Blogserie

Home / serie / Het zesde gebod- Deel 4

< Terug naar blogoverzicht

Rubrieken

Algemeen

Duivel & Satan

Israël

Geschiedenis & Oorsprong

Nieuws

Joden & Edom

Kerkhoaxes

Wetten

Het zesde gebod- Deel 4

Volwassenen in Latijnse literatuur

Er zijn letterlijk honderden voorbeelden te geven uit de Latijnse literatuur waar deze adult- woorden specifiek worden gebruikt voor kruisingen of voor vervalsing in het algemeen. Dit was de primaire betekenis van het woord en zo werd het ook het vaakst gebruikt. Het woord werd gebruikt voor het kruisen van dieren, het vermengen van twee of meer verschillende stoffen met elkaar, het onteren van metalen, en ook metaforisch voor vervalsing of andere vormen van fraude in die zin dat deze praktijken het uiterlijk of de aard van iets veranderden met de bedoeling om iets als echt of onvervalst door te geven. Zo zou het ook gebruikt kunnen worden in situaties van corruptie van zaadlijnen binnen hetzelfde ras, omdat, net als de Griekse familie van woorden die we bestudeerd hebben, deze Latijnse woorden ook de primaire nadruk legden op het vermengen van zaadlijnen met elkaar of het scheppen van verwarring in zaadlijnen. Daarom zullen we nu kijken naar een paar voorbeelden in de Latijnse literatuur waar deze woorden worden gebruikt. Laten we eerst kijken naar Horatius’ Epode XVI:30-34 in de vertaling van Lord Lytton:

“Wanneer de natuur zelf onnatuurlijk wordt,
En, liefde die al zijn oude voorwaarden omkeert,
Tijgers woo doet, de wouw paart met de duif;
Wanneer in schubben de geit zijn vacht gladstrijkt,
En de heuveltop verlaat voor de zilte zeeën.”

Hier wordt het Latijnse werkwoord adultero vertaald als paren door Lord Lytton. In de context gebruikt Horatius deze regels om aan te geven dat hij pas naar Filippi zal terugkeren als de wetten van de natuur zijn veranderd; met andere woorden, hij zal nooit meer terugkeren. Zo gebruikt hij de beelden van tijgers die paren met hinden of wouwen met duiven, of een geit die een vis wordt, allemaal tegen de wetten van de natuur in. Hij gebruikt het Latijnse woord adultero, dat beter vertaald zou zijn als mongreliseert of hybridiseert. Natuurlijk is het onmogelijk voor de wouw en de duif om nakomelingen te hebben; dus is het zelfs niet mogelijk voor hen om te mongreliseren of hybridiseren. Vergeet niet dat dit hetzelfde woord is dat in de OUD wordt gedefinieerd als “een stof of een soort mengen met een andere, vervalsing”, en het is hetzelfde Latijnse woord dat in de Latijnse Vulgaat wordt gebruikt om het Griekse woord moichao in het Nieuwe Testament te vertalen (Matt. 5:32, e.a.). Maar is er enig intern bewijs in de Vulgaat of de Oud-Latijnse teksten dat zonder enige twijfel aantoont dat de vertalers van die versies specifiek de bedoeling hadden om de definitie van overspel over te brengen toen zij het Latijnse werkwoord adultero in het Nieuwe Testament gebruikten? Die is er inderdaad. II Korintiërs 2:17 is het absolute, onweerlegbare bewijs van dit feit. Dit vers luidt in de Gezalfde Standaard Vertaling van het Nieuwe Testament:

“Want wij zijn niet als velen, die het Woord Gods verkrachten, maar als van raszuiverheid, maar als van God, spreken wij in de gezalfde in de ogen van God.”

Hier wordt het woord vervalser vertaald voor het Griekse woord kapeleuontes, dat vervalsing betekent (Bauer, A Greek-English Lexicon of the New Testament). In de Vulgaat en andere Oud-Latijnse teksten werd dit woord vertaald met het Latijnse werkwoord adultero, hetgeen bewijst dat de vertalers het Latijnse woord adultero en het Griekse woord moichao, waarvoor zij het Latijnse woord adultero leverden, opvatten als betrekking hebbend op overspel of vermenging, niet op echtelijke ontrouw.

