Het Volk en de Ware Erfgenamen
Wie is nou “Het Volk” waar ik steeds over schrijf? In deels heb ik het al over hun gehad, nl, de Kelten. Die zijn in een zekere zin het ‘volk van het Boek’, d.w.z.., de Bijbel. De Bijbel gaat hoofdzakelijk over een volk. Alle andere volkeren worden alleen in het Bijbel verhaal gezet in verband met dit uitzonderlijke volk.
Dit uitzonderlijke volk wordt onder een teeltkeus behandeling gezet van het begin tot het einde van het Bijbel verhaal. Dat houdt in dat sommige takken er afvallen of er af worden gesneden onder Gods doen en toezicht. Op den duur kunnen ze zich wel weer eens breed uitbreiden maar het ‘dienaar tak’ daarvan is redelijk beperkt. Daarom, ook al was Abraham een Chaldeeër, niet alle Chaldeeërs konden deelnemen in de beloften die uitgezonderd waren voor zijn nakomelingen. Hij was dus een Kelt maar niet alle Kelten waren zijn nakomelingen. Wij weten ook dat de teeltkeus die op zijn geslacht werd toegepast vernauwd is tot afstammelingen in een rechte lijn tot Jakob en zijn nageslacht dat we als Israël kennen. Nu snapt u hopelijk dat dit niets met Joden te maken heeft.
Ik heb dus aangetoond dat de Kelten allemaal bloedverwanten zijn van Abraham en dus ook van Israël. Ik heb ook aangetoond dat de Joden niet Israëlieten zijn maar wellicht is het best mogelijk dat enkele echte Israëlieten het Joodse geloof hebben aangenomen (b.v. Elizabeth Taylor) net zoals sommige blanken Boeddhisten zijn geworden. Dus nu we weten wie de Israëlieten niet zijn, is het tijd om te zien wie ze wel zijn.
Schriftelijk gezien is het juist herkennen van echte Israël van uiterst belang want we lezen in Mattheus 15.24 dat Jezus het nodig vond. Zo nodig zelfs dat hij dit zei, “IK ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls.” Ondanks wat de kerken zeggen, nl., dat Jezus gezonden was voor alle mensen, beweerd Jezus een andere zending. Zijn werk was alleen voor de verloren schapen van Israël. Dat was Zijn roeping aldus deze uitspraak en geen enkele van Jezus z’n uitspraken kan men lichtelijk beschouwen. Het was van groot belang, dus is het van groot belang dat we de echte Israëlieten vinden.
Onze speurtocht begon met Abraham en we zagen dat hij een Kelt was, dus is het van zelfsprekend dat de Israëlitische tak uit een Keltische tak groeide. Eén van de voorvaders van de Keltische Israëlieten was Heber van Genesis 10, van waar de uitdrukking, ‘Hebreeuw’ komt. In de oude Fenicisch Hebreeuwse taal betekend Heber, ‘’kolonisator’. De blanke Europeanen staan bekent voor hun koloniserende ijver. Een volk of een ras is herkenbaar door zijn streken of karakter trekken. Daarvoor zei Jezus in Mattheus 7:15-20 dat een volk herkenbaar is door zijn daadwerken, oftewel, zijn vruchten. Van Portugal tot Rusland toe waren wij het kolonisator volk, het Heber-volk. Afwijkingen van de naam Heber komen we tegen in vele aardrijkskundige voornamen in Europa zoals de ‘Ebro Rivier’ in Spanje of ‘Iberisch Schiereiland’ voor Spanje en Portugal. Ook de oude benaming van Ierland bevat de naam Heber, Eber, Iber, in de vorm van Iberne. De Romeinen hadden het veel later gelatiniseerd tot Hibernai, en nog later tot Hibernia, en dus betekend het niet Winterland zoals de snuggere deskundigen dat nu beweren.
In de oudheid werkten vele Hebreeuwse waaghalzen samen met geldzuchtige Kanaänieten. Tezamen bouwden ze een van de eerste grote handelsmachten, een soort VOC uit de oudheid dat het gehele Middellandse Zee gebied aantaste. Volgens sommige geschiedkundigen was dit handelsrijk zo groot dat het zelfs buitenposten had in Australië. Wij kennen dit rijk als, Fenicië. De twee volksgroepen die het opbouwden waren verschillend in uiterlijk en in daad. Een groep stond bekent als de Roodharige Feniciërs, degenen die net als koning David, roodachtig waren en dus het Hebreeuwse gedeelte, de waaghalzen. De Kanaänieten waren de kooplieden. Het woord Kanaän betekent trouwens, venten, beuzelen, handelaar, kooplui. Deze handelsklasse noemde zichzelf de “Chanai” dat een afwijking is van het woord ‘Kanaän’. in hun dialect.
