Door Pastor Sheldon Emry
Gods Verbondsvolk
In een tijd waarin vele duizenden van Gods volk zich beginnen te realiseren dat wij in gevaar zijn om in gevangenschap te gaan onder vreemdelingen, is het goed dat iemand in hun denken een reden injecteert waarom wij in zulk gevaar zouden kunnen zijn. Ja ik weet het, velen zeggen dat het gevaar van verovering op ons afkomt omdat we onze vijanden hebben vertroeteld, zowel buiten de natie als binnen de natie. Of dat onze vijanden te slecht en sluw zijn, ze overwinnen ons door het gewicht van hun leugens en bedrog. En hun oplossing is meestal een vorm van Paul Revereïsme – maak het volk wakker en vertel het wat er gebeurt; het volk zal in opstand komen en Amerika (en Europe en Australië) redden.
Natuurlijk zullen vele anderen die zich dit realiseren, toegeven dat Amerika, maar ook Noord West Europa, dreigt te worden veroverd. Maar het is niet alleen niet mijn schuld, het is ook niet mijn zorg. Voordat Amerika (Australië en Europa) wordt veroverd of vernietigd, zal ik weg zijn in de Opname. En per slot van rekening is Amerika (Australië en Europa) slecht, en verdient het hoe dan ook vernietiging. De mensen die overblijven, nadat ik in de Opname ben vertrokken, zullen alleen krijgen wat ze verdiend hebben, omdat ze niet in mijn Christus geloofden zodat ze met mij in de Opname konden ontsnappen.
In beide gevallen, degene die weet dat de verovering kan komen, en denkt dat wij die alleen kunnen uitstellen door onze eigen openlijke actie tegen de vijand, en degene die er niet om geeft dat die kan komen omdat hij weg zal zijn; beiden geven in de meeste gevallen de Ene Wereld de macht om de nederlaag van Amerika en landen waar andere Israëlieten zitten, te bewerkstelligen. In het eerste geval geven zij God weinig of geen krediet voor wat er gebeurt. In het tweede geval geven zij God geen krediet voor de mogelijke toekomstige verovering, alleen voor het feit dat Hij een ontsnappingsluik heeft voorbereid voor een handvol mensen. Alle andere gebeurtenissen lijken hen te worden gestuurd door iemand of iets anders dan God.
Dus voor de vele duizenden mensen die nog tamelijk nieuw zijn in de waarheid dat wij Israëlieten zijn, wil ik u laten zien welke rol God speelde in de veroveringen van onze voorouders. Misschien krijg je dan wat meer respect voor Gods deelname aan het huidige dilemma waar wij Israëlieten vandaag de dag voor staan. Kunnen we leren van de geschiedenis van Israël in Gods Woord? Laten we het proberen. Ga naar Rechters 2, en om de situatie van Israël te schetsen: Mozes bracht Israël naar het beloofde land, daarna nam Jozua het over en veroverde het grootste deel ervan. Maar hij, noch zij, verdreven alle Kanaänieten zoals God hen had bevolen. Sommige bleven over.
“En een engel des Heren kwam van Gilgal tot Bochim, en zeide: Ik heb u doen opgaan uit Egypte, en heb u gebracht naar het land, dat Ik uw vaderen gezworen heb; en Ik zeide: Ik zal mijn verbond met u nooit verbreken. En gij zult geen verbond sluiten met de inwoners van dit land; gij zult hun altaren neerwerpen; maar gij hebt mijn stem niet gehoorzaamd; waarom hebt gij dit gedaan? Daarom heb Ik ook gezegd: Ik zal hen niet van voor uw aangezicht verdrijven, maar zij zullen als doornen in uw zijde zijn, en hun goden zullen voor u een strik zijn”. (Rechters 2:1-3).
Onder Mozes werd dit gebod een aantal keren gegeven: voor Israël om de goden van de Kanaänieten niet te aanbidden.
“En het geschiedde, toen de engel des Heren deze woorden tot al de kinderen Israels sprak, dat het volk zijn stem verhief en weende. En zij noemden de naam van die plaats Bochim; en zij offerden daar aan de Here. En als Jozua het volk had laten gaan, gingen de kinderen Israels ieder naar zijn erfdeel om het land te bezitten. En het volk diende de Here al de dagen van Jozua, en al de dagen van de oudsten, die Jozua overleefden, die al de grote werken des Heren hadden gezien, die Hij voor Israël deed.” (Rechters 2:4-7).
