, terwijl de wereld wankelt en de aarde beeft, zegt de rechtvaardige: nochtans zal ik mij verheugen in den Heere.

Dat is de houding die ons moet vervullen in het aangezicht van de Dag des Heren — geen angst, geen paniek, maar stille zekerheid in Hem.

Na Habakuk komt de laatste stem van het Oude Testament: Maleachi, de profeet die spreekt tot een volk dat geestelijk was ingeslapen. Hij waarschuwt voor de komende dag met woorden die rechtstreeks de deur naar het Nieuwe Testament openen.

In Maleachi 4:1-3 zegt hij:

“Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, en al de hoogmoedigen en al die goddeloosheid bedrijven, zullen een stoppel zijn; en de dag, die komt, zal hen in brand steken, zegt de Heere der heirscharen, die hun wortel noch tak laten zal. Maar ulieden, die Mijn naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen; en gij zult uitgaan en toenemen als mestkalveren. En gij zult de goddelozen vertreden, want zij zullen as zijn onder de zolen uwer voeten, ten dage als Ik het maken zal, zegt de Heere der heirscharen.”

Zie je hoe alles samenkomt? Amos sprak van duisternis, Jesaja van verwoesting, Joël van vuur, Sefanja van stilte — en Maleachi zegt: brandende als een oven.

Maar dan komt de belofte: “U, die Mijn naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan.”

Wat een beeld! Terwijl de wereld verbrandt, rijst voor Gods volk de Zon van gerechtigheid — Christus Zelf, de Heere van licht en genezing.

Dezelfde dag die de hoogmoedigen verteert, brengt genezing voor de ootmoedigen.

En daarmee sluit het Oude Testament af — niet met wanhoop, maar met hoop, niet met nacht, maar met het eerste gloren van de dageraad.

Maleachi besluit met een laatste waarschuwing en een laatste belofte:

“Ziet, Ik zend u den profeet Elia, eer dat die grote en vreselijke dag des Heren komt.” Maleachi 4:5

En dat woord werd herhaald door Jezus Zelf, die zei in Mattheüs 17:11:

“Elia zal wel eerst komen en alles herstellen.”

De profeten eindigen dus met verwachting — de verwachting van herstel vóór de komst van die grote dag.

Zo eindigt het Oude Testament, en zo begint het Nieuwe: met de komst van Johannes de Doper, in de geest en de kracht van Elia, die riep: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.”

Diezelfde boodschap geldt nog steeds. Want de Dag des Heren is niet slechts geschiedenis of toekomst — ze staat voor de deur.

De bazuin van Sion klinkt, het oordeel nadert, maar de Zon der gerechtigheid zal opgaan over hen die Zijn naam vrezen.

De vervulling van de profetieën in de komst van Jezus Christus

En zo opent het Nieuwe Testament, precies op het punt waar Maleachi eindigde. De profeet had gezegd: “Ziet, Ik zend u den profeet Elia, eer dat die grote en vreselijke dag des Heren komt.” En eeuwen later verschijnt er een man in de woestijn, gekleed in kameelhaar, etend van sprinkhanen en wilde honing, roepend:

“Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” Mattheüs 3:2

Dat was Johannes de Doper, de voorloper van de Messias. Hij was niet Elia zelf, maar hij kwam in de geest en de kracht van Elia, precies zoals de engel Gabriël tot Zacharias had gezegd in Lukas 1:17:

“En hij zal voor Hem heengaan in de geest en kracht van Elia, om de harten der vaders te bekeren tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere een toegerust volk te bereiden.”

Johannes was dus het antwoord op Maleachi’s profetie — de stem die de weg bereidde voor de komst van de Zon der gerechtigheid.

Hij riep niet om politiek herstel, niet om nationale macht, maar om bekering. Want het Koninkrijk dat hij aankondigde, was geen aards rijk, maar een hemels.

De mensen stroomden naar hem toe bij de Jordaan, beleden hun zonden en lieten zich dopen. Maar toen de farizeeën en sadduceeën kwamen om zijn doop te zien, sprak Johannes met vlijmscherpe woorden:

“Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig.” Mattheüs 3:7-8

Merk op wat hij zegt: de toekomende toorn. Dat is dezelfde uitdrukking als de Dag des Heren. Johannes wist dat de oordeelsdag nabij was. Zijn boodschap was een waarschuwing: bekeer u, vóórdat die dag aanbreekt.

