De bazuin in Sion en de komst van het leger
In Joël 2:1 lezen we:
Joël 2:1 “Blaast de bazuin te Sion, en maakt alarm op Mijn heiligen berg; laat alle inwoners des lands beven; want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij.”
De bazuin was in Israël het sein tot waarschuwing, tot samenkomst en tot oorlog. Het blazen van de bazuin in Sion betekent dat Gods volk gewaarschuwd moet worden voor een naderend gevaar. Dit is geen zachte oproep; het is een alarmsignaal dat iedereen in beweging moet brengen.
Joël beschrijft in de volgende verzen een leger dat ongekend is in kracht en omvang:
Joël 2:2 “Een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en dikke donkerheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks van ouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn, tot de jaren van vele geslachten.”
Dit is geen gewone oorlogsmacht. Het is een volk dat als een allesverzengend vuur het land doortrekt:
Joël 2:3 “Voor zijn aangezicht verteert het vuur, en achter hem verbrandt de vlam; het land is als de hof van Eden voor zijn aangezicht, maar achter hem een verwoeste wildernis; ja, ook is er geen ontkomen aan.”
Waar dit leger ook komt, het laat niets achter. Vruchtbare velden worden tot woestenij, steden worden verwoest, en het volk van het land staat machteloos tegenover deze verwoestende kracht.
Joël gaat verder met de beschrijving van deze macht:
Joël 2:4-5 “Zijn gedaante is als de gedaante van paarden, en gelijk rossen, alzo rennen zij. Zij zullen springen op de toppen der bergen, als het geluid van wagens; als het geluid van vlammen des vuurs, dat stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is.”
Het beeld is dat van een overweldigende, onweerstaanbare aanvalsmacht. De vergelijking met paarden en strijdwagens roept de snelheid en kracht op van een leger dat alles op zijn weg verplettert.
Joël 2:6 “Van zijn aangezicht zullen de volken in pijn zijn; alle aangezichten zullen betrekken als een pot.”
Deze vijand brengt angst en huiver, niet alleen bij Israël, maar bij alle volken die getuige zijn van zijn komst.
Joël 2:7-8 “Zij zullen lopen als helden; zij zullen klimmen op de muren als krijgslieden; en zij zullen gaan, ieder op zijn wegen, en zij zullen hun paden niet verdraaien. En de een zal den ander niet dringen; zij zullen gaan, ieder in zijn pad; zelfs door de geweerschichten zullen zij vallen, zij zullen niet afbreken.”
Het is een gedisciplineerd, dodelijk efficiënt leger. Er is geen verwarring in hun rijen, geen paniek, geen aarzeling. Zelfs wanneer zij door verdediging en aanvallen gaan, blijven zij voortbewegen alsof niets hen kan stoppen.
Joël 2:9 “Zij zullen in de stad lopen, zij zullen op den muur lopen; zij zullen in de huizen klimmen; zij zullen door de vensteren inkomen als een dief.”
Dit is totale oorlog. Geen plaats is veilig. De vijand dringt door tot in het hart van de steden, klimt over muren, dringt huizen binnen, en rooft alles wat hij kan vinden.
Joël 2:10 “De aarde beeft voor zijn aangezicht, de hemel beeft; de zon en de maan worden zwart, en de sterren trekken haar glans in.”
Hier zien we opnieuw het teken dat we al in eerdere profetieën tegenkwamen: de hemelen worden verduisterd en de aarde beeft. Het is een aanwijzing dat deze aanval niet alleen een menselijke aangelegenheid is, maar dat God Zelf erachter staat.
Joël 2:11 “En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir; want Zijn leger is zeer groot; want Hij is machtig, die Zijn woord volbrengt; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk; en wie zal hem verdragen?”
Dit is de onthulling: dit leger is in zekere zin Gods leger. Niet dat zij God dienen uit liefde of gehoorzaamheid, maar dat Hij hen gebruikt als instrument van Zijn oordeel over Zijn eigen volk. Zoals Hij in het verleden vreemde volken gebruikte om Israël te kastijden, zo doet Hij dat ook hier.
De dag des HEEREN is geen vreugdevolle gebeurtenis voor het ongehoorzame volk van God. Het is een dag van oordeel, van confrontatie, van vernietiging voor wie Zijn wet veracht heeft.
De oproep tot bekering en Gods genade
Te midden van deze dreigende beschrijving klinkt er plotseling een oproep van God Zelf:
Joël 2:12-13 “Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en met vasten, en met geween, en met rouwklage. En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwaad.”
God roept Zijn volk op om zich tot Hem te wenden – niet met uiterlijke gebaren alleen, zoals het scheuren van kleren, maar met een werkelijk berouwvol hart. Het is niet genoeg om de schijn op te houden; God vraagt om een oprechte verandering van gezindheid.
Joël 2:14 “Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben, en Hij mocht een zegen nalaten, spijsoffer en drankoffer voor den HEERE uw God.”