Dus de generatie die in deze tijd leefde, toen deze grote dingen werden gedaan, bleef trouw aan God.
“En Jozua, de zoon van Nun, de knecht des Heren, stierf, honderd en tien jaar oud. En zij begroeven hem aan de rand van zijn erfdeel in Timnath-heres, op het gebergte van Efraïm, aan de noordzijde van de heuvel Gaash. En al dat geslacht werd tot hun vaderen verzameld; (dat betekent dat zij allen stierven) en er ontstond een ander geslacht na hen, dat de Here niet kende, noch de werken, die Hij voor Israël gedaan had.” (Richteren 2:8-10). (Rechters 2:8-10).
Dus alle mensen die er onder Jozua’s leiding waren, zijn nu weg; we lezen nu over hun kinderen, en hun kleinkinderen. Laten we wat we nu gaan lezen eens vergelijken met onze eigen geschiedenis. Enige tijd geleden maakte ik een tape getiteld “America Thanked God” (#8125). Het verwees naar onze koloniale voorvaderen die onze onafhankelijkheidsoorlog meemaakten, de hand en het werk van God zagen bij de bevrijding van Amerika en dit publiekelijk erkenden. Ik las van Ezra Stiles en andere mannen, die in hun prediking en in hun spreken aan hun toehoorders erkenden dat God dit liet gebeuren tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog; God liet dit gebeuren; God versloeg daar de vijand; enzovoort. Die generatie van ons volk die de grote werken van God zag aan het begin van deze natie, zou zijn uitgestorven tegen de tijd van onze Oorlog tussen de Staten. De mensen die tien tot vijftien jaar voor de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog waren geboren, zouden tegen 1865 zijn uitgestorven; de meesten tegen 1820-1830. Hier in Rechters hebben we dus een soortgelijke situatie: degenen die leefden tijdens de strijd om Israël als natie in het land te vestigen, zijn nu allemaal weg, en er is een nieuwe generatie.
“En al dat geslacht werd tot hun vaderen verzameld; en er ontstond een ander geslacht na hen, dat de Here niet kende, noch de werken, die Hij voor Israël gedaan had. En de kinderen Israëls deden kwaad in de ogen des Heren, en dienden Baalim: En zij verlieten de Here, de God hunner vaderen, die hen uit Egypteland gebracht had, en volgden andere goden, de goden der volken, die rondom hen waren, en bogen zich voor hen, en provoceerden de Here tot toorn. En zij verlieten de Here, en dienden Baäl en Ashtaroth.” (Rechters 2:10-13).
God had Israël gewaarschuwd dat niet te doen. Of in ieder geval had Hij hun vaders en grootvaders gewaarschuwd. Vergeet niet dat u leest over, en blijft lezen over, Gods uitverkoren volk, Gods eigenaardige volk; een natie van priesters, een heilige natie, volk van het verbond; het volk dat God verkoos om hoog te plaatsen boven alle volken op aarde. Wat deden zij?
“En zij verlieten de Heer en dienden Baäl en Ashtaroth. En de toorn des Heren werd heet tegen Israël, en Hij leverde hen over in de handen van bedriegers, die hen bedierven, en Hij verkocht hen in de handen van hun vijanden rondom, zodat zij niet langer konden standhouden voor hun vijanden. En waar zij ook heengingen, de hand des Heren was tegen hen ten kwade, gelijk de Here gezegd had, en gelijk de Here hun gezworen had; en zij waren zeer benauwd” (Richteren 2:13-15). (Rechters 2:13-15).
Denk daar eens over na! De ene generatie bracht God uit Egypte, zij rebelleerden in de woestijn, en God liet die generatie daar sterven. De volgende generatie bracht God naar Kanaänland, en die generatie floreerde onder Jozua. Maar de volgende generatie rebelleerde tegen God, en God gaf hen over aan hun vijanden, zodat zij door hen werden beroofd en verslagen, en zeer benauwd werden.
