Het oude Jeruzalem zal een vloek zijn voor alle volkeren der aarde
Maar opdat dezelfde bijbelstudenten volkomen duidelijk zouden begrijpen dat God de oude stad Jeruzalem nu heeft verlaten en Zijn tempel daar nooit meer zal herbouwen, wenden wij ons tot Jeremia 26:4-6. Opnieuw krijgt Jeremia de opdracht van de Heer om bij de ingang van de tempel in Jeruzalem te gaan staan en te zeggen: “Spreek dan tot hen: Zo zegt de HERE: Als gij niet naar Mij luistert en niet wandelt naar de wet die Ik u voorgelegd heb, en niet hoort naar de woorden van mijn knechten, de profeten, die Ik tot u zond, vroeg en laat, zonder dat gij gehoor gegeven hebt, dan zal Ik dit huis gelijk maken aan Silo, en Ik zal deze stad maken tot een vloek voor alle volkeren der aarde.” Dit is een dubbele waarschuwing aan de stad en een belofte van wat de oude stad Jeruzalem op een bepaald moment in de toekomst zou zijn.
Christus bevestigde deze beloften
“Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen,” (Romeinen 15:8). Deze vaders waren hier natuurlijk het volk Israël. En zo zien wij Christus dit einde van de tempel en van het oude Jeruzalem bevestigen als de plaats waar Zijn Naam zou zijn.
Wij lezen in Jeremia 7:11 “Is dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol? En Ik, zie, Ik heb het wel degelijk opgemerkt, luidt het woord des HEREN.” Dit werd gevolgd door de belofte om het tot Shiloh te maken. In Mattheüs 21:12, 13 lezen we dat Christus persoonlijk de tempel te Jeruzalem binnenging, de tafels van de geldwisselaars omver gooide, en zeide: “En Jezus ging de tempel binnen en dreef allen uit, die verkochten en kochten in de tempel, en de tafels der wisselaars keerde Hij om en de stoelen van hen, die de duiven verkochten, en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: Mijn huis zal een bedehuis heten maar gij maakt het tot een rovershol.”
Na enige tijd in de tempel onderwezen te hebben, verliet hij de tempel en sprak tot de stad Jeruzalem: “Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!” (Matt. 23:38-39). Twee verzen later lezen we Zijn uitspraak over de tempel: “En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.”
Christus ging nooit meer terug naar de tempel, hij werd verwoest en tot de grond toe afgebrand in 70 na Christus. De tempel werd “als Shiloh,” en Jeruzalem als “Ichabod.” De belofte van God, door Zijn profeet Jeremia, werd vervuld door Christus, en de geschiedenis bevestigt de vervulling ervan. Niet alleen is de naam van de Heer (Christus) er niet meer, maar nu veel van de intriges en spanningen van de wereld geconcentreerd zijn in de Joodse staat die “Israël” wordt genoemd, wordt de oude stad nu “een vloek voor alle volken van de aarde”, zoals God had geprofeteerd! Predikanten die nog steeds volhouden dat de Joden de stad zullen herbouwen (wat zij kunnen) en dat God haar zal zegenen (wat Hij niet zal doen) hebben “een ijdel visioen gezien”, en “een leugenachtige voorspelling gesproken”.
Deze dwaze prediking dat de Joden Israël zijn
Een groot deel van deze absurde leer over het oude Palestina wordt veroorzaakt door de dwaze overtuiging van predikanten dat de Joden Israël zijn en dat de Joodse staat Israël de heroprichting is van de stammen van Israël. Ik vraag me af hoeveel predikanten er wel eens bij stilgestaan hebben dat er nu ongeveer evenveel Joden in het oude Palestina zijn als er Israëlieten waren tijdens de Exodus uit Egypte meer dan 3300 jaar geleden (3 millennia geleden!). En als er één ding was dat God aan Abraham, Izaäk en Jakob beloofde, dan was het om hun zaad te vermenigvuldigen!
Volgens Genesis 48:4 zei God tegen Israël, de vader van de twaalf mannen die de twaalf stammen van Israël werden: “zie, Ik zal u vruchtbaar maken, u vermenigvuldigen en u maken tot een menigte van volken; Ik zal dit land aan uw nageslacht geven tot een altoosdurende bezitting.” En in vers 19, sprekend over Efraïm, één van Jozefs zonen en Israëls kleinzoon, profeteerde Israël over deze ene man alleen dat, “en diens nageslacht zal een volheid van volken worden.” Efraïms nakomelingen alleen al zouden vele naties worden!
