Uitleg over “kijkers”
In dit laatste deel van de studie over “engelen” beginnen we met een samenvatting van wat eerder is behandeld: het woord “engel”, het betekent in de Schrift altijd “boodschapper” en verwijst altijd naar mensen of naar God Zelf in een verschijningsvorm, nooit naar een aparte klasse van onzichtbare bovennatuurlijke wezens.
Vervolgens komt een term aan bod die sommigen gebruiken om toch het idee van geestelijke engelen te ondersteunen: het woord “watchers” uit Daniël 4. Hier beschrijft Nebukadnezar een droom waarin hij een “heilige wachter” ziet. Het woord “watcher” is geen Hebreeuws maar Aramees, en komt alleen in dit hoofdstuk voor. Het was waarschijnlijk een Babylonische term, passend bij Nebukadnezars eigen culturele achtergrond en symboliek. Het is geen universele bijbelse aanduiding voor hemelse wezens.
Onze waarschuwing is dan ook over New Age en occulte interpretaties, waarin “kijkers” worden voorgesteld als buitenaardse wezens, hemelse wachters of spirituele gidsen. Zulke ideeën komen rechtstreeks uit gnostiek, mystiek en occulte tradities, niet uit de canonieke Schrift.
Laten wij eens de namen Michael (“Wie is als God?”) en Gabriël (“man – God – strijder”) bestuderen. Deze namen zeggen niets over rangordes in de hemel, maar wijzen op de boodschap of het karakter van degene die door God is gezonden.
Laten we eens kijken naar Abaddon in Openbaring 9:11, waar deze wordt genoemd als koning van de sprinkhanen. Het Grieks vertaalt dit als Apollyon, “vernietiger.” Het is geen demonisch wezen, maar een symbool. In het Oude Testament het Hebreeuwse woord Abaddon wordt steeds vertaald als “vernietiging” of “graf,” en nooit als een persoonlijke naam van een wezen.
Verschillende bijbelteksten onderbouwen dit:
- Job 31:12 – Abaddon als verterend vuur.
- Psalm 88:11 – Abaddon verbonden met dood en graf.
- Job 26:6 – Sheol en Abaddon liggen open voor God.
- Spreuken 15:11 – God kent graf en vernietiging.
- Job 28:22 – Abaddon en de dood als poëtische personificaties.
De conclusie in dit eerste deel is dat “Abaddon” in Bijbelse context staat voor het proces van vernietiging en het graf, en dat de symboliek in Openbaring daar direct op voortbouwt.
Abaddon in het Oude Testament en betekenis voor Openbaring 9
In dit deel gaan we dieper in op de betekenis van het woord Abaddon zoals het in het Oude Testament wordt gebruikt. In alle gevallen betekent het “vernietiging” of “ondergang” en wordt het nooit gepresenteerd als een persoonlijke naam van een bovennatuurlijk wezen.
Psalm 88:11 beschrijft Abaddon naast het graf als een toestand van vergetelheid, waar geen lof meer klinkt. Dit sluit aan bij het bredere bijbelse beeld dat de dood een toestand is van bewusteloosheid, niet een plek waar zielen rondzweven of in bewuste pijn verkeren.
Wij verwerpen dan ook het populaire idee dat mensen na hun dood als geesten naar de hemel of naar een hel zouden gaan. In plaats daarvan lezen wij in de Bijbel dat de doden in het graf rusten totdat Christus terugkomt, op welke dag de opstanding zal plaatsvinden.
Abaddon, is simpelweg een poëtische manier om te spreken over die vernietigende toestand van de dood. Wanneer Openbaring 9 deze term gebruikt, moeten we het in dat licht zien: als symboliek, niet als beschrijving van een letterlijke demonische heerser.
Job, Spreuken en de poëtische personificatie van dood en vernietiging
Wij richten ons nu op drie specifieke teksten waarin Abaddon wordt genoemd, om te laten zien dat het altijd gaat om poëtische beschrijving, niet om een persoonlijk wezen.
