Duivels in het Nieuwe Testament
Laten we meer passages lezen waarin het woord “duivel” voorkomt. We zullen ze moeten lezen afgewisseld met de passages over Satan, omdat ze in het Nieuwe Testament moeilijk te scheiden zijn.
Het woord “duivel” in het Nieuwe Testament komt van twee Griekse woorden. Het ene woord is “diabolos” en het andere is “daimonion”, waar wij ons woord “demon” van krijgen – hoewel het in het Engels van 300 jaar geleden met “devil” vertaald wordt. Deze woorden worden in het Nieuwe Testament met “duivel” of “duivels” vertaald.
Mattheüs, hoofdstuk vier, zegt dat Jezus verzocht werd door “diabolos,” en Hij noemde hem “Satan,” of, letterlijk, Zijn “tegenstander”. De begeerten en verlangens van ons vlees zijn een tegenstander voor ons. Zij zijn de tegenstanders die proberen ons op de verkeerde weg te leiden, terwijl wij proberen Gods Woord te lezen en Gods Geest te volgen om op de juiste weg geleid te worden.
Een doctrine van de Farizeeën
Laten we naar Mattheüs vier gaan, na Jezus’ verzoeking door de “duivel”, en Zijn overwinning op die verzoeking:
En Jezus trok rond in geheel Galilea, onderricht gevend in hun synagogen, en predikende het evangelie van het koninkrijk, en genezende allerlei ziekten en allerlei kwalen onder het volk. En zijn roem ging uit over geheel Syrië; en zij brachten tot hem alle zieken, die door verscheiden ziekten en kwellingen bevangen waren, en die van duivelen bezeten waren, en die krankzinnig waren, en die de verlamming hadden; en hij genas hen. Mattheüs 4:23-24
De volgende passage vertelt over een kwelling die veroorzaakt werd door “een duivel”:
“En Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk. En het gerucht van Hem drong door tot in geheel Syrie; en men bracht tot Hem allen, die ernstig ongesteld waren, gekweld door allerlei ziekten en pijnen, bezetenen en maanzieken en verlamden, en Hij genas hen.” Mattheüs 9:32-33
“Maar de Farizeeen zeiden: Door de overste der boze geesten drijft Hij de geesten uit.” Mattheüs 9:34
Wie brengt de leer naar voren dat er een hoofdduivel is? Deze leer komt van de Farizeeën. Dit voorval is ook opgetekend in hoofdstuk drie van Marcus:
“En de schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren, zeiden: Hij heeft Beelzebul, en door de overste der boze geesten drijft Hij de geesten uit.” Markus 3:22
Hier beschuldigen de schriftgeleerden Jezus ervan te handelen in de macht van wat zij noemden een “prins der duivelen”. Dit is weer die leer, dat er een grote bovennatuurlijke duivel is. Jezus antwoordt:
“En Hij riep hen tot Zich en sprak tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan de satan uitdrijven?” Markus 3:23
Lucas elf vertelt ditzelfde verhaal, maar het is een iets langere versie.
“En Hij was bezig een boze geest uit te drijven en deze was stom. En het geschiedde, toen de geest uitgevaren was, dat de stomme sprak. En de scharen verwonderden zich. Doch sommigen van hen zeiden: Door Beelzebul, de overste der boze geesten, drijft Hij de geesten uit.” Lucas 11:14-15
Wij hebben in andere verslagen gezien, dat het de schriftgeleerden en de Farizeeën waren, die deze theorie of doctrine naar voren brachten, dat Jezus door een of andere opperste duivel werkte.
En anderen, Hem verzoekende, zochten van Hem een teken uit de hemel. Maar Hij, hun gedachten kennende, zeide tot hen: Elk koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt te gronde gericht; en een huis, dat tegen een huis verdeeld is, wankelt. Indien ook Satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk standhouden? Want gij zegt, dat ik door Beëlzebub duivelen uitdrijf. En indien ik door Beëlzebub duivelen uitdrijf, door wie doen uw zonen dat dan? Daarom zullen zij uw rechters zijn. Maar als ik met de vinger Gods duivelen uitdrijf, dan is ongetwijfeld het koninkrijk Gods over u gekomen. Lucas 11: 16-20
Jezus geeft aan welke macht het is die de kwellingen van deze mensen wegneemt. Het is Gods macht, die een einde maakt aan de macht van de “duivels” over ieder mens. Maar als u de andere verwijzingen hiernaar leest, zult u zien dat de enigen in het Nieuwe Testament die met de theorie of de leer komen dat er een hoofdman, of vorst, van de duivels is, de schriftgeleerden en Farizeeën zijn of de mensen die tegen Jezus Christus gekant waren.