“Doch de Here verhief rechters, die hen verlosten uit de hand van hen, die hen bedierven. En toch wilden zij niet naar hun rechters luisteren, maar zij gingen andere goden achterna en bogen zich voor hen; zij keerden zich snel af van de weg, die hun vaderen bewandelden, om de geboden des Heren te gehoorzamen; maar zij deden het niet. En toen de Here hen rechters oprichtte, was de Here met de rechter en verloste hen uit de hand van hun vijanden al de dagen van de rechter; want het berouwde de Here vanwege hun gekerm vanwege hen, die hen verdrukten en kwelden”. (Rechters 2:16-18).
Het waren blijkbaar klagers. Ze kwamen in moeilijkheden door hun eigen zonde en ongerechtigheid. Toen ze vervolgens onder controle van vreemdelingen kwamen, werden ze bestolen en natuurlijk kreunden ze.
“En het geschiedde, toen de rechter dood was, dat zij terugkeerden, en zich meer verdierven dan hun vaderen, door andere goden te volgen, om die te dienen, en zich voor hen neer te buigen; zij hielden niet op met hun eigen daden, noch met hun koppige weg”. (Rechters 2:19).
Ik herinner u er nogmaals aan, en houd dit in gedachten terwijl u Rechters leest: dit zijn uw vaders in ISRAËL! De Izaäk-zonen. U leest dit om te leren over wie het einde van de wereld komt, om Gods aandeel in het wel en wee van Israël te leren kennen. Ik stel voor dat u, terwijl u dit bestudeert, nadenkt over wat voor soort mensen deze Israëlieten zijn. Er zijn mensen die zich identiteitspredikers noemen, die voortdurend leren dat wij Israëlieten een superieur volk zijn; dat al onze problemen worden veroorzaakt door de vreemdelingen onder ons, en als zij ons aan ons lot zouden overlaten, zouden wij een superieure beschaving hebben.
Maar God zei van deze Israëlieten dat het hun fout was dat zij niet ophielden met hun eigen daden, noch met hun koppige wegen. U ziet, het is niet noodzakelijk waar dat als het nu alleen Israëlieten waren, dat wij beter zouden zijn dan zij, tenzij wij moreel beter zijn geworden dan onze koppige, zondige voorouders. Ik vraag me af of dat ook niet ons probleem is? Wij houden niet op met onze eigen daden, en met onze eigen koppige manieren.
“En de toorn des Heren werd heet tegen Israël, en Hij zei: Omdat dit volk mijn verbond, dat Ik hun vaderen geboden heb, overtreden heeft, en niet naar mijn stem geluisterd heeft, zal Ik ook van nu af aan niemand van de volken, die Jozua bij zijn dood verlaten heeft, voor hun aangezicht uitdrijven: Opdat ik door hen Israël beproef, of zij de weg des Heren bewandelen, zoals hun vaderen die bewandelden, of niet. Daarom verliet de Here die volken, zonder hen overhaast te verdrijven; noch leverde Hij hen over in de hand van Jozua.” (Rechters 2:20-23).
Aan het begin van het boek Jozua werd ons verteld dat wanneer Jozua en de Israëlieten een stad veroverden, zij iedere levende ziel onder de Kanaänieten moesten doden. Ze moesten niemand in leven laten. Dat ging door tot aan het einde, en toen zei God dat Hij daar een eind aan zou maken, en deze mensen daar zou laten, blijkbaar om Israël op de proef te stellen.
Ik vraag me af of u hebt nagedacht over de waarschijnlijkheid dat wij Kanaänieten onder ons hebben, om ons te testen; om ons te bewijzen; om te zien of we ons tot de God van Israël zullen wenden, of dat we ons zullen wenden tot die valse godsdienst van de oude Kanaänieten.
“Dit zijn de volken die de Here heeft achtergelaten om Israël door hen te bewijzen, zovelen van Israël die de oorlogen van Kanaän niet kenden. (Rechters 3:1).
Dit is een nieuwe generatie Israëlieten en zij hebben in geen enkele oorlog gestreden. De
oorlogen waren voorbij voordat zij geboren waren.
“Alleen opdat de geslachten der kinderen Israëls zouden weten, om hun den oorlog te leeren, althans zooals zij die tevoren niet kenden.” (Rechters 3:2).
Het ware geloof in God is dat Hij de toekomst bestuurt, maar dat betekent niet dat het een geloof van pacifisme is, of een geloof van nietsdoen, of van niet vechten voor huis en haard. Hier vinden we dat God deze Kanaänieten onder onze voorouders liet, en Hij zei dat Hij ze daar liet om de komende generatie te leren oorlog te voeren. Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat er onder ons nog mensen zijn die ons uiteindelijk ook oorlog zullen leren. Hij somt ze op in het volgende vers.
