Door Adam de Witt
Voorwoord
Er lijkt altijd wel iets te zijn om over te schrijven, hoewel ik nooit van te voren weet wat het zal zijn. God vindt altijd wel iets en altijd is het onderwerp stof tot nadenken. De volgende onderwerpen zouden onze hele natie aan het denken moeten zetten. Natuurlijk hebben de “gedachten-vormers” (media, kerken, scholen) hun lievelingsonderwerpen al helemaal uitgewerkt, dus er is (nog) geen kans op een grondige fascinatie voor andere dingen dan hun thema’s. Niettemin, God onthult dingen voor hen die ogen hebben om te zien en oren om te horen.
Eens in de zoveel weken ga ik mee naar een bijbelstudiegroep, waar een zekere student mij vertelde over een wonderlijke vondst die een vriend van hem had gedaan tijdens zijn werk in het buitenland. “Deze vriend die ik ken, Peter genaamd, had gehoord over stammen met een lichte huidskleur die in het Hindoeïstische Koesj wonen, niet ver van het Tarimbekken,” zei hij, “Sommigen zeggen dat het Tarimbekken de plaats van de Noachitische zondvloed was.” Dus vroeg ik hem of hij contact kon opnemen met deze vriend om me meer details te geven. Terwijl dit gaande was, belde een andere vriend me op en vroeg: “Heb je gehoord van de Urumchi Mummies?” Hij begon me te vertellen over een artikel dat hij in een weekendeditie van een van de nationale kranten had gelezen, enkele radio-interviews die hij had gehoord en een recent boek dat hij over deze mummies had gekocht. In het boek wordt geschetst dat de mummies er Noords of Keltisch uitzien en dat zij ten noorden van het Tarim-bekken in West-China zijn begraven. Sommige van de mummies zijn meer dan 3000 jaar oud.
Zowel de schrijver van het boek als de media hadden het raden naar wat er geworden was van het ras van mensen waarvan deze mummies afkomstig waren. Evenmin, zo leek het, konden zij achterhalen waarom hun cultuur was gestorven en of er nu nog afstammelingen leven … zo ja, waar zijn die dan?
De schrijver maakte duidelijk dat deze vondsten historici zullen uitdagen om de etnische geschiedenis van Azië opnieuw te overdenken. Interessant is dat slechts enkele maanden voordat het ‘Mummie Boek’ uitkwam, deze Peter, (de vriend van de student) een reportage maakte over verloren stammen die eruit zagen alsof zij afstammelingen zouden kunnen zijn van het ras dat ons de ‘Urumchi’ mummies heeft nagelaten. Dit is zeer opwindend! Veel mensen maken er zo’n punt van als iemand een primitieve niet blanke (zuwr – raciale alien) stam in de jungle vindt…ok… maar ‘Peter’s vondst’ is speciaal. De stammen waarop hij stuitte zijn misschien niet alleen verbonden met Midden-Aziatische Keltische mummies, maar zij zijn ook onze verwanten l Verwanten waar de wereld niets van weet, verwanten die niets van ons weten, verwanten die het evangelie nog nooit gehoord hebben, die niet in Babylon zijn, die zelfvoorzienend zijn in een groene Eden, omringd door torenhoge dorre bergen en schemerige, vijandige volken die hen in aantal overtreffen. Zij leven zoals hun voorvaderen “zo’n 2000 jaar geleden” deden.
Naast mijn eigen onderzoek, zal ik in dit boek ook delen “” van het boek over de mummies belichten en, ik breng de details van Peter’s verbazingwekkende vondst in.
In het boek Rechters (hoofdstuk 6) geeft God de Israëlieten een geschiedenisles voordat Hij onze Israëlitische voorouders uit hun gebonden tijd verlost. Het leek er toen al op dat zij hun identiteit vergaten. De Christelijke Identiteit ‘geest’ is een Elia werk dat ernaar streeft om ons volk te leren weten wie zij zijn, wie hen in slavernij bracht en wie hen daaruit zal verlossen. Dit Elia-werk berust op dingen die ‘onze God’ voor ons onthult om te leren. Dit betekent dat veel eeuwenlang verborgen is gebleven, in afwachting van het moment waarop het het meest nodig is; nodig, om deel uit te maken van Gods plan om de wereld te ‘raken’ met de absolute waarheid. Tegenwoordig zeggen we ‘als een ton bakstenen’, in de tijd van Johannes zeiden ze ‘grote hagel viel op de mensen, het gewicht van een talent’ om aan te geven hoe de waarheid de wereld zal overspoelen – Openb. 16:21
Een van de grote waarheden is de openbaring van de zonen Gods, met andere woorden, het blootleggen of identificeren van wie Gods dienstknechten zijn: wie het ware Israël is.
Het vinden van Israël benadrukt ook de noodzaak om Gods Wetten te herinneren. Dit is het werk van Elia in een notendop. Het wordt behandeld in vele hoofdstukken in de Heilige Schrift, zoals in Maleachi 4:4 – het vinden van het dienende volk, hun roeping en bestemming leidt tot het tweede werk van Christus, dat zijn volheid bereikt.
Dit boek zal christenen helpen zich bewust te worden van wie wel en wie geen “verwanten” zijn en het belang daarvan. Het woord “verwant” zelf heeft een gemeenschappelijke wortel met de woorden “gen”, “genetica”, “generatie” en het slecht begrepen woord “heiden”. Nu onze soort (soort verwekt soort) een minderheid wordt in een zee van niet-Israëlieten, wordt het duidelijk dat het “Woord” moet uitgaan naar wat er over is van de volken van Israël. (Israëlieten verwekken geen negers of Aziaten, daarom zijn zij een soort apart en onderscheiden van andere vormen van homo-erec tus). De geschiedenis van onze soort is cyclus na cyclus van dominante groei, gevolgd door verval, getypeerd door etnische zuiveringen die tegen onze soort worden uitgevoerd. Onze soort (volk, verwant) veroverde uitgestrekte gebieden om ze vervolgens allemaal te verliezen aan mensen die niet tot onze verwanten behoorden.
