Goedheid in eigen ogen — de leegte van de mens
De natuurlijke mens proclameert zijn eigen goedheid. Hij wijst naar zijn morele keuzes, zijn liefdadigheid, zijn redelijkheid. Maar de Schrift snijdt dwars door die schijn heen:
“De meeste mensen roepen hun eigen goedertierenheid uit, maar wie zal een betrouwbare man vinden?” Spreuken 20:6
De norm van God is niet hoe goed iemand overkomt, maar of hij werkelijk betrouwbaar is — werkelijk waarachtig in hart en wandel. Paulus, die door velen als een moreel reus werd gezien, erkende de waarheid over zichzelf:
“Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, niets goeds woont.” Romeinen 7:18
Het vlees draagt geen vonk van goedheid in zich. Paulus preekte Christus, niet zichzelf. Hij erkende dat de schat die hij had, niet van hem kwam.
“Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Heere, en onszelf als uw dienaren om Jezus’ wil. Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene Die in onze harten geschenen heeft, om ons te verlichten met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de alles overtreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons.” 2 Korinthe 4:5–7
De mens is als een aarden vat: geen bron van goedheid, slechts een drager — leeg, tenzij vervuld met Gods woord en wet. Zoals een kruik geen water voortbrengt maar enkel vasthoudt, zo brengt de mens uit zichzelf geen gerechtigheid voort. Alleen wanneer hij wordt vervuld met Gods gedachte en wet, krijgt zijn bestaan inhoud en kracht; zonder dat blijft hij leeg, nutteloos, zonder leven.
Humanisme leert dat de mens zijn eigen goedheid bezit, zijn eigen pad kan kiezen en zijn eigen richting kan bepalen. Maar de Schrift spreekt anders. Zonder Christus en zonder Gods inspiratie blijft de mens verloren. Niet bij toeval, maar structureel, herhalend, gedoemd om dezelfde fouten te maken als de generaties vóór hem. Zonder Christus rest er slechts verval — in het gezin, in de samenleving, in het hart.
Toch zijn er velen, zelfs binnen de kerk, die geloven dat de mens weliswaar redding nodig heeft, maar dat hij zelf het eerste stapje moet zetten. Zij zeggen: “Kies Jezus. Doe de eerste stap. God wacht op jou.” Maar als dat waar zou zijn, dan is er iets goeds in de mens dat nog werkt — iets wat de Schrift expliciet ontkent.
“Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt.” Johannes 6:44
De mens wordt niet uitgenodigd om te kiezen. Hij wordt getrokken. Niet overtuigd door argumenten, maar innerlijk aangedreven door God zelf. De zondaar komt tot Christus alleen omdat hij getrokken wordt. Dat is geen voorstel — het is een daad van Goddelijke kracht.
Het niet erkennen van de volkomen verdorvenheid van de mens is een fatale vergissing. Het verandert het hele fundament van het evangelie. Het maakt redding deels tot een menselijke prestatie. En daarmee vervalst het de relatie tussen God en mens. In plaats van genade krijgen we dan een hybride systeem: een beetje genade, een beetje vrije wil.
De mens wil graag meewerken aan zijn redding. Hij wil invloed uitoefenen op zijn lot. Maar de Bijbel verklaart hem volledig afhankelijk van Gods ingrijpen. Geen stap, geen keus, geen kracht komt uit hemzelf.
De botsing van twee werelden — humanisme versus Schrift
Door de geschiedenis heen heeft het conflict tussen humanisme en de leer van menselijke verdorvenheid diepe sporen nagelaten. In het Europa van de 16e eeuw begon het humanisme terrein te winnen — als reactie op eeuwen van kerkelijke onderdrukking. Na de donkere middeleeuwen en de wreedheden van Romeins-katholieke overheersing ontstond er een nieuwe denkrichting. De Renaissance en de zogenaamde Verlichting trokken de mens naar het centrum van het denken.
