Oordeel over de volken in het dal van Josafat
Joël 3:1-2 “Want zie, in die dagen en te dier tijd, wanneer Ik de gevangenis van Juda en Jeruzalem zal wenden, dan zal Ik alle heidenen verzamelen en hen afvoeren in het dal van Josafat; en Ik zal aldaar met hen rechten over Mijn volk en Mijn erfenis Israël, dat zij onder de heidenen verstrooid hebben, en Mijn land verdeeld.”
God kondigt hier een toekomstig moment aan waarop Hij Zelf zal ingrijpen in de geschiedenis. Het is een tijd waarin Hij de gevangenschap van Zijn volk zal omkeren en Zijn recht zal doen gelden over de volken die hen hebben verstrooid. De plaats van dit oordeel wordt het “dal van Josafat” genoemd, symbool voor een beslissende rechtszitting door de Allerhoogste.
Joël 3:3 “En zij hebben het lot geworpen over Mijn volk, en hebben de jongen voor een hoer gegeven, en het meisje voor wijn verkocht, dat zij mochten drinken.”
De beschuldiging tegen de volken is ernstig: zij hebben Gods volk behandeld als handelswaar, gedegradeerd tot objecten voor genot en winst. Dit onrecht zal niet ongestraft blijven.
Joël 3:4-6 “En ook, wat hebt gij met Mij te doen, o Tyrus en Sidon, en alle grenzen van Palestina? Zult gij Mij een vergelding vergelden? Of indien gij Mij vergeldt, lichtelijk en haastig zal Ik uw vergelding op uw hoofd doen wederkeren. Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud genomen, en Mijn begeerlijke kostelijkheden in uw tempelen gebracht hebt; en gij hebt de kinderen van Juda en de kinderen van Jeruzalem verkocht aan de kinderen van de Grieken, opdat gij hen verre van hun land mocht brengen.”
De steden Tyrus, Sidon en het gebied van Palestina worden specifiek genoemd. Hun schuld: het roven van Gods eigendommen, het ontheiligen van heilige dingen, en het verkopen van Zijn volk in slavernij.
Joël 3:7-8 “Zie, Ik zal hen uit de plaats, waar gij hen verkocht hebt, doen opkomen, en Ik zal uw vergelding op uw hoofd doen wederkeren. En Ik zal uw zonen en uw dochters verkopen in de hand der kinderen van Juda, en zij zullen hen verkopen aan de Sabeeërs, tot een volk van verre; want de HEERE heeft het gesproken.”
God belooft dat er een volledige omkering zal komen: de rollen zullen worden omgedraaid en het onrecht zal worden hersteld.
Joël 3:9-10 “Roept dit uit onder de heidenen; heiligt een oorlog, wekt de helden op; laat al de krijgslieden naderen, laat hen optrekken. Slaat uw ploegscharen tot zwaarden, en uw sikkelen tot spiesen; laat de zwakke zeggen: Ik ben een held.”
De volken worden uitgedaagd om zich voor te bereiden op de ultieme confrontatie. Zelfs wie zwak is, moet zich gereedmaken voor de strijd, want het moment van beslissing nadert.
Joël 3:11-12 “Verzamelt u, en komt, alle gij heidenen van rondom, en vergadert u; o HEERE, doe Uw helden daarheen nederdalen. Laat de heidenen ontwaken en optrekken naar het dal van Josafat; want aldaar zal Ik zitten, om te richten al de heidenen van rondom.”
Het beeld is dat van een wereldwijde samenkomst van volken voor het oordeel van God. Hij Zelf zal zetelen als Rechter in deze kosmische rechtszitting.
Joël 3:13 “Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp; komt, treedt af, want de perskuip is vol, de persbakken lopen over; want hun boosheid is groot.”
De oogst en de wijnpers zijn hier symbolen van Gods oordeel: zoals rijpe gewassen worden geoogst en druiven worden geperst, zo zal God de volken “oogsten” en hun zonden straffen.
Joël 3:14 “Menigten, menigten in het dal der beslissing! Want de dag des HEEREN is nabij in het dal der beslissing.”
De nadruk ligt op de massa’s mensen die zullen staan in het dal van beslissing, waar geen ontkomen aan is.
Joël 3:15-16 “De zon en de maan zijn zwart geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken. En de HEERE zal brullen uit Sion, en uit Jeruzalem zal Hij Zijn stem geven, dat de hemel en de aarde beven; maar de HEERE zal een Toevlucht zijn voor Zijn volk, en een Sterkte voor de kinderen Israëls.”
Zelfs in dit angstaanjagende tafereel van oordeel klinkt er hoop: God Zelf zal een toevlucht zijn voor Zijn volk, een veilige schuilplaats te midden van het wereldwijde gericht.
Herstel en zegen voor Gods volk
Joël 3:17 “Zo zult gij weten, dat Ik, de HEERE, uw God ben, wonende op Sion, den berg Mijner heiligheid; en Jeruzalem zal heilig zijn, en vreemden zullen het niet meer doorgaan.”
Na het oordeel over de volken volgt een periode van vrede en heiligheid voor Gods volk. Jeruzalem wordt geheiligd en beschermd; geen vreemden zullen het meer binnendringen of ontheiligen.
Joël 3:18 “En het zal te dien dage geschieden, dat de bergen van zoeten wijn zullen druipen, en de heuvelen van melk zullen vloeien, en alle beddingen van Juda zullen van water vloeien; en een fontein zal uit het huis des HEEREN uitgaan, en zal het dal van Sittim bewateren.”
Het beeld dat hier geschetst wordt, is er één van overvloed, vruchtbaarheid en zegen. Wijn, melk en water symboliseren voorspoed en leven. De fontein die uit het huis van de HEERE stroomt, wijst op een voortdurende bron van geestelijke en fysieke vernieuwing.
Joël 3:19 “Egypte zal worden tot een verwoesting, en Edom zal worden tot een woeste wildernis, om het geweld aan de kinderen van Juda gedaan, omdat zij onschuldig bloed in hun land vergoten hebben.”
Tegelijkertijd wordt duidelijk gemaakt dat de volken die onrecht hebben gepleegd tegen Gods volk, hun straf niet zullen ontlopen. Egypte en Edom staan hier symbool voor de vijanden van Israël, die door hun daden verwoesting over zichzelf hebben gebracht.
Joël 3:20-21 “Maar Juda zal in der eeuwigheid blijven, en Jeruzalem van geslacht tot geslacht. En Ik zal hun bloed reinigen, dat Ik niet gereinigd had; en de HEERE zal wonen op Sion.”
Het slot van het boek Joël is een krachtige bevestiging van Gods eeuwige trouw aan Zijn volk. Juda en Jeruzalem zullen standhouden door alle generaties heen. Hun schuld wordt vergeven, hun land hersteld, en de HEERE Zelf zal in hun midden wonen.