We beginnen dit boek met een verslag gebaseerd op ‘Peter’s’ vondst en de Urumchi mummies. Wanneer deze aan elkaar worden gekoppeld, ontdekken we een geschiedenis van een plotselinge opkomst van een volk dat voor zichzelf een inheems thuisland had uitgesleten, maar dat (eeuwen later) het slachtoffer werd van barbaarse golven van etnische zuivering, waarbij slechts een klein overblijfsel in een vergeten deel van de wereld bleef voortbestaan. Tot mijn grote verbazing draagt deze geschiedenis alleen maar bij tot de kennis die wij hebben, namelijk dat onze Kelto-Saksische banden wel degelijk teruggaan tot het Midden-Oosten en tot de bijbelse Abraham.
De val van Keltisch Midden-Azië
Lang voordat de Romeinen en Grieken hun rijken stichtten en toen de wieg van de westerse beschaving in Mesopotamië aan het afbrokkelen was, migreerden blanken (wier kleding bijna Keltisch leek) en vestigden zich op uitgestrekte stukken land in Centraal Azië en het Aziatische subcontinent. Hun nederzettingen bloeiden op het moment dat Abraham vluchtte voor het in verval geraakte Chaldia (dat in verval was geraakt door muticulturalisme, waarbij de blanke Chalds zich vermengden met de Aziatische Soemeriërs). Deze blanke, oostelijke thuislanden (rond 2000 v. Chr.) lagen ver in het oosten, in wat nu West-China is. De Chinezen trokken pas in 2000 v. Chr. het gebied binnen, zo’n 2000 jaar ná de vestiging van de blanken! Deze blanken waren Abrahams verwanten. Met andere woorden, zij waren van dezelfde soort. Deze verre oostelijke blanken werden bekend als de Tokharen.
De grootte van het land dat zij bezaten was niet slechts een boerderij of een hofstede hier en daar. Het was enorm. Het Tokhariaanse land strekte zich uit zo’n 500 mijl (ongeveer 750 km) ten westen van waar nu de Jade Poort van de Chinese Muur staat, langs noordelijke delen van het Tarim Basin. Aangezien daar voordien niemand anders leefde, konden deze Tokhariaanse blanken met recht inheems worden genoemd voor het gebied dat groter is dan de staat Victoria of Groot-Brittannië.
Muurschilderingen in grotten in het gebied uit 900 na Chr. laten zien dat de Tokharen nog springlevend waren na 3000 jaar van vestiging. Op de schilderingen zien we mannen met rode baarden, rozige wangen en groene ogen. In de tijd dat dit werd geschilderd, stonden Europese blanken op de drempel van wat moderne geschiedenis’, toen Willem de Plunderaar op het punt stond Engeland te overrompelen om een centrale regering in te stellen. Wit Europa was in rep en roer, elders waren onze raciale verwanten al eeuwenlang comfortabel gehuisvest in West-China! Maar vandaag de dag is er geen spoor meer van deze mensen over. Het gebied wordt nu bevolkt door niet-blanken.
Wat is er met de Tokharians gebeurd? Etnische zuivering ! Wilde en woeste stammen van mongoloïde bloed, de Xiong-nu, vielen de Tokharianen en de naburige Chinezen aan. Dit bracht de Keizer van de Qin Dynastie er rond 200 v. Chr. toe (China ontleent zijn naam aan Qin) opdracht te geven tot de bouw van de Grote Muur van China. (In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is deze muur niet vanuit de ruimte te zien)
De Xiong-nu drongen golf na golf neer vanuit het noorden en verjoegen de Tokharen, de Aziatische Kelten. Eens waren de Tokharians machtig, maar op een of andere manier werden ze zwak. Toen de Xiong-nu hen overvielen, werd de Keltische Tokhariaanse koning gevangen genomen, gedood en zijn schedel gebruikt als drinkbeker. Deze barbaarse Xiong-nu werden later bekend als de Hunnen. (Er zijn veel Neo-Anti-Semieten die de Duitsers nog steeds onwetend of delibereert als Hunnen betitelen. De Duitsers zijn een Saksisch, d.w.z.. Semitisch volk, ze zijn niet Mongoloïde. Sommige Brits-Israëlieten en die van de Armstrong sekte zouden beter moeten weten. Helaas volgen zij hun voorbeeld bij de Joden, van wie velen zelfs mongoloïde bloed in hun aderen hebben, dus raad eens wie de moderne Hun is).
Na zo’n 2000 jaar van schermutselingen wonnen de Hunnen in 1260 n.Chr. Ze heersten over het gebied van China tot de Zwarte Zee, dat zo’n 3500 mijl besloeg. Slechts enkele Tokharen bleven achter om in het gebied te overleven. De meeste overlevenden werden gedwongen honderden kilometers naar het westen te vluchten, naar Bactria (het huidige Noord-Afghanistan).
De ondergang van Keltisch India
Nactna was toen een blanke natie. Zo ook zijn westelijke buur Parthië (Noord Iran en Turkmenistan vandaag) en zijn zuidelijke buur Gedrosia (Pakistan vandaag). Ten oosten van Gedrosia lag Arisch (of blank) India. In India was tegen 1000 v. Chr. het huwelijk tussen blanke Ariërs en zwarte Dravidiërs wijd verspreid. Deze multiculturele ijver begon de blanken etnisch te zuiveren uit India door ongebreidelde hybridisatie. Om het etnische onheil in te dammen, werd het Arische systeem van een verdeelde maatschappij (in volgorde van hoogste rang: priester, ceremoniemeester, krijgersjager, leerlooier, slavenarbeider) uitgebreid met graden van etnische zuiverheid of graden van vermenging. Dit werd bekend als het kastensysteem.
Het kastensysteem weerspiegelde het Arische systeem: Brahmanen (priesterschap), ICs atriya’s (soldaten), Vaisya’s (boeren en handelaren), Sundra’s (lijfeigenen) en tenslotte de Onreinen of Onaanraakbaren (de donkerste mensentypes). Zo konden de blanken het onvermijdelijke een tijdje uitstellen door middel van “tiered-aparthood”. Gods Woord eist echter de verwijdering van de heidenen – de verwijdering is niet gebeurd. Het kastesysteem was een compromis, waarbij de blanke man altijd de voorkeur gaf aan goedkope arbeidskrachten.