Waar religie de mens had geknecht, zou humanisme hem bevrijden, zo dacht men. De slinger bewoog zich van de ene uiterste richting naar de andere — van autoritair kerkgezag naar menselijke autonomie. En in die beweging werd de leer van de zondige aard van de mens gezien als een keten die doorbroken moest worden. De mens was niet slecht, hij was slechts misleid. Niet verloren, maar onbegrepen.
Tegen deze achtergrond werd ook de theologie beïnvloed. Zelfs de grootste hervormers voelden de invloed van dit denken. John Calvin zelf werd opgeleid in humanistische scholen. Maar in zijn vroege volwassenheid kwam er een radicale omkeer. Hij noemde het een plotselinge bekering — en het kwam voort uit zijn ontdekking in de Schrift dat de mens volkomen verdorven is.
Die ontdekking zette hem op ramkoers met het humanisme. Hij leerde dat de mens niet enkel zwak was, maar totaal onmachtig om goedheid te voortbrengen. Alleen Christus kon redden. En Hij deed dat niet voor allen, maar voor een uitverkoren groep. Zijn leer werd later bekend als Calvinisme — en die leer verdeelde de kerk.
Calvijn leerde dat de uitverkorenen — de electen — zeker gered zouden worden, maar het was onduidelijk wie dat precies waren. Er was geen toets om dat te bepalen, behalve het uiteindelijke resultaat: wie gered werd, bleek bij de uitverkorenen te horen. Dat bracht onzekerheid. Men vroeg zich af: “Ben ik uitverkoren? Is mijn buurman dat ook?”
Zijn leer verspreidde zich vanuit Genève als een vuur over Europa. In veel regio’s werd het bijna staatsleer. Maar niet overal.
In Nederland — waar Calvinisme minder diep wortel had geschoten — kwam een andere stem op: Jacobus Arminius. Hij werd geboren vlak voor Calvijns dood en zou diens erfgoed betwisten. In zijn opleiding had hij kennisgemaakt met het denken van Erasmus en andere humanisten. En hoewel hij Calvinistische leer kreeg in Genève, bleef zijn hart bij het humanisme. Als predikant keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij openlijk Calvijns leer verwierp.
Arminius leerde dat de mens niet totaal verdorven was. Hij leerde dat de mens zelf kon kiezen om gered te worden. Dat geloof groeide uit tot Arminianisme — een compleet tegengeluid, met vijf punten die als antwoord dienden op de vijf punten van het Calvinisme:
TULIP (Calvinisme):
T – Total Depravity
U – Unconditional Election
L – Limited Atonement
I – Irresistible Grace
P – Perseverance of the Saints
Arminianisme antwoordde met:
1 – Free Will
2 – Conditional Election
3 – Universal Atonement
4 – Obstructible Grace
5 – Falling from Grace
Waar het Calvinisme de nadruk legde op Gods soevereiniteit, plaatste Arminius de nadruk op menselijke verantwoordelijkheid. En zo ontstond een breuk die tot op vandaag zichtbaar is in kerken, seminaries en theologische debatten wereldwijd.
Wie zet de eerste stap?
De kern van het debat tussen Calvinisme en Arminianisme draait om die ene, allesbepalende vraag: wie zet de eerste stap? Is het de mens die kiest voor God, of is het God die de mens kiest — en trekt?
Arminius stelde dat de mens nog genoeg morele kracht bezat om te reageren op het evangelie. Dat God iedereen een gelijke kans gaf, maar dat het uiteindelijk van de mens zelf afhing of hij dat aanbod aannam. In die redenering is de mens geen geestelijk dode, maar eerder een gewonde soldaat die hulp nodig heeft — hulp die hij al dan niet kan aannemen. Jezus biedt redding aan, maar de mens moet z’n hand uitsteken.
Maar dat beeld staat haaks op het Bijbelse getuigenis. De Schrift beschrijft de mens niet als gewond — maar als dood.
“Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt, u die dood was door de overtredingen en de zonden.” Efeze 2:1
Een dode grijpt niet naar redding. Een dode hoort niet, reageert niet, kiest niet. De enige manier waarop hij leven ontvangt, is als dat leven van buitenaf in hem geblazen wordt.
