Blogserie

Home / serie / Spoken, zijn ze echt – Deel 3

< Terug naar blogoverzicht

Rubrieken

Algemeen

Duivel & Satan

Israël

Geschiedenis & Oorsprong

Nieuws

Joden & Edom

Kerkhoaxes

Wetten

Spoken, zijn ze echt – Deel 3

Spoken en Schaduwen

Halloween mag dan maar één dag duren, maar in de kerk lijkt het alsof het feest van spoken nooit ophoudt. Want terwijl ongelovigen slechts eenmaal per jaar maskers opzetten, lijken veel gelovigen het hele jaar door een masker te dragen van angst en bijgeloof. Je hoort er eindeloos over Satan, over duivels, over demonen en geesten. Je hoort er waarschuwingen, dreigingen, conferenties over geestelijke strijd, en eindeloze preken waarin de vijand een plaats krijgt die hem nooit is toebedeeld.

En juist daarom geef ik dit hoofdstuk de titel: Spooks – zijn ze echt? Want de vraag is niet alleen of demonen werkelijk bestaan, maar vooral: waarom gelooft de kerk meer in de vijand dan in Christus? Waarom lijken sommige gelovigen meer zekerheid te vinden in het bestaan van Satan dan in de overwinning van het kruis?

Ik ben opgegroeid, net als velen, met de leer dat Satan een gevallen engel is, ooit Lucifer genaamd, die samen met een derde van de engelen uit de hemel is geslingerd. Dat hij nu regeert over een rijk van duisternis en dat hij de macht heeft over deze wereld. Ik heb die leer gehoord, ik heb ze herhaald, ik heb er zelfs uit gepreekt. Maar de dag kwam dat ik begon te lezen met nieuwe ogen, zonder de bril van traditie. En toen zag ik dat dit verhaal nergens in de Schrift staat. Nergens.

Het woord satan betekent in het Hebreeuws eenvoudigweg “tegenstander,” “aanklager.” Het Griekse satanas betekent precies hetzelfde. Het is geen naam, geen vaste titel van een wezen dat als tegen-god zou bestaan. Het is een beschrijving van een rol. Het kan slaan op een mens, op een vijand, zelfs op God of Zijn engel wanneer Hij iemand tegenstaat. De context bepaalt de betekenis, niet de traditie.

Maar hier begint de worsteling. Want ook ik merk dat mijn denken soms nog terugschiet naar dat oude beeld. Als ik het woord “satan” lees, neig ik om het direct te zien als die gevallen engel die ik van kinds af aan leerde kennen. Maar ik herinner mezelf er telkens aan: dat is niet wat de tekst zegt. Dat is wat de traditie mij leerde. De Bijbel zelf zegt iets anders.

En daarom moeten we eerlijk zijn. Als de Schrift ons niet laat zien dat Satan een gevallen engel is, dan hebben wij geen recht om die leer overeind te houden. Dan bouwen we op zand. Dan prediken we een leugen.

Het Oude Testament helpt ons hierbij. Het is opmerkelijk dat in heel het Oude Testament slechts twee boeken passages bevatten waar de rol van “satan” niet meteen duidelijk is. Twee boeken maar: Job en Zacharia. En in beide gevallen zien we dat het helemaal niet gaat om een tweede god of een almachtige demon, maar om een aanklager, een tegenspreker, iemand die slechts woorden spreekt – en nooit daden uitvoert buiten God om.

Laten we daarom beginnen met Job. Dit boek is door velen gezien als hét bewijs dat Satan een machtig bovennatuurlijk wezen is. Maar wie werkelijk leest, ontdekt dat het eerder het tegenovergestelde laat zien.

Job 1:6–12 zegt:

“Op een dag kwamen de zonen van God om zich voor de HEERE te stellen, en ook de satan kwam in hun midden. De HEERE zei tegen de satan: Vanwaar komt u? Toen antwoordde de satan de HEERE en zei: Van het rondtrekken over de aarde en van het rondwandelen daarop. En de HEERE zei tegen de satan: Hebt u acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, godvrezend en wijkend van het kwaad. Toen antwoordde de satan de HEERE en zei: Is het zonder reden dat Job God vreest? Hebt U niet voor hem, voor zijn huis en voor alles wat hij bezit een beschutting gemaakt aan alle kanten? U hebt het werk van zijn handen gezegend, en zijn bezit breidt zich uit in het land. Maar strek toch Uw hand uit en tref alles wat hij heeft – voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen! Toen zei de HEERE tegen de satan: Zie, alles wat hij heeft is in uw hand, alleen op hemzelf mag u uw hand niet uitstrekken. En de satan ging weg van het aangezicht van de HEERE.”

En in Job 2:1–7 lezen we:

“Op een dag kwamen de zonen van God om zich voor de HEERE te stellen, en ook de satan kwam in hun midden om zich voor de HEERE te stellen. De HEERE zei tegen de satan: Vanwaar komt u? Toen antwoordde de satan de HEERE en zei: Van het rondtrekken over de aarde en van het rondwandelen daarop. En de HEERE zei tegen de satan: Hebt u acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, godvrezend en wijkend van het kwaad. Nog houdt hij vast aan zijn vroomheid, hoewel u Mij tegen hem hebt opgezet om hem zonder reden te verslinden. Toen antwoordde de satan de HEERE en zei: Huid voor huid! Alles wat iemand heeft zal hij geven voor zijn leven. Strek toch Uw hand uit en tref zijn beenderen en zijn vlees – voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen! Toen zei de HEERE tegen de satan: Zie, hij is in uw hand, alleen zijn leven moet u sparen. En de satan ging weg van het aangezicht van de HEERE en trof Job met vreselijke zweren, van zijn voetzool tot zijn schedel.”

Op het eerste gezicht lijkt dit een verhaal dat de leer van de kerk bevestigt: hier is de duivel, hier is zijn macht, hier is zijn toegang tot God. Maar kijk goed. In Job 2:3 zegt God Zelf tegen de satan:

“…u hebt Mij tegen hem opgezet om hem zonder reden te verslinden.”

God zegt: Ik heb het gedaan. Het was Mijn hand die Job trof. De satan in dit verhaal heeft niets uitgevoerd buiten God om. Hij was slechts de aanklager, de tegenspreker, de stem die twijfel zaaide. Maar het initiatief en de uitvoering lagen volledig bij God.

Dit is geen verhaal over een almachtige duivel. Dit is een verhaal over een God die soeverein is, die zelfs de aanklacht van de tegenstander gebruikt om Zijn eigen plan te volbrengen.