In Genesis 28:3 staat Gods profetie aan Jakob-Israël: “En de Almachtige God zegene u, en maakte u vruchtbaar, en vermenigvuldigde u, opdat gij een menigte van volken moogt worden.” Mozes, sprekend tot de twee miljoen of meer Israëlieten tijdens de Exodus, zei tot hen: “De HERE, de God uwer vaderen, voege er aan u nog duizendmaal zoveel toe als gij nu telt en zegene u, zoals Hij u beloofd heeft.” (Deuteronomium 1:11).
Salomo had meer dan 2500 jaar geleden naar schatting meer dan vijftien miljoen Israëlieten in zijn koninkrijk en toch willen predikers ons vandaag de dag doen geloven dat minder dan vijftien miljoen Joden in de wereld van vandaag dit “vermenigvuldigde” zaad van Israël vormen (14.334.195 is de schatting uit 1976 van het Joods Statistisch Bureau, Dr. H.S. Linfield, Exec. Secretaris, 1976 World Almanac, blz. 214).
Predikanten die onderwijzen dat de ongeveer twee miljoen Joden in Palestina de Bijbelse profetie van de heroprichting van Israël vervullen, gaan volledig voorbij aan de beloften die God aan Abraham deed over de immense aantallen nakomelingen die bij die heroprichting zouden zijn.
Hun leer is in feite een belediging voor God, maar miljoenen kerkgangers geloven en steunen deze dwaze prediking. Jeremia had werkelijk gelijk toen hij over onze tijd zei: “Ontzettend en afschuwelijk is wat er voorvalt in het land; de profeten profeteren vals en de priesters verschaffen zich gewin nevens hen, en mijn volk heeft het gaarne zo. Maar wat zult gij doen, als het op een einde loopt?” (Jeremia 5:30-31).
Evangelie dat gepredikt moet worden, beginnend in Jeruzalem
Na Zijn opstanding onderwees Christus de discipelen, en in Lukas 24:45 staat: “Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.” Salomo zei: “Het begin der wijsheid is: verwerf wijsheid en verwerf inzicht bij al wat gij bezit.” (Spreuken 4:7). Aangezien wij kunnen zien hoe belangrijk inzicht is, wat was het dat Christus de discipelen gaf te begrijpen?
In de verzen na Lukas 24:46-47 lezen wij: “En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden, en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem.” Niet eindigend bij Jeruzalem, maar beginnend bij de stad Jeruzalem, en niet beginnend 2000 jaar later wanneer een volk dat zichzelf “Joden” noemt de stad bezet, maar beginnend op dat moment. “En gij zijt getuigen van deze dingen. En zie, Ik zend de belofte van Mijn vader over u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat u kracht uit de hoogte zal worden toegedragen.”
Dit wordt bevestigd door het verslag in Handelingen 1:8 “maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.” In Handelingen 2 staat het grote verhaal van Pinksteren, de uitstorting van de Heilige Geest op Israël, te beginnen in Jeruzalem. Petrus noemde het: “dit is wat gesproken is door de profeet Joël” (vers 16). Daarna citeerde hij Joël 2:28, wat natuurlijk een profetie was aan Israël.
Weid mijn schapen (het huis van Israël)
Laten we de instructies van Christus na Zijn opstanding vergelijken met de instructies die Hij Zijn discipelen gaf tijdens Zijn bediening. Na Zijn doop gaf Jezus de twaalf discipelen de opdracht te gaan “naar de verloren schapen van het huis Israëls” (Mattheüs 10:6). Het woord “verloren” is hier vertaald uit het Grieks “apollumi,” wat betekent: “apo” (“weggezet”) en “ollumi” (“gestraft”) … Het betekent een vrijwillig verliezen, wat natuurlijk juist is, daar God Israël opzettelijk wegzette in de Assyrische gevangenschap als een straf (zie 2 Koningen 18 & Hosea). “Apollumi” wordt 13 keer gebruikt in het Nieuwe Testament, en elke keer wordt het gebruikt in verband met het huis van Israël. (Zie Strong’s Concordance #622).
Na Zijn opstanding zei Christus driemaal tegen Simon Petrus: “Weid Mijn lammeren … weid Mijn schapen … weid Mijn schapen” (Johannes 21:17). Als Petrus en de anderen nu Christus zouden gehoorzamen en de “schapen van het huis Israëls” zouden voeden, dan zouden zij naar de plaats moeten gaan waar de schapen van het huis Israëls waren, nietwaar?
De vraag hier is dus – en je kunt het verschil tussen het oude Jeruzalem en het nieuwe Jeruzalem niet begrijpen als je niet het juiste antwoord op deze vraag hebt – hebben de discipelen gehoorzaamd aan Christus’ uitdrukkelijke instruc- ties om “naar de verloren schapen van het huis Israëls te gaan” en “Mijn schapen te voeden,” eerst in Jeruzalem, dan in Judea, dan in Samaria, en dan tot in de verste uithoeken van de aarde, of hebben ze dat niet gedaan? Ik zeg dat zij het deden!