“Vijf heren der Filistijnen, en al de Kanaanieten, en de Sidoniërs, en de Hivieten, die op den berg Libanon wonen, van den berg Baäl-hermon tot aan den ingang van Hamath. En zij moesten Israël door hen bewijzen, of zij naar de geboden des Heren zouden luisteren, die Hij hun vaderen door de hand van Mozes geboden had. En de kinderen Israëls woonden te midden van de Kanaänieten, Hettieten, Amorieten, Perizzieten, Hivieten en Jebusieten”. (Rechters 3:3-5).
Kijk dan wat ze deden:
“En zij namen hun dochters tot hun vrouwen en gaven hun dochters aan hun zonen en dienden hun goden. En de kinderen Israëls deden kwaad in de ogen des Heren, en vergaten de Here, hun God, en dienden Baälim en de boomgaarden”. (Rechters 3:6-7).
Hier zijn onze nobele voorouders weer bezig!
“Daarom werd de toorn des Heren heet tegen Israël, en Hij verkocht hen in de hand van Chushanrishathaim, koning van Mesopotamië; en de kinderen van Israël dienden Chushanrishathaim acht jaar.” (Richteren 3:8). (Rechters 3:8).
Let op waar ik de titel vandaan heb! GOD VERKOOPTE ZE! Dat moet een vernederende zin zijn. Het impliceert bijna dat Hij een soort betaling kreeg voor deze kinderen van Hem. Denk aan het verschil hier tussen een ouder en een kind. Je hebt gelezen over gevallen waarin een ouder of beide ouders hun kind ter adoptie hebben afgestaan; ze hebben het weggegeven. Er waren misschien moeilijke omstandigheden, en ze gaven het kind aan familie of vrienden en zeiden: “Ik kan het niet opvoeden”. Als we zo’n verhaal horen, hebben we meestal enige sympathie voor de ouder.
Maar af en toe horen we van ouders die hun kinderen hebben verkocht en er geld voor hebben gekregen. Ze hebben ze eigenlijk aan iemand anders verkocht, en weet je, we hebben geen enkele sympathie voor die ouder, ongeacht de omstandigheden. Ze hebben geld aangenomen voor hun eigen kinderen; ze hebben ze verkocht. Toch is dat de uitdrukking die God gebruikt voor Zijn eigen handelen bij het wegdoen van Zijn kinderen: het Huis Israël. Impliceert het een slechte God? Of impliceert het slechte kinderen. Slechte kinderen, zo slecht dat een ouder ze zou verkopen om ze kwijt te raken. Dan moeten ze wel heel slecht zijn. In Deuteronomium 21 staat een wet over dit soort kinderen, die zo slecht zijn dat een ouder ze volgens de wet kan wegdoen. De meeste mensen van vandaag zouden dit niet weten. Dit is Gods wet over opstandige kinderen.
“Indien iemand een koppige en weerspannige zoon heeft, die de stem van zijn vader of de stem van zijn moeder niet gehoorzaamt, en die, wanneer zij hem gestraft hebben, niet naar hen luistert” (Deuteronomium 21:18).
Vergeet niet dat God hen in gevangenschap had gebracht en hen gekastijd had. Ze kwamen uit de gevangenschap en deden dezelfde dingen opnieuw.
“Dan zullen zijn vader en zijn moeder hem vasthouden en hem naar de oudsten van zijn stad en naar de poort van zijn plaats brengen; en zij zullen tot de oudsten van zijn stad zeggen: Deze onze zoon is koppig en opstandig, hij wil onze stem niet gehoorzamen; hij is een veelvraat en een dronkaard. En alle mannen van zijn stad zullen hem met stenen stenigen, opdat hij sterft; alzo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen; en geheel Israël zal horen en vrezen.” (Deuteronomium 21:19-21).