En hier begint het ontwaken. Want als dit hét bewijs zou zijn dat Satan een gevallen engel is, dan valt die hele leer meteen uit elkaar. Job laat juist zien dat er geen macht is buiten God. Dat de aanklager niets kan zonder toestemming. Dat de strijd die we zien niet een kosmische oorlog is tussen twee goden, maar een toneel waarin God Zelf bepaalt hoe ver de aanklager mag gaan – en altijd met een doel dat verder reikt dan wij kunnen begrijpen.

De Aanklager in Job Ontmaskerd

Veel mensen zien het boek Job als hét bewijs dat Satan een machtige, bovennatuurlijke vijand is die over de aarde gaat, die stormen kan veroorzaken, die ziekten kan brengen, en die zelfs toegang heeft tot Gods troon. Predikers hebben deze hoofdstukken gebruikt om een theologie op te bouwen waarin Satan de tegenhanger van God is – bijna een tweede god. Maar wie de tekst werkelijk leest, ziet iets totaal anders.

Job 1 en 2 beschrijven een hemelse scène waarin de “zonen van God” zich presenteren voor de HEERE. Onder hen staat “de satan.” Niet als koning, niet als vorst, niet als heerser, maar als iemand die een beschuldiging inbrengt. Hij zegt in feite: Job dient U alleen omdat U hem zegent. Als U alles van hem afneemt, zal hij U vaarwel zeggen. Dat is zijn rol – aanklager, tegenspreker, niet meer.

Maar let goed op hoe God reageert. In Job 1:12 staat:

“Toen zei de HEERE tegen de satan: Zie, alles wat hij heeft is in uw hand, alleen op hemzelf mag u uw hand niet uitstrekken.”

En in Job 2:6:

“Toen zei de HEERE tegen de satan: Zie, hij is in uw hand, alleen zijn leven moet u sparen.”

Veel mensen lezen dit alsof Satan hier plotseling almachtige macht ontvangt, alsof hij nu vrij spel krijgt. Maar dat is niet wat er staat. Het initiatief komt volledig van God. Hij stelt de grenzen. Hij bepaalt de reikwijdte. Hij zegt wat wel en niet mag. Satan doet niets op eigen kracht. Hij kan niets ondernemen zonder toestemming. Hij is niet de heerser; hij is de pion.

En God bevestigt dit zelf in Job 2:3:

“…u hebt Mij tegen hem opgezet om hem zonder reden te verslinden.”

Het is God die handelde. Hij zegt niet: Satan heeft Job getroffen. Nee, Hij zegt: Ik ben het geweest. Jij hebt Mij opgezet, maar Ik heb gehandeld. Dat alleen al ontmaskert de grootste leugen van de traditie: dat Satan degene is die alles uitvoert. Het boek Job laat zien dat God soeverein is, zelfs in de beproeving.

Dit schuurt voor velen. Want men wil God vaak alleen zien als degene die het goede geeft, en men schuift alles wat pijnlijk of moeilijk is automatisch in de schoenen van de duivel. Maar de Schrift zegt anders.

Jesaja 45:7 zegt:

“Ik formeer het licht en schep de duisternis, Ik maak de vrede en schep het onheil. Ik, de HEERE, doe al deze dingen.”

En Klaagliederen 3:38 bevestigt:

“Komt niet uit de mond van de Allerhoogste het kwade en het goede?”

Dat is confronterend, maar het is de waarheid van de Schrift. Het kwaad ligt niet in de handen van een tweede god. Alles komt uit de hand van de Allerhoogste. Zelfs de aanklachten van de satan dienen Zijn doel.

De satan in Job is dus geen koning, geen heerser van de hel, geen gevallen engel die losgeslagen is van God. Hij is een aanklager in de hemelse raad, iemand die woorden inbrengt maar niets kan uitvoeren. Hij spreekt, maar God beslist. Hij daagt uit, maar God stelt de grenzen. Hij klaagt aan, maar God gebruikt het alles om Zijn plan uit te voeren.

En dat plan was niet om Job te vernietigen, maar om hem te louteren. Om hem te vormen. Om zijn geloof dieper en sterker te maken dan het ooit was. Job kwam uit zijn beproeving met een geloof dat gezuiverd was als goud.

Romeinen 8:28 zegt:

“En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.”

Alle dingen. Zelfs de beschuldigingen van de satan. Zelfs het lijden, het verlies, de vragen, de verwarring. Alles werkte mee aan het doel van God.

En zo wordt duidelijk dat het boek Job ons geen kosmische biografie van een gevallen engel geeft. Het laat juist zien hoe beperkt de tegenstander is. Hoe afhankelijk hij is. Hoe klein zijn rol werkelijk is. Hij heeft geen macht in zichzelf. Alles wat er gebeurt, gebeurt onder Gods hand en binnen Gods grenzen.

De zogenaamde macht van Satan in Job is niets meer dan toegestane invloed. Hij mag alleen wat God toelaat, en zelfs dat dient uiteindelijk Gods plan. Hij is geen tweede god, maar slechts een aanklager die gebruikt wordt om Gods doel te volbrengen.

De Aanklacht in Zacharia

Na Job is er nog één ander boek in het Oude Testament waar het woord “satan” een bijzondere rol speelt: het boek Zacharia. Ook hier zien velen een bewijs dat de satan een machtig bovennatuurlijk wezen is. Maar opnieuw, wanneer we zorgvuldig lezen wat er werkelijk staat, zien we dat dit beeld nergens ondersteund wordt.

Zacharia 3:1–2 zegt:

“Daarna liet Hij mij Jozua, de hogepriester, zien, die voor de Engel van de HEERE stond, en de satan stond aan zijn rechterhand om hem aan te klagen. De HEERE echter zei tegen de satan: De HEERE zal u bestraffen, satan! Ja, de HEERE, Die Jeruzalem verkiest, zal u bestraffen! Is deze niet een stuk brandhout dat uit het vuur gerukt is?”

Dit visioen is krachtig. Hier staat Jozua, de hogepriester, voor de Engel van de HEERE. Aan zijn rechterhand staat “de satan” – de aanklager – om hem te beschuldigen. Het is opnieuw een juridische setting. Een rechtszaal in de hemel. Jozua is de aangeklaagde, de satan is de aanklager, en de Engel van de HEERE is de Rechter die spreekt.

Maar wat gebeurt er? God Zelf neemt het woord. De HEERE zegt: De HEERE zal u bestraffen, satan. Het is de HEERE die beslist. Het is de HEERE die optreedt. De aanklager kan woorden inbrengen, maar hij heeft geen macht om een oordeel te vellen. Hij heeft geen bevoegdheid om iets uit te voeren. Hij kan alleen beschuldigen – en God Zelf spreekt vrij.