Job 26:6 zegt: “Het dodenrijk ligt open voor de HEERE, en het verderf (Abaddon) heeft geen bedekking.”
Hier wordt Abaddon in één adem genoemd met Sheol (het graf), als twee manieren om dezelfde realiteit te beschrijven: de plaats of toestand van de doden is volledig bekend bij God.
Spreuken 15:11 herhaalt dit idee:
“Het dodenrijk en het verderf zijn open voor de HEERE, hoeveel te meer de harten der mensen!”
Ook hier is het duidelijk dat Abaddon een toestand is, niet een persoon. Het vers benadrukt Gods alwetendheid — als zelfs de diepste plaatsen van de dood Hem niet verborgen zijn, hoeveel te meer kent Hij onze gedachten.
Job 28:22 gebruikt een poëtische personificatie:
“Het verderf (Abaddon) en de dood zeggen: Wij hebben slechts een gerucht van hem met onze oren gehoord.”
In poëzie wordt het soms voorgesteld alsof dood en vernietiging kunnen spreken, maar dit is beeldspraak. Niemand leest dit als bewijs dat “de dood” een wezen is dat letterlijk praat. Zo moeten we ook Abaddon begrijpen: als een literair beeld voor een werkelijkheid, niet als een demonische entiteit.
Deze consistentie in het Oude Testament maakt het onmogelijk om in Openbaring 9:11 opeens van een bovennatuurlijk personage te spreken zonder de bijbelse lijn te breken.
Abaddon is dood en vernietiging, geen geestelijke koning
Om alles nog te samenvatten: in alle gevallen waar het woord Abaddon in de Bijbel voorkomt, gaat het om “vernietiging” of “ondergang” als toestand, meestal in combinatie met het graf (Sheol). Het is geen naam van een engel, demon of ander geestelijk wezen.
Daarom moet Abaddon in Openbaring 9:11 ook worden gezien als een symbolische aanduiding van vernietiging. Het beeld van Abaddon als “koning” over de sprinkhanen in het visioen van Johannes is een manier om te zeggen dat deze symbolische sprinkhanen worden aangestuurd door vernietiging zelf — niet door een letterlijk, bovennatuurlijk personage.
Met die conclusie wordt de weg vrijgemaakt om het bredere visioen in Openbaring 9 te begrijpen als een profetisch beeld vol symboliek, niet als een letterlijke beschrijving van geestelijke strijd in de onzichtbare wereld.
Koppeling tussen symboliek in Job 28 en Openbaring 9:11
Het is is nu wel duidelijk dat de symboliek rondom Abaddon in Job 28 ons helpt om de betekenis in Openbaring 9:11 te begrijpen. In beide gevallen gaat het om vernietiging en de dood als een onpersoonlijke kracht, niet om een bewust wezen.
In Openbaring 9 verschijnen sprinkhanen uit de rook van de afgrond. Deze sprinkhanen hebben macht om mensen te kwellen, maar niet om hen te doden. Hun “koning” wordt Abaddon genoemd — in het Grieks Apollyon — wat direct “vernietiger” betekent. Het beeld is dus: deze plaag heeft als bron en aanvoerder de vernietiging zelf.
De sprinkhanen in dit visioen lijken qua symboliek op andere profetische beelden uit het Oude Testament, waarin sprinkhanen vaak staan voor verwoesting, invasie en oordeel. Denk bijvoorbeeld aan Joël 1 en 2, waar sprinkhanen worden beschreven als een leger dat het land kaalvreet.
Het is belangrijk om het visioen in Openbaring te lezen zoals de eerste lezers het zouden begrijpen: als beeldspraak, rijk aan oudtestamentische verwijzingen. Wie er een letterlijke demonische koning van maakt, verlaat de bijbelse lijn en stapt over naar mythische en occulte interpretaties die uit andere religies afkomstig zijn.
