De vallei van Achor en de stem in de wildernis
Er is een wonderlijke belofte verscholen in de woorden van de profeet Hosea. Een boodschap die begint met oordeel, maar eindigt in hoop. Een boodschap aan een volk dat werd verstoten, maar opnieuw geroepen zou worden. God sprak over Israël, het noordelijke rijk, dat zich had afgekeerd van Hem en andere goden achterna ging. Hij beschreef haar als een ontrouwe vrouw, als een bruid die haar verbond had geschonden. En toch — juist in die toestand van verwerping sprak God over herstel.
Hij zei dat Hij haar zou meenemen naar de wildernis. Niet om haar daar te vernietigen, maar om tot haar hart te spreken. Niet om haar te veroordelen, maar om haar opnieuw voor Zich te winnen.
Hosea 2:14 “Daarom, zie, Ik ga haar lokken, haar naar de woestijn brengen en tot haar hart spreken.”
Wat een beeld. God die Zijn volk niet wegstuurt, maar haar lokt. Hij brengt haar naar een plek waar alles stil is. Geen tempel, geen priester, geen rituelen. Alleen de stem van God en een volk dat moet leren luisteren. In die stilte geeft Hij haar opnieuw haar wijngaarden terug. Hij herstelt wat verloren was.
Hosea 2:15 “En Ik zal haar haar wijngaarden geven van daar, en de vallei van Achor tot een deur van hoop. En zij zal daar zingen zoals in de dagen van haar jeugd, zoals op de dag dat zij uit Egypte opkwam.”
De vallei van Achor. Dat was de plaats waar Achan werd geoordeeld nadat hij ongehoorzaam was geweest bij de inname van Jericho. Het was een plaats van oordeel, schaamte en dood. Maar hier, bij Hosea, wordt diezelfde vallei omschreven als een poort van hoop. Dat is Gods stijl. Hij keert oordeel om in vernieuwing. Hij verandert een graf in een tuin.
Israël zou zingen zoals in de dagen van haar jeugd. Zoals toen ze verlost werd uit Egypte. Toen ze nog wist wie haar Redder was. Toen ze zich nog verwonderde over water dat uit een rots stroomde en manna dat uit de hemel viel. God wil terug naar dat begin. Naar die relatie, naar die intimiteit.
De verdwenen stammen en het verbond dat blijft
Israël was verdwenen uit het zicht, maar nooit uit Gods hart. De tien stammen van het noordelijke rijk waren weggevoerd naar Assyrië, opgeslokt door de volken, onherkenbaar geworden. Zij vermengden zich met vreemde naties, raakten hun taal en identiteit kwijt, werden vreemdelingen in landen die hun geschiedenis niet kenden. En toch — God had beloofd dat Hij hen niet voorgoed zou loslaten.
Hosea 8:8 “Israël is opgeslokt; zij zijn nu onder de heidenvolken geworden als een waardeloos voorwerp.”
Het oordeel was zwaar, maar het was niet het einde. Het was een route naar herstel. Want er lag een belofte die verder terugging dan Mozes, verder zelfs dan Hosea: het verbond met Abraham.
God had tegen Abraham gezegd dat zijn nageslacht talrijk zou zijn, als sterren aan de hemel en als zand aan de oever van de zee. Niet slechts een kleine stam, maar een volk dat zich over de aarde zou verspreiden, zich zou vermenigvuldigen, en een zegen zou worden voor de naties.
Genesis 22:17–18 “Ik zal uw nageslacht zeer talrijk maken als de sterren aan de hemel en als het zand aan de oever van de zee… en in uw nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden.”
Dat verbond was niet afhankelijk van Israëls trouw. Het was geen contract tussen gelijken. God zwoer het bij Zichzelf. En als God zweert, dan staat dat vaster dan hemel en aarde.
Dus ook al was Israël verdwenen uit het land, ook al was het verstrooid over de aarde — God hield Zijn woord. Hij zei: “U bent niet meer Mijn volk”, en toch beloofde Hij: “Op de plaats waar dat gezegd werd, daar zal weer gezegd worden: U bent kinderen van de levende God.”
