De Mythe van de Bovennatuurlijke Duivel
Leert de Bijbel dat christenen moeten geloven in een mystiek bovennatuurlijk wezen dat de duivel en satan wordt genoemd? Of is zo’n geloof in werkelijkheid heidens bijgeloof, dat onze relatie met onze Hemelse Vader ernstig verontreinigt?
In deze serie gaan we een vrij lange en diepgaande studie doen van de Heilige Schrift, waarin de Bijbel zelf zal laten zien dat de leer van een letterlijke, persoonlijke duivel niets anders is dan een theologische misleiding, gebaseerd op een combinatie van occulte overtuigingen en verkeerd begrepen Bijbelteksten. De leer van een grote, machtige satan als meesterbrein van het kwaad in de wereld is een struikelblok dat christenen verlamt en het mogelijk heeft gemaakt dat goddeloze mensen ongehinderd doorgaan met hun pogingen om de regeringen van de wereld te beheersen.
De hoogste prioriteit van het hedendaagse christendom is een leer die zegt dat je Jezus in je leven moet laten komen, zodat je niet in de greep valt van Gods aartsvijand, de duivel of satan, en uiteindelijk niet zult lijden in de pijn van eeuwige hellevlammen.
Volgens de voorstanders van de duivelleer geldt: als je hun geestelijke methode van redding niet volgt – en ik merk op dat deze methode verschilt van het fundamentalisme tot aan het katholicisme en universalisme – dan zal je zogenaamde ziel bij je dood toebehoren aan een grote gevallen engel, ooit Lucifer genoemd, nu satan genoemd, en je zult voor altijd van hem zijn. Je zult worden gebracht naar een plaats van pijn en brandend vuur zonder einde. Je zult voor eeuwig worden geprikkeld met de riek van de duivel en heen en weer geworpen worden tussen eeuwige kolen.
Er zal geen ontsnapping zijn, er zal geen hoop zijn; in feite zal het een lot zijn dat erger is dan de dood zelf. Als dit waar was, dat een letterlijke satan uit is op je eeuwige leven, dan hebben de predikers gelijk wanneer zij zeggen dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de wetten van God voor Amerika, of over een financieel elitaire groep mannen die deze natie meesleurt in een wereldgemeenschap, of waakzaam moeten zijn voor het feit dat de Bijbel een invasie van Amerika voorspelt door een Aziatisch bondgenootschap van ontelbare miljoenen troepen.
Het belangrijkste, volgens de prediker, is dat je gered wordt van de macht van de duivel. Daarna leggen zij uit dat het op één na belangrijkste is om je hele leven door te brengen met anderen redden van de duistere macht en invloed van deze ooit grote, verheven engel die uit de hemel viel en nu over de aarde zwerft met zijn leger van demonen.
Velen van jullie hebben mijn boek over de hel al bestudeerd, waarin de Bijbelse waarheid wordt uitgelegd dat er geen eeuwige plaats van kwelling is. Integendeel: het woord ‘hel’ in de oorspronkelijke Bijbeltekst betekent eenvoudig het graf of de kuil in de grond waar je begraven wordt. Als je geen exemplaar van dat boek hebt – de titel is De Mythe van de Katholieke en Protestantse Hel – kun je een exemplaar aanvragen, en we sturen het je met eerste klas post. Dat boekje geeft een gedetailleerd schriftuurlijk begrip van wat er met je gebeurt als je sterft.
En als christenen zouden we allemaal basiskennis over dit onderwerp moeten hebben.
Spreuken 4:7 “Het beginsel der wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij al wat gij verwerft, verwerf verstand.”
En wanneer iemand begint de Bijbel te onderzoeken over de leer van Lucifer, de duivel en satan zoals die in de kerken wordt geleerd, blijken er veel aspecten van die leer in te storten onder het licht van de goddelijke wijsheid en het begrip van de Schrift, die onze Hemelse Vader wil dat wij hebben.
Het Kerkelijk Bewijs voor een Gevallen Engel
Wanneer iemand vraagt om Bijbels bewijs dat er ooit een machtige engel was die uit de hemel viel en nu bekendstaat als satan, zal een doorsnee kerkganger meestal twee hoofdstukken uit de Bijbel citeren: Ezechiël 28 en Jesaja 14.
In Ezechiël 28 wordt een zekere koning van Tyrus aangesproken. Kerkelijke tradities leren dat dit in werkelijkheid een verborgen beschrijving is van satan, omdat de tekst spreekt over een “gezalfde cherub” die in Eden was en uit Gods berg werd geworpen. Maar wanneer we dit hoofdstuk zorgvuldig lezen, zien we dat het niet over een gevallen engel gaat, maar over een menselijke koning die door zijn hoogmoed en rijkdom is gevallen. Alles in de context van dit hoofdstuk wijst op een aardse heerser, niet op een bovennatuurlijke geestelijke macht.
