Blogserie

Home / serie / Eindtijd Israël en de vallei van Ichor – Deel 4

< Terug naar blogoverzicht

Rubrieken

Algemeen

Duivel & Satan

Israël

Geschiedenis & Oorsprong

Nieuws

Joden & Edom

Kerkhoaxes

Wetten

Eindtijd Israël en de vallei van Ichor – Deel 4

De scheidbrief en de roep uit het Noorden

De profeten Hosea en Jeremia spraken over het huis van Israël, het noordelijke rijk dat zich had afgekeerd van de HEERE. Hosea kreeg de opdracht een overspelige vrouw tot vrouw te nemen, als beeld van het volk dat zijn verbond met God had verbroken. Jeremia nam deze boodschap later over en gebruikte een scherp beeld: God had Zijn vrouw een scheidbrief gegeven.

Jeremia 3:8 “Ik zag dat, omdat afvallig Israël overspel had gepleegd, Ik haar weggezonden en haar een scheidbrief gegeven had. Toch was haar trouweloze zuster Juda niet bevreesd, maar zij ging zelf ook hoererij bedrijven.”

Israël was dus niet alleen verstoten, maar officieel weggestuurd. Ze waren niet langer de bruid van de HEERE. Hun zonde en afgoderij hadden hun plaats in het verbond weggenomen. Juda, het zuidelijke rijk, had dit gezien en was niet geschrokken. Ook Juda wandelde in ontrouw.

Toch klinkt er in dezelfde hoofdstukken niet alleen oordeel, maar ook een belofte.

Jeremia 3:12 “Ga en roep deze woorden uit naar het noorden en zeg: Bekeer u, afkerig Israël, spreekt de HEERE. Ik zal Mijn aangezicht niet in toorn op u laten vallen, want Ik ben genadig, spreekt de HEERE, Ik zal niet eeuwiglijk toornen.”

De scheidbrief betekende niet het einde van Israëls geschiedenis. God bleef roepen. Hij stuurde Zijn profeet om naar het noorden te kijken — naar de landen waarheen Israël was weggevoerd. Daarheen moest de boodschap klinken: Keer terug. Ik ben genadig.

Dat is de kern van Hosea’s en Jeremia’s boodschap: oordeel was werkelijk voltrokken, maar het was niet het laatste woord. De scheidbrief werd gegeven, maar de roep om terug te keren bleef klinken.

De wildernis als plaats van herstel

De profetie van Hosea spreekt over een volk dat uit zijn land verdreven werd, maar dat God opnieuw zou ontmoeten in een wildernis. Het is een opmerkelijk beeld: niet in de tempel, niet in de oude steden van Juda of Samaria, maar in een nieuwe omgeving, ver weg van hun oorsprong.

Hosea 2:14–15 “Daarom, zie, Ik zal haar lokken, Ik zal haar in de woestijn leiden en tot haar hart spreken. En Ik zal haar vandaar haar wijngaarden geven, en de vallei van Achor tot een deur van hoop; en zij zal daar zingen zoals in de dagen van haar jeugd, zoals op de dag dat zij uit het land Egypte optrok.”

De vallei van Achor was de plaats van oordeel in de dagen van Jozua. Het was daar dat Achan en zijn gezin gestraft werden vanwege ongehoorzaamheid. Achor betekent “ellende”. Toch zegt God dat juist deze vallei een deur van hoop zal worden. Uit oordeel zal verlossing groeien. Uit ballingschap zal herstel voortkomen.

Door de geschiedenis heen is dit patroon zichtbaar geworden. Het huis van Israël, dat in ballingschap gevoerd was naar Assyrië en daarna verspreid raakte over Europa, begon eeuwen later opnieuw te trekken. In de zestiende tot de negentiende eeuw verplaatsten miljoenen mensen zich naar een nieuwe wereld. Ze staken de oceaan over, vaak arm en zonder bezit, maar met een drang naar vrijheid en ruimte.