In deze tijd rond 450 v. Chr. leefde Hadassah of Esther in het land van ballingschap (Esther betekent ster; E-ster). De meeste Bijbels noemen deze Israëlieten, door een slechte vertaling, Joden. Om verwarring te voorkomen had het woord `Jood’ moeten worden weergegeven als Judeeër, d.w.z. Israëlieten uit het koninkrijk Judea. Het rijk waarin Esther en haar gevangen Israëlieten leefden waren blank. Het strekte zich uit van Afrika tot India (Esther 1:1). De Perzische koning was ook blank en de “maagden die hij in zijn paleis verzamelde” worden omschreven als “schoon”. Het Hebreeuwse woord dat hier wordt gebruikt betekent ‘eerlijk’. Eerlijk komt uit het Frans, het betekent ‘blond’.
Het vers “uit vrees voor de Joden werden zij Joden” wordt helaas door de meeste Identiteitspredikers uit hun verband gerukt. Het betekent gewoon dat uit angst voor de Judeeërs-Israëlieten degenen in dit rijk zich bekeerden tot de Israëlitische wet. Zij mochten dat omdat zij van hetzelfde ras waren, zij waren de wilde druiven die rechtmatig geënt mochten worden. Dit gaat niet over bekering tot het Jodendom, noch over rassenvermenging. Het gaat over Proto Kelten die tot God kwamen via Israëliet-Judeese Kelten.
In 3201 stichtte Chandragupta een dynastie die het grootste deel van Noord-India besloeg. Omdat de niet-blanken niet werden verdreven, steunden de niet-blanken de pogingen om de blanken te verdrijven. India’s kastensysteem van rassenscheiding kreeg veel gekleurde en blanke proselieten over zich heen, zoals Chandragupta’s kleinzoon Asoka. (Richard Hoskins heeft veel over hem te vertellen. Voor verdere studie raad ik u aan zijn boek “In the Beginning” aan te schaffen). Asoka was een bekeerling tot het boeddhisme. Het boeddhisme werd opgenomen in het Hindoeïsme. Het boeddhisme was tegen het kastenstelsel. Asoka was een multiculturele supremist, een soort vrijmetselaar uit zijn tijd. De natie, die multiraciaal was en dus multicultureel, was tegen zichzelf verdeeld. Het is moeilijk uit te maken of Asoka een Ariër was of een Mamzer (Gemengd Bloed), maar hij toonde de sluwheid van een wolf. Hij werd pas een pacifist toen hij heel India onder de voet had gelopen. Toen begon hij de ‘zachte’ genocide van alle blanken te bevorderen door middel van internationaal multiculturalisme (of internationaal socialisme in die tijd). Hij zond “missionarissen” van dit geloof van “Universele Verzoening” naar Kasjmir, Ceylon, Birma, Egypte en Griekenland.
De blanken die in India bleven wonen, gaven hun creatieve vaardigheden aan de natie en waren de drijvende kracht achter haar grote architecturale monumenten. Maar hun aantal slonk onder het gewicht van de multiraciale, universele verzoening. De rassenvermenging had zijn tol geëist. Sterk verzwakt, waren zij na verloop van tijd niet langer in staat om hun kracht aan India over te dragen. Het land werd zwakker door zijn smeltkroes decadentie.
Moslim legers waren in beweging en overrompelden het ene blanke land in Azië na het andere. Tegen het jaar achthonderd kon de smeltkroes van India het tij niet meer keren. In 1526 konden de Aziaten die de Tokharianen hadden verdreven, onder hun leider Babar, India innemen en het Mongoolse Rijk stichten. Wit India werd een herinnering. Asoka’s smeltkroes-ideaal reduceerde dit grootste blanke machtscentrum tot wat vandaag de dag een derde wereldnatie zou worden genoemd.
India zakte weg in een donkere hel van verrotting, inefficiëntie en armoede. Net als eerder in Egypte, werd het beroofd van zijn bouwers, om nooit meer uit het stof te herrijzen. Er zou daarna nog een enkele tempel worden gebouwd, maar dat was dan ook alles.
Het lot van het Chinees-Keltische overblijfsel
Wat dan met Parthië, Bactrië, Gedrosië? Asoka’s universele verzoening was zeer succesvol in al deze rijken. De blanken van deze landen verloochenden wat zij nog over hadden van Gods wetten om heilig te zijn (Heilig=Saksisch voor apartheid of afgescheiden). En zo gebruikte God de heidenen om degenen die in opstand kwamen tegen Zijn wetten af te schermen.
De Hunnen waren als een etnische bulldozer, die zo ver naar het westen trokken dat zij een tak van de Scythen (een andere groep van blanke stammen) verdreven rond 130 v. Chr. Bactrië binnen dreven. Deze Scythen waren (door te leven in een land dat Griekse gewoonten had aangenomen) “gehelleniseerd”. Gehelleniseerd zijn betekende Asoka’s smeltkroes ideeën overnemen (Bactria werd hellenisch door de smeltkroes supremist Alexander de Grote). Deze oostelijke, gehelleniseerde Scythen (blanke proselieten van Asoka) stichtten het Kushan rijk. Het was tijdens deze gebeurtenissen dat overblijfselen van de verbrijzelde Chinese Kelten, de Tokharen, een schuilplaats zochten te midden van hun verwanten in andere blanke landen in Midden-Azië.
Beroemd om hun wijncultuur, migreerden sommige Tokharen bijna rechtstreeks zuidwaarts van hun thuisland naar Noord-Pakistan, waar wijn tot op de dag van vandaag deel uitmaakt van het leven. Andere Tokharen, die het slachtoffer waren van een Hunnische genocide, werden naar het zuiden van Bactrië verdreven, naar wat nu midden-Afghanistan is. De islamitische (Arabische) indringers uit het westen waren wreed, maar tegelijkertijd dreven zij de westwaartse expansie van de Mongoloïden terug, althans voor een tijdje, waarbij de Aziatische Kelten het ‘varkentje in het midden’ waren. In feite dreven de Arabieren de Aziatische Hunnen terug tot in Turkistan, d.w.z. het voormalige thuisland van de Tokharen. Zonder wetten om hybridisatie te verbieden, vermengden deze Arabieren zich met de overgebleven Tokhaarse blanken en gele Hunnen om, rond 800AD, het volk van het moderne Turkistan te vormen, ten noorden van Tibet. Minder dan 200 jaar later (1000 n. Chr.), nu bekend als de Turken, zou dit volk van gemengd bloed westwaarts trekken en uiteindelijk Constantinopel en de Balkan in Europa wegvagen.