Jesaja 14 wordt vaak op dezelfde manier misbruikt. Hier spreekt de profeet over de val van de koning van Babel en gebruikt daarbij poëtische en beeldende taal, zoals de beroemde passage: “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, gij zoon des dageraads!” De Latijnse Vulgaat vertaalde ‘morgenster’ hier als Lucifer, en vanaf dat moment werd deze term in de christelijke traditie verbonden met satan. Maar ook hier is de context onmiskenbaar: het gaat over een menselijke koning die door God wordt vernederd vanwege zijn trots en onderdrukking van de volken.
Het is belangrijk te begrijpen dat de profeten vaak gebruikmaakten van beeldspraak om de val van hoogmoedige mensen te beschrijven. Het “uit de hemel vallen” betekent in de Hebreeuwse poëzie eenvoudig het verliezen van macht, eer en positie – het tegenovergestelde van verheffing. Er is geen enkele noodzaak om dit letterlijk toe te passen op een machtige engel die ooit in Gods aanwezigheid leefde.
Wanneer wij als christenen de Schrift laten spreken in plaats van tradities te volgen, verdwijnt het fundament van het idee dat satan een gevallen engel zou zijn. Wat overblijft is een zuiverder en helderder beeld van Gods soevereiniteit: Hij alleen heeft macht over leven en dood, en geen enkel ander wezen kan Zijn wil tegenhouden.
De Invloed van Heidense Mythen op de Duivelleer
Het idee van een machtige, kwaadaardige tegenstander van God die over bovennatuurlijke krachten beschikt, is geen Bijbelse uitvinding. Het is afkomstig uit heidense religies en mythen die eeuwenlang bestonden voordat de eerste Bijbelboeken werden geschreven.
In de oude Babylonische en Perzische religies, bijvoorbeeld, vinden we verhalen over een tweestrijd tussen een goede god en een kwade god. In het Zoroastrisme werd de goede god Ahura Mazda gezien als de bron van licht en waarheid, terwijl Angra Mainyu werd voorgesteld als de geest van duisternis en leugen. Deze strijd werd afgebeeld als een kosmische oorlog tussen twee gelijke machten, waarvan geen van beide almachtig was.
Toen Israël in ballingschap ging en in contact kwam met deze religies, ontstond bij sommige Joden de verleiding om zulke ideeën te vermengen met hun eigen geloof. In plaats van God te zien als de enige soevereine heerser, begon men te denken in termen van twee tegengestelde machten – een goed en een kwaad – die om de mensheid streden.
Ook in de Griekse mythologie vinden we soortgelijke figuren: goden of halfgoden die door hun trots uit de hemel werden geworpen, zoals de Titanen, of wezens die de mensen verleidden tot opstand tegen de oppergod. Zulke verhalen klonken aantrekkelijk en dramatisch, en het was gemakkelijk om ze in religieuze onderwijzing te verweven om morele lessen over te brengen.
Maar de God van de Bijbel kent geen gelijke en geen tegenstander die Zijn macht werkelijk kan evenaren. Alle machten en krachten – hoe machtig ze ook lijken – staan onder Zijn gezag en kunnen niets doen buiten Zijn wil.
Wanneer de kerk echter deze heidense mythen in haar leer opneemt, wordt het beeld van God verduisterd. In plaats van de Almachtige te verheerlijken als de Enige die heerschappij voert over hemel en aarde, presenteert men een toneelstuk waarin God en satan gelijkwaardige vijanden lijken. Dit is niet slechts een onschuldige interpretatie; het ondermijnt de kern van het Bijbelse geloof.
Door deze mythologische invloeden te verwijderen en terug te keren naar wat de Schrift werkelijk zegt, wordt ons geloof bevrijd van angst voor een ingebeelde macht, en richten wij ons opnieuw op de enige ware Koning en Rechter van alle mensen.
De Duivel als Symbool van Menselijke Vijandschap tegen God
Wanneer we de Bijbel zorgvuldig lezen, ontdekken we dat de woorden duivel en satan vaak gebruikt worden als aanduiding voor mensen of groepen die zich tegen God en Zijn volk verzetten. Deze termen worden dan niet letterlijk bedoeld als een bovennatuurlijk wezen, maar als beschrijving van vijandigheid, tegenwerking of aanklacht.