En hij voegde eraan toe in vers 10-12:

“De bijl ligt ook alrede aan den wortel der bomen; elke boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Ik doop u wel met water tot bekering, maar Die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Zijn schoenen te dragen; Die zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur. Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in den schuur samenbrengen, maar het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.”

Wat een ernst! De bijl ligt al aan de wortel. Het vuur staat klaar. De Heilige Geest zal dopen tot reiniging, maar wie weigert, zal branden in het vuur van oordeel.

Johannes sprak over twee vuren: het vuur van reiniging en het vuur van verbranding. Voor de rechtvaardige het vuur van de Geest; voor de goddeloze het vuur van de toorn.

Toen Jezus daarna uit Galilea kwam om door Johannes gedoopt te worden, zagen de mensen niet zomaar een profeet, maar de vervulling van alle beloften.

De hemel werd geopend, de Geest daalde neer als een duif, en een stem sprak:

“Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb.” Mattheüs 3:17

Daarmee begon de vervulling van wat de profeten hadden gezien: de komst van de Messias, de openbaring van God in het vlees.

En kort daarna, in Lukas 4, zien we Jezus Zelf de profetieën van Jesaja in vervulling brengen. Hij ging in de synagoge van Nazareth, waar Hij was opgegroeid, en men gaf Hem de boekrol van de profeet Jesaja.

Hij opende het boek en las:

“De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen; om te genezen die gebroken zijn van hart; om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht; om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren.”
— Lukas 4:18-19

En toen Hij dat gezegd had, rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar, en zei:

“Heden is deze Schrift in uw oren vervuld.” Lukas 4:21

Let erop wat Hij níét las. In Jesaja 61:2 stond ook: “En den dag der wraak onzes Gods.” Maar dat deel sloeg Hij over.

Waarom? Omdat het nog niet aan de beurt was. Zijn eerste komst was om genade te brengen — het aangename jaar des Heren. De tweede komst zal zijn om wraak te brengen — de dag der wrake van onze God.

In dat kleine verschil tussen een komma en een halve zin ligt het mysterie van de tijd waarin wij leven: het tijdperk van genade, dat voorafgaat aan de Dag des Heren.

Toen Jezus Zijn bediening begon, waren de woorden van Amos, Jesaja, Joël, en Maleachi niet herroepen, maar onderbroken. De profetie van oordeel bleef staan, maar de tijd van genade werd ertussen geschoven.

Daarom zei Hij in Johannes 12:47-48:

“En indien iemand Mijn woorden hoort en niet gelooft, Ik oordeel hem niet; want Ik ben niet gekomen, opdat Ik de wereld oordelen zou, maar opdat Ik de wereld behouden zou. Wie Mij verwerpt en Mijn woorden niet aanneemt, heeft die hem oordeelt; het woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage.”

De oordeelsdag komt nog — maar het woord is nu al uitgesproken.

En toen de discipelen Hem vroegen naar de tekenen van die komende dag, sprak Hij de woorden die direct teruggrijpen naar de profeten:

“En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren; en op de aarde benauwdheid der volken, omdat zij het bulderen der zee en der watergolven zullen horen; de mensen zullen het hart verliezen van vrees en verwachting der dingen, die over de wereld komen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.” Lukas 21:25-26

Dat zijn dezelfde tekenen die Jesaja en Joël noemden: zon verduisterd, maan tot bloed, aarde in beroering.

Jezus bevestigt ze — niet als iets symbolisch, maar als letterlijk teken van de dag die komt.

Maar Hij voegt eraan toe in vers 28:

“Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, omdat uw verlossing nabij is.”

Wat een tegenstelling! Terwijl de wereld siddert van angst, zegt Hij tot Zijn volk: Heft uw hoofden omhoog.

Voor de wereld is het oordeel; voor de gelovige is het verlossing.

Dat is de dubbele betekenis van de Dag des Heren, die door heel de Schrift heen dezelfde blijft: oordeel en genade, vuur en licht, duisternis en heerlijkheid.

Dezelfde dag die de goddelozen vernietigt, zal de rechtvaardigen verheerlijken.

Dezelfde stem die dondert uit Sion, zal zacht spreken tot Zijn kinderen: “Vrees niet, Ik ben met u.”