Zacharia 3:4 laat dat prachtig zien:

“Toen nam Hij het woord en zei tegen hen die voor Zijn aangezicht stonden: Trek hem die vuile kleren uit. En Hij zei tegen hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en Ik bekleed u met feestkleren.”

De aanklager stond daar met zijn beschuldiging, maar God verwijderde de ongerechtigheid. God trok de vuile kleren uit. God bekleedde Jozua met feestkleren. Het oordeel van de aanklager had geen waarde. Het woord van de HEERE was beslissend.

Wat leert dit ons? Dat de rol van de satan in de Schrift telkens neerkomt op beschuldigen, aanklagen, tegenstaan. Hij is niet de uitvoerder van rampen of de schepper van kwaad. Hij is de aanklager die probeert te veroordelen. Maar het laatste woord ligt nooit bij hem. Het ligt altijd bij God.

Daarom is het zo gevaarlijk dat kerken deze passage gebruiken om de satan groot te maken. Want de boodschap van Zacharia 3 is juist het tegenovergestelde: hij heeft geen macht, geen autoriteit, geen vermogen om te beslissen. God Zelf bestraft hem en spreekt vrij.

En let op wat dit zegt over Gods hart. Terwijl de aanklager de vinger wijst, ziet God Jozua als een stuk brandhout dat uit het vuur is gerukt. Dat betekent: ja, hij was vuil, ja, hij was gebrandmerkt, ja, hij had ongerechtigheid. Maar God redde hem, trok hem uit het vuur, en gaf hem nieuwe kleren.

Dat is het evangelie in het Oude Testament. Het laat zien dat redding niet afhangt van de beschuldigingen van de tegenstander, maar van Gods keuze, Gods genade, Gods liefde.

Als we eerlijk zijn, dan moeten we erkennen dat de satan in Job en in Zacharia precies dezelfde rol heeft. Hij beschuldigt. Hij spreekt. Maar hij beslist niets. Hij voert niets uit. Hij heeft geen troon, geen rijk, geen zelfstandige macht. Hij is slechts de tegenstem, de aanklager – en telkens wordt hij door God zelf de mond gesnoerd.

En dat betekent dat we voorzichtig moeten zijn met hoe we deze passages lezen. Want als we er een hele leer over een tweede god uit destilleren, doen we precies wat de vijand zelf wil: hem groter maken dan hij is. Terwijl de Schrift hem juist ontmaskert als een stem zonder kracht, een aanklager zonder gezag, een vijand die niets kan tegenover de soevereine God.

De Mislezen Profetie van Jesaja 14

Misschien wel de bekendste tekst die kerken gebruiken om de leer van een gevallen engel te onderbouwen, is Jesaja 14. Hier zouden we volgens de traditionele leer een blik krijgen op de val van Lucifer, de glorieuze engel die uit de hemel viel en sindsdien als Satan regeert. Velen hebben hele theologieën gebouwd op dit hoofdstuk. Maar als we de tekst werkelijk lezen, zonder de bril van traditie, zien we dat dit helemaal niet gaat over een gevallen engel, maar over een menselijke koning: de koning van Babel.

Jesaja 14:4 zet de toon voor alles wat volgt:

“U zult dit spotlied aanheffen over de koning van Babel en zeggen…”

Dat is de sleutel. Het is een spotlied. Geen kosmische geschiedenisles, maar een profetische bespotting van een menselijke heerser die zichzelf verheven had. Alles wat daarna gezegd wordt, staat in dat kader.

Toch grijpen velen zich vast aan vers 12:

“Hoe bent u uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! Hoe bent u ter aarde geveld, overweldiger van de volken!”

In de Latijnse vertaling werd het woord “morgenster” weergegeven als Lucifer, wat letterlijk “lichtdrager” betekent. En vanaf dat moment begon men te spreken over Lucifer als een eigennaam, als de oorspronkelijke identiteit van Satan. Maar dit is een misverstand, een misvertaling die tot een hele leer is uitgegroeid. Jesaja spreekt hier niet over een glorieuze engel die viel, maar over een menselijke koning die in zijn hoogmoed dacht dat hij goddelijk was – en die door God werd neergehaald.

De context maakt dit onweerlegbaar. Vers 16–17 zegt:

“Wie u zien, zullen u nauwlettend bekijken, zij zullen op u letten en zeggen: Is dat de man die de aarde deed sidderen, die koninkrijken deed beven, die de wereld woest maakte en zijn steden verwoestte, die zijn gevangenen niet naar huis liet gaan?”

Is dat de man. Geen engel, geen god, geen gevallen hemelse macht. Een man. Een koning van vlees en bloed. Het is alsof de profeet zegt: Dit is degene waar iedereen bang voor was? Dit is degene die zich verhief alsof hij een god was? Kijk hoe hij gevallen is, kijk hoe hij vernederd is.

En de beeldspraak van “uit de hemel vallen” is niet uniek. Het is poëtisch taalgebruik dat vaker gebruikt wordt in de Schrift. In Klaagliederen 2:1 lezen we bijvoorbeeld:

“Hoe heeft de Heere de dochter van Sion in Zijn toorn verduisterd! Hij heeft de luister van Israël uit de hemel geworpen naar de aarde.”

Daar viel geen stad letterlijk uit de hemel. Het betekent dat haar glorie, haar positie, haar status neergeworpen werd. Zo ook in Jesaja 14: de koning van Babel werd ontdaan van zijn macht en in het stof geworpen.

Het hele punt van deze profetie is dat menselijke hoogmoed geen stand houdt tegenover de Almachtige. De koning van Babel zag zichzelf als goddelijk, als verheven, als onaantastbaar. Hij dacht dat hij een troon in de hemel had. Maar God liet zien dat hij niet meer was dan een sterveling. Hij werd ter aarde geworpen, en mensen zouden naar hem kijken en zeggen: is dit alles?

En toch hebben kerken van deze tekst een fundament gemaakt voor de leer van Lucifer, de gevallen engel. Men heeft van poëzie een biografie gemaakt. Van een spotlied een kosmisch verslag. En zo is er een hele theologie ontstaan die meer lijkt op Griekse mythologie dan op Hebreeuwse profetie.

Maar de Schrift zelf is helder. Jesaja 14 spreekt niet over een tweede god, niet over een engel die uit de hemel viel, niet over een vorst van de hel. Het spreekt over een menselijke koning die in hoogmoed zichzelf verhief – en door God neergehaald werd.

Daarom zeg ik zonder aarzelen: de leer van Lucifer als gevallen engel heeft geen grond in de Schrift. Het is gebouwd op een misvertaald woord en een uit-de-context gehaalde passage. En zolang de kerk dit blijft onderwijzen, blijft ze vasthouden aan een leugen die God nooit gesproken heeft.