Laten we terugkeren naar meer voorbeelden uit de Latijnse literatuur, en als volgende Ovidius’ Fasti, I.373-374 in de vertaling van Sir James George Frazer bekijken:

“Door zijn kunst verwisselde de tovenaar zijn echte gestalte voor een valse schijn; maar spoedig, door de koorden beheerst, keerde hij naar zijn ware gedaante terug.”

Hier wordt het woord veranderd opnieuw vertaald voor het Latijnse woord adultero, en opnieuw is er absoluut geen connotatie van echtelijke ontrouw, maar eerder van het veranderen of veranderen van iemands vorm of gedaante. Deze verandering wordt bij de voortplanting tot stand gebracht door het vermengen van zaadlijnen, waarbij twee verschillende zaadlijnen met elkaar worden vermengd, hetzij interraciaal hetzij binnen hetzelfde ras, zoals wordt aangetoond in L. Annaeus Florus’ Epitome of Roman History, I, XXVII in de vertaling van Cornelius Nepos:

“Het ras van de Gallo-Grieken was, zoals de naam zelf al aangeeft, van gemengde en verwarde oorsprong.”

De woorden gemengd en verward zijn vertaald voor het Latijnse mixta et adulterata. Dit was zeker geen geval van rassenvermenging, de Gallo-Grieken waren blank; het was echter wel een geval van vermenging van clan of nationaliteit. Uit deze passage blijkt echter wel dat het Latijnse woord adulterata synoniem is met mixta of gemengd. Wat er gemengd wordt, hangt af van de context. Aulus Gellius bijvoorbeeld gebruikte het woord adulterinus om woorden van “vreemde oorsprong” aan te duiden, zoals John C. Rolfe het vertaalde (The Attic Nights 8:2).

Nog een belangrijke Latijnse passage om te onderzoeken is Apuleius’ Metamorfosen VII:16, die in de vertaling van J. Arthur Hanson luidt:

“Er waren daar enkele hengsten, volledig gevoed en lang vetgemest voor hun reguliere dekdiensten, angstaanjagend op zijn best en zeker sterker dan welke ezel ook. Zij waren beducht voor mij en op hun hoede voor elke vorm van overspelige rassenvermenging; daarom overtraden zij de wetten van de gastgod Jupiter en vielen hun rivaal in woedende haat aan.”

In deze passage schrijft Apuleius alsof hij een ezel is. Hij vertelt dat hij onlangs bij een kudde paarden in de wei was gezet, en hier vertelt hij dat de paarden, uit angst dat hij zou proberen met een van hen te paren, hem aanvielen om zich te beschermen tegen elke “overspelige miscegenatie”, zoals Hanson de Latijnse woorden adulterio degeneri heeft vertaald. Deze twee woorden zouden beter vertaald kunnen worden als ontaarde vermenging, want het Latijnse woord degeneri of ontaard is een bijvoeglijk naamwoord, geen zelfstandig naamwoord. Het is onduidelijk of Hanson het Engelse woord miscegenation al dan niet heeft vertaald voor adulterio, zoals correct zou zijn, of onjuist voor degeneri. Hoe dan ook, dit is weer een passage die specifiek aantoont dat de adulterio-familie van woorden werd gebruikt voor ras-vermenging of hybridisatie, in dit geval tussen een ezel en een paard.

Etymologie van Adultero

Volgens het prestigieuze Oxford Latin Dictionary en de meeste andere Latijnse naslagwerken, is het woord adultero een combinatie van het Latijnse ad + alter, waarbij ad het voorzetsel to is en alter een ander of anders betekent, dus samen de betekenis van veranderen in iets anders. Deze etymologie wordt bevestigd door het feit dat in oudere Latijnse literatuur de spelling adalterin plaats van adulter- voorkomt, waaruit blijkt dat de oorspronkelijke spelling van het woord was zoals men zou verwachten, waarbij het woord ad en alter slechts door elkaar werden geschoven.