De Arabische invasies zorgden intussen voor de etnische zuivering van blank Bactrië, Partië en Gedrosië. Tegen 800AD was blank Midden-Azië/Oost Klein-Azië niet meer. Deze blanke rijken gingen verloren voor ons volk, zelfs tot op de dag van vandaag. Niet alle blanken werden gedood, velen werden gespaard zolang zij zich tot de Islam bekeerden en hun rijkdommen en dochters deelden. (De vloeken van Deut 28:32 “Uw zonen en uw) dochters zullen aan een ander volk gegeven worden.”) De blanken die weigerden zich te bekeren werden `Kafirs’ genoemd, d.w.z. afgodendienaars, heidenen of ongelovigen; volgens de islamitische wetten de dood waardig. Zij waren de blanke separatisten van hun tijd.
Degenen die zich bekeerden werden proselieten tot de Islam; zij werden twee keer de kinderen van de verdoemenis. Omdat zij universele verzoeners waren, spanden zij samen met de schemerige Arabieren om hun blanke verwanten af te slachten die zij als separatisten beschouwden. De blanke bekeerlingen tot de Islam waren erger dan de heidenen omdat zij hun eigen mensen doodden ter wille van de Ziiwr.
De geprofessionaliseerde blanken bleken wreder dan de schemerige rassen in hun vervolging. De separatistische Tokharians werden verdreven naar het snel (maar zeer ruw) bergland rond Chitral in Noord-Pakistan. Zij konden niet hopen op enige hulp van de blanken in India, want deze hadden zich reeds lang tevoren bekeerd tot de universele verzoeningsideeën van Asoka. Zij stonden er alleen voor.
Het volk van Dale, de Kalash
De Tokharians slonken in aantal door de vele voortdurende aanvallen. Nu waren zij verdreven naar een groep verafgelegen dalen, diep in de Hindoeïstische Cush, om door de wereld te worden vergeten. Deze Tokharen werden bekend als “die van beneden in de dalen”, in hun eigen taal is de titel “Kalashe”. De Kalasj, die nu nog slechts 2000 tot 3000 man sterk zijn, hebben rozige wangen, groene, blauwe of lichtbruine ogen; hun haar is bruin, rood en blond. Tot op de dag van vandaag zijn zij veilig en afgesneden van de gemengde massa’s in hun dalen.
Het vinden van het etnische lanceerplatform
Op dit punt loont het de moeite uit te zoeken hoe de Tokharen hun bestaan begonnen en waar zij vandaan kwamen. Ja, we hebben de geschiedenis van hun thuisland ten noorden van Tibet geschetst, maar hoe zijn zij daar gekomen? Wat was trouwens het begin van de nu uitgestorven blanken van Bactrië, Parthië, Gedrosië en India. Als je naar de meeste geleerden luistert, zullen zij je proberen wijs te maken dat alle Kaukasiërs (blanken) uit het Kaukasusgebergte kwamen. Elia (Identiteit) Christenen weten natuurlijk dat het Kaukasus gebergte slechts een opstapje was voor EEN tak van de vele massa’s blanke migranten die het Midden Oosten verlieten. Wij weten dat de 12 verloren stammen van Israël een aantal wegen volgden die hen, na verloop van tijd, naar Europa brachten. Eén weg was via de goed gefundeerde route door de Can casus. Maar veel Elia (Identiteit) Christenen vergeten de vroegere blanke migranten die ik proto-Israëlieten, Proto-Kelten of Proto-Sax ons noem.
Deze blanken leefden voordat Jakob was geboren, per slot van rekening moesten zijn kinderen uit de juiste stam trouwen, aangezien God rassenvermenging, hybridisatie en genocide verbiedt. Abraham was een Chaldeeër; hij en zijn Chaldeeuwse verwanten waren Proto-Israëlieten. Deze Chalds of Chaldeeërs waren degenen die de vruchtbare sikkel optrokken die grotendeels gevormd werd door de rivieren de Eufraat en de Tigris.
Rond 2000 v. Chr. werd Abraham opgeroepen om uit Chaldea weg te trekken. Het land had zich overgegeven aan de “Universele Verzoening”, het verwrongen idee dat God alle rassen in één vergeven kudde riep. En zo ‘verzoenden’ de blanke Chaldeeërs zich met de gele Sumeriërs. Abraham trok door de goed bevolkte vruchtbare halve maan, bevolkt door Proto-Israëlieten, Chaldische kolonisten, verwanten van Abraham. Van hun kant migreerden veel Chaldieten in alle richtingen, maar meestal nadat zij halverwege de Eufraat waren getrokken om een populair ‘etnisch lanceerplatform’ te bereiken. Het gebied in het hart van de “Launch-pad” was levendig met mensen die behoefte hadden aan vele dingen. Handel leidt tot nederzettingen die na verloop van tijd dienstverlenende centra werden.
Deze drukke gebieden werden de hoofdsteden van Assyrië, Nineveh (stad van de vis), Arbela en Assur. Ten westen van Assur lagen de routes die kolonisten naar Anatolië (het huidige Turkije) zouden voeren, van daaruit naar Zuid-Europa of naar Noord-Afrika. De Chalds die naar deze richtingen trokken waren de bouwers en stichters van Egypte, Rome en Griekenland.
