De Kerk van Pergamos (313-529 n. Chr. Kerktijdperk 3)
Het tijdperk van de Kerk van Smyrna eindigde in 313 met het Edict van Milaan dat officieel een einde maakte aan de Romeinse vervolging van christenen. Keizer Constantijn had Rome in 310 veroverd en begon er al snel een christelijk rijk van te maken. Zo begon het tijdperk van de Kerk van Pergamos.
De leer van Balaam
Pergamos is de Balaamkerk van het Nieuwe Testament. Johannes legt een verband tussen de Balaamkerk van het Oude Testament en de Kerk van Pergamos in het Nieuwe Testament als hij in Openb. 2:14 een waarschuwing aan Pergamos schrijft,
14 Maar ik heb een paar dingen tegen u, omdat gij daar hebt die de leer van Balaam aanhangen, die Balac leerde om een steen des aanstoots te werpen voor de kinderen Israëls, om afgodenoffer te eten en hoererij te bedrijven.
Pergamos betekent “gehuwd met macht”. Het spreekt van een tijdperk waarin de kerk in een machtspositie kwam en leerde hoe ze die macht net zo kon misbruiken als het heidense Rome had gedaan. Het werd Rome als een rijk. Op zich niet slecht als het had geprobeerd om het rijk de ‘vruchten van Gods Wet’ te laten voortbrengen, maar in plaats daarvan zou het ‘heidense manieren en wetten witwassen’. Het was te veel bezig met het verkrijgen of behouden van het lidmaatschap van heidenen die in de organisatie onderdanig zouden zijn. Om dit te kunnen doen, legden ze zich neer bij heidense gebruiken zolang deze heidenen zich onderwierpen aan de hiërarchie en haar geloofsbelijdenissen. Omdat het lidmaatschap de organisatie macht gaf, werd deze steeds intoleranter tegenover andersdenkenden, vooral als deze het ‘rijk’ uitdaagden. Al snel oefende de clerus de macht van leven en dood uit over iedereen die het waagde om tegen hun heerschappij in te gaan of er een andere mening op na te houden.
Om de macht te krijgen die ze wilden, hadden ze zoveel mogelijk ‘klanten’ nodig in hun ‘kerkbedrijf’. De kerk had een Romeins rijk geërfd dat multi-etnisch en een smeltkroes was geworden. In het OT wordt ons verteld dat de doctrine van Balaam was om de zonen van Israël zover te krijgen dat ze Gods wet overtraden door hen te verleiden met vreemde vrouwen te paren en de goden (wetsystemen) van deze vreemdelingen aan te nemen.
Numeri 22:1 En de kinderen Israëls trokken voort, en legerden zich in de vlakte van Moab, aan deze zijde van de Jordaan, bij Jericho.
2 En Balak, de zoon van Zippor, zag alles, wat Israël den Amorieten gedaan had.
3 En Moab was zeer bevreesd voor het volk, omdat het talrijk was; en Moab was benauwd vanwege de kinderen Israels.
4 En Moab zeide tot de oudsten van Midian: Nu zal dit gezelschap alles oplikken, wat rondom ons is, gelijk een os het gras des velds oplikt. Toen was Balak, de zoon van Zippor, koning der Moabieten.
5 Hij zond dan boden tot Balaam, den zoon van Beor, naar Pethor, aan de rivier van het land der kinderen van zijn volk, om hem te roepen, zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte gekomen; zie, zij bedekken het aanschijn der aarde (land), en zij blijven tegen mij:
6 Kom dan nu, ik bid u, vervloek mij dit volk, want het is mij te machtig; misschien zal ik zegevieren, opdat wij hen slaan, en ik hen uit het land verdrijf; want ik weet, dat hij, die gij zegent, gezegend is, en hij, die gij vervloekt, vervloekt is.
Hier lezen we dus dat de heidenen een manier zochten om niet door onze voorvaderen geslagen te worden, maar in plaats daarvan zochten ze onze voorvaderen om geslagen te worden. Het is dus een kwestie van het een of het ander moet weg. Wat mij betreft, ik heb liever dat mijn volk blijft leven dan dat het verliest… toch?
Het volgende hoofdstuk van Numeri vertelt hoe God onze voorvaderen zegende dat geen ander volk hen in de weg kon staan en dat omdat onze voorvaderen deden wat God vroeg, God aan hun kant zou staan.
Numeri 23: 21 Hij heeft geen ongerechtigheid gezien in Jakob (dat wil zeggen in al zijn stammen), noch heeft Hij voorlijkheid gezien in Israël; de HEERE, zijn God, is met hem, en de roep van een koning is onder hen.
22 God heeft hen uit Egypte gebracht; Hij heeft als de sterkte van een eenhoorn.
23 Zekerlijk, er is geen toverspreuk tegen Jakob, en er is geen waarzeggerij tegen Israël; naar die tijd zal van Jakob en van Israël gezegd worden: Wat heeft God gewrocht!
24 Zie, het volk zal opstaan als een grote leeuw, en zich verheffen als een jonge leeuw; hij zal niet nederliggen, totdat hij van den prooi gegeten, en het bloed der gedode gedronken heeft.