De Koning van Tyrus Ontmaskerd

Na Jesaja 14 is er nog een andere tekst die vaak als bewijs wordt aangevoerd dat Satan een glorieuze engel was die uit de hemel viel: Ezechiël 28. In talloze preken en boeken wordt deze passage geciteerd alsof het gaat om de oorsprong van de duivel. Maar ook hier is het nodig om opnieuw te lezen wat er werkelijk staat, en niet wat traditie ons heeft verteld.

Ezechiël 28:12–13 zegt:

“Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tegen hem: Zo zegt de Heere HEERE: U was het zegel van volkomenheid, vol van wijsheid en volmaakt van schoonheid. U was in Eden, de hof van God. Allerlei edelgesteente was uw bedekking: robijn, topaas, diamant, turkoois, onyx, jaspis, saffier, smaragd, karbonkel en goud.”

Let goed op: dit is een klaaglied over de koning van Tyrus. Geen woord over Satan, geen vermelding van een gevallen engel. De profeet spreekt een oordeel uit over een menselijke heerser. En de taal die gebruikt wordt, is beeldend, rijk, overdreven – niet om een hemels wezen te beschrijven, maar om de grootheidswaanzin van deze koning te ontmaskeren.

In vers 2 zegt God zelf wat de kern is:

“Omdat uw hart zich verhief en u zei: Ik ben een god, ik zit op een godentroon in het hart van de zeeën, terwijl u een mens bent en geen god, hoewel u uw hart stelde als het hart van God…”

Daar is het antwoord. De koning van Tyrus dacht dat hij goddelijk was. Hij verbeeldde zich een troon te hebben. Hij dacht dat hij verheven was boven anderen. Maar God zegt: u bent een mens en geen god.

De rest van de beschrijving – de edelstenen, Eden, de cherub – zijn metaforen. Het is poëzie die de pracht en arrogantie van deze koning schildert. Alsof hij in Eden stond, alsof hij een cherub was, alsof hij volmaakt was in schoonheid. Maar juist dat “alsof” is de sleutel. Het is een manier om zijn zelfverheffing te tonen en om de intensiteit van zijn val te benadrukken.

En hoe eindigt het?

Ezechiël 28:17–18 zegt:

“Uw hart verhief zich vanwege uw schoonheid, u hebt uw wijsheid te gronde gericht vanwege uw schittering. Ik wierp u ter aarde, ik stelde u voor koningen, opdat zij een blik op u zouden werpen. Door de veelheid van uw ongerechtigheid, door het onrecht van uw handel, hebt u uw heiligdommen ontwijd. Daarom deed Ik uit uw midden een vuur oplaaien, dat u verteerde. Ik maakte u tot as op de aarde voor de ogen van allen die u zien.”

Tot as op de aarde. Geen eeuwige demonische macht. Geen vorst van de hel. Geen eeuwige heerschappij. Deze koning eindigde in vernietiging, en dat werd door iedereen gezien.

Hoe kan iemand dit lezen en zeggen dat het hier gaat om een gevallen engel? Hoe kan men deze tekst nemen, die zo duidelijk een oordeel over een mens is, en er een hele mythologie omheen bouwen? Het antwoord is eenvoudig: men leest de traditie in de tekst, in plaats van de tekst zelf te laten spreken.

Net zoals in Jesaja 14 zien we ook hier dat de boodschap juist het tegenovergestelde is van wat men ervan maakt. Het gaat niet over de opkomst van Satan, maar over de ondergang van menselijke hoogmoed. Het gaat niet over een tweede god, maar over een koning die dacht dat hij goddelijk was en die door God werd vernederd.

De Bijbel is hier glashelder: “u bent een mens en geen god.”

Daarom kan Ezechiël 28 nooit dienen als fundament voor de leer van Satan als gevallen engel. Het is een klaaglied over de koning van Tyrus, een profetie die menselijke trots ontmaskert en die laat zien dat niemand groter is dan de Almachtige.

Alles wat de kerk hieraan heeft toegevoegd – Lucifer, een hemelse val, een eeuwig rijk van duisternis – is niet wat er staat. Het is traditie, geen Schrift.

De Draak in Openbaring 12

Een derde tekst die vaak wordt aangehaald als zogenaamd bewijs dat Satan een glorieuze engel was die uit de hemel viel, is Openbaring 12. Dit is misschien wel de bekendste passage die gebruikt wordt om de leer van een kosmische oorlog te onderbouwen. Velen zeggen dat Johannes hier de oeroude val van Lucifer beschrijft, een strijd nog vóór de schepping, waarin Satan met een derde van de engelen werd neergeworpen. Maar wie werkelijk leest wat er staat, ziet dat dit visioen geen verslag geeft van een begin, maar van een einde. Het gaat niet over een oorsprong, maar over een oordeel.

Openbaring 12:7–9 zegt:

“Toen brak er oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak. Ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, maar zij waren niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die duivel en de satan genoemd wordt, die de hele wereld misleidt. Hij werd neergeworpen op de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeworpen.”

Veel predikers stoppen hier en zeggen: zie je wel, dit gaat over het moment dat Satan viel. Maar wie verder leest, kan niet om de context heen. Vers 10 legt namelijk uit wat dit visioen betekent:

“En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het Koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen.”

Wanneer gebeurde dit? Nu, zegt de tekst. Niet in een prehistorisch verleden, maar in het moment van Christus’ overwinning. Nu is gekomen de zaligheid, de kracht, het Koninkrijk, de macht van Zijn Christus. Dat wijst rechtstreeks naar het kruis en de opstanding.

Dit visioen laat dus niet de oorsprong van de duivel zien, maar zijn nederlaag. Het laat zien hoe hij zijn plaats verloor toen Christus Zijn werk volbracht. Hij was de aanklager van de broeders, maar door het bloed van het Lam is zijn aanklacht tenietgedaan. Hij heeft geen recht meer, geen toegang meer, geen plaats meer.

Kolossenzen 2:15 verwoordt dit zo:

“Hij heeft de overheden en machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.”

Dat is precies wat Openbaring 12 beschrijft. Het kruis ontwapende de vijand. Het bloed van het Lam maakte de aanklacht machteloos. En vanaf dat moment is de draak neergeworpen – niet omdat hij een rivaliserend rijk heeft, maar omdat zijn rol als aanklager definitief beëindigd is.

En wat dan met dat beeld van de sterren die met de staart van de draak meegesleurd worden? Traditioneel wordt gezegd dat dit een derde van de engelen zijn die met hem uit de hemel vielen. Maar de tekst zegt dat niet. Sterren in Openbaring zijn vaak symbolen voor leiders, voor gemeenten, voor mensen. Het is poëzie, geen letterlijke kosmologie. Er staat nergens dat een derde van de engelen ooit gevallen is.