De tekenen van de voleinding en de komst van de Zoon des mensen

Wanneer Jezus in Mattheüs 24 op de Olijfberg zit, nemen de discipelen Hem terzijde en vragen:

“Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en wat is het teken van Uw toekomst en van de voleinding der wereld?” Mattheüs 24:3

Dat is de vraag die door alle eeuwen heen het hart van de gelovigen heeft bewogen. En Jezus antwoordt niet met vage woorden, maar met een nauwkeurige profetie — een overzicht van alles wat er zal gebeuren tot aan de komst van de Zoon des mensen.

Hij begint met een waarschuwing die vandaag nog even dringend klinkt:

“Ziet toe, dat niemand u verleide. Want velen zullen komen onder Mijn naam, zeggende: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden.” Mattheüs 24:4-5

Let op: Jezus zei niet dat er maar één valse Christus zou komen, maar velen. Hij sprak niet over één enkel individu, maar over een geest van misleiding die de wereld zou overspoelen.

Velen zouden Zijn naam gebruiken, maar niet Zijn waarheid. Velen zouden de woorden van Christus aanhalen, maar Zijn geest verloochenen.

Hij vervolgt:

“Gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt, want al die dingen moeten geschieden, maar het einde is nog niet. Want het ene volk zal tegen het andere opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere; en er zullen hongersnoden zijn, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.” Mattheüs 24:6-7

Wie de wereldgeschiedenis bekijkt, ziet dat dit alles reeds aan de gang is — oorlogen, hongersnood, ziekten, aardbevingen — het zijn de weeën die voorafgaan aan de geboorte van een nieuwe tijd.

Jezus noemt ze het begin der smarten. Daarna spreekt Hij over vervolging:

“Dan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zij zullen u doden; en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns naams wil. En alsdan zullen velen geërgerd worden, en zij zullen elkander overleveren en elkander haten.” Mattheüs 24:9-10

Dat is geen verre toekomst, maar een realiteit die door de eeuwen heen zichtbaar is geweest. Overal waar de naam van Christus zuiver werd beleden, kwam haat van de wereld.

Hij zegt:

“En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zal de liefde van velen verkouden.” Mattheüs 24:12

Dat is wellicht het meest schrijnende teken van allen — dat zelfs binnen de kring van de gelovigen de liefde zal verkillen. Mensen zullen nog wel spreken over geloof, maar zonder warmte, zonder kracht, zonder vuur.

Toch voegt Hij eraan toe:

“Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken, en dan zal het einde komen.” Mattheüs 24:13-14

Hier zien we opnieuw het dubbele patroon van oordeel en genade. Terwijl de wereld in duisternis vervalt, zal het evangelie juist overal worden verkondigd. Het licht dooft niet uit — het wordt sterker in de nacht.

Dan komt het gedeelte dat velen verkeerd uitleggen:

“Wanneer gij dan zult zien de gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door den profeet Daniël, staande in de heilige plaats (die het leest, die merke daarop), dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen.” Mattheüs 24:15-16

De gruwel der verwoesting is een beeld van het wereldsysteem dat zich verheft tegen God — dat Zijn heiligdom ontheiligt door menselijke afgoderij en eigen eer.

In elke tijd, telkens wanneer de mens zichzelf in Gods plaats stelt, herhaalt zich dit teken.

Daarom zegt Jezus: “Wie in Judea is, vliede.” Dat is niet alleen een oproep tot fysieke vlucht, maar een geestelijke waarschuwing: ontvlucht het systeem van de wereld, ontvlucht de leugen, blijf niet in het midden van haar zonden.

En Hij voegt eraan toe:

“Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. En indien die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.” Mattheüs 24:21-22

De profeten spraken al over die verdrukking: Jesaja noemde het een dag van benauwdheid, Joël sprak van duisternis en rook, Sefanja van stilte en oordeel. Jezus zegt nu dat al die beelden samenvloeien in één periode van ongekende beproeving.

Maar ook hier klinkt genade: om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. God meet het kwaad nauwkeurig af — geen seconde langer dan nodig.

Daarna waarschuwt Jezus opnieuw voor misleiding:

“Indien iemand dan tot u zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en grote tekenen en wonderen doen, alzo dat zij, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen zouden verleiden.” Mattheüs 24:23-24

Dat is een ernstige waarschuwing, vooral voor onze tijd. Want vandaag is er geen gebrek aan stemmen die zeggen: Hier is de waarheid, daar is de zaligheid. En velen volgen menselijke leiders, religieuze bewegingen, en zogenoemde profeten — terwijl het ware Woord van God ongeopend blijft liggen.