Sprinkhanen, marteling en het zoeken naar de dood
De sprinkhanen in Openbaring 9 worden beschreven als wezens die mensen gedurende vijf maanden pijnigen, maar hen niet doden. Deze periode van “vijf maanden” komt overeen met de levenscyclus van echte sprinkhanen, wat de symboliek versterkt.
Johannes beschrijft dat in die dagen de mensen de dood zullen zoeken, maar deze niet zullen vinden; zij zullen verlangen te sterven, maar de dood zal van hen wegvluchten. Dit beeld laat zien hoe ernstig de kwelling zal zijn, maar ook dat het oordeel beperkt is in omvang en tijd — het is geen totale vernietiging, maar een zware waarschuwing.
We vergelijken deze passage met Jeremia 8, waar het volk zo wanhopig is dat ze liever zouden sterven dan terugkeren naar God. Ook legt er een link naar Openbaring 6, waar mensen de bergen en rotsen aanroepen om op hen te vallen om zo te ontkomen aan het oordeel van het Lam.
Het idee dat Abaddon hier een demonische koning is die een leger van echte monsters leidt, komt niet overeen met Gods Woord. De sprinkhanen zijn een profetisch symbool, geen letterlijke wezens. Hun “koning” is de vernietiging zelf, en hun optreden is een beeld van hoe verwoestend de gevolgen zijn wanneer mensen zich afsluiten voor God en Zijn waarheid.
Oorsprong van het idee van een demonische koning
Het populaire idee dat Abaddon een demonische koning of een gevallen engel zou zijn, vindt zijn oorsprong niet in de Schrift, maar in latere invloeden uit apocriefe geschriften, gnostische leer en heidense mythologie.
In veel oude religies werd het dodenrijk voorgesteld als een rijk met een heerser — denk aan de Griekse Hades, de Romeinse Pluto of de Kanaänitische Mot. Deze heersers waren vaak personificaties van de dood, maar werden in verhalen behandeld als bewuste, actieve wezens. Zulke ideeën sijpelden in de loop der tijd ook door in joodse en christelijke tradities, vooral via apocriefe boeken.
In de Bijbel daarentegen zien we geen aanwijzing dat Abaddon een persoonlijk wezen is. Het Oude Testament gebruikt het woord consequent als aanduiding van vernietiging. Pas wanneer mensen het verbinden met buitenbijbelse bronnen, ontstaat het beeld van een geestelijk heerser over demonische legers.
Nu gaan we even kijken naar “gevallen engelen” en Genesis 6, omdat dit een van de meest gebruikte teksten is om het idee van demonische wezens te onderbouwen. Traditie en mythe hebben meer invloed gehad dan de Schrift zelf.
Geen bewijs voor letterlijke ‘gevallen engelen’
Er is geen enkel direct bewijs dat er hemelse engelen uit de hemel zijn gevallen en zich tegen God hebben gekeerd. Het idee van “gevallen engelen” komt voornamelijk uit latere joodse tradities en het apocriefe Boek van Henoch, niet uit de canonieke Schrift.
Nu gaan we naar Judas 6, een tekst die vaak wordt gebruikt als “bewijs” voor gevallen engelen. Daar staat dat bepaalde “engelen” hun oorspronkelijke positie niet hebben bewaard, maar hun woonplaats hebben verlaten en nu met eeuwige boeien in duisternis bewaard worden tot het oordeel. Het gaat echter niet over hemelse wezens, maar over menselijke boodschappers — in dit geval ongehoorzame Israëlieten — die hun roeping en plaats in Gods plan hebben verlaten.
Laten we eens kijken in Genesis 6:1-4, waar sprake is van “de zonen van God” die de “dochters der mensen” namen tot vrouw, en waaruit “reuzen” (nephilim) zouden zijn voortgekomen. Dit gedeelte wordt vaak gebruikt om te stellen dat engelen seks hadden met menselijke vrouwen, maar dit klopt niet in de context van Genesis.