Uit de hele Latijnse literatuur blijkt duidelijk dat dit woord in de eerste plaats werd gebruikt in de betekenis van “vervalsing” of “vermenging of ontering”. Net als de Griekse woorden die we hebben besproken, had adultero de primaire connotatie van rassenvermenging of van zaadlijnvervalsing. Wanneer dit woord en de verwante familie van adulterende woorden werd gebruikt in de Romeinse literatuur, werd het meestal niet gebruikt in verband met mensen, maar in verband met het mengen van levenloze voorwerpen, zoals wijn of metalen. Wanneer het echter over mensen werd gebruikt, dan betrof het het vermengen van verschillende rassen of soms verschillende klassen van mensen, zoals burger en niet-burger of aristocraat en plebejer, maar de nadruk lag altijd op het vermengen van verschillende bloedlijnen. Net als bij het Griekse woord moichos, had het idee van echtelijke ontrouw niets te maken met het gebruik van dit woord. Het kon zeker worden toegepast op een situatie waarin echtelijke ontrouw aan de orde was, maar dat was zelden het geval. Het idee was niet overspel maar echtbreuk.

Deze uitspraak brengt ons bij een interessante kwestie. Aan het begin van dit werk hebben we gezegd dat als de Engelse taal niet was gedegenereerd (in dit geval door het opzettelijke bedrog van mensen die de waarheid wilden verbergen), de populaire vertaling “Gij zult geen echtbreuk plegen” misschien meer in overeenstemming zou lijken met “Gij zult niet mongliseren”. Daarom moeten we deze taalkundige devolutie kort documenteren.

Veranderende definitie van overspel

Begrijpen wat 300-400 jaar geleden de definitie van het Engelse woord overspel was, is erg belangrijk. Ten eerste, stel je voor dat in de King James Version, bijna vierhonderd jaar geleden vertaald, had gestaan Gij zult niet echtbreken in plaats van Gij zult geen overspel plegen. Het is duidelijk dat dit een heel andere connotatie heeft. Hadden de uitdrukkingen “niet echtbreken” en “overspel plegen” 350-400 jaar geleden dan een synonieme betekenis? Of zelfs al in de tijd van de opstandige katholiek Wyclif, toen hij zijn vertaling maakte en deze woorden gebruikte? Dit is ook belangrijk om te kunnen begrijpen wat de vroeg-Engelse lexicons bedoelden met het gebruik van de uitdrukking commit adultery (overspel plegen). Nogmaals, we moeten onthouden dat wat de vroege lexicons en vroege vertalingen gebruikten bijzonder belangrijk is, omdat latere lexicons en latere vertalingen eenvoudigweg zijn voortgebouwd op de eerdere werken.

Om deze oudere definities te bepalen, moeten we ons wenden tot het gezaghebbende naslagwerk betreffende de Engelse taal, The Oxford English Dictionary, of OED. Onder het item overspel, vinden we dat de nu verouderde definitie is: “Vervalsing, ontaarding, corruptie.” Deze definitie merkt ook op dat het woord overspel door veel christelijke schrijvers werd gebruikt voor seksuele gemeenschap van “een christen met een jodin”. Dit is natuurlijk rassenvermenging. In dit artikel wordt ook een citaat aangehaald van Ben Johnson, die schreef in 1609, slechts twee jaar vóór de uitgave van de King James Version, waarin hij het woord overspel gebruikte als synoniem voor echtbreuk of ontaarding. Laten we eens kijken naar definities van andere verwante woorden, ook uit de OED.

Overspelige: “bederven, onteren, overspelig maken.” overspelige: “Dat wat vervalsend is, vervalsend.” Overdrijven: “Vervalsing, namaak, van onedele oorsprong, of bedorven door onedele vermenging.” werkwoord: “bedrieglijk of vals maken … door vermenging met onedele ingrediënten.” overspelige: “iemand die vervalselijkt, corrumpeert of devalueert.” overspelig: “behorende tot, of gekenmerkt door, vervalsing; bedrieglijk, vals, overmatig.”

