De vallei van Achor en Israëls deur van hoop
De profeet Hosea spreekt in krachtige bewoordingen over het herstel van Israël. God had haar verstoten, maar beloofde opnieuw een verbond te sluiten. Hij zou haar meenemen naar de wildernis, daar tot haar hart spreken, haar opnieuw zegenen met overvloed, en haar laten zingen zoals in de dagen van haar jeugd, toen zij verlost werd uit Egypte.
Hosea 2:14–15 “Daarom, zie, Ik zal haar lokken, haar in de woestijn leiden en naar haar hart spreken. En Ik zal haar vandaar haar wijngaarden geven, en de vallei van Achor tot een deur van hoop; en zij zal daar zingen zoals in de dagen van haar jeugd, zoals op de dag dat zij uit Egypte optrok.”
De uitdrukking “de vallei van Achor” klinkt vreemd en geheimzinnig. Toch geeft de Schrift zelf de sleutel. Het verhaal is te vinden in Jozua 6 en 7, bij de intocht in Kanaän.
De Israëlieten hadden Jericho veroverd, een machtige stad waarvan de muren waren ingestort. Het was een grootse overwinning, en alles wees op Gods aanwezigheid en zegen. Maar kort daarna leden zij een onverwachte nederlaag tegen een klein stadje, Ai. Slechts enkele duizenden soldaten waren nodig geweest, maar Israël werd teruggeslagen en verloor mannen in de strijd. De mensen werden bevangen door angst en moedeloosheid.
De oorzaak lag in ongehoorzaamheid. Nog vóór de val van Jericho had Jozua het volk gewaarschuwd niets te nemen van de dingen die door God vervloekt waren. Alleen goud, zilver en metalen voorwerpen mochten bewaard worden voor de schatkamer van de HEERE. Alles anders moest verbrand en vernietigd worden. Archeologische vondsten bevestigen dat Jericho inderdaad met vuur werd verwoest, en dat graan en andere voedselvoorraden onaangeroerd in de ruïnes achterbleven. Israël had Gods bevel opgevolgd — op één man na.
Jozua 7:1 “Maar de Israëlieten pleegden trouwbreuk met betrekking tot het verbannene; want Achan, de zoon van Carmi, de zoon van Zabdi, de zoon van Zerah, uit de stam Juda, nam iets van het verbannene. Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen de Israëlieten.”
Eén man had gezondigd. Eén man had zich vergrepen aan wat God verboden had. En toch werd de hele natie getroffen. Israël verloor de slag bij Ai, en de harten van het volk smolten weg.
Jozua wierp zich neer voor de ark, verscheurd door rouw. Toen sprak God tot hem en zei dat Israël had gezondigd en het verbond had overtreden. Daarom kon Hij hen niet meer bijstaan, tenzij het kwaad uit hun midden werd verwijderd.
Door loting werd de schuldige aangewezen. Het bleek Achan, uit de stam van Juda. Toen hij werd ondervraagd, beleed hij zijn zonde: hij had een “Babylonisch kleed”, tweehonderd zilverstukken en een gouden staaf genomen en verborgen in zijn tent. Het waren geen grote buit, maar het was ongehoorzaamheid aan God.
De voorwerpen werden naar buiten gebracht en voor het volk neergelegd. Toen werd Achan met alles wat hij bezat naar de vallei gebracht, en daar werd hij met stenen gedood en verbrand.
Jozua 7:25–26 “En Jozua zei: Waarom hebt u ons in het ongeluk gestort? De HEERE zal u deze dag in het ongeluk storten. Toen stenigde heel Israël hem met stenen, en zij verbrandden hen met vuur, en zij overhoopten hen met stenen. Daarom noemde men die plaats: de Vallei van Achor, tot op deze dag.”
Het was een afschuwelijk oordeel. Niet alleen Achan, maar ook zijn gezin en bezit werden weggevaagd. Zesentwintig onschuldige soldaten waren al eerder gestorven door zijn daad. Het toont de ernst van zonde in het midden van Gods volk. Eén daad van ongehoorzaamheid kan een hele natie treffen.
Het Babylonisch kleed en de vloek van Esau
De zonde van Achan was niet zomaar diefstal. Het betrof een kleed dat in de Hebreeuwse tekst wordt aangeduid met het woord addereth. Dat woord wordt slechts enkele keren in de Bijbel gebruikt. Eén van die keren is bij de geboorte van Esau.
Genesis 25:25 “En de eerste kwam naar buiten, rossig, geheel als een harig kleed; en zij gaven hem de naam Esau.”
Esau werd vergeleken met een kleed, een addereth. Dat detail is niet toevallig. Want Esau was degene die zijn eerstgeboorterecht verkocht. Hij verachtte de erfenis van Abraham en Isaak, en koos voor het onmiddellijke, het aardse, het tijdelijke. Daarmee verloor hij de geestelijke zegen die overging op Jakob.