Wat dit visioen werkelijk zegt, is dat de vijand geen plaats meer heeft. Hij kan niet langer dag en nacht aanklagen. Hij kan niet langer de broeders beschuldigen. Hij is ontmaskerd, zijn rol is uitgespeeld. De hemel heeft geen plaats meer voor hem, want Christus’ bloed heeft alles bedekt.

En toch blijft de kerk deze tekst gebruiken om de vijand groot te maken. Terwijl Johannes juist het tegenovergestelde doet: hij laat zien dat de draak verslagen is, dat hij geen positie meer heeft, dat hij al geoordeeld is.

Daarom zeg ik: Openbaring 12 is geen verslag van het begin van Satan. Het is de triomfverklaring van het Lam. Het is de bevestiging dat de aanklager geen plaats meer heeft. Het is het bewijs dat Christus alles heeft volbracht en dat er nog maar één troon is, één heerschappij, één Koning.

De draak is niet de tegen-god die regeert, maar de misleider die geoordeeld is. Zijn val is geen beginpunt van macht, maar het eindpunt van illusie.

De God van Dit Tijdperk

Een andere tekst die vaak wordt aangehaald om te beweren dat Satan werkelijk een goddelijke positie bekleedt, staat in 2 Korinthe 4:4. Paulus noemt hem daar “de god van deze eeuw.” Voor velen is dit het ultieme bewijs dat hij een troon heeft, dat hij een god is van deze wereld, dat hij regeert over mensen en systemen. Maar als we goed kijken naar wat Paulus zegt, ontdekken we dat dit niet over een tweede god gaat, maar over verblinding, over leugen, over een tijdperk dat zich tegen God verheft.

2 Korinthe 4:3–4 zegt:

“Maar in het geval dat ons Evangelie nog bedekt is, is het bedekt bij hen die verloren gaan, bij wie de god van deze eeuw de gedachten van de ongelovigen verblind heeft, zodat hen niet bestrale het licht van het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is.”

Merk op dat Paulus niet zegt dat Satan regeert over de wereld of dat hij een eigen koninkrijk heeft. Hij zegt dat hij gedachten verblindt. Dat is zijn wapen. Geen schepping, geen troon, geen macht – alleen verblinding.

Het woord dat hier gebruikt wordt is aiōn, wat “eeuw” of “tijdperk” betekent. Het gaat dus niet over de fysieke aarde, alsof Satan daar koning van zou zijn. Het gaat over een tijdsgeest, een wereldorde die in rebellie leeft tegen God. En in die context wordt hij “god” genoemd, niet omdat hij werkelijk god is, maar omdat mensen hem zo behandelen.

De Bijbel gebruikt het woord “goden” vaak in die zin – niet voor werkelijke goden, maar voor afgoden, illusies, dingen waaraan mensen zich onderwerpen.

Psalm 82:6 zegt:

“Ík heb wel gezegd: U bent goden, ja, allen bent u zonen van de Allerhoogste.”

En 1 Korinthe 8:5–6 bevestigt:

“Want al zijn er ook zogenaamde goden, hetzij in de hemel hetzij op de aarde – zoals er vele goden en vele heren zijn – toch is er voor ons maar één God, de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere, Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn, en wij door Hem.”

Zie je dat? Er zijn vele zogenaamde goden, maar slechts één ware God.

Dus wat Paulus zegt, is niet dat er werkelijk twee goden zijn. Hij zegt dat mensen verblind zijn door een systeem, door een geest, door een tijdperk van leugen dat ze als een god behandelen. De macht van deze “god” is niets meer dan verblinding.

En dat verblinden is precies wat de vijand doet. Hij kan het licht niet doven. Hij kan het evangelie niet vernietigen. Hij kan Christus niet van de troon stoten. Alles wat hij kan doen, is de ogen van mensen sluiten, zodat ze het licht niet zien. Het licht is er, de waarheid schijnt, maar zolang iemand verblind is, leeft hij alsof er duisternis is.

Het is dus niet zo dat Paulus hier een tweede god neerzet. Integendeel, hij laat zien hoe leeg de macht van de vijand werkelijk is. Hij leeft van illusie. Hij leeft van blindheid. Hij leeft van de leugen. En zodra het licht van Christus in een leven schijnt, verdwijnt die macht als sneeuw voor de zon.

Daarom is het gevaarlijk wanneer kerken deze tekst gebruiken om Satan groot te maken. Ze doen precies het tegenovergestelde van wat Paulus zegt. Paulus zegt dat de vijand verblindt, maar dat Christus het beeld van God is, de volle heerlijkheid, het volle licht. Hij wijst weg van de vijand en naar Christus.

De god van deze eeuw is dus geen god naast God. Hij is slechts de illusie van een god, de projectie van een tijdperk, de leugen die blindheid veroorzaakt. Hij is machteloos tegenover de waarheid van Christus.

Want zoals Jezus zei in Johannes 8:12:

“Ik ben het Licht van de wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.”

Het licht verdrijft de duisternis. En zodra iemand Christus ziet, heeft de verblinding geen macht meer.

De Vorst van Deze Wereld Onttroond

Drie keer in het evangelie van Johannes noemt Jezus de vijand “de vorst van deze wereld.” Voor velen is dit hét bewijs dat Satan werkelijk regeert, dat hij macht heeft, dat hij de koning van de aarde is. Maar als we goed luisteren naar de woorden van Jezus zelf, ontdekken we dat Hij met die titel niet macht toekent, maar juist oordeel aankondigt.

Johannes 12:31 zegt:

“Nu is het oordeel van deze wereld; nu zal de vorst van deze wereld buitengeworpen worden.”

Johannes 14:30 zegt:

“Ik zal niet veel meer met u spreken, want de vorst van deze wereld komt, en heeft aan Mij niets.”

Johannes 16:11 zegt:

“…over het oordeel, omdat de vorst van deze wereld geoordeeld is.”

Drie uitspraken, drie keer dezelfde boodschap: de vorst van deze wereld is geoordeeld. Niet: hij regeert. Niet: hij bouwt een koninkrijk. Niet: hij is een tweede macht naast God. Nee, hij is buitengeworpen, hij heeft niets in Christus, hij is geoordeeld.

Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt, is archōn. Dat betekent “leider,” “gezagsdrager,” iemand met invloed in een bepaald domein. Het is geen goddelijke titel. Het spreekt niet van scheppingsmacht of heerschappij over hemel en aarde. Het gaat om invloed – maar precies die invloed wordt door Jezus gebroken.