Jezus zegt: “Indien zij tot u zeggen: Ziet, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; ziet, Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet.” Mattheüs 24:26

De komst van de Zoon des mensen zal niet verborgen of heimelijk zijn. Ze zal zichtbaar zijn voor de gehele aarde.

“Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen zijn.” Mattheüs 24:27

Dat is geen stille gebeurtenis, geen geheim vertrek, maar een schittering die de hele hemel verlicht.

En dan, direct daarna, komt de vervulling van de woorden van Jesaja en Joël:

“Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de machten der hemelen zullen bewogen worden.” Mattheüs 24:29

De hemel zelf zal getuigen van Gods majesteit. De lichten die Hij aan de hemel plaatste bij de schepping, zullen doven bij de voltooiing.

En dan komt het hoogtepunt:

“En alsdan zal het teken van den Zoon des mensen in den hemel verschijnen; en dan zullen alle geslachten der aarde wenen, en zij zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere.” Mattheüs 24:30-31

Wat een dag zal dat zijn! De bazuin zal klinken — de bazuin van Sion, die de profeten voorspelden — en de uitverkorenen zullen worden verzameld. Niet door mensenhand, niet door vliegtuigen of vluchtwegen, maar door de engelen van God Zelf.

De hemel zal openbreken, de aarde zal beven, en de Zoon des mensen zal verschijnen in heerlijkheid, om te oordelen en te regeren.

Dat is het moment waar de hele Schrift naartoe werkt: van Genesis tot Openbaring, van Amos tot Johannes — de openbaring van de Heere in macht en majesteit.

En Jezus besluit Zijn rede met een vergelijking die voor iedere gelovige een waarschuwing en een bemoediging is:

“Zo leert dan van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak alreede teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. Alzo ook gij, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat het nabij is, voor de deur.” Mattheüs 24:32-33

We weten de dag en het uur niet, maar we kunnen de tekenen herkennen. En wie ogen heeft om te zien, weet dat de zomer nabij is — dat de Dag des Heren aanstaande is.

Daarom besluit Jezus:

“Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet, wanneer de tijd is.” Markus 13:33

Waken betekent niet bang afwachten, maar leven in verwachting. Het is de houding van iemand die zijn lamp brandend houdt, wetend dat de Bruidegom komt. De dag zal komen als een dief voor de wereld, maar niet voor de kinderen van het licht.

Zoals Paulus zei in 1 Thessalonicenzen 5:4-5:

“Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou overkomen; gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags; wij zijn niet der nacht, noch der duisternis.”

De wereld zal verrast worden, maar de gelovige zal gereed zijn.

De bazuin van God en de opstanding der rechtvaardigen

Wanneer we van de woorden van Jezus in Mattheüs 24 overstappen naar de brieven van Paulus, zien we dat dezelfde geest van openbaring voortgaat — dezelfde ernst, dezelfde verwachting, dezelfde waarschuwing. De apostelen spraken niet over een nieuw onderwerp, maar over de vervulling van wat Jezus Zelf had geopenbaard.

Paulus, die als Jood was opgevoed in de Wet en de Profeten, kende de betekenis van de Dag des Heren. En in zijn brieven maakt hij duidelijk dat die dag niet een geheim moment is, maar een openbaring van de majesteit van Christus aan de gehele wereld.

Laten we beginnen in 1 Thessalonicenzen 4:13-18, waar Paulus spreekt over de opstanding van de gelovigen en de komst van de Heere:

“Doch, broeders, ik wil niet dat gij onwetende zijt aangaande degenen die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben. Want indien wij geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem. Want dat zeggen wij u door het woord des Heren, dat wij, die levend overblijven tot de toekomst des Heren, niet zullen voorkomen degenen die ontslapen zijn. Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. Zo vertroost dan elkander met deze woorden.”

Hier zien we het wonderlijke evenwicht tussen troost en ontzag. Dezelfde gebeurtenis die voor de wereld een dag van verschrikking zal zijn, is voor Gods kinderen een dag van verlossing en hereniging.

Let erop dat Paulus zegt: “De Heere Zelf zal nederdalen met een geroep, met de stem van een aartsengel, en met de bazuin Gods.” Dat is geen stille gebeurtenis. Het is een hemels commando, een klinkende bazuin, hoorbaar voor hemel en aarde.