Direct ten noorden van Assur lag de route door de Kaukasus. De Chalds die die kant opgingen, en vervolgens westwaarts naar Europa, werden de Kelten van de Bronstijd. Dit alles vond plaats lang vóór de Israëlitische gevangenschap. (Kelt, uitgesproken als Kelt komt van het woord Chald.) De Bronstijd duurde van 2000 v. Chr. tot ±1200 v. Chr. Kelten uit die tijd gaven hun naam aan veel van de gebieden waar ze zich vestigden. In feite betekent elk genoemd gebied Chaldea; d.w.z. Gallië, Wales (de uitspraak van de ‘VP was goot), Waal (in Holland), Calicia (in Spanje), Galatië (Turkije), en in het zuiden van Polen – Galicië (Galych of Halych. De ‘IT wordt soms ook goot uitgesproken), vandaar dat de Oostenrijkse steden Hallstatt en Hallein, de Duitse stad Halle, de Belgische stad Halle, de Zweedse regio Halland, Helvetia voor Zwitserland en natuurlijk, Holland allemaal Gal-land of Cal(d)ia of Celt-ia of Chaldea betekenen.
De schrijfster van het boek “The Mummies of Urumehi”, Elizabeth Wayland Barber, is er niet al te zeker van of het stamwoord van de naam gewoon “Kelt” is (de betekenis die zij niet schetst) of “Hal” dat zout betekent (omdat sommige gebieden zoutmijnen hadden). Het zou interessant zijn te weten of er zout werd gewonnen in het oude Chaldea, zo niet dan is het duidelijk dat de betekenis van gebieden of steden met variaties van Hal' ('Hol' of 'Hen kan geen zout zijn. Dit komt omdat de meeste gebieden met 'variaties van de naam niets met zout te maken hadden. Toch kan het zijn dat ooit de termChal(d)’ die secundaire betekenis van zout had. Interessant is dat Jezus naar zijn volgelingen verwees als zijnde het “zout der aarde”. Strong’s Concordance laat zien dat de wortel van Chald Kesed is: een verwant van Abraham. Dit betekent dat alle landen met variaties van Chald zoals hierboven gezien, zoals Halle, Holland, enzovoort, betekenen: LAND VAN ABRAHAM’S KIN!
We zien dus dat de Chaldeeën Proto-Kelten waren. Hun eigenlijke naam Kelt, Chald (van `Ke(s)ed) betekent Abrahams verwanten. Als verwanten van Abraham zijn zij dus ook Proto-Israëlieten, Proto-Egyptenaren, Proto-Kaukasiërs, Proto-Romeinen, Proto-Indiërs, Proto-Tokharen, Proto-S axonen, enzovoort. De etnische lanceerbasis van al deze vele takken van dit ene ras bevindt zich vandaag in Noord-Irak (de zogenaamde no fly zone). Deze regio was niet alleen het lanceerplatform om naar het westen en noorden te gaan om Europa en Noord-Afrika te vestigen, maar ook om naar het oosten te gaan, een punt dat door zovelen over het hoofd wordt gezien. Direct ten oosten van het “Etnische lanceerplatform” lagen de oude handelsroutes die de reizigers naar de steden Bisutun en Ecbatana brachten (nu in West-Iran). Bisutun is bekend bij Elia (Identiteit) Christenen vanwege de Behistun Rots. Deze steden zijn waarschijnlijk gesticht door de vroegste kolonisten van Abrahams rasverwanten. Veel Israëlieten die de Assyrische gevangenschap van 700 v. Chr. verlieten, volgden dezelfde route die vele honderden jaren (eeuwen) eerder was uitgehouwen, zoals de inscriptie van de Behistun Rots getuigt.
Gevestigde “geleerden” die zich verzetten tegen onze Israëlitische identiteit hebben zich in een lastig parket bevonden over de Urumchi mummies. Zij kunnen de Behistun Rots en zovele andere vondsten negeren, maar de mummies dwingen hen in een hoek. Gewoonlijk noemen zij Europa de Keltische wieg, maar onder druk zullen zij (schoorvoetend) zeggen dat het de Kaukasus is, maar zij vragen nooit hoe de Kelten in de Kaukasus zijn gekomen. Elizabeth Wayland Barber zit ook in een lastig parket. Met al hun studie en onderzoek zijn seculiere geleerden, zonder naar Gods Woord te kijken, gewoon aan het klungelen, ze stuiten op iets, bouwen een theorie op, en dan verstopt God de machinerie van de studie. “Zo zegt de Heer…Ik ben de Heer die alle dingen doet verdwijnen;… Die de tekenen der leugenaars frustreert, en de wichelaars waanzinnig maakt; Die wijzen achterwaarts doet keren, en hun kennis dwaas maakt.” Jesaja 4-4:2425.
Omdat de Tokharen Proto-Kelten waren, hadden zij veel gemeen met de Europese Kelten; zij droegen zelfs ruitjesstof! Maar gevestigde geleerden (waar Barber er één van is) wijzen erop dat de Indo-Europese culturen afhankelijk waren van het paard. De paardencultuur was onbekend in de Kaukasus. Als de Tokharen dus uit de Kaukasus kwamen, hoe komt het dan dat zij de paardencultuur naar Midden-Azië brachten? De paardencultuur was echter welbekend en hoog ontwikkeld in de Vruchtbare Halve Maan in het Midden-Oosten, net ten zuiden van de Kaukasus. De gevestigde wetenschappers zijn nu verdeeld over de vraag waar deze Tokharen en andere Proto Keltische, Indo Europeanen vandaan kwamen; de Kaukasus of het Midden Oosten. Het nederige paard en de 3000 jaar oude mummies maken duidelijk dat ons geboorteland niet de Kaukasus was, maar het zuiden daarvan. Hoe wonderbaarlijk is God, hij laat de geleerden hele theorieën opbouwen en gooit ze vervolgens aan diggelen. De oostwaartse tochten tijdens de bronstijd leidden tot de stichting van vele Proto-Keltische (Indo-Europese) rijken (d.w.z. vele naties van één ras) die zich uitstrekten over wat nu Irak, Iran, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Chinees Turkistan, Afghanistan, Pakistan, India en Java is. Java is Indo-Europees voor ‘gerst’. Blanke kolonisatoren uit India onder leiding van Aji Saka landden in Indonesië in 63AD en brachten hun Sanskriet met zich mee en het Kaste Systeem. Saka’ is gewoon een vorm van Isaac zoals in Saca of Sacson. Maar net als in India, werd het kastensysteem bestreden door de universele verzoeningsgezinden. De hybridisatie was zo groot dat het door `Saka’ bestuurde Indonesië afbrokkelde toen de Moslims vanaf 1000 n. Chr. binnenvielen en het laatste Hindoe Koninkrijk Mojapahit in 1478 overrompelden. Proto-Israëlieten bestreken een gebied van Portugal tot China, en een etnisch rijk dat zo’n 4500 mijl omspande!