Aan de andere kant, de roodharige Feniciërs noemden zichzelf de Barat Feniciër. Volgens de Bijbel maakte God een uitzonderlijk verbond met Abraham en zijn nakomelingen en daardoor is er sprake van een ‘verbondsvolk’. Het woord Barat komt van het Hebreeuws, B’rt, dat met medeklinkers ingevoegd volgens verschillende dialecten, verschijnt als. Ber’th, Brith, Bret, Bri’t, Brit, Par’th. Parth, Par’t en Barat, in elk geval betekent het, ‘Verbond’. Het is duidelijk daarom dat de roodachtige Feniciërs zichzelf herkenden als mensen van het verbond. Vele aardrijkskundige streken hadden, en sommige hebben nog steeds, afwijkingen van het woord Barat in hun naam zitten, zoals; Parthië (waar nu ongeveer Irak zit), ook in Bretagne in Frankrijk, of in Groot Brittannië (oorspronkelijk Baratana, land der Verbond) en Bruttium (een voormalige streek in Italië). Een overzicht van deze namen op een landkaard geeft een beeld van een volkstocht met vele nederzettingen die gesticht zijn geweest door Hebreeuwse kelten uit de oudheid. Ze waren de bloedverwanten van Abraham en zijn nakomelingen, de echte Israëlieten.
Eerder had ik het er over hoe de Assyriërs vrijwel de gehele echte Israël bevolking hadden verdreven uit hun thuisland op enkele verdedigde steden na. Bijna twee duizend jaar lang waren de Geleerden, leerstoelen godsdienstige instellingen, en een kliek vol overheidserkende deskundigen het spoor bijster van de zogenaamde ‘Verloren stammen van Israël’. De overheersende gedachtegang van de godsdienstonderwijzers en godgeleerden is en was dat deze stammen zich gewoon inmengden met andere volkeren en werden daarin opgenomen totdat ze niet meer te herkennen waren. Deze gedachtegang beschouwen ze bijna allemaal als een waarheid ondanks geen enkel bewijs voor zo’n houding. Wat zegt dit van onze godgeleerden? (A) ze zijn sukkelaars of (B) bedriegers of (C) hoeren… want deze mensen beweren dat ze Bijbel deskundigen zijn. Welnu, de Bijbel vertelt dat de verloren stammen niet opgenomen werden in andere rassen en dus spreken de godgeleerden al de Bijbelse beloften er verbonden tegen, die zeggen dat de stammen nooit op die wijze zullen worden opgenomen. De Heilige Schrift vertelt dat allebei de noordelijke en zuidelijke Israëlitische koninkrijken afgevoerd werden, op enkele steden na, door de Assyriërs tussen 740-710 v.Chr. Later werden de nakomelingen van die overgebleven steden afgevoerd door de Babyloniërs. Toen de Babylonische ballingschap over was gingen er maar 50.000 Israëlieten terug naar hun thuisland. Men rekent dat ergens tussen de 3 tot 6 miljoen Israëlieten uit hun thuisland werden verdreven door de Assyriërs en nooit wederkeerden.
Gedurende de afgelopen anderhalve eeuw hebben oudheidkundigen Asyrische klei aantekeningen over de Israëlitische ballingschap opgegraven en de vindingen daarvan uitgegeven. Deze oude klei verslagen, nu bewaard in het Britse Museum, zijn een sleutel tot oplossing. Dit doen ook de oude Asyrische wandbeelden die een goed overzicht geven van hoe de Israëlieten werden terneergeslagen, hun steden vernietigd en hoe de verdrijving geschiede onder de Assyriërs. De Asyrische veldslagen werden gemaakt op klei tabletten geschreven. Die over de Israëlische ballingschap gaan, werden gevonden in de opgravingen van de Koninklijke Asyrische Bibliotheek van Ninevé in 1850 n. Chr.. Ze werden vertaalt en daarop uitgegeven in 1930 door hoogleraar Leroy Waterman van de Universiteit van Miohigan, VSA. De tabletten werden gevonden in een volledige wanorde. Honderden tabletten waren van gemengde vermeldingen hoofdzakelijk over staats zaken. Om deze reden, en het feit dat de Assyriërs de Israëlieten onder andere namen kenden gedurende de tijdperk van hun ballingschap, trok men niet zo veel aandacht aan ‘de sleutels tot oplossing’ die in deze tabletten zaten. Toch zaten er veel sleutels tot oplossing in deze vermeldingen. Vooral die gemaakt werden rondom 707 v.Chr. geven belangrijke bijzonderheden die het lot van de verdreven Israëlieten helder maakt tijdens hun streven om hun verbanningsstreken te verlaten. Deze tabletten zijn de ontbrekende schakels nodig om de huidige nakomelingen van de verloren stammen des Israëls te vinden.