“Gij moet wederom geboren worden.” Johannes 3:7
Wedergeboorte is geen menselijke beslissing. Het is een wonder. Zoals een baby niet kiest om geboren te worden, zo kiest de geestelijk dode mens niet om tot leven te komen. Het is het werk van Gods inspiratie — die komt en werkt waar Hij wil.
“De wind waait waarheen hij wil, en u hoort zijn geluid, maar u weet niet vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is het met ieder die uit de Geest geboren is.” Johannes 3:8
Arminius en zijn volgelingen plaatsen die wedergeboorte na de keuze van de mens. Maar de Schrift leert het tegenovergestelde: de wedergeboorte maakt de keuze mogelijk.
“Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt.” Johannes 6:44
Trekken is niet overtuigen. Het is neerhalen, zoals een vis uit het water getrokken wordt. Het is een daad van God, niet een overweging van de mens. En dat is waarom Paulus kan zeggen:
“Het hangt dus niet af van hem die wil, noch van hem die loopt, maar van God, Die Zich ontfermt.” Romeinen 9:16
Wie de eerste stap zet, bepaalt wie er uiteindelijk alle eer ontvangt. En God laat Zijn eer aan niemand anders over.
Een vervalst evangelie — wanneer de mens centraal komt te staan
Zodra het menselijk initiatief binnenkomt in de leer van redding, wordt het evangelie verwaterd. Wat bedoeld was als een boodschap van genade alleen, verandert dan in een samenwerking tussen God en mens — een soort goddelijke partnerschap waarin de mens zijn aandeel levert.
Maar de Schrift spreekt duidelijk: de mens is niet geschikt om samen te werken met God in zijn redding. Niet voor een procent. Niet voor een promille. Hij is geestelijk dood, verblind, vijandig.
“De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die van de Geest van God zijn, want ze zijn dwaasheid voor hem, en hij kan ze niet verstaan, omdat ze geestelijk onderscheiden worden.” 1 Korinthe 2:14
De natuurlijke mens kan het evangelie niet verstaan, laat staan erop reageren. Voor hem is het dwaasheid. Alleen door Gods inspiratie wordt het hart geopend, de ogen verlicht en de wil vernieuwd.
“En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd.” Handelingen 16:14
God is het die opent. Niet de mens. De mens reageert pas nadat de deur van zijn hart is geopend — niet eerder. En wie dit verdraait, verandert het evangelie in iets dat makkelijk te accepteren is. Evangelisatie verandert dan in marketing. Redding wordt een keuze die je op elk moment even kunt maken, zonder confrontatie met je verlorenheid.
Maar het ware evangelie confronteert. Het stelt je schuldig. Het vernedert het ego. Het zegt niet: “Kies Jezus”, maar: bekeer u, want u bent verloren. En zelfs dát kan de mens niet doen zonder Gods werk in hem.
Zodra je leert dat de mens de eerste stap moet zetten, kom je in een systeem terecht dat de mens subtiel verheft. Zelfs al zeg je dat God 99% van het werk doet — als de mens dat laatste zetje moet geven, dan rust de hele redding alsnog op hem.
“Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.” Efeze 2:8–9
Zelfs het geloof waarmee de mens tot Christus komt, is een gave. Geen prestatie. Geen keuze uit vrije wil. Het wordt hem geschonken. En dat is waarom niemand zal kunnen roemen op de dag dat hij voor Gods troon staat. Niet: “Ik koos U.” Maar: “U koos mij.”
Het gewicht van een zuiver evangelie
Een evangelie dat de mens centraal stelt, klinkt vriendelijk. Het lijkt liefdevol, uitnodigend, laagdrempelig. Maar in werkelijkheid ondergraaft het de eer van God. Het haalt de diepte uit genade, de ernst uit zonde, en de kracht uit wedergeboorte.