Verleiding: Natuurlijk – niet bovennatuurlijk
Er zijn nog veel meer verwijzingen naar het uitdrijven van “diabolos,” of deze duivels. We zullen ze niet allemaal lezen omdat het er zo veel zijn. Ze volgen een algemeen patroon van iemand die door iets wordt getroffen en dan komt Jezus of een van de discipelen langs en verdrijft, of dooft, deze kwelling. Dit wordt “het uitdrijven van duivels” genoemd.
“Toen Hij des morgens vroeg op de eerste dag der week opgestaan was, verscheen Hij eerst aan Maria van Magdala, van wie Hij zeven boze geesten uitgedreven had.” Markus 16:9
Daarna verscheen Jezus aan de discipelen en zei tegen hen:
“Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.” 16:17-18
Dus het uitdrijven van duivels, of “diabolos,” zou een teken zijn na de prediking van allen die geloven. Wees een beetje voorzichtig met het letterlijk nemen van sommige van deze dingen. Er staat: “zij zullen slangen oppakken.” Er zijn mensen die geloven dat je ratelslangen kunt oppakken zonder gewond te raken, omdat dat hier staat. Maar de slang hier is een tegenstander. Je zult in staat zijn, je tegenstanders overwinnend te weerstaan. Breng God niet in verzoeking door het oppakken van giftige slangen of door het drinken van carbolzuur of een of ander gif. U zou vallen voor wat Jezus niet viel – Zichzelf neerwerpen omdat God Hem zou redden. Zelfs Jezus, met de kracht die Hij van God had, omdat Hij een mens was, nam geen fysieke risico’s en verleidde God niet. Wees dus voorzichtig met de betekenis van deze verzen. We bestuderen hier geen letterlijke giftige slangen of het drinken van dodelijke dingen, maar eerder figuren van deze dingen. Laten we dus ons gezonde, gewone verstand gebruiken. Laten we oppassen dat we niet bezwijken voor de begeerten van het vlees, de verlangens, de vreemde dingen die in ons opkomen en die niet per se zonde zijn. Maar als we er aan toegeven, zoals Jakobus zegt, dan brengt dat wel zonde.
In de eerste tien verzen van 1 Korintiërs, hoofdstuk tien, verhaalt Paulus van de Israëlitische geschiedenis. Dan herinnert hij de Israëlieten eraan:
“Dit is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt.” 1 Korintiërs 10:11-13
Na de geschiedenis van Israël te hebben gegeven, dat in de woestijn in verzoeking werd gebracht en voor die verzoeking bezweek, waarschuwt Paulus ons om dat niet te doen. Hij wijst erop dat wij in verzoeking zullen komen, zoals alle mensen, maar God geeft ons een uitweg.
“Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij! Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg. Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het een brood is, zijn wij, hoe velen ook, een lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood. Ziet, hoe het gaat bij het Israel naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar? Wat wil ik hiermede dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets is, of dat een afgod iets is? Integendeel, dat hun offeren een offeren is aan boze geesten en niet aan God en ik wil niet, dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten. Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben en aan de tafel der boze geesten.” Corinthiërs 10:14-21
Ik citeerde die lange passage om aan te tonen dat Paulus het over verzoeking had, en hij verwees ernaar als “het aanbidden van afgoden”. Hier, net als in het Oude Testament, worden duivels synoniem gemaakt met afgoden. Zij zijn iets dat men aanbidt wat niet van God is.
Denk nog eens na over deze verzen
Nu ga ik de passages die we aan het begin van deze studie lazen opnieuw citeren en er enkele opmerkingen bij maken. Misschien ziet u nu beter wat die duivel is, dan toen we ze de eerste keer lazen.