Het meest interessante dat we te weten komen, komt echter uit een noot in de definitie van het werkwoord overspelig: “Vervalsen door overspel te plegen.” Dus, in feite, waren het werkwoord overspel plegen en overspel plegen op een gegeven moment uitwisselbaar, en als uit citaten zoals die van Johnson, kunnen we zien dat ze uitwisselbaar waren zelfs ten tijde van de vertaling van de King James Version en de creatie van de eerste Engelse lexicons.

Intern Bewijs van de Bijbel

Zeker één van de belangrijkste methoden om te bepalen wat deze woorden betekenen is hoe de Bijbel zelf ze definieert. Over het zesde gebod wordt zeker ergens anders in het Oude of Nieuwe Testament in detail gesproken. Veel Judeo predikers zouden onmiddellijk Deuteronomium 22:22-27 aanhalen als zo’n voorbeeld. Deze passage luidt in Sir Lancelot Brenton’s vertaling van de Septuagint:

“Indien een man gevonden wordt, liggende bij een vrouw, die met een man getrouwd is, zo zult gij hen beiden doden, den man, die bij de vrouw lag, en de vrouw; alzo zult gij den goddeloze uit Israel verwijderen. En indien een jonge vrouw, aan een man uitgehuwelijkt, en een man zal haar in de stad gevonden hebben, en hij zal met haar gevreeën hebben, zo zult gij beiden uitbrengen tot de poort hunner stad, en zij zullen met stenen gestenigd worden, en zij zullen sterven; de jonkvrouw, omdat zij in de stad niet geroepen heeft, en de man, omdat hij zijns naasten echtgenoote vernederd heeft; zo zult gij de boze uit u verwijderen. Maar indien een man in het veld een verloofde jonkvrouw vindt, en hij dwingt haar, en hij ligt met haar, zo zult gij den man, die alleen met haar ligt, doden. En de jonkvrouw heeft geen zonde begaan, die de dood waardig is; als iemand tegen zijn naaste in opstand komt en hem doodt, zo is het, omdat hij haar in het veld gevonden heeft; de verloofde jonkvrouw riep, en er was niemand om haar te helpen.”

Deze passage geeft het klassieke voorbeeld van wat men tegenwoordig overspel of huwelijkse ontrouw zou noemen. Het beschrijft in woorden een man die seks heeft met een getrouwde vrouw en ook met een vrouw die slechts verloofd is met een andere man. Wat interessant is, is dat nergens in deze hele passage een van de moich-woordenfamilies wordt gebruikt. Waarom heeft de schrijver van Deuteronomium niet het zesde gebod geciteerd of ernaar verwezen, of tenminste hetzelfde woord gebruikt dat in het zesde gebod wordt gebruikt, als het zesde gebod in feite een verbod op huwelijkse ontrouw was? Zou dit niet het belangrijkste zijn wat hij had kunnen citeren? De waarheid is dat het Zesde Gebod geen betrekking had op echtelijke ontrouw, maar eerder op het bederf van het zaad, eerst op raciale wijze en vervolgens binnen het ras. Wij merken verder op dat in de bovenstaande passage herhaaldelijk wordt vermeld dat de vrouw in kwestie er een is die behoort tot een naaste. Bijbels gezien wordt een naaste gedefinieerd als iemand van hetzelfde ras; met andere woorden, je naaste is een blanke Adameen. Dus dit vergrijp, waarvan wij opmerken dat het evenzeer de dood waardig is, is iets dat binnen het ras gebeurt. Als dit zou gebeuren met een vrouw van een ander ras, dan zou dit de daad zijn die beschreven wordt met de moich- woordenfamilie, en het is ook een daad die de dood waardig is.