De uitdrukking bazuin Gods is niet willekeurig. De bazuin is door de hele Schrift heen het symbool van Gods stem, van oproep en oordeel. Toen Mozes op de Sinaï stond, beefde het volk bij het geluid van de bazuin die steeds sterker werd. En zo zal het opnieuw zijn aan het einde der tijden — een bazuin die klinkt om de doden op te wekken, om de heiligen te verzamelen en om het oordeel in te luiden.

Paulus spreekt er nog dieper over in 1 Korintiërs 15:51-52, waar hij zegt:

“Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; in een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden.”

De laatste bazuin — dat is dezelfde waarover Openbaring spreekt, de bazuin van de voleinding. Wanneer zij klinkt, zal de grens tussen dood en leven verdwijnen, en het sterfelijke zal onsterfelijkheid aandoen.

Paulus zegt verder:

“Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En wanneer dit verderfelijke onverderfelijkheid zal aangedaan hebben, en dit sterfelijke onsterfelijkheid zal aangedaan hebben, dan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?” 1 Korintiërs 15:53-55

Dat is de climax van Gods plan: de vernietiging van de dood zelf. De Dag des Heren is dus niet alleen de dag van vuur en oordeel, maar ook de dag waarop de dood wordt opgeheven, waarop het leven overwint.

Maar Paulus laat er geen misverstand over bestaan dat die dag ook een dag van ontzag zal zijn. In 2 Thessalonicenzen 1:6-10 schrijft hij:

“Daar het rechtvaardig is bij God, verdrukking te vergelden dengenen die u verdrukken, en u, die verdrukt wordt, verkwikking te geven met ons, in de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht, met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen en over degenen, die het evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn; dewelke zullen tot straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid Zijner sterkte, wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en wonderbaar te zijn in allen, die geloven.”

Dat is de ware balans van het evangelie: troost voor de rechtvaardigen, oordeel voor de goddelozen. Niet twee afzonderlijke gebeurtenissen, maar één openbaring met twee uitwerkingen — licht en duisternis, genade en vergelding.

Daarom zegt Paulus in 2 Thessalonicenzen 2:1-3:

“Maar wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus en onze toevergadering tot Hem, dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, noch verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons, alsof de dag van Christus aanstaande ware. Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat de mens der zonde geopenbaard zij, de zoon des verderfs.”

Zie je? Paulus zegt nadrukkelijk dat de Dag des Heren niet komt vóórdat de afval is gekomen en de mens der zonde — de antichrist — zich heeft geopenbaard. Daarmee weerspreekt hij de leer die velen vandaag verkondigen: dat de gelovigen vóór die tijd zouden worden weggenomen.

De Schrift zegt het tegenovergestelde: eerst de afval, dan de openbaring van de antichrist, en daarna de komst van Christus.

En in datzelfde hoofdstuk beschrijft Paulus die antichrist als iemand die zich verheft boven alles wat God genoemd wordt, zó dat hij in de tempel van God gaat zitten en zich voordoet als God.

Dat is precies de vervulling van wat Jezus noemde de gruwel der verwoesting, waarover Daniël sprak.

Paulus vervolgt in vers 8-10:

“En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, dien de Heere verdoen zal door den adem Zijns monds, en tenietmaken door de verschijning Zijner toekomst; hem, wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen, en in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan, daarom dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.”

Wat een diep inzicht! De macht van de antichrist is een leugen met tekenen, een religie zonder waarheid, een geestelijk masker dat de wereld verleidt omdat ze de waarheid niet liefheeft.

En Paulus zegt dat de Heere hem zal verdoen met de adem van Zijn mond — dat wil zeggen: door Zijn Woord. Dezelfde stem die in Genesis sprak “Er zij licht,” zal in die dag spreken “Het is volbracht,” en de leugen zal vergaan in één ademtocht van Zijn majesteit.

De bazuin die de doden opwekt, zal ook de antichrist tot zwijgen brengen.

Daarom schrijft Petrus in 1 Petrus 4:17:

“Want het is de tijd, dat het oordeel begint van het huis Gods; en indien het eerst van ons begint, wat zal het einde zijn van degenen, die het evangelie Gods ongehoorzaam zijn?”

Dat is een ernstige waarheid. Het oordeel begint niet bij de wereld, maar bij Gods eigen huis. De Dag des Heren begint in de kerk — in het volk dat Zijn naam draagt.