Zoals eerder verklaard, de voorvaders van de Israëlieten waren de Chaldeeërs, of we kunnen ook zeggen, oerkelten. Straks zal ik aantonen dat de Israëlitische tak daarvan uiteindelijk de Goten en Saksen werden. Als dat het geval is, dan houdt dit in dat de Gotische inval van Europa, dat al door Kelten was bezet, niet een zaak was van een nieuw ras overval maar gewoon het samenkomen van hetzelfde volk. Er was helemaal geen sprake van een vermenging van verschillende rassen.
Maar voordat we beginnen met het vertalen van de klei tabletten is het belangrijk om weer een overzicht te geven van het begin tijd van Chaldea.
Het land staat ook bekent als Sumerië en net als met de naam Chaldea, was het genoemd naar een volk, in dit geval de Sumeriëers. De Sumeriëers waren een Aziatisch ras terwijl de Chaldeeërs blank waren, ja zelfs roodachtig. De Sumerische taal was dus niet Semitisch noch Indoeuropees en was in gebruik tot ongeveer 3,500 tot 2,500 v.Chr. toen het werd vervangen door de invloed van de inkomende Semieten oftewel, Oerkelten. Deze Oerkelten, zoals eerder uitgelegd kwamen het Sumerische deltaland binnen nadat ze de nabije hooglanden hadden verlaten en zodoende werd Sumerië herdoopt tot Chaldea..
De Chaldeeërs bezaten toentertijd geen letterkunst, maar de Sumeriëers wel. Het was dus voor de hand liggend om de Sumerische letterkunst aan te passen zodat het bruikbaar was van hun Semitische taal. Oerkelten, oftewel, Hooglanders kwamen het deltaland binnen in verschillende volks-vloeden. Een der eerste volken daarvan kennen wij als de Akkadiëers. Nabij in Koerdistan, woonden de roodachtige, Semitische Gutti. In die tijd rondom 2800 v.Chr. verrees in Akkad een Semitische (let op, ik heb niet ‘Joods’ gezegd) stamhoofd met de naam Shargani shar-ali, beter bekent als Sargon 1, waarvan sommigen geloven dat het Nimrod was, van het Genesis verhaal. (Ons kerstfeest is in wezen een omgedoopt feest dat ter ere van de wedergeboorte van Nimrod werd gehouden. Men geloofde dat de weder-verlenging der dagen in de jaarlijkse kringloop daarvan, werd aangestoten door het verijzen van Nimrods geest die uit het aarde kwam. Het geloof daarin werd uitgespeeld door het omhakken van een boom en die dan weer op te zetten zodat men hem kon versieren met vruchtbaarheidstekens, dit heet nu de kerstboom).
Sargon stichtte de eerste hoofdpost overheidsinstellingen, volledig met hoofdpost beheer en het bijhouden van afschriften. Het was tijdens zijn heerschappij dat de Semitische taal voor het eerst werd geschreven, dan wel met behulp van Sumerische letters. Vele malen werd het land sinds die tijd aangevallen door zwervende stammen van Semitische en niet-Semitische afkomst.
Volgens de Semitische wet (let op, Ik zei niet, ‘Joodse wet’) waren gemengde huwelijken ten strengste verboden en overtreders daarvan waren geëist de kleurling vennoot weg te sturen, en zo niet dan viel hun gedrag onder de wet-bijzin welke de doodstraf eiste. Desondanks werd deze wet al te vaak verbroken en vele roodachtige Oerkelten (Chaldeeërs) huwden met de Aziatische Sumeriëers of met andere niet Semitische nieuwelingen. Dit veroorzaakte een verschuiving van de etnische volkssamenstelling van het land met alle gevolgen van dien, zoals een verschuiving van maatschappelijke en zedelijke waarden. De culturele levenseisen en verwachtingen op het geheel, veranderden. Abraham, de Bijbelse aartsvader leefde in Chaldea gedurende deze tijd van verandering van een enkelculturele beschaving tot één van een multiculturele aard.