Het is echter duidelijk dat de handelingen die hier in Deuteronomium worden beschreven niet dezelfde handelingen zijn die in het zesde gebod worden beschreven. Dat betekent echter niet dat de Tien Geboden geen wet bevatten tegen wat hier in Deuteronomium wordt beschreven of wat gewoonlijk overspel wordt genoemd. Het Tiende Gebod (Exodus 20:17 LXX) luidt in Brenton’s vertaling: “Gij zult de vrouw van uw naaste niet begeren.” Of nauwkeuriger vertaald:

“Gij zult de vrouw van uw naaste niet begeren.”

Het is duidelijk dat door het woord begeren [epithumeseis] te gebruiken, de bedoeling alle volgende seksuele misdaden omvat die door de aanvankelijke begeerte worden bespoedigd. Dit is dan een direct verbod op wat gewoonlijk overspel wordt genoemd. Dit roept een zeer voor de hand liggende maar belangrijke vraag op. Waarom zou God, die alleen deze Tien Geboden aan Mozes gaf, tien dingen herhalen? Als het zesde gebod betrekking heeft op wat de mensen overspel noemen, evenals het tiende gebod, dan moet worden toegegeven dat de geboden herhalend zijn. Waarom zijn er niet twee geboden tegen moord? Of twee tegen afgoderij? Of twee tegen stelen? Maar de waarheid is duidelijk dat God niet repeterend was, want het zesde gebod is een verbod op rassenvermenging. De atheïstische, Talmoedische, antichristelijke Joden zijn zich natuurlijk terdege bewust van dit dilemma. Zij zijn zich bewust van de duidelijke herhaling binnen de Geboden. Dus om zich zo te positioneren dat zij de leugen kunnen verspreiden, zelfs tot het corrumperen van Christelijke kerken en theologie, dat het Zesde Gebod verwijst naar echtelijke ontrouw, hebben zij het Tiende Gebod veranderd in hun Talmoedisch-Joodse gecorrumpeerde Masoretische Tekst.7 Dus, als je dit vers opzoekt in je King James Bijbel, die de Hebreeuwse Masoretische Tekst gebruikt als de bron van zijn vertaling van het Oude Testament, zul je zien dat dit vers luidt:

“Gij zult het huis van uw naaste niet begeren, gij zult de vrouw van uw naaste niet begeren…”

Wat hier gebeurd is, is dat de twee zinnen, de eerste met betrekking tot het huis van de buurman en de tweede met betrekking tot zijn vrouw, zijn omgedraaid. In werkelijkheid verandert dit niets, want de tweede zin is nog steeds een deel van het Tiende Gebod, dus het Tiende Gebod verbiedt nog steeds wat mensen overspel noemen. Het effect hiervan is echter geweest dat wanneer Judaïstische predikers de mensen vertellen wat het Tiende Gebod zegt, zij gewoonlijk alleen zeggen: “Gij zult niet begeren,” of in het beste geval: “Gij zult het huis van uw naaste niet begeren.” De gemiddelde misleide Judeeër, die zijn Bijbel niet leest of bestudeert, ziet dus de herhaling in de Tien Geboden niet, dat wil zeggen, als hij gelooft dat het Zesde Gebod tegen echtelijke ontrouw is. Wordt er dan in het Oude of Nieuwe Testament ergens specifiek beschreven wat er bedoeld wordt met de familie van woorden die het voorvoegsel moich bevatten? Dat doet het inderdaad. Laten we Ecclesiasticus 23:22-23 uit de Septuagint lezen:

“En alzo de vrouw, die haar man verlaat, en een erfgenaam aanbrengt bij iemand van een ander ras. Ten eerste is zij ongehoorzaam geweest aan de wet van de Allerhoogste, ten tweede heeft zij haar man beledigd, en ten derde heeft zij in haar hoererij een bastaard gemaakt, door kinderen te verwekken bij een man van een ander ras.”