Een duidelijk voorbeeld hiervan vinden we in Mattheüs 16:23, waar Jezus tegen Petrus zegt:
Mattheüs 16:23 “Maar Hij keerde Zich om en zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satan! gij zijt Mij een aanstoot; want gij bedenkt niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen.”
Niemand beweert dat Petrus op dat moment bezeten was door een gevallen engel. Jezus gebruikt het woord satan hier in zijn oorspronkelijke betekenis: tegenstander. Petrus stelde zich – hoe goed bedoeld ook – op als iemand die Gods plan in de weg stond, en daarom werd hij aangesproken met die term.
Ook in het Oude Testament vinden we dit gebruik. In 1 Koningen 11:14 lezen we:
1 Koningen 11:14 “En de HEERE verwekte Salomo een satan, Hadad, den Edomiet; hij was uit het koninklijk zaad in Edom.”
Hier gaat het onmiskenbaar over een mens, Hadad de Edomiet, die zich tegen Salomo opstelde. Het woord satan betekent in deze context eenvoudig vijand of tegenstander.
Door deze voorbeelden wordt duidelijk dat de Schrift vaak menselijke tegenstanders van Gods werk aanduidt met woorden die in de kerkelijke traditie zijn verabsoluteerd tot een titel voor een bovennatuurlijk kwaad wezen. De kern van de Bijbelse boodschap is dat tegenstand tegen God kan komen van mensen, volken en politieke machten – niet noodzakelijk van een onzichtbare, hemelse vijand.
Wanneer we dit begrijpen, valt een groot deel van de angst weg die door eeuwen van kerkelijke prediking is ingeprent. In plaats van te vrezen voor een onzichtbare macht die ons constant belaagt, leren we de geestelijke strijd te zien als een strijd tegen leugen, wetteloosheid en de menselijke neiging om Gods wetten te verwerpen.
De Duivel als Aanklager en de Overwinning van Christus
In meerdere Bijbelgedeelten wordt de duivel beschreven als een aanklager. Dit beeld komt het duidelijkst naar voren in het boek Openbaring, waar Johannes een visioen beschrijft van de val van “de aanklager van onze broeders”.
Openbaring 12:10 “En ik hoorde een grote stem in den hemel zeggen: Nu is de zaligheid en de kracht en het koninkrijk geworden onzes Gods, en de macht van Zijn Christus; want de aanklager onzer broeders, die hen aanklaagde voor onzen God dag en nacht, is neergeworpen.”
In de context van dit visioen wordt duidelijk dat deze ‘aanklager’ symbool staat voor elke macht – geestelijk of wereldlijk – die Gods volk beschuldigt, aanklaagt of veroordeelt. Door de hele Bijbel heen zien we dat valse beschuldigingen en laster een belangrijk wapen zijn in de handen van Gods vijanden.
In het Oude Testament zien we dit beeld in Job 1 en 2, waar “de satan” voor God verschijnt om Job aan te klagen. Hier is het Hebreeuwse woord ha-satan letterlijk “de tegenstander” of “aanklager”, zonder dat daarmee noodzakelijk een gevallen engel wordt bedoeld. In de setting van Job lijkt het meer op een hemelse aanklager of juridisch figuur, zoals een openbare aanklager in een rechtbank.
Maar het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat Jezus Christus deze rol van aanklager volledig heeft tenietgedaan. Door Zijn dood en opstanding heeft Hij de macht van elke aanklacht gebroken.
Kolossenzen 2:14-15 “Uitgewist hebbende het handschrift dat tegen ons was, hetwelk ons tegenspoedig was, en heeft dat uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende; en de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd.”
Christus heeft de aanklacht die ons veroordeelde weggenomen en vernietigd. Daarmee heeft Hij iedere macht die claimde ons te kunnen veroordelen, machteloos gemaakt. De zogenaamde ‘duivel’ verliest in dit licht zijn kernfunctie: er is geen beschuldiging meer die stand kan houden tegenover het bloed van het Lam.
De overwinning van Christus betekent dat wij niet langer onder de angst voor een kosmische tegenstander hoeven te leven. Onze strijd is niet tegen een wezen dat ons eeuwig kan kwellen, maar tegen menselijke en geestelijke systemen die de waarheid van God willen verbergen. In Christus zijn wij meer dan overwinnaars, niet omdat wij zelf sterk zijn, maar omdat Hij de vijand reeds heeft overwonnen.
Het Gevaar van een Letterlijk Duivelgeloof
Het vasthouden aan de leer van een letterlijke, bovennatuurlijke duivel heeft door de eeuwen heen veel schade aangericht binnen het christendom. Niet alleen leidt het tot angst en bijgeloof, maar het verschuift ook de verantwoordelijkheid van de mens naar een denkbeeldig wezen. In plaats van onze eigen zonden en keuzes onder ogen te zien, wordt het kwaad in de wereld toegeschreven aan een macht buiten onszelf.