Ter gelijke tijd dat Chaldea meer multicultureel werd, werd het ook meer strijdlustig. Dit had veel te maken met het opstellen van een hoofdpost regering (centrale gouvernement). Het is bijna altijd het geval dat zo’n soort regering uit zelfbestaan noodgedwongen is om volken te belasten. Hoe meer onderdanen, hoe meer inkomst, en dus hoe meer macht hoe groter is de kans op meer onderdanen in te lijven voor meer belasting enz.. Multiculturalisme is de meest geschikte maatschappij voor het opbouwen van zo’n wereld macht. Dit is zo want de wetten voor zo’n rijk moeten alle volken kunnen inlijven onder een bewind. Men kan dit vergelijken met de VSA. Toen het een enkel cultuurland was, dus een blank-Christen-VSA, was het een land dat alleen met zichzelf bemoeide. Later werd het meer multicultureel en zag zichzelf als het licht der wereld voor zijn nieuwe maatschappelijke aanpak. Nu is het zover dat de regering van de VSA zegt, wie niet voor ons is, is tegen ons. Deze gezegde is een verdraaiing van een uitspraak die Jezus maakte en het is dus bespottelijk dat een multiculturele regering de uitspraken van de ‘Heer der enkelcultuur’, van God, misbruikt voor zijn eigen doeleinden. Het is een belachelijke en krankzinnige houding die vaak gepaard gaat met een hooghartige kwelgeest wat kenmerkend is met een opkomende wereld macht. De reden hiervoor is simpel, de kliek achter zo’n bewind kan het zich niet veroorloven om in zichzelf te twijfelen.
Een regering met zo’n inbeelding en denkwijze beschouwt het als vanzelf sprekend dat het niet kwaadachtig is om buurlanden binnen te vallen. In wezen denken ze dat ze hun slachtoffer een gunst aandoen. En zo was het met de groeiende macht van Chaldea.
Chaldea had ook met invallen te kampen van zwervende stammen en een reeks binnenlandse machtsgrepen. Het onderging daardoor verschillende rijksveranderingen die er voor zorgde dat het ook vaak werd herdoopt, later als Assyrië en nog weer later als Babel.
Gedurende het begin van deze maatschappelijke omwentelingen in Chaldea, woonde de Bijbelse aartsvader Abraham die daar geen toekomst zag voor zijn gezin. De God van onze voorvaders is een strikte enkelcultuur Heer. Hij eist zijn wet en geen ander voor het volk onder toezicht van zijn teeltkeus. Abraham was een dienaar van God en zijn wet, terwijl de wet van het rijk van multiculturele Chaldea tegenstrijdig was. Vele Oerkelten die het daar niet meer zagen zitten of wie gewoon in nieuwe streken wilden wonen vertrokken uit hun etnische veranderde, deltaland, en dat deed Abraham en zijn gezin ook. Abraham, volgens de Bijbel had een Goddelijke roeping om een voortrekker te wezen zodat hij de aartsvader zou wezen voor een vernieuwde Keltische gezinstak welke zou uit groeien tot het uitverkoren volk. Dit volk was ten strengste verboden om de vervallen Oerkelten van Chaldea na te apen.
Intussen, groeide Chaldea uit en werd herdoopt tot Assyrië. Met elke lente kwamen de koningen met hun legers op tegen hun buurlanden. Vaak waren ze terug geslagen maar even vaak overstroomden ze hun buren. In zo’n geval werden de doden onthoofdt en de overlevenden verslaafd. De steden werden daarop tot de grond verbrand en wat waardevol was werd mee genomen als oorlogsbuit. Onder de heerschappij van de Assyrische koning Tiglath-Pileser III, zorgde zijn staatsbeleid voor het gehele ontruiming van opstandige inheemse bevolkingen van veroverde landen. Daar kwam nog bij dat ontruimde landen door de overwinnaars herbevolkt werden door mensen die meer in overeenstemming waren met zijn overheid. Het was tijdens de heerschappij van Tiglath-Pileser III dat grote hoeveelheden Israëlieten afgevoerd werden tot diep binnen het Assyrische gebied.