In hoofdstuk vier van Efeziërs vertelt Paulus christenen hoe ze moeten handelen:
“Legt daarom de leugen af en spreekt waarheid, ieder met zijn naaste, omdat wij leden zijn van elkander. Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet: de zon mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan; en geeft de duivel geen voet. Wie een dief was, stele niet meer, maar spanne zich liever in om met zijn handen goed werk te verrichten, opdat hij iets kan mededelen aan de behoeftige.” Efeziërs 4:25-28
Merk op dat Paulus zei dat ze moesten ophouden met zondigen. Geef geen plaats aan de duivel of aan de begeerten van het vlees – aan de zonde.
“en een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig, met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, losgekomen uit de strik des duivels, die hen gevangen hield.” 2 Timotheüs 2:24-26
Er had ook kunnen staan dat zij gevangen worden genomen door toe te geven aan de begeerten van het vlees, de strik van de duivel?
“Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.” Hebreeën 2:14-15
Deze duivel heeft de macht van de dood, of brengt de dood. In het Nieuwe Testament is het de zonde die de macht heeft de dood te brengen. Zou in Hebreeën 2:14 gelezen kunnen zijn dat Jezus door de dood de begeerten van het vlees vernietigd heeft? Het zijn de begeerten van het vlees, of het verlangen om te zondigen, die de dood veroorzaken.
In hoofdstuk vier van Jakobus lezen we:
“Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden. Nadert tot God, en Hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen, zondaars, en zuivert uw harten, gij, die innerlijk verdeeld zijt.” Jakobus 4:7-8
Wij moeten de duivel weerstaan, of de begeerten of verlangens van het vlees die tot zonde leiden.
Vernedert u dan onder de machtige hand van God, opdat Hij u te zijner tijd verhoogt:
“Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende, dat aan uw broederschap in de wereld hetzelfde lijden wordt toegemeten.” 1 Petrus 5:6-9
We lezen in Paulus dat alle mensen verzocht worden. Wij hebben dezelfde verdrukkingen. Wat zijn deze verdrukkingen? Ze zijn van de duivel: de begeerten van het vlees.
“wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.” 1 Johannes 3:8
Met andere woorden, wie de zonde doet, geeft plaats aan de begeerten, die de zonde voortbrengen. Christus is geopenbaard om een einde te maken aan de zonde. Hij kwam om de begeerten van het vlees te vernietigen. Een verder bewijs hiervan wordt gevonden in het evangelie van Johannes:
“De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.” Johannes 1:29
Het is het Lam Gods dat de duivel wegneemt, of de vorst van de wereld.
Wat is de prins van de wereld? Wat is datgene wat heerst over de mensen in de wereld? Het is de begeerte van het vlees – een duivel, of DE duivel in hen.
De bron van het kwaad: Bovennatuurlijke duivel, of het hart van de mens?
Hoofdstuk zeven van Marcus bevat nog een lange passage die duidelijk zal maken wat de duivel is die ons verleidt. De schriftgeleerden en de Farizeeën zijn in gesprek met Jezus:
“toen vroegen de Farizeeen en de schriftgeleerden Hem: Waarom wandelen uw discipelen niet naar de overlevering der ouden, maar eten zij met onreine handen hun brood? Maar Hij zeide tot hen: Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban, dat is, offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken,” Markus 7:5-11
Jezus beschuldigde de schriftgeleerden en Farizeeën ervan een valse leer te onderwijzen, namelijk dat als je zondigde, je alleen maar een gift aan de tempel hoefde te geven en je was vrij.
Er zijn vandaag de dag nog van dat soort religies.
“dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen.” Marcus 7:12
Met andere woorden, een gift aan de tempel bevrijdde je van het gehoorzamen van God.
“En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele. En toen Hij de schare wederom tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort allen naar Mij en verstaat wel: Niets, dat van buiten de mens in hem komt, kan hem onrein maken, maar hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat is het, wat hem onrein maakt. Indien iemand oren heeft om te horen, die hore.” Markus 7:13-16
Is deze passage niet vreemd bij de eerste lezing? Jezus heeft zojuist de schriftgeleerden en Farizeeën berispt en hun verwarring verweten door het onderwijzen van een valse leer. Dan draait Hij zich om en zegt dat er niets van buiten een mens is dat hem kan bederven. Is dit een tegenstrijdigheid? Neen!