Hier hebben we in duidelijke en expliciete bewoordingen een beschrijving van wat deze Griekse woorden betekenen. De woorden “zij heeft zich vermengd” zijn vertaald voor “moichos”, wat gewoonlijk vertaald wordt met het woord “overspel”. De woorden van een ander ras worden in beide gevallen vertaald voor het Griekse woord allotrios, een synoniem van allogenes,8 dat door LSJ wordt gedefinieerd als: “van een ander ras”. Een meer gedetailleerde Griekse bespreking van dit vers is te vinden in mijn vorige boek The Truth Unveiled. Wat belangrijk is om hier op te merken is de bijzondere aard van de misdaad die deze vrouw beging en hoe die in deze passage wordt geschetst. Ten eerste zien we dat de vrouw haar man of haar echtgenoot heeft verlaten. Vervolgens zien we dat zij op deze manier haar man heeft beledigd, haar tweede overtreding. Door een kind te verwekken bij een man van een ander ras, heeft zij twee overtredingen begaan, met name wat genoemd wordt als de eerste en de derde overtreding. De eerste overtreding is dat zij de wet van de Allerhoogste heeft overschreden; met andere woorden, zij heeft een van Gods geboden overtreden, dat wil zeggen, zij heeft vermengd, waardoor zij het zesde gebod van God heeft overtreden: “Gij zult niet vermengen.” Wij merken op dat dit iets anders is dan haar overtreding tegen haar man; het feit dat zij getrouwd is heeft er niets mee te maken. Zelfs als zij niet getrouwd was geweest, zou zij nog schuldig zijn aan deze eerste overtreding, die van het overtreden van Gods zesde gebod. Haar overtreding is tegen alle blanke mannen en het blanke ras. Zij is schuldig aan moord, in het bijzonder genocide, en zij is een moordenaar van haar eigen nageslacht.

Tenslotte merken wij op dat haar derde overtreding het feit is dat zij daarbij ook een kind heeft verwekt; zij is reeds op twee punten schuldig aan de dood, maar nu is haar derde overtreding dat zij bastaard nakomelingen heeft voortgebracht. Maar laten we goed letten op de formulering van deze laatste overtreding: “Zij heeft vermengd, door kinderen te verwekken bij een man van een ander ras.” Nogmaals, de woorden zij heeft bastaardkinderen voortgebracht zijn vertaald voor het Griekse woord moichos en dit woord wordt gewoonlijk vertaald met overspel plegen. Maar de Bijbel zelf definieert hier wat bedoeld wordt met het Griekse woord: kinderen baren bij een man van een ander ras. Als dit Griekse woord werkelijk betrekking zou hebben op echtelijke ontrouw, dan zou het gegroepeerd zijn met de tweede overtreding, haar overtreding tegen haar man. Maar de Bijbel definieert deze woorden als mongrelatie.

Vervolgens zal de Judaïst Leviticus 20:10 aanhalen als het enige voorbeeld in de Bijbel waar deze Griekse woorden worden gedefinieerd als echtelijke ontrouw. Maar laten we dit vers eens bekijken, eerst in Brenton’s vertaling, en dan in een meer accurate vertaling:
“Wie ook overspel pleegt met de vrouw van een man, of wie ook overspel pleegt met de vrouw van zijn naaste, laat hen de dood sterven, de overspelige en de overspelige.” Zelfs in deze slechte vertaling kunnen we zien dat het vers overbodig lijkt te zijn. Waarom zou de schrijver eerst zeggen: met de vrouw van een man en dan zeggen met de vrouw van zijn naaste, alsof die twee iets aparts zijn? Wat we in werkelijkheid hebben is een Bijbels voorbeeld van waar beide aspecten van de moich-woordenfamilie naar voren worden gebracht. Laten we eens kijken naar dit vers in een betere vertaling:

“De man, die zal mongreliseren met de vrouw van een man, of die de zaadlijn zal verontreinigen met de vrouw van zijn naaste, laat hen de dood sterven, de mongrelise of zaadlijnvervalser en de vrouwelijke mongrelise of zaadlijnvervalser.”