Toen hij stierf in 725 v.Chr. nam zijn zoon Shalmaneser V over. Op zijn beurt werd hij gedood tijdens de belegging van Samaha. Zijn opvolger, Sargon II, vertelt ons in zijn schriftwerken hoe hij de noordelijke steden van Israël en de noordelijke hoofdstad, Samaria nam, “Ik omringde de stad en had 27.290 van z’n inwoners als gevangenen in ballingschap gestuurd.”
Tenslotte kregen de ballingen meer vrijheid binnen de grenzen van hun ballingsstreek (als ze maar hun belastingen betaalde) maar hoe het ook was, ze waren nog steeds gevangen en er was zeker geen kans om weder te keren naar hun thuisland. Volgens de ‘Judeesche geschiedkundige Jozefus (de overheids jochies noemen hem een Joodse geschiedkundige maar dit is misleidend) was de Assyrische inval… “een volledige vernietiging van het koninkrijk van Israël, Hosea werd gevangen genomen en zijn onderdanen werden afgevoerd naar Medië in Perzië”. (Oudheden IX. 13, 14)
Na de sluipmoord op Sargon II, nam Sennacherib de troon. Zijn veldtochten tegen het zuidelijke koninkrijk verzekerde de verdrijving van bijna alle Israëlieten en vanaf die tijd was het merendeel der Israël bevolking buiten ogenschouw van de algemene godgeleerden en geschiedkundigen. Daarom spreekt men van de “verloren stammen van Israël”. Maar 3 tot 6 miljoen mensen verdwijnen niet zomaar. De Assyriërs schreven alles op. Sennacherib had een verslag van de inval vastgelegd en deze is te lezen op de Taylor Prism (bewaard in het Britse Museum). Hij is nogal hooghartig in zijn verslag, hij verwijst naar de gevangen genomen, Israëlitische koning, Jehizkia, als, “een gekooide vogel”.
Tenslotte werd Assyrië door Babylon, oftewel Babel, overgenomen als de nieuwe wereld macht. Tijdens de heerschappij van de Babylonische koning, Nebukadnezar werden de overgebleven Israëlieten die de Assyriërs niet hadden weggesleept, afgevoerd naar Babel. Toen Babel uiteindelijk werd omgeworpen door Kores, de koning van Perzië, mochten de ballingen terug naar hun thuisland gaan, maar alleen 50.000 aanvaarden de uitnodiging.
Om te kunnen achterhalen wat terechtkwam van de miljoenen Israëlieten van de voormalige Assyrische ballingshappen, moeten we ze echter zoeken onder andere namen.
Eén van de oudste verwijzingen naar Israël staat op de steenhouwers werkstuk van Shalmaneser III dat opgegraven werd in 1861 te Kurkh in Turkije. Het geeft een verslag over de nederlaag van een landmacht opgesteld uit 2.000 zegekarren en 10.000 troepen onder de leiding van Achab de Israëliet, “Ahabbu- mat Sir’ilaia”. Dit was tevens ook de laatste maal dat de Assyriërs gebruik maakten van deze naam in verwijzing naar de Israëlieten. Achabs opvolger, Jehu is afgebeeld op de ‘Jehu Grafzuil’, ook de ‘Zwarte Obelisk’ genoemd, waar hij bezwijkend is aangetoond aan de voeten van Shalmaneser. Het bijbehorend geschrift neemt Jehu, “de zoon van Omri” want ‘zoon’ is vaak een uitdrukking om geslacht aan te geven (Jehu was eigenlijk de kleinzoon van Omri). Gedurende deze tijd noemden de Assyriërs het noordelijk Israëlitische koninkrijk, het “Huis van Omri”. In het Hebreeuws wordt de naam Omri met de letter ‘Y’ voorgeschreven en is uitgesproken met een keelklank dat voor ons op een ‘G’ lijkt. De Assyriërs vertaalde dit met ‘Gn, ‘Kh’ of ook ‘Ch’. ‘Huis’, is een uitdrukking die werd toegepast om een geslacht of volk aan te tonen. Het Hebreeuwse woord voor ‘Huis’ is ‘Beth’, in het Assyrische is het ‘Bit’ en het verschijnt ook in verschillende Germaanse talen zoals, ‘Buth’ (IJslands), ‘Bude’ (Duits) en ‘Booth’ (Engels) waar het nu ‘Hut’ oftewel een klein huisje betekent. Daarvoor was het zo dat de Assyriërs de Israëlieten het ‘Huis van Omri’ of in hun taal, ‘Bit-Khumri’ noemden. Sargon II noemde zichzelf de neerwerper van ‘Bit-Khumri’. Vele verwijzingen die te maken hebben met de gevangen Israëlieten zijn te lezen in de Assyrische kleitabletten of ‘kleibrieven’ van de 7de eeuw voor Christus. In het algemeen. bestaan de brieven uit grens verslagen geschreven door spionnen wiens taak het was een oogje te houden op volks bewegingen binnen en buiten het Assyrische rijk. Afwijkingen van de naam ‘Khumri’ zijn te lezen in deze verslagen zoals, “Ghumri”, Khomri, Gimiri, Gimira, Gamera en Gimir.