Hosea 1:10 “Op de plaats waar tegen hen gezegd werd: U bent niet Mijn volk – daar zal tegen hen gezegd worden: U bent kinderen van de levende God.”
Dat gebeurde niet in Jeruzalem. Niet in de tempel. Niet in het oude land. Het gebeurde ergens anders. In een nieuw land. In een nieuwe wildernis. Daar waar niemand hen herkende als het volk van God, maar waar ze toch opnieuw tot leven zouden komen.
De roep uit het Westen en het ontwaken van het verbond
De profetieën van Hosea waren nooit bedoeld om in het oude land te blijven. Ze keken vooruit. Niet slechts naar herstel in Jeruzalem, maar naar iets dat buiten de grenzen van Kanaän zou plaatsvinden. Een roeping die klinkt vanuit een ander land, een andere wildernis.
Wat gebeurt er als een volk zijn afkomst vergeet, zijn taal verliest, zijn geschiedenis kwijtraakt? Dan blijft er één mogelijkheid over: dat God Zich herinnert wie zij zijn. En dat Hij hen opnieuw roept.
In de geschiedenis gebeurde precies dat. Vanaf de zestiende eeuw begon een grote migratie. Miljoenen mensen trokken uit Europa naar onbekende oorden. Ze verlieten hun geboortegrond, vaak zonder zekerheid, vaak in armoede of slavernij, maar met een drang naar vrijheid — en, bij velen, met het Woord van God in de hand.
Wat begon als overleving, groeide uit tot een beschaving. In Noord-Amerika ontstond uit die stroom van mensen een nieuwe samenleving — ongekend in kracht, snelheid en groei. Ze bouwden steden, stichtten kerken, vertaalden de Bijbel in elke denkbare taal, en zonden zendelingen uit over de hele wereld.
Zonder dat zij het zelf beseften, leefden ze de woorden van Hosea uit:
Hosea 1:10 “Op de plaats waar tegen hen gezegd werd: U bent niet Mijn volk – daar zal tegen hen gezegd worden: U bent kinderen van de levende God.”
Deze mensen kenden zichzelf niet als Israël. Ze noemden zich christenen. Maar wat zij geloofden, wat zij uitdroegen, wat zij bouwden — het was geworteld in het verbond dat God met Abraham gesloten had. Ze hielden de Bijbel vast als fundament. Ze onderwezen hun kinderen in Gods wetten. Ze eerden Christus als Koning.
Hosea 2:23 “Ik zal Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tegen Lo-Ammi zeggen: U bent Mijn volk. En zij zullen zeggen: U bent mijn God.”
God riep hen, zonder dat zij Hem zochten. Hij zond Zijn Woord, terwijl zij dachten dat zij nieuw waren. Maar Hij wist: dit zijn de verloren schapen van het huis van Israël. En zoals Hij beloofd had, zou Hij hen opnieuw tot Zich nemen — niet als vreemdelingen, maar als Zijn eigen bruid.
Hosea 2:19–20 “Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen, in gerechtigheid en recht, in goedertierenheid en barmhartigheid. Ik zal u in trouw tot Mijn bruid nemen, en u zult de HEERE kennen.”
Eén hoofd voor Juda en Israël — het herstelde koninkrijk
God sprak door Hosea niet alleen over herstel, maar ook over een hereniging. Want Israël — het noordelijke rijk — en Juda — het zuidelijke rijk — waren al eeuwenlang verdeeld. Niet alleen geografisch, maar ook geestelijk. Ze hadden verschillende koningen, verschillende tempels, verschillende loyaliteiten. En toch zou er een dag komen waarop die scheiding ongedaan gemaakt wordt.
Hosea 1:11 “Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël tezamen vergaderd worden, en zij zullen voor zichzelf één hoofd aanstellen; en zij zullen uit het land opkomen, want groot zal de dag van Jizreël zijn.”