Er is hoop. Zelfs in het uur van dreigend oordeel is er de mogelijkheid dat God genadig zal zijn en het oordeel zal afwenden. Maar die hoop hangt af van echte bekering en gehoorzaamheid.
Daarom volgt de oproep:
Joël 2:15-17 “Blaast de bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit. Vergadert het volk, heiligt de gemeente, vergadert de ouden, vergadert de kinderkens en de zuigelingen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer en de bruid uit haar slaapkamer. Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE, en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hun God?”
Dit is een nationale oproep. Niemand wordt uitgezonderd: jong en oud, man en vrouw, zelfs bruid en bruidegom midden in hun huwelijksdag. De nood is zo groot dat alle gewone bezigheden moeten wijken voor het zoeken van Gods aangezicht. De priesters – en daarmee alle gelovigen die tot Gods volk behoren – moeten wenen en smeken om ontferming.
Wanneer Gods volk zich zo tot Hem wendt, antwoordt Hij:
Joël 2:18-19 “Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen. En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Zie, Ik zend u koren, en most, en olie, en gij zult daarvan verzadigd worden; en Ik zal u niet meer tot een smaadheid onder de heidenen stellen.”
Gods reactie op ware bekering is niet alleen geestelijk herstel, maar ook materiële zegen. Hij belooft overvloed, eerherstel en het einde van de onderdrukking door de vijand.
Joël 2:20 “En Ik zal dien van het noorden verre van u doen wijken, en Ik zal hem wegstoten naar een dor en woest land, zijn aangezicht naar de oostelijke zee, en zijn achterste einde naar de uiterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuile lucht zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan.”
De vijand die zoveel verwoesting bracht, zal door God Zelf verdreven worden. Hij wordt vernietigd op een plaats waar geen leven is, zodat hij geen kwaad meer kan doen. Zijn arrogantie en grootspraak zullen eindigen in schande.
Herstel, overvloed en de uitstorting van Gods Geest
Na de belofte dat de vijand verdreven zal worden, klinkt Gods woord van bemoediging:
Joël 2:21-22 “Vrees niet, o land, wees blijde en verheug u, want de HEERE heeft grote dingen gedaan. Vreest niet, gij beesten des velds, want de weiden der woestijn spruiten uit, want het geboomte draagt zijn vrucht, de vijgeboom en de wijnstok geven hun vermogen.”
Zelfs de natuur wordt hersteld. De verwoeste velden en bomen zullen weer vrucht dragen, en de dieren zullen opnieuw voedsel vinden. Het land zal herleven onder Gods zegen.
Joël 2:23 “En gij, kinderen van Sion, verheugt u en zijt blijde in den HEERE uw God; want Hij zal u geven den Leraar ter gerechtigheid, en Hij zal den regen op u doen neerdalen, vroegen regen en spaden regen in de eerste maand.”
Hier wordt gesproken over zowel geestelijke als fysieke zegen. De “Leraar ter gerechtigheid” wijst op leiding in Gods waarheid, en de vroege en late regen verzekeren overvloedige oogsten.
Joël 2:24-25 “En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen zullen overloopen van most en olie. En Ik zal u de jaren vergoeden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups opgegeten hebben, Mijn groot heir, dat Ik op u gezonden heb.”
God belooft herstel van alles wat verloren is gegaan. De jaren van schaarste en verwoesting zullen worden ingehaald door jaren van overvloed. Zelfs datgene wat door Zijn eigen oordeel verloren ging, zal Hij vergoeden aan Zijn volk.
Joël 2:26-27 “En gij zult overvloedig eten en verzadigd worden, en gij zult den Naam van den HEERE uw God prijzen, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal in eeuwigheid niet beschaamd worden. En gij zult weten, dat Ik in het midden van Israël ben, en dat Ik, de HEERE, uw God ben, en niemand meer; en Mijn volk zal in eeuwigheid niet beschaamd worden.”
Dit is de climax van Gods belofte: Zijn aanwezigheid in het midden van Zijn volk, en de zekerheid dat zij nooit meer te schande zullen worden.
Dan volgt één van de meest bekende profetieën van Joël:
Joël 2:28-29 “En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees; en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren, uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien. Ja, ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten.”
Deze woorden worden later door Petrus in Handelingen 2 geciteerd op de Pinksterdag, als vervulling van Gods belofte om Zijn Geest te geven aan allen die Hem toebehoren. Het is een teken van de nieuwe tijd waarin Gods wet in de harten van Zijn volk geschreven wordt.
Joël 2:30-32 “En Ik zal wonderen geven in den hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookdamp. De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en vreselijke dag des HEEREN komt. En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft, en dat bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.”
God sluit af met zowel waarschuwing als belofte: er zullen kosmische tekenen zijn die de dag des HEEREN aankondigen, maar wie Zijn Naam aanroept, zal gered worden. Het is een oproep tot vertrouwen en gehoorzaamheid, want de redding ligt alleen bij Hem.