Laat mij eens wijzen op de voorafgaande hoofdstukken: Genesis 4 geeft de geslachtslijn van Kaïn (ongelovig), Genesis 5 die van Seth (gelovig). In Genesis 6 zien we de vermenging van deze twee lijnen. De “zonen van God” verwijzen naar de gelovige lijn van Seth, de “dochters der mensen” naar de ongelovige lijn van Kaïn.
Het probleem dat hier beschreven wordt, is niet bovennatuurlijk, maar geestelijk en moreel: het volk van God verbindt zich met ongelovigen, waardoor geweld en verdorvenheid toenemen.
Occulte interpretaties en kritiek op het Boek van Henoch
Veel mensen lezen Genesis 6 door de bril van het apocriefe Boek van Henoch. In dat boek wordt verteld dat “gevallen engelen” uit de hemel neerdaalden, seksuele relaties hadden met vrouwen, en dat hieruit reuzen van gigantische afmetingen geboren werden. Deze verhalen gaan zelfs zo ver dat ze maten noemen van honderden meters, en dat deze reuzen later demonen zouden worden.
Dit komt niet overeen met wat wij nu hebben ontdekt. Het Boek van Henoch is geen geïnspireerd geschrift, en bevat veel elementen die rechtstreeks uit heidense mythologie komen. Het beeld van halfgoddelijke reuzen is bijvoorbeeld vergelijkbaar met de Griekse titanen of de helden uit Babylonische verhalen.
Daarnaast botst het hele concept met de woorden van Jezus in Mattheüs 22:30, waar Hij zegt dat engelen niet trouwen of huwen. Het idee dat geestelijke wezens seksuele relaties zouden hebben met mensen is dus strijdig met de Schrift.
De canonieke Bijbel is het enige wat als betrouwbaar kan worden omschreven, en het is gevaarlijk om apocriefe boeken als gezaghebbend te gebruiken. Zulke geschriften kunnen historische waarde hebben in de zin dat ze laten zien wat mensen in die tijd geloofden, maar ze zijn geen openbaring van God.
Vermenging van de gelovige en ongelovige lijn
Genesis 6 beschrijft geen bovennatuurlijke gebeurtenis, maar de geestelijke en morele neergang van de mensheid vlak voor de zondvloed. De “zonen van God” verwijzen naar de gelovige lijn van Seth, die geroepen was om in gehoorzaamheid te leven. De “dochters der mensen” verwijzen naar de ongelovige lijn van Kaïn, die in opstand tegen God leefde.
Toen de gelovigen zich met deze ongelovigen verbonden, ontstond er een vermenging die leidde tot verlies van geloof, toename van zonde en uiteindelijk tot Gods oordeel. Dit principe loopt als een rode draad door de hele Bijbel: wanneer Gods volk zich mengt met hen die Hem niet dienen, leidt dat altijd tot afval en geestelijke achteruitgang.
Deze “dochters der mensen” waren vrouwen zonder toewijding aan God. Hun aantrekkelijkheid lag in uiterlijke schoonheid, maar hun hart stond ver van de Heer. De “zonen van God” lieten zich leiden door wat zij zagen, in plaats van door gehoorzaamheid aan Gods wil.
De boodschap is duidelijk: Gods volk moet zich niet ongelijk laten spannen met ongelovigen, of het nu gaat om huwelijk, geestelijke samenwerking of levenswijze. Het gevaar is dat de geloofslijn verzwakt en dat wereldse invloeden de overhand krijgen — precies wat er in Genesis 6 gebeurde.
Raciaal en geestelijk perspectief op deze vermenging
De vermenging in Genesis 6 ging niet primair om ras, maar om geloof en gehoorzaamheid. Hoewel de gelovige lijn van Seth mogelijk ook etnisch onderscheiden was van de lijn van Kaïn, ligt de kern van het probleem in de geestelijke vermenging.