Eén hoofd. Geen twee koninkrijken meer. Geen verdeeld volk. Geen religieuze rivaliteit. Eén herder, één koning, één volk — onder één verbond.
Dit is geen symboliek. Het is een herstel van het koninkrijk dat ooit één was onder David en Salomo. Maar waar de scheiding ooit kwam door ongehoorzaamheid, komt nu de eenheid door genade. Dezelfde genade die Hosea’s leven kenmerkte, toen hij zijn overspelige vrouw vergaf en terugbracht in zijn huis. Zo brengt God Zijn volk terug.
De plaats waar zij verstrooid waren, wordt de plaats van wederkomst. De plek waar zij hun identiteit kwijt waren, wordt de plek waar zij opnieuw geroepen worden als zonen en dochters.
En het zal niet slechts een geestelijke roeping zijn. Het zal zichtbaar zijn op aarde, als een volk opstaat dat Gods wetten weer liefheeft, Zijn gerechtigheid weer zoekt, en Zijn Koning weer eert. Die Koning is geen politieke figuur, geen religieus leider uit deze wereld. Hij is de Messias, de Zoon van David, het levende Woord: Jezus Christus.
Ezechiël 37:22 “Ik zal hen maken tot één volk in het land… En één koning zal koning over hen allen zijn; zij zullen niet meer twee volken zijn, en zich niet meer in twee koninkrijken verdelen.”
Hosea 3:5 “Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren en de HEERE, hun God, zoeken, en David, hun koning; en bevende zullen zij komen tot de HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.”
Dat is de dag waar alles naartoe werkt. De dag waarop verdeeldheid wijkt, en het volk van God — verstrooid, vermengd, vergeten — wordt samengebracht, gereinigd en hersteld. Niet onder Mozes. Niet onder Jerobeam. Maar onder de Koning die eeuwig is.
Het hernieuwde huwelijk en de eeuwige trouw van God
Het verhaal dat in Hosea begint met verwerping, eindigt met herstel. Het huwelijk dat verbroken leek, wordt opnieuw gesloten — maar nu voor altijd. God spreekt niet langer tot een volk dat Hem verlaten heeft, maar tot een bruid die Hij opnieuw in Zijn armen neemt.
Hosea 2:19–20 “Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen. Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en recht, in goedertierenheid en barmhartigheid. Ik zal u in trouw tot Mijn bruid nemen, en u zult de HEERE kennen.”
Het is alsof God zegt: “Ik begin opnieuw. Ik schrijf ons verhaal niet af. Dit huwelijk, dat eens vol gebroken beloften en ontrouw was, wordt nu hersteld in trouw en liefde.”
De namen van Hosea’s kinderen, die symbool stonden voor oordeel, worden omgekeerd.
Jizreël betekende verstrooiing. Nu betekent het opnieuw geplant zijn in het land.
Lo-Ruchama betekende geen ontferming. Nu zegt God: Ik zal Mij weer over haar ontfermen.
Lo-Ammi betekende niet Mijn volk. Nu zegt God: U bent Mijn volk, en zij zullen zeggen: U bent mijn God.
Hosea 2:23 “Ik zal Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tegen Lo-Ammi zeggen: U bent Mijn volk. En zij zullen zeggen: U bent mijn God.”
Het is een liefdesverklaring van de Eeuwige aan een volk dat zichzelf niet kende. En tegelijk is het een belofte voor de toekomst van het koninkrijk. Want wanneer Juda en Israël samenkomen onder één hoofd, en wanneer God Zijn bruid opnieuw tot Zich neemt, dan zal Zijn heerschappij zichtbaar worden over de hele aarde.
Het oordeel was echt. De verstrooiing was diep. De ballingschap was lang. Maar de trouw van God was sterker dan Israëls ontrouw. Het verbond met Abraham stond vaster dan de zonden van het volk. En zo komt de geschiedenis uit bij een nieuwe bruiloft, een nieuwe eenheid, en een eeuwige trouw.