Let ook op het moment. Jezus zegt in Johannes 12:31: “Nu.” Niet in een verre toekomst. Niet pas in de eindtijd. Maar nu, terwijl Hij op weg gaat naar het kruis. Het kruis is het oordeel. Het kruis is het moment waarop de vorst van deze wereld zijn positie verliest.

Kolossenzen 2:15 zegt hierover:

“Hij heeft de overheden en machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.”

En na Zijn opstanding verklaart Jezus in Mattheüs 28:18:

“Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde.”

Alle macht. Niet een beetje, niet gedeeld. Alles. Er blijft niets over voor een zogenaamde vorst.

De vorst van deze wereld had invloed zolang de aanklacht tegen ons nog bestond. Zolang de zonde niet was weggedragen, had hij grond om te beschuldigen. Maar toen Christus aan het kruis riep: Het is volbracht, verloor hij zijn claim. De schuld was betaald, de aanklacht was weggenomen, en daarmee viel ook zijn invloed in duigen.

Daarom zegt Jezus: Hij heeft aan Mij niets. Geen recht, geen macht, geen claim. Hij staat met lege handen tegenover de Zoon van God.

En toch, hoe vaak hoor je in kerken vandaag dat Satan nog steeds regeert? Dat hij de heerser van deze wereld is? Dat hij de aarde in zijn macht heeft? Maar Jezus zei precies het tegenovergestelde. Hij zei dat hij buitengeworpen is, dat hij niets heeft, dat hij geoordeeld is.

Als wij hem nog steeds behandelen alsof hij een troon heeft, geloven wij de leugen boven de waarheid. Dan vereren wij in feite een macht die Christus al gebroken heeft.

De waarheid is helder: er is maar één Koning die regeert. De vorst van deze wereld is onttroond. Zijn invloed is verbroken. Zijn claim is leeg. Christus alleen heeft alle macht.

En daarom kijk ik niet langer naar een vijand alsof hij nog regeert. Ik kijk naar Jezus, de Overwinnaar, de Koning, de Heer van hemel en aarde. Want Hij heeft alles volbracht, en niemand kan iets toevoegen of afnemen van Zijn overwinning.

De Vader van de Leugen

Jezus zelf sprak misschien wel de meest onthullende woorden over de vijand in Johannes 8. Hij gaf geen college over kosmische oorlog, Hij sprak geen lofrede op een gevallen engel, Hij onthulde simpelweg de ware aard van de duivel: hij leeft van de leugen. Hij is geen schepper, geen koning, geen heerser – hij is een leugenaar.

Johannes 8:44 zegt:

“U bent uit uw vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen. Hij was een mensenmoordenaar van het begin af en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.”

Daarmee is alles gezegd. Zijn enige macht ligt in bedrog. Hij heeft niets van zichzelf behalve de leugen. Hij kan niets bouwen, niets scheppen, niets regeren. Alles wat hij heeft, is een illusie die mensen geloven zolang ze verblind zijn.

En dat maakt duidelijk waarom Jezus de waarheid centraal stelde in Zijn bediening. Want waarheid verdrijft de leugen. Zodra het licht van waarheid schijnt, verdwijnt de illusie, en daarmee valt ook de macht van de vijand uiteen.

Daarom zegt Jezus in Johannes 8:32:

“En u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.”

Vrijheid komt niet door strijd met een kosmische macht, maar door de waarheid die de leugen ontmaskert.

Paulus beschrijft het op dezelfde manier in 2 Korinthe 10:4–5:

“De wapens van onze strijd zijn immers niet vleeslijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. Wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus.”

Zie je dat? De strijd gaat om bolwerken van leugen, om valse redeneringen, om gedachten die zich verheffen tegen de kennis van God. Het gaat niet om een kosmische veldslag tussen twee goden. Het gaat om waarheid tegenover leugen.

En hier zit ook de reden waarom zoveel kerken gevangen blijven in angst. Omdat ze de leugen van de vijand zelf prediken. Ze maken hem groot, ze geven hem macht, ze schrijven hem eigenschappen toe die hij niet bezit. En zolang mensen dat geloven, lijkt het alsof hij macht heeft.

Maar de waarheid is dat hij machteloos is buiten de leugen. Hij kan niets doen zonder toestemming van God. Hij kan geen leven geven, geen toekomst bouwen, geen werkelijkheid scheppen. Hij leeft van illusie, en zodra de waarheid binnenkomt, verdwijnt zijn invloed.

Kolossenzen 2:15 zegt:

“Hij heeft de overheden en machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.”

Het kruis heeft de vijand ontwapend. De leugen is ontmaskerd. De aanklacht is weggenomen. Er is geen recht meer, geen grond meer, geen macht meer.

En daarom zei Jezus dat de duivel de vader van de leugen is. Dat is zijn wezen. Dat is zijn enige wapen. En wie de waarheid kent, is vrij.

De vijand kan brullen, maar hij kan niet bijten. Hij kan bluffen, maar hij heeft geen kaarten. Hij kan leugens verspreiden, maar zodra het licht van Christus schijnt, vallen ze ineen. Hij leeft van illusie, en zijn macht is niets meer dan de kracht die mensen hem geven door die illusie te geloven.

De Tegenstander als Illusie

Als we tot nu toe de Schrift zorgvuldig hebben gelezen, zien we een patroon dat telkens terugkeert: de zogenaamde macht van Satan bestaat nergens in concrete daden die losstaan van God. Hij wordt neergezet als aanklager, als tegenspreker, als vader van de leugen – maar nooit als een schepper, nooit als een tweede god, nooit als een wezen met een eigen troon. Alles wat hij doet, hangt af van illusie, van de bereidheid van mensen om zijn leugen te geloven.

En precies daar ligt de strijd. Niet in kosmische gevechten boven ons hoofd, maar in ons denken, in ons hart, in ons vertrouwen.

Petrus schrijft in 1 Petrus 5:8:

“Wees nuchter en waakzaam, want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zou kunnen verslinden.”

Veel mensen lezen dit alsof Petrus zegt dat Satan werkelijk brult omdat hij een machtige leeuw is. Maar wat staat er werkelijk? Hij gaat rond als een brullende leeuw. Niet dat hij het is, maar dat hij zich zo voordoet. Het is een pose, een imitatie, een leugen.

Een leeuw die brult, doet dat om angst te zaaien, niet om aan te vallen. Een echte aanval komt stil, zonder geluid. Het brullen is een schijnbeweging, bedoeld om indruk te maken, om de prooi te verlammen door angst. Zo ook met de vijand: hij leeft van angst, van leugen, van illusie. Hij heeft niets in zichzelf.