Denk hierover na vanuit uw ervaring met uw eigen kinderen en anderen. Een kind moet wel extreem slecht zijn voordat u zoiets zou doen. En toch staat God de ouders toe, en legt Hij ze in de macht, om ervoor te zorgen dat hun kind door de burgerlijke autoriteiten, of de natie, ter dood kan worden gebracht als dat kind onverbeterlijk is. We hebben wetten in dit land over onverbeterlijke kinderen. We brengen ze niet ter dood, maar de staat is bevoegd om kinderen bij hun ouders weg te halen. Ik denk dat dit iets zegt over de slechtheid van deze Israëlieten. God zegt dat Hij ze in gevangenschap verkocht! Dus nu, in Rechters 3, waren ze acht jaar lang in gevangenschap verkocht.
“En toen de kinderen Israëls tot de Here riepen, verwekte de Here een verlosser voor de kinderen Israëls, die hen verloste, zelfs… Othniel, de zoon van Kenaz, Kalebs jongere broer. En de Geest des Heren kwam op hem, en hij richtte Israël, en trok ten oorlog; en de Here leverde Chushanrishathaim, koning van Mesopotamia, in zijn hand; en zijn hand overwon Chushanrishathaim. En het land had veertig jaar rust. En Othniël, de zoon van Kenaz, stierf.” (Rechters 3:9-11).
Dus dat was acht jaar gevangenschap, en daarna veertig jaar vrijheid en vrede. Wat gebeurde er daarna?
“En de kinderen Israëls deden weer kwaad in de ogen des Heren; en de Here versterkte Eglon, de koning van Moab, tegen Israël, omdat zij kwaad hadden gedaan in de ogen des Heren”. (Rechters 3:12).
Hier wordt een nieuwe gedachte geïntroduceerd. In het verleden was er alleen de specifieke verklaring dat Israël in gevangenschap was verkocht. Nu is het feit toegevoegd dat God daadwerkelijk een vijand van Israël heeft versterkt.
“En hij verzamelde de kinderen van Ammon en Amalek tot zich, en ging heen en sloeg Israël, en bezat de stad der palmbomen. Zo dienden de kinderen Israëls Eglon, de koning van Moab, achttien jaar.” (Rechters 3:13-14).
Als een nabije vijand van Israël niet sterk genoeg was, en God wilde hen in gevangenschap brengen, dan zou de Almachtige God die vijand blijkbaar versterken en dan zouden zij Israël in slavernij brengen.
“Maar toen de kinderen Israëls tot de Here riepen, verhief de Here hen een verlosser, Ehud, de zoon van Gera, een Benjamiet, een man die linkshandig was; en door hem zonden de kinderen Israëls een geschenk aan Eglon, de koning van Moab.” (Richteren 3:15).
Vervolgens wordt verteld hoe zij werden bevrijd, door Ehud die vreemde koning te vermoorden. Maar het was natuurlijk Gods verlosser die werd opgewekt.
“En Ehud ontsnapte, terwijl zij bleven, en ging voorbij de steengroeven, en vluchtte naar Seirath. En het geschiedde, toen hij gekomen was, dat hij op de berg van Efraïm op een bazuin blies, en de kinderen Israëls daalden met hem af van de berg, en hij vóór hen. En hij zeide tot hen: Volg mij, want de Here heeft uw vijanden, de Moabieten, in uw hand overgegeven. En zij daalden achter hem aan, en namen de Jordaanovergangen naar Moab, en lieten niemand overgaan. En zij doodden van Moab te dien tijde ongeveer tienduizend man, allen lustig en alle mannen van heldenmoed; en er ontkwam geen man. Zo werd Moab die dag onderworpen onder de hand van Israel. En het land had rust gedurende veertig jaar. En na hem kwam Sjamgar, de zoon van Anath, die van de Filistijnen zeshonderd man doodde met een ossengeit; en ook hij verloste Israël”. (Rechters 3:26-31).
Tachtig jaar rust en vrede, en nu hebben deze vrome en nobele voorouders van ons hun lesje wel geleerd. Zij zijn immers Adamieten, en dus veel intelligenter dan alle andere rassen op aarde. En volgens sommige predikers zijn deze Adamitische Israëlieten de geestelijke zonen van God, die nu in het vlees wonen, en zij werden naar deze aarde gezonden om haar te reinigen en erover te heersen. Zeker zal hun geestelijke voortreffelijkheid, hun hemelse afkomst, naar voren komen, en zij zullen nu laten zien uit welk hout zij gesneden zijn. Deze hemelse zonen van God zullen zeker niet weer dezelfde fout maken. Of toch wel?