Oudheidkundigen hebben deze brieven lijstgetallen gegeven. Brief 197 is van Sennacherib aan koning Sargon en verteld ons het volgende; “…Toen de koning van Urartu naar het gebied van Gamir optrok werd zijn leger tot instorting gebracht Dit ging over een veldslag tussen de Urartianen en de Gamir dat zich plaats vond ten zuiden van het Oermiameer (zuidwestelijk van de Kaspische Zee) toen nabij Medië. Er was een goede reden voor het verplaatsen van volken naar dunbevolkte grens streken en ze dan een redelijk hoeveelheid staatsrechten te vergunnen. Verbannen volken zagen deze streken vaak als een soort thuisland en dus waren ze bereid om deze gebieden te verdedigen tegen aanvallende landmachten.
Het Assyrische staats beleid om hele volksgroepen te verplaatsen leverde in een beperkte mate een vrijwel kosteloze grens versterking op want de ballingen vormden een bufferzone. De ‘Gimir’ hadden de aanval van de Urartiaren tegen gehouden, niet uit een liefde voor Assyrië, maar uit zelfbehoud. De ligging van deze strijd komt nauwkeurig overeen met de Bijbelse herkenningsgegevens welke aanduiden waar de Israëlieten naar toe waren verbannen nl., tussen de steden van Halah en Habor (2 Koningen 17:6). Dit wordt ook door Jozefus bevestigd.
De kleibrieven maken het duidelijk dat de Gamir, oftewel, de verbannen Israëlieten, een enkel soort volksgebied hadden en waren dus niet vermengd met andere volken. Dit wordt bevestigd door een reeks brieven waarin staat aangegeven dat, Esarhadden, de koning van Assyrië (681-669 v.Chr.) geestelijke bijstand verzocht voor zijn troepen die verstuurd waren om belastingen in te zamelen binnen de gebieden van de Meden (Brits Museum KK195, 83-1-28; 697, 82-5-22, 175). Door het lezen van de tabletten word het ook duidelijk dat de Gamirische krijgers samen vochten met de Meden en de Mannai in opstand tegen de Assyriërs. Over de veldslag die Esarhaddon had met de Gimir) in 697 v.Chr., schreef hij, Teushpa, de Gimira, was een barbaar wiens thuisland eens ver weg was, ik had hem te neer gehakt met het zwaard… tezamen met al zijn manschappen.” Dit vertelt ons dat de verbannen Israëlieten verschillende stamhoofden met hun eigen manschappen hadden, ook dat hun oorspronkelijk thuisland ver weg was. Bevestigt dit dat ze een ballingsvolk waren? Ja zeker, want in brief 1237 lezen we dat de Gimira als ballingen zijn beschouwd, Laat de Ruiterij en de Dakku de Gimmerianen aanvallen… Ze zijn de nakomelingen van verschoppelingen, ze erkennen evenmin de eed van een god (Assyrische god) of een overeenkomst”.
Eerder had ik het over de Amerikaanse voortrekkers, dat ze opzoek waren voor geloofsvrijheid en dat onze oer Europese voorvaders net eender waren in hun doel, ook dat ik het bewijs daarvoor zal geven. De Apocriefe boeken worden in sommige kringen, ten onrechte, als vals uitgemaakt maar deze boeken waren een onderdeel van de Bijbel die de volgelingen van Jezus gebruikte. In het boek, 2 Esdras lezen wij dat de verbannen Israëlieten een bestaan hadden maar waren van plan om het land der “heidenen” te verlaten zodat ze, Voort mogen gaan naar een ver gelegen land waarin niemand woonde… dat ze de wetten (van God) mogen behouden, diegenen die ze weigerden te eren in hun eigen land” (2 Esdras 13:40). Omdat de ballingen niet meer in het land van Israël woonden, noemden ze zich niet meer het volk van Israël, maar als het volk van hun aartsvader, Isaäk, oftewel; Zonen van Isaäk ook het ‘Huis van Isaac’; in hun taal, ‘Beth-Isaaca’ of ‘Beth-Sak’. Gamira was niet de naam dat ze voor zichzelf hadden gekozen, dat was een Assyrische toewijzing.