Kijk naar een ander parallel in andere momenten in de Schrift, zoals in Deuteronomium 7:3-4, waar God Israël verbiedt om huwelijken te sluiten met volken die Hem niet kennen. De reden is niet etnisch, maar geestelijk: zulke huwelijken zouden het hart van Gods volk afwenden naar afgoden.
Deze principe geldt vandaag de dag nog steeds. Wanneer gelovigen nauwe relaties aangaan met mensen die God niet dienen, is de kans groot dat de waarden en overtuigingen van de ongelovige kant de overhand krijgen.
Laten we nu eens een kijkje nemen naar 2 Korinthe 6:14, waar Paulus schrijft:
“Vorm geen ongelijk span met ongelovigen.”
Dit geldt zowel voor het huwelijk als voor andere vormen van binding die invloed hebben op ons geloofsleven.
De kern van de boodschap is dat geestelijke zuiverheid belangrijker is dan uiterlijke aantrekkelijkheid of tijdelijke voordelen. In Genesis 6 leidde het negeren van dit principe tot een samenleving die zo verdorven werd dat God besloot in te grijpen met het oordeel van de zondvloed.
De ware betekenis van ‘reuzen’ (nephilim)
Laten we ons nu richten op het woord nephilim, dat in veel vertalingen wordt weergegeven als “reuzen.” Deze vertaling is misleidend, omdat het Hebreeuwse woord geen directe verwijzing naar lichaamslengte bevat.
Nephilim komt van de wortel naphal, wat “vallen” betekent. In context verwijst het naar “zij die anderen doen vallen” — met andere woorden, tirannen, onderdrukkers of gewelddadige leiders. Het gaat dus om mensen die door brute kracht en intimidatie anderen neerhalen, niet om mythische reuzen van honderden meters hoog.
De misvatting over reuzen is grotendeels afkomstig uit het Boek van Henoch en andere oude verhalen, waarin extreem overdreven lengtes worden genoemd. Deze beschrijvingen hebben echter geen bijbelse basis en botsen met de werkelijkheid van menselijke fysiologie.
Het is belangrijk om termen bijbels te definiëren. Als we nephilim begrijpen als “tirannen” of “geweldenaars,” past het perfect in de context van Genesis 6, waar de aarde vol was van geweld en onrecht.
Door deze correcte betekenis te hanteren, verdwijnt ook de noodzaak om bovennatuurlijke verklaringen te zoeken. Het gaat niet om gevallen engelen en halfgoddelijke nakomelingen, maar om gewone mensen die buitengewoon slecht en gewelddadig waren.
Verdere uitleg: ‘fellers’ en ‘mannen van naam’
Het is duidelijk dat nephilim in de letterlijke zin “fellers” betekent — zij die anderen doen vallen. Het beschrijft dus geen lichaamsbouw, maar een houding van overheersing en onderdrukking.
Laten we dit eens vergelijken met de uitdrukking “mannen van naam” in Genesis 6. In de bijbelse context betekent dit niet simpelweg “beroemd,” maar vaak “mensen die zichzelf een naam maken,” dus zelfverheerlijkers. Een voorbeeld is Kaïn, die een stad bouwde en die naar zijn zoon vernoemde (Genesis 4:17), als teken van trots en zelfverheffing.
Deze “mannen van naam” in de dagen voor de zondvloed waren bekend om hun macht, hun rijkdom en hun gewelddadige reputatie. Hun roem was niet gebaseerd op rechtvaardigheid, maar op brute kracht en onderdrukking.
Door dit in de context te zien, wordt duidelijk dat Genesis 6 geen verhaal vertelt over mythologische wezens, maar over een moreel en spiritueel verval: mensen die zichzelf centraal stelden, macht misbruikten, en zich niets aantrokken van Gods geboden.