En daarom zegt Petrus in het volgende vers (1 Petrus 5:9):

“Bied weerstand aan hem, vast in het geloof, in de wetenschap dat hetzelfde lijden zich voltrekt aan al uw broeders in de wereld.”

Weerstand bieden betekent niet dat je hem bevechten moet met je eigen kracht. Het betekent dat je vasthoudt aan de waarheid, dat je je geloof stevig wortelt in Christus. Want de enige kracht van de vijand ligt in zijn leugen. Als je die leugen niet gelooft, heeft hij geen macht over je.

Paulus zegt hetzelfde in Efeze 6:11:

“Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel.”

Merk op: de strijd is niet tegen zijn macht, maar tegen zijn listige verleidingen. Het zijn leugens, listen, strategieën van bedrog. En de wapenrusting van God bestaat uit waarheid, gerechtigheid, geloof, redding, Gods Woord. Met andere woorden: alles wat de leugen doorbreekt.

De vijand leeft van illusie. En zolang de kerk die illusie in stand houdt door hem groot te maken, blijft hij invloed hebben. Maar zodra we hem zien voor wat hij werkelijk is – een leugenaar zonder macht – verdwijnt zijn grip.

Het probleem is dat veel gelovigen hem meer aandacht geven dan Christus. Men houdt hele conferenties over demonische machten, men bidt urenlang tegen Satan, men spreekt meer over de vijand dan over de Overwinnaar. En al die tijd lacht hij, want dat is zijn grootste leugen: dat hij belangrijk is.

Maar de Schrift laat ons een ander beeld zien. Hij is een aanklager zonder recht, een bruller zonder tanden, een leugenaar zonder waarheid. Zijn macht bestaat slechts in wat mensen hem toeschrijven. Christus heeft hem al ontwapend.

Daarom is het hoogste wapen dat een gelovige heeft niet angst, niet strijd, niet eindeloos bidden tegen de vijand – maar waarheid. De waarheid van Christus’ volbrachte werk. De waarheid dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde. De waarheid dat de aanklager geen plaats meer heeft.

Waarheid is vrijheid. En zodra je de waarheid kent, ben je vrij van de illusie.

De Ontwapende Vijand

Als er één waarheid is die de hele Schrift doordringt, dan is het deze: de vijand is ontwapend. Hij heeft geen macht meer, geen grond meer, geen recht meer. Hij leeft van illusie, maar de werkelijkheid is dat Christus aan het kruis alles volbracht heeft.

Kolossenzen 2:14–15 zegt het glashelder:

“…en Hij heeft het handschrift dat tegen ons getuigde, dat ons in bepalingen vijandig was, uitgewist en uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. Hij heeft de overheden en machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.”

Daar gebeurde het. Daar, aan het kruis, werd het handschrift van schuld uitgewist. Daar verloor de aanklager zijn enige wapen: de aanklacht. Daar werden de overheden en machten ontwapend en publiekelijk tentoongesteld. Daar is de vijand ontmaskerd en beschamend verslagen.

En toch lijkt het alsof velen vandaag nog steeds leven alsof dat niet gebeurd is. Ze praten over Satan alsof hij nog steeds zijn wapens draagt. Ze doen alsof hij nog steeds legers heeft, alsof hij nog steeds een troon bezit, alsof hij nog steeds een god van deze wereld is. Maar Paulus zegt: hij is ontwapend. Hij heeft niets meer.

Dit is belangrijk om te begrijpen: zijn macht lag altijd in de aanklacht. Zolang de schuld openstond, had hij iets om ons mee te beschuldigen. Hij was de aanklager van de broeders, degene die dag en nacht wees op onze tekortkomingen. Maar toen Christus onze schuld wegnam, verloor hij zijn grond. Hij kan niet langer aanklagen, want er is niets meer om aan te klagen.

Romeinen 8:33–34 stelt de retorische vraag:

“Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt. Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit.”

Wie kan nog beschuldigen? Niemand. Want God Zelf rechtvaardigt, en Christus Zelf pleit. De aanklager is machteloos gemaakt.

En toch is dit de paradox: hoewel hij ontwapend is, blijft hij brullen. Hoewel hij verslagen is, blijft hij bluffen. Hoewel hij geen recht meer heeft, blijft hij doen alsof. Hij leeft van illusie. Hij probeert je te laten geloven dat hij nog steeds macht heeft.

Maar zodra je de waarheid kent, valt die illusie uiteen. Het kruis heeft hem ontmaskerd. Hij kan je niet langer binden, tenzij je gelooft dat hij macht heeft. Zijn enige kracht ligt in de leugen, en de waarheid maakt vrij.

Daarom moeten we ophouden met hem macht geven die hij niet bezit. Elke keer dat wij zeggen: Satan doet dit, Satan doet dat, Satan regeert, versterken wij zijn illusie. Maar de Schrift zegt: hij is ontwapend, ontmaskerd, te schande gemaakt.

Er is nog maar één Overwinnaar, één Heerser, één Koning. Jezus Christus, het Lam dat geslacht is, en dat leeft tot in eeuwigheid.

En dus is onze taak niet om te strijden tegen een machtige vijand, maar om te blijven staan in de waarheid van wat al volbracht is. Wij hoeven niet te winnen – wij mogen leven in de overwinning die al behaald is.

De vijand is ontwapend. Hij heeft niets. En wij hebben alles in Christus.

De Macht van de Waarheid

Alles wat we tot nu toe hebben gezien, wijst in dezelfde richting: de vijand leeft niet van macht, maar van leugen. Hij heeft geen troon, geen koninkrijk dat zelfstandig tegenover God staat, geen eeuwige heerschappij. Hij heeft slechts woorden, aanklachten, illusies. En zodra de waarheid binnenkomt, verdwijnen zijn illusies als mist in de zon.

Jezus zei het zelf in Johannes 8:32:

“En u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.”

Vrijheid is geen resultaat van een lange strijd tegen Satan. Vrijheid is het resultaat van waarheid die de leugen ontmaskert. Want de waarheid zegt dat Christus alles volbracht heeft. De waarheid zegt dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde. De waarheid zegt dat de aanklager geen plaats meer heeft.

Het is daarom schrijnend dat veel kerken vandaag meer aandacht geven aan de leugen dan aan de waarheid. Men organiseert conferenties over demonische machten, men preekt urenlang over Satan, men vult de gedachten van mensen met angst en strijd. En al die tijd groeit de illusie, alsof hij werkelijk macht heeft.

Maar Paulus zegt in 2 Korinthe 10:4–5:

“De wapens van onze strijd zijn immers niet vleeslijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. Wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus.”

Zie je dat? Het gaat om redeneringen, om gedachten, om bolwerken van leugen die zich verheffen tegen de kennis van God. En die worden afgebroken door de waarheid, door het Woord, door het evangelie.