De Perzen hadden betere betrekkingen met de ‘Beth-Sak’ en dus noemden ze de ballingen de ‘Sakka’, ‘Saka’ ook de ‘Saakai-suna’. Hierdoor werden de latere brieven beschreven met de uitdrukking ‘Iskuza’. Hier een andere opschrift over het bidden door Esarhaddon en houd het geschrift van 2 Esdras in uw gedachten, “Zullen de Isk-uza krijgers, die in de streek der Mannai wonen en die nu naar de uiterste grenzen zijn opgetrokken van de Mannai, slagen in hun plan? Zullen ze vertrekken door het nauw van Hubushkia.. met veel buit en veel plunderwinst van de grensstreken van Assyrië?” De Isaaca oftewel de Iskuza overvielen sommige gebieden van de Meden en werden daardoor tegenstrijders van de Assyrische belastingsmanschappen want de Iskuza pikten de opbrengst het eerst. In verband met deze zaak maakte de Assyrische koning, Esarhaddon, zich zorgen over de veiligheid van zijn belastingsmanschappen en vroeg, “en ze zijn door het land der Meden gegaan om belastingen te oogsten van paarden, zullen ze worden aangevallen door de Iskuza Krijgers?” Deze oudheidkundige vondsten verstevigen het Apocriefe verslag dat de Israëlieten van plan waren het Midden Oosten te verlaten en dat ze nog steeds een gelijks- geslachtig volk waren waar mee men rekening moest houden.
De Griekse aardrijkskundige, Strabo (±63 v.Chr. – 24 n.Chr.) herkende een gebied in Armenië dat de naam, “Saksina” droeg, een afwijking van de Perzische benaming, “Saakai suna’ dat letterlijk, ‘Sak-zonen’, oftewel de Zonen van Isaäk betekent. Het is te begrijpen dat de Assyriërs de naam, ‘Isaaca’ als Iskusa opschreven want in hun oren klonk de Hebreeuwse uitvoering daarvan als ‘iits-khakh(a)’ Tenslotte veranderde de Perzische naam saakaisuna tot Saksun, tot Sachsen of Suxon Volgens Herodotus, de Griekse geschiedkundige (484?-425 v.Chr.) stonden de Isaaca ook bekent als de Scyten onder de Perzen. Ptolemy beweerde dat een Scythische tak, afkomstig van de Sakai, zichzelf de Saksen noemden In de Joodse Encyclopedie, boekdeel 12, op blz. 250, staat, “de Sacae, of Scythen wie ook, de verloren stammen van Israël waren…” Dus zelfs de Joden weten wie de verloren stammen van Israël zijn… maar blijkbaar niet onze overheidsgeschiedkundigen…
Om ons op een dwaalspoor te leiden hebben de overheidsdeskundigen een sprookje verzonnen ze willen ons wijs maken dat het woord Saksen afgeleid is van een oud Duits woord ‘Sahs’, een kort zwaard. Aldus deze jochies zouden onze voorvaders zichzelf na een zwaardje genoemd hebben omdat de krijgers ermee leefden en stierven. Leuk verhaaltje, ook het verhaaltje van de Paas haas is best leuk maar onzin. Bijna alle oude volken leefden en stierven met hun zwaarden en waarom hebben die zichzelf dan niet naar hun zwaardjes genoemd? Misschien hadden de oude Saksen een kopierecht op de naam? Misschien is deze verklaring overgenomen van een ouderwijven verhaal… Ondanks een ton van bewijsleerstof en betrouwbare oudheidsbewijsstukken willen ze nog hardnekkig aan hun lompe verhaaltje kleven… ja, een geheim is een geheim alleen als je het geheim houd.
Maar de waarheid is niet terug te houden, wij, de blanke Europeanen zijn Semitisch en dat niet alleen, wij zijn de verloren stammen van Israël.