Dit beeld sluit naadloos aan bij Jezus’ waarschuwing in Mattheüs 24:37, waar Hij zegt dat de tijd van Zijn terugkomst zal zijn “zoals de dagen van Noach” — een periode vol moreel verval en geweld.
Geweld, vermenging en het oordeel van de zondvloed
Het is toch overduidelijk hoe vermenging van de gelovige en ongelovige in Genesis 6 leidde tot een samenleving die overspoeld werd door geweld, corruptie en moreel verval. De aarde was “vol van geweld” — niet alleen fysieke agressie, maar ook onderdrukking, onrecht en egoïsme.
God zag dat de verdorvenheid van de mens groot was en dat al hun gedachten voortdurend slecht waren. Deze constante toestand van rebellie en wetteloosheid maakte dat God besloot de aarde te reinigen door middel van de zondvloed. Alleen Noach en zijn gezin werden gered, omdat Noach “rechtvaardig was in zijn generatie” en in gemeenschap met God wandelde.
Vergelijk dit met Numeri 13:33, waar de verspieders een verslag uitbrengen over het land Kanaän en zeggen dat ze daar “Nephilim” hebben gezien. Dit was geen objectieve waarneming, maar iets wat deel uitmaakte van een vals rapport om het volk te ontmoedigen.
Dit verband laat zien dat de term nephilim door de geschiedenis heen werd gebruikt als beeldspraak voor intimiderende tegenstanders, niet als letterlijke beschrijving van reuzen. De leugen van de verspieders werkte: het volk weigerde het land in te gaan en bracht zo Gods toorn over zich heen.
Het patroon is duidelijk: wanneer Gods volk luistert naar vrees en leugen in plaats van naar Zijn Woord, volgen er rampzalige gevolgen.
De ware betekenis van het ‘kwade rapport’ van de verspieders
Laten we eens kijken in Numeri 13:33 en de beschrijving van het verslag van de verspieders als een “kwaad” rapport. In het Hebreeuws wordt hier het woord debāh gebruikt, dat niet simpelweg “slecht” betekent, maar “listig, bedrieglijk, met kwade opzet.”
Met andere woorden: de verspieders gaven niet alleen een negatief verslag, ze verdraaiden bewust de feiten om hun eigen angst te rechtvaardigen en het volk te overtuigen om niet op te trekken. De vermelding van “Nephilim” was onderdeel van die misleiding, bedoeld om het volk te intimideren.
Laat dit een waarschuwing zijn voor ons vandaag: angst kan mensen ertoe brengen om Gods beloften in twijfel te trekken en de realiteit te verdraaien. Wanneer we onze blik richten op obstakels in plaats van op Gods trouw, maken we onszelf vatbaar voor ongeloof en ongehoorzaamheid.
Deze gebeurtenis leidde ertoe dat Israël veertig jaar door de woestijn moest trekken, totdat die hele generatie was uitgestorven — een zware les in de gevolgen van het verwerpen van Gods Woord.
Afwijzing van geestelijke engelen, Satan en demonen
Laten we in deze slotfase van dit boek alles nog op een rijtje zetten: de Bijbel leert niet het bestaan van een aparte klasse van geestelijke engelen, noch van een persoonlijke duivel genaamd Satan of van demonische wezens die mensen beheersen.
Deze concepten zijn grotendeels het resultaat van verkeerde vertalingen, overleveringen en invloeden uit heidense religies en apocriefe geschriften. Wanneer we de woorden zoals mal’ak (Hebreeuws voor “boodschapper”) en angelos (Grieks voor “boodschapper”) correct begrijpen in hun context, verdwijnen deze populaire maar onbijbelse ideeën.
Keer terug naar de geboden van God en het zuivere evangelie van Jezus Christus. Laat je niet meeslepen door mythen, speculaties en menselijke tradities, maar toets alles aan de Schrift. Alleen door trouw te blijven aan Gods Woord kunnen we staande blijven te midden van valse leer en misleiding.