“En de kinderen van Israël deden weer kwaad in de ogen van de Heer, toen Ehud dood was. En de Here verkocht hen in de hand van Jabin, koning van Kanaän, die te Hazor regeerde; de aanvoerder van zijn heir was Sisera, die in Harosheth van de heidenen woonde. En de kinderen Israëls riepen tot de Here, want hij had negenhonderd strijdwagens van ijzer, en twintig jaar heeft hij de kinderen Israëls zwaar onderdrukt. (Rechters 4:1-3).
Tachtig jaar vrijheid voor twee generaties en dan de volgende in slavernij.
“En Debora, een profetes, de vrouw van Lapidoth, oordeelde over Israël in die tijd. En zij woonde onder de palmboom van Debora tussen Rama en Bethel op het gebergte Efraïm; en de kinderen Israëls kwamen tot haar om recht te spreken.” (Rechters 4:4).
Wat volgt is het langste verhaal van hun bevrijding. We gaan niet specifiek kijken naar de bevrijdingen. Dit is een les over waarom Israël in gevangenschap gaat en wie hen daar brengt. U kunt echter de rest van het verhaal lezen, want als er vrouwenliefhebbers onder u zijn, zult u ontdekken dat toen Debora werd geroepen om Israël te bevrijden, zij een man ging zoeken om het leger te leiden. Er waren geen vrouwelijke generaals in Israël. God gebruikte Debora om Israël te oordelen, en Hij liet ook Sisera doden door de hand van een andere vrouw, wat natuurlijk werd gedaan om de vijand te beschamen, dat zij door vrouwen werden gedood en verslagen.
“Laat dan al uw vijanden omkomen, Heer, maar laat hen die Hem liefhebben, zijn als de zon wanneer hij in zijn macht optrekt. En het land had veertig jaar rust.” (Rechters 5:31).
Nu moet dit genoeg zijn, met al de veroveringen, en dan de wonderbaarlijke bevrijdingen. Hoe kan zo’n heerlijk ras als Israël, dezelfde fout blijven herhalen?
“En de kinderen Israëls deden kwaad in de ogen des Heren; en de Here leverde hen zeven jaar over in de hand van Midian.” (Rechters 6:1).
Begint u te vermoeden dat Israël alleen een vrij en onafhankelijk volk kan blijven als het God gehoorzaamt? Laten we eens wat lezen over wat God hun vaderen via Mozes vertelde, toen Hij hun de Wet gaf over vrijheid, of gevangenschap en slavernij. Het eerste deel van Leviticus 26 vertelde Israël hoe zij gezegend en in vrijheid gehouden zullen worden en hun vijanden zullen kunnen vernietigen, wanneer zij Gods inzettingen en oordelen gehoorzamen. Maar omdat het erop lijkt dat ze dat nog niet in enige mate hebben gedaan, laten we het gedeelte lezen waarin God hun belooft (en vergeet niet dat dit een belofte is) dat er bepaalde dingen zullen gebeuren als ze niet gehoorzamen.
“Maar indien gij niet naar Mij zult luisteren en al deze geboden niet zult doen; en indien gij mijn inzettingen zult verachten, of indien uw ziel mijn oordelen verafschuwt, zodat gij niet al mijn geboden zult doen, {maar} dat gij mijn verbond verbreekt: Ook dit zal ik u doen.” (Leviticus 26:14-15).
Dit is niet een geval waarin God zegt dat als u zich niet aan mijn wet houdt, u verschrikkelijke dingen kunnen overkomen. Dit is een positieve uitspraak. God zegt: “Ik, de almachtige God, zal dit met u doen.”
“Ik zal ook dit met u doen; Ik zal zelfs schrik, consumptie en de brandende kwelling over u stellen, die de ogen zal verteren, en verdriet van hart zal veroorzaken; en gij zult uw zaad tevergeefs zaaien, want uw vijanden zullen het eten. En Ik zal Mijn aangezicht tegen u zetten, en gij zult gedood worden voor uw vijanden; die u haten, zullen over u heersen; en gij zult vluchten, wanneer niemand u achtervolgt.” (Leviticus 26:16-17).
Wij zijn die mensen van het Boek. Wij zijn het volk waarover de Bijbel geschreven is, en het volk aan wie de Bijbel geschreven is. Wij zijn de nakomelingen van het volk dat deze wet kreeg, en God zei tegen onze vaderen: “Als jullie mijn wet niet gehoorzamen, zal ik dit doen!” En het omvatte zulke vreemde dingen als het sturen van ziekte op hen.