Die nieuwe wereld werd hun wildernis. Geen paleizen, geen gevestigde steden, geen machtige rijken. Alleen bossen, vlakten, bergen en rivieren. Daar, in eenvoud en strijd, begon iets nieuws. Zoals Israël ooit uit Egypte trok en God in de woestijn leerde kennen, zo begonnen deze mensen in hun wildernis opnieuw het Woord van God te horen en te bewaren.

De wijngaarden die God beloofde waren geen erfenis van eerdere generaties. Ze kwamen voort uit het land zelf, dat vruchtbaar werd gemaakt door hun arbeid en door Gods zegen. De nieuwe samenleving die ontstond, werd gebouwd op Bijbelse beginselen en op het geloof in Christus. Zonder dat zij zichzelf herkenden als het verstrooide huis van Israël, leefden zij de profetie van Hosea uit.

God sprak tot hun hart. Hij gaf hun vrijheid, overvloed en het evangelie. En zo werd de vallei van Achor, de plaats van oordeel, omgevormd tot een deur van hoop.

Het verbond met Abraham in de nieuwe wereld

De ballingschap van Israël leek een einde, maar Gods belofte aan Abraham stond vaster dan het oordeel. Nog vóór de Sinaï en de wet, nog vóór de koningen en profeten, had God een eed gezworen bij Zichzelf dat Abrahams nageslacht talloos zou zijn, en dat zij tot een zegen voor de volken zouden worden.

Genesis 22:16–17 “Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: omdat u dit gedaan hebt en uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden, zal Ik u rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is.”

Die belofte was onvoorwaardelijk. Geen afvalligheid, geen zonde, geen scheidbrief kon haar ongedaan maken. Daarom klinkt door Hosea en Jeremia heen steeds weer hetzelfde refrein: oordeel, ja, maar ook terugkeer en herstel.

Toen de stammen van Israël door Assyrië werden weggevoerd, verdwenen zij uit hun land, maar niet uit Gods plan. Hun sporen zijn terug te vinden in de volkeren van Noordwest-Europa, en later in de migraties die de Atlantische Oceaan overstaken. Daar, in de wildernis van Noord-Amerika, begon het verbond opnieuw zichtbaar te worden.

Een volk dat zichzelf niet kende, ontving overvloed. Ze bouwden steden waar geen steden waren, velden waar geen velden waren, welvaart uit niets. En bovenal: zij ontvingen en verspreidden het evangelie. In hen werd de belofte vervuld dat Abrahams nageslacht tot een zegen voor de volken zou zijn.

Hosea 1:10 “Op de plaats waar tegen hen gezegd werd: U bent niet Mijn volk – daar zal tegen hen gezegd worden: U bent kinderen van de levende God.”

Dat gebeurde niet in Jeruzalem, maar in een nieuw land. Een land dat niemand als het erfdeel van Israël herkende, maar waar God Zijn volk opnieuw ontmoette. Dezelfde stem die in de woestijn klonk, klonk opnieuw: “U bent Mijn volk.”

En het antwoord van het volk, onbewust maar echt, was: “U bent mijn God.”

Juda en Israël onder één hoofd

Hosea sprak niet alleen over herstel, maar ook over een hereniging die ver voorbij zijn eigen tijd zou reiken. Israël en Juda waren gescheiden koninkrijken, met verschillende tronen en verschillende wegen. Maar God beloofde dat dit niet het laatste woord zou zijn.

Hosea 1:11 “Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël tezamen vergaderd worden, en zij zullen voor zichzelf één hoofd aanstellen; en zij zullen uit het land opkomen, want groot zal de dag van Jizreël zijn.”

Dat is een profetie die nog niet volledig vervuld is. Want sinds de dagen van Jerobeam zijn Juda en Israël nooit meer samengekomen onder één koning. Zelfs na de Babylonische ballingschap keerde slechts een deel van Juda terug. De tien stammen van het noordelijke rijk bleven verstrooid.

Toch zegt God: er komt een dag dat beide huizen samen vergaderd zullen worden. Niet onder twee hoofden, maar onder één. Niet verdeeld in noord en zuid, maar verenigd in één volk. Dat ene hoofd is niemand minder dan de Messias, de Zoon van David, de Koning die eeuwig regeert.

