De kroon des levens
De overwinnaars onder hen werd “een kroon des levens” beloofd, zoals we lezen in Openb. 2:10 (eerder geciteerd).
Wat ook de roeping van elke overwinnaar mag zijn, hij of zij heeft de gave van inzicht en wil geen roeping die niet de zijne of hare is. Dit gebrek aan zelfbevrediging maakt deze beloning des te betekenisvoller. De overwinnaars zullen met Hem regeren en heersen in de eerste opstanding. Ze zullen gezag krijgen omdat ze niet verblind waren door ambitie en de behoefte om te heersen. Ze zullen een kroon krijgen omdat ze weigerden de kroon van Jezus te onttronen, terwijl Korach de kroon van Mozes en Aäron omver wilde werpen. Openb. 2:11 zegt ook,
11 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt: Die overwint, zal de tweede dood niet ondergaan.
Met andere woorden, zij zullen de eerste opstanding beërven (Openb. 20:4-6). Dit is de kroon, want zij die die eerste opstanding beërven, zullen duizend jaar met Hem regeren (Openb. 20:6). Niet alle gelovigen zullen deze eerste opstanding krijgen. De rest van de gelovigen zal hun beloning van eeuwig leven pas krijgen bij de algemene opstanding van de doden aan het einde van de duizend jaar. Zij zullen hun beloning krijgen samen met de ongelovigen (druiventype Israëlieten en entbare verwanten) die tegelijkertijd worden opgewekt (Lucas 12:46), nadat ze zijn uitgesorteerd op de manier die God goeddunkt.
De uitspraak dat de overwinnaars niet getroffen zullen worden door de tweede dood is een hint dat degenen in de Kerk die GEEN overwinnaars zijn op de een of andere manier getroffen zullen worden door de tweede dood. Onthoud dat dit een boodschap aan de Kerk is, niet een boodschap aan ongelovigen. Dit is heel consistent met de verklaring van Paulus in 1 Kor. 3:14, 15, die zegt,
14 Indien iemands werk, dat hij daarop [het fundament dat Jezus is] gebouwd heeft, blijft staan, zal hij een beloning ontvangen. 15 Indien iemands werk verbrand wordt, zal hij verlies lijden, maar hijzelf zal behouden worden, doch als door vuur.
Van de tweede dood wordt gezegd dat het de poel van vuur is (Openb. 20:14). Zo’n oordeel is in veel kerken ondenkbaar, omdat ze het zien als een martelkamer zonder einde. Daarom verwerpen ze onmiddellijk het idee dat God Christelijke gelovigen door “vuur” zou oordelen. Vuur is echter een symbool van de heilige wet die bedoeld is om de zondaar te herstellen, niet om hem te vernietigen of te martelen. In dit geval zullen de niet-overtreders in de kerk gered worden, maar ze zullen eerst een disciplinair oordeel moeten ondergaan. Hun werk is niets meer dan het volgen van trends. Dus maken ze ‘christelijke pop of rock’, of leren ze geld te sturen naar hen die dat niet zouden moeten doen, of bouwen ze huizen die in hun ogen ‘modern’ zijn maar gewoon kopieën van het Babylonische Bauhaus, of is hun kunst moderne kunst geworden, enzovoort. Deze werken zullen ongedaan worden gemaakt of worden vernietigd en degenen die deze dingen hebben gemaakt, zullen het verlies lijden omdat ze worden afgebroken of vernietigd en dus zullen deze dingen of hun trots voor hen een verlies zijn, maar ze zullen worden gered voor de vuurproef (Gods Wet, het meer van vuur). Jezus legde het verder uit in Zijn gelijkenis in Lucas 12:47-49,
47 En de slaaf die de wil van zijn meester kende en zich niet klaarmaakte of handelde in overeenstemming met zijn wil, zal vele zweepslagen ontvangen, 48 maar degene die het niet wist en daden beging die een geseling waardig zijn, zal er maar weinig ontvangen… 49 Ik ben gekomen om vuur (Gods wet) op de aarde te werpen; en ik zou willen dat het al aangestoken was!
Gods “slaven” (dat zijn Zijn dienaren, de christelijke gelovigen) die Hem niet gehoorzaamden, zullen worden beoordeeld door de heilige wet. Jezus haalt hier de wet in Deut. 25:1-3 aan, waar iemand tot veertig slagen mag krijgen, maar niet meer. Als iemand zondigt in onwetendheid over de wil van zijn meester, kan hij slechts een paar striemen krijgen; maar als iemand opzettelijk zondigt, kan hij veel striemen krijgen, tot wel veertig.
In vers 49 noemde Jezus dit “vuur”. Het was niet letterlijk een vuur, maar eerder de “vurige wet” (Deut. 33:2). Deze wet zal kerkgangers van zich afbijten; ze zullen ervan zeggen: “Dit brandt me echt op.” Jezus zei dat Hij wenste dat dit “vuur” al aangestoken was. Als dat vuur echt de martelput zou zijn die door zoveel bijbelleraren wordt voorzien, dan zou deze uitspraak volledig uit de toon vallen. Hoe zouden we ons kunnen voorstellen dat Jezus wenste dat zo’n marteling al begonnen was? Door dit “vuur” te zien als een corrigerende maatregel om mensen te redden (zoals 1 Kor. 3:15 ons vertelt) passen Jezus’ woorden bij Zijn karakter.
Gods niet-overwinnende dienaren zullen worden opgewekt bij de Grote Witte Troon, wanneer allen naar hun werken worden geoordeeld. Zowel ongelovigen als gelovigen zullen geoordeeld worden naar de heilige wet.