Dit heeft twee ernstige gevolgen. Ten eerste wordt de ernst van persoonlijke bekering afgezwakt. Als iemand gelooft dat een duivel hem tot zonde “dwong”, verliest hij het besef dat zonde voortkomt uit het eigen hart en de eigen wil. Jakobus schrijft duidelijk:
Jakobus 1:14 “Maar een iegelijk wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt.”
Het tweede gevaar is dat de aandacht van de gelovige wordt afgeleid van Gods wet en Zijn Koninkrijk. Wanneer predikers blijven waarschuwen voor de listen van satan in plaats van de geboden van God te onderwijzen, wordt de focus verlegd van gehoorzaamheid naar een voortdurende angst voor een denkbeeldige vijand. Dit is een slimme, maar gevaarlijke afleiding die de vijanden van Gods volk door de geschiedenis heen hebben gebruikt.
Het letterlijke duivelgeloof is bovendien een voedingsbodem voor manipulatie. Door mensen te overtuigen dat er een bovennatuurlijk wezen constant op de loer ligt, kunnen geestelijke leiders macht en controle uitoefenen. Dit mechanisme is eeuwenlang toegepast, zowel in de rooms-katholieke kerk als in bepaalde protestantse kringen. Het in stand houden van angst is altijd een effectief middel geweest om mensen te laten gehoorzamen aan menselijke regels in plaats van aan Gods wet.
De ware bevrijding komt pas wanneer we erkennen dat onze strijd gaat tegen zonde, onrecht en wetteloosheid, en dat God ons de middelen heeft gegeven om staande te blijven. Paulus zegt in Efeziërs 6 dat wij de wapenrusting van God moeten aandoen om weerstand te bieden – niet tegen een denkbeeldige gevallen engel, maar tegen de werkelijke machten en krachten van deze wereld die de waarheid van het Evangelie willen onderdrukken.
Door terug te keren naar het Bijbelse beeld van satan en de duivel, zoals de Schrift het geeft, bevrijden we ons geloof van bijgeloof en hernieuwen we onze toewijding aan God alleen.
Het Bijbelse Eindoordeel over Satan en de Duivel
Wanneer we de hele Bijbel in haar context lezen, ontstaat er een consistent beeld: satan en duivel zijn geen namen voor een almachtige, bovennatuurlijke vijand, maar beschrijvende termen voor tegenstanders, aanklagers en vijanden van Gods werk, zowel in menselijke als in geestelijke zin.
De Schrift leert dat er slechts één soevereine Heerser is: de Almachtige God. Hij is de Schepper van hemel en aarde, en er bestaat geen tweede macht die Zijn wil kan dwarsbomen. Alle wezens, zichtbaar en onzichtbaar, zijn onderworpen aan Zijn gezag en handelen alleen binnen de grenzen die Hij stelt.
De uiteindelijke nederlaag van alles wat zich tegen God verzet wordt duidelijk geprofeteerd. Openbaring beschrijft in beeldende taal hoe alle vijanden – inclusief de duivel – worden vernietigd.
Openbaring 20:10 “En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel van vuur en sulfer, waar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid.”
Deze passage wordt vaak letterlijk toegepast op een bovennatuurlijk wezen, maar het beeld van “de duivel” in Openbaring vertegenwoordigt alle georganiseerde tegenstand tegen God en Zijn volk. De “poel van vuur” is in de profetische taal een symbool van volledige en onherroepelijke vernietiging. Het kwaad wordt niet voor eeuwig in stand gehouden, maar wordt totaal uitgeroeid.
Dit sluit naadloos aan bij de beloften van het Oude Testament, waarin God zegt dat de wettelozen zullen verdwijnen als rook en dat er uiteindelijk geen plaats meer voor hen zal zijn (Psalm 37:20).
Voor de gelovige is dit een bron van diepe vrede. We hoeven niet bang te zijn voor een eeuwige strijd tegen een bovennatuurlijke vijand, want de overwinning is reeds behaald door Jezus Christus. Onze roeping is niet om de macht van satan te vrezen, maar om standvastig te wandelen in gehoorzaamheid aan Gods geboden, in de zekerheid dat Hij alle vijanden van Zijn Koninkrijk zal verslaan.
Het eindoordeel van de Bijbel over satan en de duivel is dus helder: het zijn tijdelijke aanduidingen voor vijanden van God, niet eeuwige rivalen van Zijn macht. God alleen is eeuwig, en Hij zal Zijn schepping herstellen in volmaakte gerechtigheid en vrede.