De wijzen die Jezus kwamen bezoeken kwamen uit het oosten, maar ze waren blank. Zij waren Proto-Keltisch, verwant aan Abraham, dus Proto-Israëlieten. (Zij werden de ‘Wijzen’ genoemd [door de vertalers – het woord staat niet in de tekst!] een Indo-Europees woord. Het woord is verbonden met onze woorden ‘mighty en `machtig’ (Nederlands en Duits).
Verbindingen door middel van de Tong
De vergeten blanke stam, de Kalashe, spreken tot op de dag van vandaag een Indo-Europese taal. Enkele Kalashe woorden: Lutch-Light, dada-dad, tchatshade, uk-water (als in Ach in oude Duitse stad Salz-ach-zout water), Mai-my, Arman Shah-almachtige heerser als in Sjah van Iran, Zar als in Nebukadnez-zar, Cae-sar, Kay-ser, Kie-ser of in het Hebreeuws 'Sar' , Aram Mosvlees van een dierlijk offer (Mos’ als in Sanskriet Masa', SlavischMes o,’ Russisch- `Maso; en Engels- “Meat”.
Gevestigde geleerden verzetten zich tegen beweringen dat het Indo-Europees verbonden is met de Semitische taal (hoewel het tij misschien aan het keren is). Een taalprofessor/historicus aan de Universiteit van Queensland gaf enkele onthullende bekentenissen: “Ik geloof dat de toepassing van de term ‘Semitisch’ op Arabisch, Hebreeuws, Aramees, Akkadisch en de Ethiopische talen in wezen een modern giswerk is,” schreef hij. Dat ‘gissen’ verklaart voor een groot deel waarom de gevestigde orde iedereen die Jood is ‘Semitisch’ noemt, terwijl de meesten van hen dat niet zijn. De gevestigde orde geeft de voorkeur aan gissen om de Joden niet van streek te maken. De professor schrijft vervolgens: “Er blijkt heel wat vrij goed materiaal te zijn dat Semitisch met Indo-Europees in verband brengt, maar een moeilijkheid daarbij is dat het twee uiteenlopende theorieën van klankequivalenties ondersteunt, namelijk de zogenaamde nadrukkelijke ‘IC’ (ook g geschreven) en `T’ (en P?) van het Semitisch (die) kunnen overeenkomen ofwel 1. met K., T, R.. 2.met G, ID, 3. Aangezien mijn proefschrift de uiteindelijke gelijkwaardigheid van deze twee reeksen in het Indo-Europees wilde aantonen, is het misschien niet zo’n zwaar bezwaar.” Wat een prachtige bekentenis! Identiteitschristenen hebben jarenlang gewezen op de overeenkomsten tussen Saksische en Hebreeuwse woorden. Gevestigde geleerden negeerden deze details en zochten in plaats daarvan naar bezwaren in geluidsgelijkenissen in de hoop onze beweringen te staken; nu zijn er geen bezwaren meer! Deze professor die ooit bezwaar maakte tegen het verband tussen Indo-Europese en Semitische tongen lijkt nu in staat om vroegere problemen te overwinnen. Alle lof aan God, zeg ik.
Waarom de Oude Blanke Rijken Vielen
De Oostelijke Proto-Keltische (Abraham’s verwanten) rijken of Rijken vielen, niet omdat de niet-blanken zo machtig waren, maar eerder omdat de blanken dwazen waren. Zij vertrouwden op hun eigen verstand. Omdat zij Gods wetten niet kenden, hadden zij geen idee hoe te overleven in een wereld waar andere rassen hun “goden” gehoorzaamden. Omdat zij dachten dat heidense goden alle rassen sterker konden maken, bekeerden de blanken zich vaak tot de heidense goden. Een tijdje kunnen blanken op deze manier leven, maar het einde daarvan is altijd het graf. “De lippen van een vreemde (rasvreemde) vrouw vallen als een honingraat…maar haar einde is zo bitter als alsem, …haar voeten dalen af naar de dood, haar stappen nemen haar mee naar het graf. Opdat gij de weg des levens niet overdenkt, haar wegen zijn wankel, gij kunt ze niet kennen.” Spr 5:3-6. Snap je het? De Bijbel is geschreven aan Abrahams verwanten. God zegt dat blanken die zich verdiepen in de wegen (geloof en gewoonten) van niet-blanken altijd de dood tegemoet gaan, nooit begrijpen, niet in staat zijn de gekleurde rassen te begrijpen. God zou het moeten weten, Hij heeft alle dingen gemaakt.
Het was waarschijnlijk door de manier waarop Chaldea een smeltkroes werd, dat de meeste van Abrahams verwanten, de Proto-Kelten/Proto-Saksen, Gods heilige wetten hadden verlaten en dus migreerden zij allen als heidenen. Slechts enkele Chaldeeërs, zoals Abraham en enkele van zijn nakomelingen, hielden vast aan Gods Woord, zoals Jakob, de vader van de Israëlieten. Gods Woord was niet zelfs niet ter harte genomen door de meeste Israëlieten; het Woord begon zich pas serieus te verspreiden na de dood van Jezus Christus. Maar zelfs toen verspreidde het “woord” zich alleen westwaarts naar de Europese Proto-Kelten, en de verloren Israëlitische stammen die bestonden uit Kelten en Saksen. Paulus kreeg het verbod van de Heilige Geest om het woord in Asia te prediken (Handelingen 16:6).