Genesis 25:33–34 “Toen zei Jakob: Zweer het mij vandaag. En hij zwoer het hem en verkocht zijn eerstgeboorterecht aan Jakob. En Jakob gaf aan Esau brood en linzensoep. En hij at en dronk, stond op en ging weg. Zo verachtte Esau het eerstgeboorterecht.”
Achan nam een kleed dat in verband stond met Babel, de stad van Nimrod. Volgens oude overleveringen, zoals het Boek van Jasher, bezat Nimrod machtige kledingstukken waarmee hij zijn gezag vestigde. Esau doodde Nimrod en nam die kleren in bezit. En juist Esau staat in de Schrift symbool voor verachting van Gods erfenis.
Daarom was de zonde van Achan zo ernstig. Hij bracht een symbool van Babel en van Esau binnen in het kamp van Israël. Dat was meer dan een kleed, meer dan zilver en goud. Het was een beeld van rebellie, van afgoderij, van het zoeken naar macht buiten God om.
En zo gebeurde het dat één man Israël in de problemen bracht. Het was niet de vijand buiten de poorten die de nederlaag veroorzaakte, maar de zonde binnen het volk.
Jozua 7:11–12 “Israël heeft gezondigd; ook hebben zij Mijn verbond overtreden dat Ik hun geboden had. Zij hebben zelfs iets van het verbannene genomen, ook hebben zij gestolen, ontkend en het onder hun eigen spullen gelegd. Daarom zullen de Israëlieten niet voor hun vijanden kunnen standhouden.”
Dit leert dat God Zijn volk als een geheel behandelt. Wanneer er zonde is, wordt de hele natie getroffen. Achan was slechts één man, maar zijn daad bracht schuld over heel Israël.
De symboliek gaat verder: Esau werd “Edom” genoemd, wat “rood” betekent. En in de loop der geschiedenis zien we hoe Edom steeds de vijand van Jakob werd. Uit Edom kwamen machten die het volk van God bestreden. De profeten kondigden aan dat Edom in de eindtijd zou verdwijnen, maar tot die tijd bleef het een machtige tegenstander.
Achan verborg dus niet alleen een kleed en wat metaal. Hij verborg de geest van Babel en Edom in zijn tent. En daardoor kwam de vloek over Israël.
Edom in de geschiedenis en de vermenging met Juda
De lijn van Esau, die Edom werd genoemd, bleef in de geschiedenis bestaan als een tegenstander van Israël. Steeds weer lezen we dat Edom vijandig stond tegenover Jakob en zijn nakomelingen. Toen Israël uit Egypte kwam en naar Kanaän trok, weigerde Edom hen door hun gebied te laten reizen. Later, toen Jeruzalem verwoest werd door Babylon, stonden de Edomieten te juichen en riepen zij dat de stad tot de grond toe afgebroken moest worden.
Obadja 1:10–11 “Vanwege het geweld tegen uw broer Jakob zal schaamte u bedekken, en u zult voor eeuwig uitgeroeid worden. Op de dag dat u ernaast stond, op de dag dat vreemden zijn leger wegnamen, en vreemden zijn poort binnendrongen en over Jeruzalem het lot wierpen, was ook u als één van hen.”
De vijandschap tussen Edom en Israël bleef door de eeuwen heen branden. In de tijd van de Makkabeeën werd Edom door de Joodse staat onderworpen en gedwongen zich tot het Jodendom te bekeren. Historici als Josephus bevestigen dat de Idumeërs (de Griekse naam voor Edom) zich lieten besnijden en opgenomen werden in het Joodse volk. Daarmee verdwenen zij niet, maar werden zij vermengd.
Vanaf dat moment leefde Edom binnen Juda. Hun bloedlijnen en hun geest kwamen samen met die van de Joden. En juist in die tijd stond er een koning op over Juda die afstamde van Edom: Herodes de Grote. Hij was geen nakomeling van David, maar een Idumeër. Toch regeerde hij over Judea, onder Romeins gezag.
Herodes was de man die opdracht gaf om de kinderen in Bethlehem te doden, in een poging de Messias uit te roeien. In hem zien we de geest van Edom — vijandig tegenover de Zoon van God.
Psalm 83:6–8 noemt de vijanden van Israël, en onder hen wordt ook Edom genoemd. Het is geen vergeten volk, maar een macht dat door de Schrift heen als tegenstander van Gods plan verschijnt.
De vermenging van Edom met Juda maakt duidelijk dat “Joods” in de tijd van Jezus niet één enkelvoudig volk aanduidde. Het bevatte lijnen van Jakob én van Esau. Jezus zelf wees de religieuze leiders van Zijn tijd erop dat zij niet werkelijk kinderen van Abraham waren, maar dat hun geest ergens anders vandaan kwam.
Johannes 8:39–44 “Zij antwoordden en zeiden tegen Hem: Abraham is onze vader. Jezus zei tegen hen: Als u kinderen van Abraham was, zou u de werken van Abraham doen. Maar nu probeert u Mij te doden, een Mens Die u de waarheid gezegd heeft… U doet de werken van uw vader. U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen.”