Num 24:8 God heeft hem uit Egypte voortgebracht; hij heeft als de sterkte van een eenhoorn; hij zal de volken zijner vijanden opeten, en hij zal hun beenderen breken, en hij zal hen doorboren met zijn pijlen.
9 Als een grote leeuw rust hij, als een leeuw legt hij zich neder; wie zal hem ophitsen? Gezegend is hij die u zegent, en vervloekt is hij die u vervloekt.
Balak wilde dat de Israëlieten vervloekt werden, zodat de Israëlieten hem en zijn volk niet zouden verdrijven, en omdat er geen vloek was, werd hij boos op Balaam die niet in staat was om de Israëlieten te vervloeken.
Num. 24: 10 En Balaks toorn werd ontstoken tegen Balaam, en hij sloeg zijn handen tegen elkaar; en Balak zei tegen Balaam: Ik heb u geroepen om mijn vijanden te vervloeken, en zie, u hebt hen deze drie keer helemaal gezegend.
God werd echter op een bepaald moment in dit alles boos op onze voorouders, omdat zij zich met de vrouwen van Moab begonnen te vermengen, zoals we lezen in Numeri 25:1 En Israël verbleef in Shittim, en het volk begon hoererij te bedrijven met de dochters van Moab.
2 En zij riepen het volk tot offeranden hunner goden; en het volk at en boog zich voor hun goden.
3 En Israël sloot zich aan bij Baälpeor; en de toorn des HEEREN werd tegen Israël ontstoken.
In de boeken Antiquiteiten 4:6:6 lezen we dat Balaam Balak vertelde dat er maar één manier was waarop God onze voorvaderen zou vervloeken, en dat was als zij de homogene cultuur van hun God zouden verlaten en inruilen voor de multiculturele manieren van Moab…
“Als jullie de overwinning over hen (de Israëlieten) willen behalen, doe dan als volgt… Stuur de knapste van uw dochters… naar de Israëlieten… en als ze verliefd op hen zijn… haal hen dan over om hun gehoorzaamheid aan hun eigen wetten en het woord van de God die hen heeft opgericht, op te geven… want op deze manier zal God boos op hen zijn…”.
Dat is dus de doctrine van Balaam. Zeer weinig bijbelleraren durven aan het licht te brengen dat de doctrine van Balaam die van het multiculturalisme is, met als gevolg de vernietiging van Gods wet, en als bijverschijnsel, de ondergang van Gods uitverkoren Volk… dat Volk zijn ‘wij en onze voorouders’. De zaden van de huidige chaos werden lang geleden gezaaid. Daarom zei Jezus: pas op voor het zuurdesem van de Farizeeën.
Het duurde niet lang voordat de kerk “vlees at” (vleselijke doctrines opslokte) geofferd aan afgoden (valse wetgevers). De geloofsbelijdenissen van de ‘kerk’ waren geworteld in de vervangingstheologie en namen gemakkelijk vele praktijken van de heidenen over. Veel heidense tempels werden omgebouwd tot christelijke kerken. Beelden van de godin Persephone werden omgedoopt tot Maria en heilig verklaard. Heidense feestdagen werden overgenomen en kregen een christelijke betekenis.
In het Pergamumtijdperk won de kerk aan macht en gaf zichzelf het recht om te zegenen wat God niet wilde zegenen en te vervloeken wat God niet wilde vervloeken.
De boodschap wordt aangesproken door Degene die het scherpe zwaard heeft waarmee ware gerechtigheid kan worden toegediend, alsof hij wacht op het onrechtmatige gebruik van het zwaard door de kerk. In de symboliek staat een zwaard voor Wet en is het gereedschap om die uit te voeren. Openb. 2:12 zegt,
12 En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamum: Degene die het tweesnijdend zwaard heeft, zegt dit:
En zo is het tijdperk van de kerk van Pergamos, of Pergamum, de tijd waarin de kerk de burgerlijke macht verkreeg. Het is waar, gedurende een bepaalde periode, dat de kerk en de staat samensmolten tot één geheel. Het begon met Constantijn die het christendom begunstigde en een einde maakte aan de officiële vervolging van christenen in 313. Zijn edict wordt de Toleratiewet genoemd, want dat was het. Het stelde het christendom op gelijke voet met het heidendom, zolang het maar christelijk werd genoemd. Hoewel de ‘Kerk’ beweerde christelijk te zijn, was het gewoon een religieus instituut dat Gods Jezus had vervangen door hun eigen versie van Jezus. Het is deze versie die het heidendom in de organisatie toeliet. Vervolgens was de kerk in staat om diegenen te vervolgen die deze hybride religie en haar multiculturele gebruiken niet accepteerden. Er mocht nooit tolerantie worden verleend aan hen die de Wet van God als de wet van het land voor zijn volk wilden. Door dit te doen zouden de priesters hun heersende status verliezen, die een replica was van het farizeeër kerk-en-staat systeem van Judea en met alle attributen van het Romeinse Rijk. Ze konden de ware Jezus niet als Koning hebben omdat dit zou betekenen dat ze naar de wet van zijn Vader zouden leven en dit zou weer betekenen dat ze niet in staat zouden zijn om hun eigen wetten te verzinnen om aan hun eigen wensen te voldoen.