Zonder Gods Woord, dat wetten bevatte die gemengde huwelijken en verdragen tussen verschillende rassen verboden, werden de oosterse blanken gemakkelijk bekeerd tot de filosofieën van de heidense niet-blanken met wie zij in contact kwamen. De meeste Tokharen werden Boeddhisten, andere Proto-Kelten volgden het Zoroastrisme. Elke groep slaagde er op die manier niet in de vrucht van het koninkrijk voort te brengen, een etno-staat gegrondvest op de wetten van God. Hoewel de heidenen bij tijd en wijle tegen de landen van Abrahams verwanten kwamen om hen te verdrijven, was de verwoesting van de landen reeds in “volle gang”. De binnenvallende horden waren slechts de ‘finishing touch’. De blanke landen waren vaak al multiraciaal voordat de horden van buitenaf de macht hadden om onze landen te verwoesten.
De ‘zwakte’ van apartheid, net als van het kastenstelsel, was dat het land geen etnostaat was, maar multiraciaal. Dat wil zeggen dat vele rassen in één land leefden, zij het opgesplitst in enclaves. De enclaves vormden geen belemmering voor interraciale transacties. Blanken gaven werk aan zwarten en zwarten kochten goederen en diensten van blanken. Deze “gemeenschap van gemak” is de opstap naar assimilatie. Het principe is: als je hen zo graag mag, kun je net zo goed met hen trouwen en naar bed gaan; dit moet niet worden opgevat als een zegen, maar als een vloek omdat je met twee maten meet. De volgende stap is dat de blanken de staart werden en zij, de kleurlingen, het hoofd. “De vreemdeling die in uw land is, zal zeer hoog boven u oprijzen en gij zult zeer laag afdalen.” Deut 28:43. Zo worden blanke naties van binnenuit verzwakt. Die kleurlingen zijn al dan niet willens en wetens vijfde colonnisten. Blanken leren uiteindelijk heidense cultuur, zoals we vandaag de dag zien, zoals zwarte muziek; Jazz, Blues, Reggae, Rock ‘n Roll, Pop en ga zo maar door. Hun kinderen leren heidense dansen en verhalen op school. Zelfs kindershows zoals Play School en Sesamstraat zijn bezig de Saksen te hersenspoelen zodat ze denken als de Aarde-mensen; het ‘Volk van de Aarde’, de Bijbel noemt hen, ‘Het Beest van het Veld’. ‘Aarde-mensen’ is een term die zij zelf hebben bedacht, niet wij. Beest betekent in Bijbelse termen een geschapen wezen; het kan van toepassing zijn op dieren en mensachtigen, Le. de kleurlingen (niet-blanken). [Wat betreft vreemdelingen die binnenkomen en de macht overnemen, kijk naar de situatie in Fiji! Indianen proberen de macht over te nemen door het gewicht van hun aantallen, net zoals ze deden in Ceylon].
Dit is voor sommigen moeilijk te verkroppen, maar in Jona 3:8 staat duidelijk dat andere schepselen dan ‘de mens’ kunnen bidden, huilen, zich bekeren, kleding aantrekken, het kwaad begrijpen en handen hebben! Dieren hebben geen handen en geen van de bovenstaande dingen. We kunnen proberen dieren te trainen, maar dat betekent niet dat de dieren het kwaad begrijpen, berouw hebben, handen hebben en een van de bovenstaande dingen doen zonder onze hulp. “Maar laat mens en dier zich met rouwkleden bedekken en krachtig tot God roepen; ja, laat hen een ieder bekeren van zijn boze weg en van het geweld dat in hun handen is.” Jona 3:8. Dit vers verwees naar Assyrië, dat in Jona’s tijd duidelijk een multiraciale samenleving was. Zo’n samenleving assimileert en regeert dan blanken tot de blanke cultuur, dan worden blanken zelf opgeslokt. Het oude Hebreeuwse gezegde hiervoor is “een land dat zijn inwoners opeet” Numeri 13:30.
Het is God die ervoor zorgt dat de heidenen ons opslokken, maar als wij God gehoorzamen, zal Hij ons de macht geven om hen op te slokken, d.w.z. over hen te heersen, het hoofd te zijn, en hen dan te verdrijven “…Alleen, verzet u niet tegen de Heer, noch vreest gij het volk van het land, want zij zijn brood voor ons; hun verdediging is van hen overgebleven, en de Heer is met ons: VREEST HEN NIET…” Numeri 14:9. Helaas, net als Assyrië, (Etnisch lanceerplatform) maakten de Oostelijke Proto-kelten deals met de vivvr (vreemdeling). Zij wisten niet dat de wijsheid van Gods wegen beter is dan oorlogswapens. Ecc 9:18. Hun rijken waren uitgestrekt, doch hun gehoorzaamheid aan Gods aparthood-heilige wetten was slechts gering. Gods “afscherming” was aanstaande.
God gebruikt de heidenen om dit te doen. “(God) zal zijn vader zijn. Als hij mijn wetten overtreedt, zal ik hem kastijden met de roede der mensen en met de striemen van mensenkinderen.” 1 Sam 7:14. Zonder Abraham als hun verwant te kennen, hadden zij geen hoop om te overleven. Waar geen hoop is, is geen visie. En zo zouden bedriegers met een valse visie, zoals Asoka, ons Chaldische volk bedriegen tot in het graf.
Paulus zei in Romeinen 15:4 dat “al wat voordien geschreven is (d.w.z. in het Oude Testament), geschreven is tot lering voor ons, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop zouden hebben”. Deze belofte van “hoop” was niet voor iedereen, zij gold voor hen die Paulus noemde: Ons, Onzen of Wij. Wij’ wie? Wiens vader is Abraham de Chaldeeër? Romeinen 4:1 laat zien naar wie de ‘onze’ verwees, voor het aangesproken publiek was van Abraham “…dat Abraham onze vader…” Paulus zei dat het belangrijk is voor de nakomelingen van Abraham om de Schriften te kennen (70%-Wet) om hoop te hebben. Paulus begreep wat Jezus zei toen Hij Zijn discipelen opdroeg alleen de verloren schapen van Israël te zoeken. (Mattheüs 10:5-6) Daarom ging hij naar alle volken die van Israëlitische afkomst waren of van Proto-Israëlitische afkomst, zoals naar Romeinen, Galaten, Tessalonicenzen, Korinthiërs en Efeziërs. Slechts eenmaal werd een Ethiopiër genoemd, maar vergeet niet dat Noord-Afrika toen blank was, en deze man was naar Jeruzalem gegaan voor het Feest. Niemand anders dan een Israëliet zou weten van de noodzaak om naar Jeruzalem te gaan voor een feest. Paulus gebruikte “broeders” altijd in raciale zin, Le. verwanten of zij die genetisch met elkaar verbonden zijn, hij legt in Romeinen 9:3 uit dat met broeders zij worden bedoeld die zijn “bloedverwanten naar het vlees” zijn. “Zonder de Heilige Schrift en de daaruit voortvloeiende hoop, worden de Israëlieten en Proto-Israëlieten (Indo-Europeanen) door God op gelijke voet gesteld met alle niet-Indo-Europeanen.