“En gij zult uw zaad tevergeefs zaaien, want uw vijanden zullen het eten.” (Leviticus 26:16).
Heb je je ooit afgevraagd hoe deze vreemde situatie zich hier heeft ontwikkeld, waar we graan verbouwen in Amerika en Australië, en dan wordt het verkocht en geleverd aan onze vijanden en zij eten het, en dan annuleert onze regering het geld dat ze ervoor verschuldigd zijn, en ze krijgen het gratis. Nu, ik wed dat je dacht dat dit allemaal werd uitgevoerd door verraders; door vijanden in onze eigen regering die ons verraden hebben en de communisten hebben geholpen. Nou, de Bijbel zegt dat de Almachtige God dat ging doen. Ja, ik denk dat deze mannen instrumenten in Gods hand zijn, maar het is de Almachtige God die ons graan naar onze vijanden stuurt, en zij eten het op.
“En Ik zal mijn aangezicht tegen u richten, en gij zult gedood worden voor uw vijanden; die u haten, zullen over u heersen” (Leviticus 26:17).
Uit de woorden van Jezus Christus en de schrijvers van de brieven in het Nieuwe Testament kunnen wij opmaken dat de wereld Gods volk zou haten vanwege Jezus Christus; zij zouden hen haten omdat zij Israëlieten waren, Gods uitverkoren volk. Als u een lijst maakt van de mensen die over u regeren in uw lokale regering, staatsregering en federale regering, zult u niet één op de honderd gekozen functionarissen vinden die oprechte gelovigen in Jezus Christus zijn. In feite zult u duizenden, en tienduizenden, in posities van heerschappij over u vinden die Christus haten.
Christus vertelde ons dat ze ons zouden haten omdat ze Hem eerst haatten. God zei tegen Israël: “Als u niet gehoorzaamt, zullen zij die u haten over u heersen”. De antichristen haten de christenen, en ons ras, de Israëlieten, en zij heersen over ons. Dat is waar God deze mensen destijds voor waarschuwde, en deze mensen waren onze voorvaderen die deze vloek over zich heen kregen. In Deuteronomium 28, een langer hoofdstuk dan Leviticus 26, maar grotendeels hetzelfde, belooft God aan het begin, dat als onze Israëlitische vaderen de Heer God Almachtig gehoorzaamden, Hij hen en hun gewassen en hun akkers en hun werk en hun gezin zou zegenen met veel kinderen, en hun gezondheid zou geven. En in vers 13 gaat het verder:
“En de Heer zal u het hoofd maken, en niet de staart; (met andere woorden, u zult de heerser zijn, niet de gevangene) en gij zult alleen boven zijn, en gij zult niet beneden zijn; indien gij luistert naar de geboden van de Heer, uw God, die ik u heden gebied, om ze in acht te nemen en te doen.” (Deuteronomium 28:13-14).
Het gaat hier echter om de laatste 75% van dit hoofdstuk, want dat is ook een belofte. Ik kan dat niet genoeg benadrukken! Gods belofte om Israël in gevangenschap te brengen wanneer zij ongehoorzaam waren aan Zijn Wet, is even zeker als Zijn belofte om hen vrij, gezond en welvarend te houden wanneer zij Zijn Wet gehoorzaamden.
“Maar het zal geschieden, indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, om al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden gebied, in acht te nemen, dat al deze vloeken over u komen en u overvallen.” (Deuteronomium 28:13-14).
En dan somt Hij alle vervloekingen op die hen zouden overkomen; ze zouden hun oogst verliezen; ze zouden zelfs hun kinderen verliezen; ze zouden ziek en ziek worden.
“De Here zal u doen slaan voor uw vijanden; gij zult één weg tegen hen uitgaan, en zeven wegen voor hen vlieden; en gij zult weggevoerd worden in alle koninkrijken der aarde”. (Deuteronomium 28:25).
We zijn zogenaamd op een tiental verschillende manieren tegen onze vijanden opgetrokken in Zuidoost-Azië, en we zijn dat land daadwerkelijk ontvlucht. Men zei dat het kwam door verraad in de regering. Ik probeer u te laten zien dat de Almachtige God zei dat Hij deze dingen zou laten gebeuren als we Zijn wetten, voorschriften en oordelen niet zouden gehoorzamen.