Want hoe kan God de wereld rechtvaardig oordelen als Zijn eigen volk niet eerst gelouterd is?

Zo zien we dat het oordeel niet slechts vernietigend is, maar reinigend. De bazuin die oproept tot strijd, roept ook tot zuivering.

Wanneer Paulus schrijft aan de Korinthiërs over het avondmaal, zegt hij:

“Indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.” 1 Korintiërs 11:31-32

Dat is de geestelijke betekenis van de Dag des Heren: het oordeel van God begint in ons hart.

Daarom is het niet iets om bang voor te zijn, maar om eerbiedig naar uit te zien. Want die dag zal alles openbaren — wat echt is, wat vals is, wat standhoudt, wat vergaat.

En voor wie in Christus is, zal het een dag van overwinning zijn.

Zoals Paulus schrijft in Filippenzen 3:20-21:

“Want onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, den Heere Jezus Christus; die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelf kan onderwerpen.”

Dat is de einduitkomst: verandering, verheerlijkt lichaam, eeuwige gemeenschap met Hem.

De bazuin van God zal klinken, de graven zullen openbreken, de hemelen zullen rollen als een boekrol, en het woord dat van eeuwigheid gesproken is, zal zijn voltooid.

Dan zal de aarde haar laatste adem uitblazen, de zee haar doden geven, en de schepping zuchten — niet van pijn, maar van bevrijding.

Zoals geschreven staat in Romeinen 8:21-22:

“Dat ook de schepping zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat de ganse schepping tezamen zucht en tezamen in barensnood is tot nu toe.”

De Dag des Heren is dus de geboorte van een nieuwe wereld — de laatste weeën van de oude schepping, gevolgd door het licht van een eeuwige morgen.

En wanneer de bazuin verstomt en de hemel zich sluit, zal slechts één stem blijven klinken:

“Ziet, Ik maak alle dingen nieuw.” Openbaring 21:5

De nieuwe hemel, het laatste oordeel en het eeuwige licht van God

En zo komen we bij het sluitstuk van de Schrift — het boek Openbaring, waarin Johannes op Patmos het volledige visioen van de Dag des Heren te zien kreeg. Wat de profeten slechts in flitsen aanschouwden, zag hij in zijn geheel. Amos hoorde de donder, Jesaja zag het vuur, Joël zag de rook en de duisternis, Sefanja zag de stilte, en Johannes zag de voltooiing: hemel en aarde in beroering, en daarna een nieuwe schepping waarin gerechtigheid woont.

Hij begint zijn beschrijving in Openbaring 6, wanneer het Lam de zegels van het boek opent. En bij het zesde zegel horen we dezelfde taal die al de profeten gebruikten:

“En ik zag, toen Hij het zesde zegel geopend had, en ziet, er werd een grote aardbeving; en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd als bloed; en de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe vijgen afwerpt, als hij van een grooten wind geschud wordt. En de hemel week weg als een boekrol, die opgerold wordt; en alle bergen en eilanden zijn van hun plaatsen bewogen. En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten over duizend, en de machtigen, en alle dienstknecht en vrije, verborgen zich in de spelonken en in de steenrotsen der bergen, en zeiden tot de bergen en de steenrotsen: Valt op ons en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams; want de grote dag Zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan?” Openbaring 6:12-17

Daar is het weer — de grote dag van Zijn toorn. De hemel wijkt terug, de aarde beeft, de mensen vluchten, en zelfs de machtigen der wereld verbergen hun gezichten. Want de Dag des Heren is gekomen, en niemand kan voor Hem bestaan tenzij hij in het bloed van het Lam gewassen is.

Dan, na de bazuinen, na de schalen van toorn, na het vallen van Babylon en het brullen van de wateren, ziet Johannes het laatste toneel van de wereldgeschiedenis: het oordeel van God over de levenden en de doden.

In Openbaring 20:11-15 schrijft hij:

“En ik zag een grote witte troon, en Dien, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvloden, en geen plaats is voor hen gevonden. En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, hetwelk des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een ieder naar hun werken. En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.”

Hier eindigt de heerschappij van de dood. De eerste dood heeft geen macht meer, en de tweede dood — het eeuwige oordeel — wordt zelf in het vuur geworpen. De machten van duisternis, de leugen van de slang(niet een letterlijke slang), het bedrog van Babylon dus, alles wordt verteerd in één moment van goddelijke rechtspraak.