Deze ‘gelijkheid’ met de gekleurde soorten betekende dat er niets zou zijn om hybridisatie tegen te houden, of niets om de Indo-Europeanen te beschermen tegen de aanvallen van de gekleurde soorten, zoals we al eerder hebben gezegd. Dit wordt bevestigd door Paulus, Efeziërs 2:11-12 “Daarom gedenkt, dat gij (de groep in kwestie. Israëlieten van de verstrooiing) in voorbije tijden heidenen (heidenen is een slechte vertaling, maar het betekent hier gerekend te worden als ‘louter volken’) waart in het vlees. …dat gij te dien tijde zonder Christus (zalving) waart, vreemdelingen zijnde uit het gemenebest Israël (zij werden als vreemdelingen uit Israël gerekend vanwege…)…geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld (orde).” Dit betekent dat hoewel mensen van de ‘juiste’ soort Israëliet of Proto-Israëliet (Indo-Europeaan), zonder God (‘met God zijn’ is Zijn wil doen) is er hoop, geen toekomst. Zonder Gods wetten zijn er alleen maar mensenwetten. Met de wetten van de mens glijden we af naar de gelijkheid met andere soorten mensen wier hoop niet onze hoop is. Wat goed is voor hen is slecht voor ons, wat goed is voor ons is slecht voor hen. Om hen in staat te stellen onze heerschappij over te nemen moeten wij de hoop verliezen; op wat? Op heerschappij met God, om te heersen met Christus. Als wij niet heersen, dan doen zij het.
Niet-Israëlieten houden van Universele Verzoening, een idee dat alle rassen met God verzoend zijn, gebaseerd op het verdraaien van de term ‘de hele schepping’: (Wij ‘ruilen’ geautoriseerde heerschappij in voor genocidale gelijkheid. Ons volk is geleerd voor deze leugen te vallen en geeft gretig heerschappij weg voor genocidale gelijkheid. “We hebben ons geboorterecht verkocht voor een schijnhemel, een aureool van tin en een harp die waarschijnlijk in China is gemaakt”. [een citaat van Pete Peters].
Een gedeelde heerschappij betekent dat zij niet alleen ons land, maar ook onze zonen en dochters met die van hen delen. Jezus zei: “Werp niet wat heilig is voor de honden” (Ezra 9:2). Asoka’s droom is dat elke hond zijn dag moet hebben. Tegenwoordig noemen we het de smeltkroes of multi-culturalisme. Voor een gemengde menigte is vermenging met andere soorten geen probleem. Maar voor een ongemengd volk betekent vermenging het einde van hun soort. Universele verzoening is de opstap naar genocide van de zuiveren (zoals de geschiedenis heeft uitgewezen). Israëlieten en Proto-Israëlieten hebben niets te verzoenen met niet-Israëlieten. Onze taak is om ons ALLEEN met God en Jezus te verzoenen. Dat was de ware betekenis van de dag der verzoening.
Wanneer onze Keltisch-Saksische, Abrahamitische verwanten zich met God verzoenen, dan worden wij niet langer gelijkgesteld met de vreemdelingen, maar geroepen om “vrijen te zijn met de heiligen, die behoren tot de huishouding (d.w.z. natie) van God”. Efeziërs 2:19. Dat, ja dat, is het koninkrijk der hemelen, een “Ethno-regio gegrondvest in Gods wil! Onze proto-Israëlitische, proto-Keltische, Indo-Europese verwanten van Parthië tot de Chinese Muur hebben dit nooit begrepen, nooit hoop gehad op het hemelse potentieel in hun land en zo verloren zij hun heerschappij en hun leven. Helaas hebben de Christelijke Rijken sinds 30 n. Chr., bestaande uit Kelten en Saksen (verloren Israëlieten), niets geleerd over overleven met God, voor God en door God, behalve voor een enkeling door de eeuwen heen. Hoewel elke christelijke rijk (heerschappij) begon te weten dat zij erfgenamen waren van de belofte, waren zij binnen een paar generaties het belang vergeten van het kennen van hun Israëlitische erfenis (komt deels doordat de volgende generatie in opstand komt en niet luistert naar de ouders, noch de tradities en cultuur van de ouders wil voortzetten). Zonder dit te weten, zoals we hebben gelezen uit Efeziërs, is er geen hoop. Dit is de reden waarom zo velen zich vandaag zo hopeloos voelen. God heeft ons volk vandaag niet volledig buitengesloten. De inbeslagneming is een tijdlang uitgesteld.
Dat komt omdat de kerken de tijd kregen om zich te bewijzen, omdat de kerken geloofden dat zij de vrucht van het koninkrijk konden voortbrengen. Maar in de door de kerk geleide kolonie na kolonie, van de Portugezen tot de Spanjaarden tot de Nederlanders en de Engelsen, slaagden allen er niet in etno-staten te stichten die gegrondvest waren op Gods wetten. Zuid-Amerika werd door God ontsloten. Hij gaf mannen als Cortez de macht om de heidenen te vernietigen. Maar de kerken kozen ervoor om te proberen hen te bekeren (wat in strijd is met Gods wetten) in plaats van hen te verdrijven. Nu is heel Zuid-Amerika en het Caribisch gebied als India en is verloren voor het koninkrijk en zijn kinderen, Abrahams verwanten.