Daarom is het Woord van God ons wapen. Niet omdat wij daarmee kosmische gevechten uitvechten, maar omdat het de waarheid is die de leugen doorprikt. Het Woord onthult wie Christus is, wat Hij gedaan heeft, en wat dat betekent voor ons. En zodra dat helder is, verliest de vijand zijn grip.

Efeze 6 noemt het Woord van God “het zwaard van de Geest.” Het is geen wapen om eindeloos te zwaaien in angst, maar een instrument om waarheid te spreken en de leugen te ontmaskeren.

En dat is precies waarom Jezus telkens weer zei: Ik ben de waarheid. Want de vijand leeft van leugen, maar in Hem is geen leugen. In Hem is alleen licht. In Hem is alleen waarheid.

Wanneer de kerk dit begrijpt, houdt de vijand op om nog invloed te hebben. Want zijn enige kracht ligt in de illusie die wij hem toeschrijven. Zodra wij ophouden hem te geloven en onze ogen richten op Christus, blijft er niets van zijn zogenaamde macht over.

Daarom zeg ik: de macht van de waarheid is groter dan elke leugen. De waarheid van Christus’ volbrachte werk maakt vrij. De waarheid dat Hij alle macht bezit, maakt ons standvastig. De waarheid dat de vijand ontwapend is, maakt ons onbeweeglijk.

De leugen verdwijnt. De waarheid blijft. En in die waarheid staan wij vast.

Christus Alleen is Heer

We hebben gezien hoe de Schrift keer op keer de vijand ontmaskert. In Job en Zacharia verschijnt hij slechts als aanklager. In Jesaja 14 en Ezechiël 28 gaat het niet over hem, maar over trotse koningen die door God vernederd worden. In Openbaring 12 wordt zijn nederlaag bezongen, niet zijn oorsprong. In de woorden van Paulus en Jezus zelf blijkt dat zijn macht niets meer is dan verblinding, illusie, leugen.

En tegenover al die leugen staat één onveranderlijke waarheid: Christus alleen is Heer.

Mattheüs 28:18 laat er geen twijfel over bestaan:

“En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.”

Niet een beetje macht, niet verdeeld met een ander, niet gedeeltelijk. Alle macht. Dat betekent dat er geen ruimte overblijft voor een tweede troon, een tweede god, een rivaliserende macht.

Toch hoor ik nog steeds predikers zeggen dat Satan regeert, dat hij de heerser van de wereld is, dat hij een rijk heeft waar hij over troont. Maar als wij dat geloven, zeggen we eigenlijk dat Jezus loog toen Hij zei dat Hij alle macht heeft. We plaatsen dan een tweede macht naast Hem en maken de vijand groter dan hij is.

Maar de Schrift is duidelijk: er is maar één Koning. Eén Heer. Eén Naam boven alle namen.

Filippenzen 2:9–11 zegt:

“Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus elke knie zich zal buigen, van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zal belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.”

Elke knie. Elke tong. Geen uitzondering. Er is geen tweede troon. Er is geen andere heerschappij. Alles buigt voor Christus.

Daarom is het tijd dat de kerk ophoudt de vijand te prediken. Het is tijd dat we ophouden hem macht toe te schrijven die hij niet bezit. Het is tijd dat we onze ogen alleen richten op Christus, de Overwinnaar, de Heer van hemel en aarde.

Want zolang wij blijven spreken over Satan alsof hij regeert, voeden we de illusie die hem macht geeft. Maar zodra wij ophouden met hem aandacht te geven en beginnen met het verkondigen van Christus’ overwinning, verdwijnt zijn invloed.

En dat is de kern: de vijand leeft van aandacht. Hij leeft van angst. Hij leeft van de illusie dat hij belangrijk is. Maar Christus leeft van waarheid, van licht, van werkelijkheid. Hij regeert niet omdat wij Hem erkennen, maar omdat God Hem verhoogd heeft. Zijn troon staat vast, ongeacht wat mensen geloven.

Dus eindig ik dit hoofdstuk met een oproep: houd op met kijken naar de vijand. Houd op met spreken over zijn macht. Zie hem voor wat hij werkelijk is: een leugenaar, een bruller zonder tanden, een aanklager zonder recht. En hef je ogen op naar Christus alleen, die alle macht heeft, die alle heerschappij draagt, die leeft tot in eeuwigheid.

Want er is maar één waarheid: Christus alleen is Heer.

Het Einde van de Leugen

We zijn aan het einde gekomen van deze reis door de Schrift, en één ding is overduidelijk geworden: de vijand heeft nooit de macht gehad die de kerk hem heeft toegeschreven. De Bijbel spreekt niet over een gevallen engel die een rijk van duisternis regeert. Hij wordt nergens neergezet als een tweede god naast de Almachtige. Alles wat hij is, is een aanklager, een tegenspreker, een vader van de leugen.

En alles wat hij ooit had – de aanklacht, de illusie, de verblinding – is aan het kruis weggenomen.

Openbaring 12 zong het uit:

“Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het Koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen.”

Het kruis heeft de aanklager zijn plaats ontnomen. De hemel kent hem niet meer. De schuld is betaald, de aanklacht is uitgewist, de vijand is ontwapend.

Toch houdt de leugen zich hardnekkig vast in de kerk. Nog steeds wordt er gepreekt over de macht van Satan. Nog steeds worden gelovigen gebonden door angst voor demonen. Nog steeds richten mensen hun blik op de vijand in plaats van op Christus. En dat is de grootste triomf van de leugen: dat zij de aandacht afleidt van de waarheid.

Maar de Schrift roept ons terug naar eenvoud. Terug naar Christus alleen. Terug naar de waarheid dat Hij alle macht heeft. Terug naar de overwinning die al behaald is.

Paulus zegt in Romeinen 16:20:

“De God van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren.”

Dat is de toekomst van de vijand: niet een eeuwig rijk, maar vernietiging. Niet een troon, maar verplettering. Hij heeft geen toekomst, want Christus heeft overwonnen.

Daarom eindig ik dit laatste hoofdstuk met de oproep om opnieuw te kiezen waar je ogen op gericht zijn. Zie niet langer naar de leugen, maar naar de waarheid. Geef geen aandacht meer aan een vijand die niets is, maar hef je ogen naar de Heer die alles volbracht heeft.

Want de vijand leeft van illusie, maar de waarheid blijft. De vijand leeft van leugen, maar Christus is de Waarheid. De vijand doet alsof hij brult, maar het Lam heeft overwonnen.

En zo sluiten we af met de belijdenis die de kerk nooit mag vergeten:

“Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.” (Romeinen 11:36)

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogseries

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogseries

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=