“De vreemdeling die in u is, zal zich boven u zeer hoog verheffen, en gij zult zeer laag neerkomen. Hij zal u lenen en gij zult hem niet lenen; hij zal het hoofd zijn en gij zult de staart zijn.” (Deuteronomium 28:43-44).
Hoe zou deze vijand, deze vreemdeling in het land van Israël, verovering op Israël krijgen? Door schuldslavernij! “Hij zal u lenen, en gij zult hem niet lenen.” Je zou een vergelijking kunnen maken met deze natie van vandaag, en bedenken wie het is die de bankinstellingen beheert, en het heerschappij over ons heeft verkregen, door ons in ons eigen land in schuldslavernij te brengen. We geven hen de schuld, en we klagen hen aan, en we denken dat we kunnen opstaan en hen uitdrijven. Maar als we Gods wet lezen, zullen we ontdekken dat dit God is die zijn belofte aan Israël nakomt!
Ik word er vaak van beschuldigd een negatieve prediker te zijn. Ze zeggen, “Oh Pastoor Emry, je preekt te veel over problemen. Je preekt over de Roden die oorlogen tegen ons voeren en zelfs over ons heersen. Je zou moeten praten over goede dingen, mooie dingen, de zegeningen van God.” Nou, ja, dat zou ik moeten doen. Maar toen ons volk in opstand kwam tegen God in de oudheid, wat kwamen de profeten hen toen vertellen? Vertelden ze hen alleen over de toekomstige glorie van het koninkrijk. Nee, ze vertelden hen: “Keer u om en gehoorzaam God, anders zal God u brengen wat Hij in zijn wet heeft beloofd. U zult de gevolgen ondervinden.”
Nu is dat negatieve prediking volgens de meeste mensen. Maar weet je, de helft van de wet is positief en de andere helft is negatief. Wij horen graag de positieve dingen, de zegeningen; we willen niet de negatieve dingen horen, de vervloekingen. En dat deden onze oude vaders ook niet. Wat zou u liever doen? Wil je liever de wet horen en je bekeren, of wil je het liever ervaren? God schreef deze dingen in zijn woord ter lering voor ons, over wie de einden der eeuwen komen; dit zijn onze vaderen waarover Hij schrijft. God heeft ons dit verslag van de geschiedenis gegeven opdat wij zouden ontdekken dat Hij Zijn belofte aan Israël houdt, zelfs de belofte van het oordeel bij ongehoorzaamheid.
Ik ga in deel 2, als God het wil, verder met Rechters 6 over de gevangenschap waar God Israël voor zeven jaar in de hand van Midian overleverde. Dat was de gevangenschap waaruit zij door Gideon werden bevrijd, hoewel we natuurlijk zullen ontdekken dat het een bevrijding door de Almachtige God was. Ik herhaal nog eens, en laat dit diep in uw bewustzijn zinken, vooral bij hen die vrij nieuw zijn in deze waarheid dat wij de Israëlieten zijn, dat tegen de tijd dat u deze studie van dit gedeelte van de Schrift samen met de rest van de Schrift maakt, u zult beseffen dat Israël nooit een vrij en onafhankelijk volk kan blijven, tenzij in gehoorzaamheid aan Gods Wet. Zij moeten zich bekeren en God gehoorzamen, of anders zal de Almachtige God zelf hen onder slavernij van vreemde volkeren plaatsen totdat zij zich bekeren en om bevrijding roepen. We hebben geen andere keuze.
Toen u nog dacht dat wij slechts heidenen waren, toen u nog niet wist dat wij Israëlieten waren, nam u misschien aan dat wij onze vrolijke gang konden gaan en wat goeds en wat kwaads konden hebben, maar als wij maar vochten en ons op de een of andere manier verzetten, konden wij vrij blijven. Neen! Israël kan nooit vrij en uit de slavernij blijven, behalve als God het wil, door hun gehoorzaamheid aan Zijn Wet, en dat zal doorgaan tot in de eeuwigheid. Dank God dat Hij door het vergoten bloed van Jezus Christus de weg heeft gebaand, waar wij in het Koninkrijk zullen gehoorzamen en vrijheid zullen hebben en onze God zullen dienen in waarheid en gerechtigheid.