Ezechiël 37:22 “Ik zal hen maken tot één volk in het land, op de bergen van Israël; en één koning zal koning over hen allen zijn; en zij zullen niet meer twee volken zijn, en zich niet meer in twee koninkrijken verdelen.”

De profeten wijzen steeds naar dezelfde toekomst. Een tijd waarin het koninkrijk van David hersteld wordt, niet in politieke verdeeldheid, maar in geestelijke eenheid. Een tijd waarin Juda en Israël samenkomen, gereinigd van hun afgoden, en samen buigen voor hun Koning.

Hosea 3:5 “Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren en de HEERE, hun God, zoeken, en David, hun koning; en bevende zullen zij komen tot de HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.”

Het herstel van Israël is dus niet slechts een terugkeer naar een land, maar de komst van een Koning. Het draait niet om grenzen of stenen muren, maar om een volk dat de HEERE zoekt in het laatste der dagen. En dat volk zal bestaan uit Juda én Israël, samengebracht onder één Hoofd.

De hernieuwde bruiloft

De profetie van Hosea bereikt een hoogtepunt wanneer God spreekt over Zijn volk niet meer als verstoten, maar als opnieuw aangenomen bruid. Wat begon met een scheidbrief, eindigt met een bruiloft.

Hosea 2:19–20 “Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen. Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. Ik zal u in trouw tot Mijn bruid nemen, en u zult de HEERE kennen.”

Dit is de omkering van alles wat verloren leek. Israël was ontrouw geweest, had afgoden nagejaagd en was weggestuurd. Maar God verklaart dat Hij haar opnieuw zal trouwen. Niet tijdelijk, niet voor een generatie, maar voor eeuwig. Dit verbond rust niet op Israëls gehoorzaamheid, maar op Gods eigen trouw.

De namen van Hosea’s kinderen, die eerst een oordeel inhielden, veranderen nu in beloften van herstel. Jizreël, dat verstrooiing betekende, wordt geplant in het land. Lo-Ruchama, geen ontferming, wordt weer omgeven met genade. Lo-Ammi, niet mijn volk, wordt opnieuw mijn volk genoemd.

Hosea 2:23 “Ik zal Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: U bent Mijn volk. En zij zullen zeggen: U bent mijn God.”

Het verbond wordt vernieuwd, de liefde wordt hersteld, en de relatie wordt bevestigd. Het volk dat dacht verloren te zijn, hoort opnieuw de woorden die hen aan het begin gegeven waren: Ik ben uw God, en u bent Mijn volk.

Dat is de deur van hoop in de vallei van Achor. Daar waar oordeel en verlies lagen, opent God een nieuwe toekomst.

Het Koninkrijk dat komt

De profeten zagen vooruit naar een dag waarop oordeel plaats zou maken voor herstel, en verstrooiing voor eenheid. De vallei van Achor, plaats van ellende, zou een deur van hoop worden. Israël, dat niet mijn volk genoemd werd, zou opnieuw zonen en dochters van de levende God heten. Juda en Israël, eeuwenlang gescheiden, zouden één volk worden onder één Koning.

Die Koning is de Messias, de Zoon van David, Jezus Christus. In Hem wordt de bruiloft vernieuwd, het verbond bevestigd en de toekomst geopend.

Hosea 3:5 “Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren en de HEERE, hun God, zoeken, en David, hun koning; en bevende zullen zij komen tot de HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.”

Het laatste der dagen zijn geen duister einde, maar de opmaat naar Gods Koninkrijk. Een rijk van gerechtigheid en vrede, waarin oorlogen ophouden en de aarde rust vindt. Een rijk waarin Israël zijn plaats inneemt als volk van God, en waarin alle volken gezegend worden door het nageslacht van Abraham.

Wat Hosea begon met woorden van oordeel, eindigt in een lofzang van hoop. Het huwelijk dat stuk was, wordt geheeld. Het volk dat verstoten was, wordt opnieuw aangenomen. En de wereld die gebroken was, wordt hersteld onder de heerschappij van de Koning.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogseries

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogseries

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=