“En toen Hij van de schare thuis kwam, vroegen zijn discipelen Hem naar de gelijkenis” Markus 7:17
De discipelen begrepen niet helemaal wat Jezus zei. Jezus gaf een antwoord op wat Hij de Farizeeën had verweten: dat zij door hun tradities het Woord van God van geen kracht hadden gemaakt. Laten we verder lezen en we zullen zien dat hoewel een externe kracht (de schriftgeleerden en Farizeeën) het Woord van God konden vernietigen, zij moesten werken aan iets dat in een mens was om die mens van God af te keren.
“En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij zo onbevattelijk? Begrijpt gij niet, dat al wat van buiten in de mens komt, hem niet onrein kan maken, omdat het niet in zijn hart komt, maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.” Markus 7:18-19
“En Hij zeide: Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein.” Markus 7:20-23
Waar komen deze slechte dingen vandaan? Ze komen van de duivel die in ieder mens is: de begeerten van het vlees. Als wij vrij waren van deze begeerten, dan zou geen van de dingen die wij in de wereld zien, en waarvan wij beweren dat zij de verdervers en de verdorvenen zijn, enig effect op ons hebben. Wat is het dat heerst in onze sterfelijke lichamen? Diabolos, de duivel! Daimonion, de lust om te zondigen! Wat is de verleider? Diabolos, daimonion, de lust om te zondigen! Waar zit die? Het is in ons hart! Wat moeten we weerstaan? Diabolos, de duivel, of de lust om te zondigen. Wat veroorzaakt de dood? Diabolos, of de lust om te zondigen. Wat wordt door het woord van God uitgedreven? Diabolos, de duivel, daimonion, of de begeerte om te zondigen! Wat zal vernietigd worden in de opstanding wanneer wij volmaakt gemaakt worden? Het zal de duivel zijn, diabolos, de begeerte om te zondigen, die vernietigd zal worden. Wanneer wij door het vuur van de opstanding komen, zal de duivel (of de begeerte om te zondigen) in dat vuur geworpen en vernietigd worden.
Deze lust zit in het hart van ieder sterfelijk mens. Dit is waar Jezus het over heeft in Markus zeven. Dat is waarom de duivel (meervoud) zo vaak gebruikt wordt in het Nieuwe Testament. Het spreekt over de vele verleidingen, begeerten en zonden die alle mensen overkomen. Dit verklaart hoe deze diabolos, deze duivel, in de hele wereld tegelijk kan zijn en ieder mens in verzoeking kan brengen. Het gaat hier niet om een of ander apart engelenwezen dat vanuit Gods verblijfplaats naar beneden is gekomen en ons afzonderlijk verleidt. Jezus maakt duidelijk, in Markus 7 (misschien wilt u de begeleider hiervan lezen in Mattheüs 15), dat er niets van buitenaf is dat een mens kan verontreinigen. Datgene wat een mens verontreinigt, is reeds in het hart van iedere mens aanwezig. Het is de “duivel” of de begeerten van het vlees.
Er bestaat niet zoiets als een “hoofd” duivel. Dat is een doctrine, zoals we hebben gezien, van de schriftgeleerden en de Farizeeën. Die doctrine wordt nu onderwezen door praktisch elke kerk in Amerika, inclusief veel van wat doorgaat voor het Christendom.
We zouden beter onze eigen aard begrijpen, onze eigen zonde, en onze noodzaak ons te bekeren. Het is het hart in onszelf dat boven alles wanhopig slecht is. Wij hebben Gods Woord nodig om wat WIJ zijn, niet omwille van een ander schepsel. God zij dank dat we dat tot ons laten doordringen. U kunt begrijpen waarom de grote mannen van de Reformatie zoveel schreven en spraken over de zondige en verdorven natuur van de mens, onze eigen vleselijke, duivelse natuur. U kunt ook begrijpen, wanneer we dat soort prediking hebben, hoe we echte bekeringen hebben waar mensen hun eigen zonden zien, berouw hebben en zich bekeren en zich dan voeden met het Woord van God en luisteren naar de roep van Zijn Geest.