Dat waren harde woorden. Jezus sprak tegen leiders die beweerden nakomelingen van Abraham te zijn, maar die zich gedroegen als kinderen van een andere vader. In het licht van de geschiedenis klinkt dit des te krachtiger: Juda was vermengd met Edom.
De geest(invloed) van Edom en de eindtijdprofetieën
De vermenging van Edom met Juda was geen toevalligheid. De Schrift laat zien dat Edom een blijvende rol zou spelen als tegenstander van Gods volk, zelfs tot in de laatste dagen. De profeten spraken daar herhaaldelijk over.
Amos 9:11–12 “Op die dag zal Ik de vervallen hut van David oprichten… opdat zij in bezit nemen wat er van Edom overgebleven is, en al de heidenvolken over wie Mijn Naam uitgeroepen is.”
Edom wordt hier expliciet genoemd in verband met de wederoprichting van Davids huis. Wanneer God Israël herstelt en het Koninkrijk opricht, zal ook Edom geoordeeld worden.
Obadja 1:18 “Het huis van Jakob zal een vuur zijn en het huis van Jozef een vlam, maar het huis van Ezau zal tot stoppels worden. Zij zullen tegen hen ontbranden en hen verteren, zodat er voor het huis van Ezau geen overlevende zal zijn. Want de HEERE heeft gesproken.”
De vijandschap tussen Jakob en Esau is niet slechts een familietwist uit de oudheid, maar een geestelijke strijd die zich voortzet door de eeuwen heen. Esau verkoos het tijdelijke boven het eeuwige, de aarde boven de hemel, de macht van mensen boven de belofte van God. Jakob daarentegen ontving de erfenis, ondanks zijn zwakheden, omdat God hem verkoos.
De vermenging van Edom met Juda maakt de woorden van Jezus in het evangelie nog pregnanter. Hij stond oog in oog met leiders die zich beriepen op Abraham, maar die Hem verwierpen en probeerden te doden. In hen was de geest van Edom zichtbaar: vijandschap tegenover de Messias.
In de eindtijdprofetieën wordt duidelijk dat God dit niet zo zal laten. Er komt een dag dat Edom geoordeeld zal worden en volledig zal verdwijnen.
Ezechiël 35:15 “Zoals u zich verheugd hebt over het erfdeel van het huis van Israël, omdat het verwoest was, zo zal Ik met u doen. U zult een woestenij worden, Seïrberg, heel Edom. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.”
De belofte aan Israël staat daar tegenover. Het volk dat “Lo-Ammi” werd genoemd, niet Mijn volk, zal opnieuw genoemd worden: kinderen van de levende God. Terwijl Edom verdwijnt, zal Israël bloeien. Terwijl de vijanden geoordeeld worden, zal het verbond hersteld worden.
Dat is de deur van hoop in de vallei van Achor. Uit de plaats van ellende komt verlossing. Uit de diepte van oordeel ontstaat een nieuw begin.
Het hernieuwde huwelijk en Gods eeuwige trouw
Hosea laat zien dat de weg van Israël niet eindigt in oordeel, maar in herstel. De vrouw die ontrouw was geworden, wordt opnieuw bemind. Het huwelijk dat verbroken leek, wordt vernieuwd, maar dit keer op een fundament dat niet meer zal wankelen.
Hosea 2:19–20 “Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen. Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en recht, in goedertierenheid en barmhartigheid. Ik zal u in trouw tot Mijn bruid nemen, en u zult de HEERE kennen.”
Wat een omkeer. De namen die eerst oordeel brachten — Jizreël, Lo-Ruchama, Lo-Ammi — worden omgedraaid in zegen. Het volk dat niet mijn volk heette, wordt opnieuw genoemd: kinderen van de levende God. De vrouw die haar verbond verbrak, wordt opnieuw tot bruid genomen.
God spreekt Zijn volk niet meer toe in de taal van veroordeling, maar in de taal van liefde. Hij belooft trouw, goedertierenheid en barmhartigheid. Hij zal de afgoden uit hun mond verwijderen, Hij zal vrede sluiten met de schepping, Hij zal boog en zwaard wegnemen, en Israël zal veilig wonen.
Hosea 2:18 “Op die dag zal Ik voor hen een verbond sluiten met de dieren van het veld, met de vogels in de lucht en met het kruipend gedierte van de aardbodem. Ik zal boog, zwaard en oorlog uit het land wegdoen, zodat zij veilig kunnen wonen.”
Het is niet alleen een herstel van relatie, maar een herstel van de hele schepping. Wat ooit verloren ging in Eden, wordt hersteld in het Koninkrijk. De aarde zal rusten, en Israël zal zingen zoals in de dagen van haar jeugd.
Hosea 2:23 “Ik zal Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tegen Lo-Ammi zal Ik zeggen: U bent Mijn volk. En zij zullen zeggen: U bent mijn God.”
Dat is de kern van het verbond: wederkerige erkenning. God zegt: “U bent mijn volk.” Het volk antwoordt: “U bent mijn God.”
Het huwelijk is hersteld. De liefde is vernieuwd. De deur van hoop is geopend in de vallei van Achor.