Let op hoe Johannes zegt dat er boeken geopend worden — niet één, maar vele. Elk leven wordt gelezen, elk woord, elke daad, elke gedachte. En dan wordt er nog één boek geopend: het boek des levens. Alleen wie daarin geschreven staat, blijft staan in die dag.

Daarna — als het laatste oordeel is voltrokken, als hemel en aarde geweken zijn — ziet Johannes iets nieuws, iets wat geen profeet vóór hem ooit volledig had gezien.

“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.” Openbaring 21:1-3

Wat een wonder! Het einde van de geschiedenis is geen leegte, geen vergetelheid, geen koude stilte, maar het begin van eeuwige gemeenschap tussen God en Zijn volk.

En dan klinken de woorden die alles samenvatten wat de profeten ooit hebben gezegd, het antwoord op alle smart, alle angst, alle tranen sinds Eden:

“En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.” Openbaring 21:4

Zie je hoe volmaakt dat is? Amos sprak van duisternis, Jesaja van vuur, Joël van rook, Habakuk van stilte, Maleachi van de brandende oven, en Johannes eindigt met licht en vrede. De Dag des Heren sluit de nacht van de oude wereld af, en opent de eeuwige dag van Gods Koninkrijk.

Daarna hoort Johannes opnieuw die stem van de troon — de stem die in het begin zei “Er zij licht,” en die nu zegt:

“Ziet, Ik maak alle dingen nieuw.” Openbaring 21:5

Hij schrijft verder:

“En Hij zeide tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstigen geven uit de fontein des levenden waters om niet. Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn. Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al de leugenaars, hun deel is in den poel, die van vuur en sulfer brandt; dit is de tweede dood.” Openbaring 21:6-8

Daarmee wordt het onderscheid eeuwig bevestigd: het licht en de duisternis, het leven en de dood, het Lam en het beest. En in dat licht is geen schaduw meer.

Johannes ziet tenslotte de stad zelf — het nieuwe Jeruzalem — een stad van puur goud, helder als glas, met twaalf poorten van parels en fundamenten van kostbare stenen. En in die stad is geen tempel, want de Heere, de almachtige God, en het Lam zijn haar tempel.

“En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat zij in haar zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar kaars. En de volken, die zalig geworden zijn, zullen in haar licht wandelen, en de koningen der aarde zullen hun heerlijkheid en eer daarin brengen. En haar poorten zullen niet gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn.” Openbaring 21:23-25

Dezelfde zon der gerechtigheid die Maleachi aankondigde, schijnt hier voor eeuwig. De dag die begon met oordeel, eindigt in licht dat nooit meer ondergaat.

En tenslotte, in Openbaring 22, hoort Johannes nog één laatste uitnodiging — de echo van alle profeten, de stem van de Geest Zelf:

“En de Geest en de Bruid zeggen: Kom. En die het hoort, zegge: Kom. En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.” Openbaring 22:17

Dat is de laatste roep, het laatste woord van genade vóórdat de eeuwigheid begint. De Geest en de Bruid — dat wil zeggen: God en Zijn volk — roepen samen tot de wereld: Kom.

En dan sluit het boek met de stem van Jezus Zelf:

“Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus.” Openbaring 22:20

En daarmee eindigt niet alleen de Openbaring, maar het hele Woord van God — met een belofte, niet met een vraag; met een zekerheid, niet met een twijfel.

De Dag des Heren is de dag waarop alles vervuld wordt: recht, verlossing, zuivering, heerlijkheid. Het is de dag waarop de hemel neerdaalt tot de aarde, en de aarde wordt vernieuwd tot hemel.

De mens begon in duisternis en werd door het Woord tot leven geroepen; hij eindigt in licht en woont voor eeuwig in datzelfde Woord.

Want de Schrift zegt:

“En aldaar zal geen nacht wezen, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen, en zij zullen regeren in alle eeuwigheid.” Openbaring 22:5

Dat is de voltooiing van de Dag des Heren — niet de ondergang van de wereld, maar haar vernieuwing; niet het einde van tijd, maar het begin van eeuwigheid; niet het zwijgen van de dood, maar de zang van het leven dat nooit meer eindigt.

De stem van de profeten is niet meer, de bazuin is verstomd, de zee is stil geworden — maar het licht van God brandt, en het zal nooit uitdoven.

Amen. Kom, Heere Jezus.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogseries

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogseries

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=