De schrijver van Leviticus sprak hier het vonnis uit dat alle overtreders van het zesde gebod de dood waardig zijn; raciale zaadlijn-corruptie was het eerste waar de lezer aan zou hebben gedacht bij het lezen van de passage. De natuurlijke veronderstelling van de kant van de lezer was dat de man waarover gesproken werd een niet-blanke of niet-Adamitische was, en het is interessant op te merken dat het woord man in deze zinsnede vrouw van een man vertaald is voor het Griekse andros, een algemene term voor het mannelijk geslacht, in tegenstelling tot anthropos, het gebruikelijke woord voor man en een woord dat in de Bijbel in het algemeen gereserveerd is voor blanke Adamische mannen. Het is ook belangrijk op te merken dat het woord man in de zin de man die zal vermengen in feite is vertaald met anthropos, waardoor de lezer wordt geïmpliceerd dat de eerste man, de man aan wie het gebod wordt gegeven, in feite Adamisch was, terwijl de tweede man dat niet was. Met andere woorden, de schrijver gebruikte twee verschillende woorden alleen maar om aan te geven dat er een verschil was, of om de lezer tenminste te laten nadenken over wat er gezegd werd en op te merken dat de twee mannen niet van hetzelfde ras waren.

Maar om de lezer ook duidelijk te maken dat deze familie van Griekse woorden ook dient als een bevel tegen het bederven van de zaadlijn binnen het ras, voegt hij vervolgens de schijnbaar herhaalde vermaning toe of die de zaadlijn zal verontreinigen met de vrouw van zijn naaste. Het belangrijke onderscheid is dat het hier gaat om de vrouw van zijn naaste. We hebben al opgemerkt dat in de hele Bijbel het woord naaste specifiek wordt gebruikt voor iemand van hetzelfde ras of je rasverwant. De schrijver vond het dus nodig om de lezer er daadwerkelijk aan te herinneren dat deze familie van Griekse woorden ook connotaties droeg binnen het ras. Dit versterkt alleen maar het idee dat de primaire betekenis van het woord rassenvermenging of mongrelisatie was.

Laten we Hosea 4:2 lezen uit de Griekse Septuagint in een goede vertaling:

“Vloeken en liegen en moord en stelen en mongrelisatie vloeien uit op de aarde, want zij vermengen bloed met bloed.”

Nogmaals, het woord mongrelatie in dit vers wordt gewoonlijk vertaald met overspel en is vertaald voor het Griekse moichos. Wij merken hier op dat het woord duidelijk wordt omschreven door de zinsnede zij vermengen bloed met bloed. Dit kan natuurlijk maar op één ding betrekking hebben. Al deze verzen en elk vers in de Bijbel, zowel het Oude als het Nieuwe Testament waar moichos of een verwant woord voorkomt, wordt in detail behandeld en letterlijk vertaald in mijn boek The Truth Unveiled.

Op dit punt moeten we echter twee belangrijke kwesties behandelen die verband houden met deze studie. De eerste is de absurde tegenwerping van Talmoedische Joden en Judaïstische Judeo’s dat in de oudheid niemand ooit enig verschil tussen de rassen heeft erkend en dat niemand er ooit over heeft gesproken of geschreven. Als dit waar is, hoe zou de Almachtige God dan kunnen spreken over en onderscheid maken tussen verschillende rassen of het vermengen van rassen kunnen verbieden? Het tweede bezwaar dat altijd naar voren wordt gebracht door hen die de katholieke theologie van universalisme of verlossing voor alle volkeren ongeacht ras onderwijzen is: Hoe zit het met de bastaardkinderen die voortkomen uit daden van rassenvermenging of die van andere rassen in het algemeen? Worden zij uitgesloten van toetreding tot de gemeente of het politieke lichaam van de Heer?

7 Voor meer informatie over de Masoretische Tekst en de Griekse Septuagint, gelieve mijn boek The History of the Bible te raadplegen en ook The Septuagint vs. The Masoretic Text door David C. Tate, beide verkrijgbaar bij Herrell Brothers Publishing House.

8 Dit wordt tekstueel geïllustreerd in I Makkabeeën 3:36 en wordt ook bevestigd door talrijke lexicale autoriteiten.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogseries

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogseries

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=