Maar voor het geval dat er nog steeds diegenen zijn die de verbinding tussen de namen Gimiri en Sakka niet willen erkennen dan is de Behhistun Rots het nodige beslissende bewijsstuk. Langs de oude karavaan weg die van Babylon tot de oude Meedse hoofdstad (Ecbatana) loopt, treft men een kalkstenen bergrug aan die meer dan 1.700 voet (ongeveer 550 m) hoog is. Ongeveer 300 voet of 100 meter, vanaf de voet van deze bergrug vind men een uitgehouwen gedenksteen die 150 voet, ongeveer 30 meter, lang is en 100 voet hoog is. Deze gedenkenis werd uitgehouwen in opdracht van Darius de Grote omstreeks 516 v.Chr.. Het is in drie talen beschreven, in het Babylonisch (Akkadisch), Elamitisch (Susiaans) en het Perzisch. De geschriften verwijzen naar Kana, oftewel, Kanaänland van waar de verloren stammen oorspronkelijk vandaan kwamen, en ze verwijzen ook naar Armenië hun ballingsgebied.
Onder de 23 volken die beheerd werden door Darius, en op de steen zijn aangegeven, is een daarvan de Sakka. In allebei de Perzische en de Islamitische vertalingen is de naam ‘Sakka aangegeven. Maar in de Babylonische vertaling is hetzelfde volk aangegeven als de Gimiri. Als dat niet genoeg is, deze gedenkenis toont ook aan dat een tak van dit Sakka of Gimri volk zich al tot boven het land van Bactrië (ten noorden van Afghanistan) had verhuisd. Het grootste deel van de verloren stammen kwamen op de steppe van Rusland terecht, nooit weder te keren naar hun oude thuisland. Het is vanaf dit punt dat de algemeen aangenomen geschiedenis leer het verhaal opneemt met de zogenaamde volksverhuizingen. De Encyclopedia Britannica geeft een opmerkelijk verklaring over de Cimmeri (Gimir) aan, Een volk uit de oudheid… een volksgroep die door de Assyriërs de Gimirra werden genoemd en het is voorgesteld dat ze door de Kaukasus trokken. latere schriftgeleerden herkenden ze als de Cimbri van Jutland en ze waren waarschijnlijk geteutoniseerde Kelten”. De Bijbel vertelt ons dat de Israëlieten nieuwe benamingen zullen hebben (Jesaja 62.2) en dat ze de naam Isaäk zullen gebruiken, “Maar in Isaäk zal u het zaad genoemd worden” (Romeinen 9.7).
De Saksen, Sachsen of Saxon, zijn de ‘Isaäk zonen’ van de Bijbel en zijn daarom Israëlieten. De erkende deskundigen beperken de naam Saksen alleen tot een onderdeel van al de Germaanse stammen. Dit doen ze omdat niet alle Germaanse stammen zichzelf zo genoemd hadden (ook al droegen ze dezelfde zwaardjes). Diegenen die de naam Saksen gebruikte deden dit omdat ze een geheugen van een volksoertijd nog hadden. De andere stammen hadden dit ook wel maar gebruikte andere oud Israëlitische stamnamen maar daar komen we straks nog op terug. Van een Bijbels opzicht is het niet verkeerd om alle Germaanse stammen, de Zonen van Isaäk, te noemen en daarom gebruik ik de uitdrukking, Saksen, af en toe in een meer algemene zin.
Zoals hun Keltische bloedverwanten, gaven de Saksen hun volksnaam aan streken waar ze nederzettingen vestigden als een cultureel herkenningsteken. Daarom vinden wij in Engeland de streken Wessex (kort voor westelijke Saksen), Sussex (kort voor zuidelijke Saksen), Essex (kort voor oostelijke Saksen) en Middlesex (kort voor Middengebied Saksen). In Nederland hebben wij Sassenheim, Saaxumhuien en Saaksum. In Duitsland vinden wij Niedersachsen, Sachsen-Anhalt en Sachsen.
Goed, nu even kijken of andere oud Israëlitische stamnamen te vinden zijn in Europa die sporen aangeven van een culturele geheugen…
Eén der bekendste stammen is die van ‘Dan’ Deze stamnaam vinden we in aardrijkskundige namen zoals, de Donau, de Dmieper, Donjetsk, de Donjets, Danzig en Danastom. Er zijn veel meer voorbeelden die men kan aanhalen maar de beste van alle is een die letterlijk het ‘merk of ‘land van Dan’ betekent, Danmerk, of Denemarken. (vele namen in de Ukraine beginnen met deze “D-n”).
Even bekend als de ‘Angellen’ was de Germaanse stam, de ‘Jute’. Tot heden is er een streek in Denemarken dat hun name draagt, Jutland, letterlijk Juda Land.