Wanneer de prediking de mens aanmoedigt om “gewoon te kiezen voor Jezus”, zonder eerst te verkondigen dat de mens geheel onbekwaam is om zo’n keuze te maken, wordt het kruis gereduceerd tot een optie — niet tot de enige uitweg voor een stervend hart.
“De prediking van het kruis is wel voor hen die verloren gaan dwaasheid, maar voor hen die behouden worden is het een kracht van God.” 1 Korinthe 1:18
Voor de mens die door Gods inspiratie wordt getrokken, is het evangelie kracht. Voor de natuurlijke mens is het dwaasheid. De één wordt verbroken, de ander haalt zijn schouders op. Het verschil ligt niet in de redelijkheid van de boodschap, maar in de inwendige werking van Gods inspiratie.
Een theologie die de mens te veel krediet geeft, resulteert in een dun, oppervlakkig geloof. Het produceert kerken vol mensen die geloven dat ze gered zijn omdat ze een gebed hebben gebeden, een keuze hebben gemaakt, of een gevoel hebben ervaren. Maar Jezus sprak niet over oppervlakkige bekeringen. Hij sprak over wedergeboorte. Over dood en opstanding. Over het smalle pad.
“Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.” Mattheüs 22:14
De massa mag luisteren, maar slechts enkelen worden getrokken. En wie niet getrokken wordt, komt niet — hoe vaak hij ook in de kerk zit, hoe luid hij ook zingt, hoe graag hij ook religieus wil zijn.
Daarom is het essentieel dat het evangelie puur en onaangepast blijft. Geen emotionele manipulatie. Geen “beslissingsmomenten” op basis van muziek, sfeer of groepsdruk. Maar krachtige prediking, waarin zonde zonde genoemd wordt, heiligheid heilig is, en genade onbegrijpelijk diep.
“Maar wij prediken Christus, de gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid.” 1 Korinthe 1:23
De ware Christus is niet aantrekkelijk voor het vlees. Hij is een struikelblok. Een dwaasheid. Een uitdaging voor elke vorm van menselijke trots. Alleen wie door God wordt gebroken, zal Hem omarmen.
Alleen genade — tot eer van God alleen
Het enige dat de mens toekomt, is schuld. Geen krediet. Geen verdienste. Geen bijdrage aan zijn redding. Alles is genade. Van begin tot eind. Van verkiezing tot verheerlijking. Het hele werk is van God.
“Want die Hij van tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook van tevoren bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn… En die Hij van tevoren bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt.” Romeinen 8:29–30
Deze ‘gouden ketting’ laat geen ruimte voor menselijke prestatie. Het is God die kent, die kiest, die roept, die rechtvaardigt en die verheerlijkt. Als ook maar één schakel afhankelijk zou zijn van de wil van de mens, zou de hele ketting breken.
Daarom is het evangelie niet: “Kies vandaag wie je dienen zult.” Het is: “Buig vandaag, want je bent verloren zonder genade.” En als je buigt, dan is dat bewijs dat God je getrokken heeft. Niet omdat jij verstandig was. Niet omdat je beter luisterde. Maar omdat God Zich over je ontfermd heeft.
“Zo is het dan niet afhankelijk van hem die wil, of van hem die loopt, maar van God, Die Zich ontfermt.” Romeinen 9:16
Als de genade van God geen eenzijdig werk is, dan is het niet werkelijk genade. Als het een samenwerking is, dan moet de eer gedeeld worden. Maar dat laat God niet toe.
“Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam, en Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, noch Mijn lof aan de afgodsbeelden.” Jesaja 42:8
De kern van het evangelie is sola gratia — genade alleen. En die genade werkt door geloof, dat zelf een gave is. Ze leidt tot bekering, die zelf door God geschonken wordt. Ze eindigt in verheerlijking, die volledig tot eer van God is.
Als dat jouw evangelie is, dan begrijp je de diepte van je verlorenheid — en de grootheid van Zijn genade. Dan hoef je niet voortdurend te twijfelen aan je redding, want je weet: Hij heeft het begonnen, Hij zal het voltooien.
“Ik ben ervan overtuigd dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.” Filippenzen 1:6