DOOR JOHN R. FISKE JR.
Voorwoord van de vertaler
Al eerder hebben wij aandacht gegeven aan het begrip satan/duivel. Deze studie, wat door John R. Fiske geschreven is omschrijft in ABN taal waarom deze theorie onbijbels is. Helaas was John R. Fiske niet over alles op de hoogte en we kunnen hem dat ook niet aanrekenen. Dit boek werd ergens begin jaren 70 geschreven. De kennis was des tijds beperkt bij kerk-mensen.
Wij zijn het dus ook niet eens met alles wat John schrijft. Al was John goed op weg, zag hij veel zaken des tijds, door gebrek aan informatie, over het hoofd. Zo beweerd John dat de kerk het lichaam van Christus is en dat deze geroepen zijn, en dat is fout. Al weerlegt John heel netjes de duivel/satan dochtrine, hij gelooft zelf wel in bovennatuurlijke engelen van God. Ook geloofd John dat de slang in Eden een letterlijke dierslang was en hij haalt een vers aan over de pratende ezel. Wij weten gelukkig dat deze theorieën inmiddels zijn weerlegt en staan op onze website. Door de moderne technologie van het internet hebben wij toegang tot materiaal wat in de jaren 70 en eerder verborgen werden gehouden. Bibliotheken censureerden des tijds al veel boeken, het gevolg is dat er een gebrek was aan kennis.
Maar zijn uitleg omtrent satan/duivel doctrine is haarscherp in beeld gebracht. Ik was van plan om dit boek te gaan bewerken. Maar omdat dit teveel tijd in beslag neemt, heb ik besloten het boek zo te houden. Op onze website hebben wij zoveel studie omtrent duivel/satan, engelen demonen, hemel en hel, dit hoeft hier niet apart worden uitgelegd.
Mocht je interesse hebben in dit soort studies, bezoek dan onze website!
Voorwoord door pastor Sheldon Emry
Nadat we er niet in geslaagd zijn om contact op te nemen met de auteur of de oorspronkelijke uitgever van dit boekje zonder auteursrechten, dat in 1977 in onze handen kwam, hebben we het hierbij herdrukt voor onze Christelijke broeders en zusters.
Het oorspronkelijke exemplaar dat we ontvingen was niet gedateerd, maar men denkt dat het een aantal jaren geleden geschreven is.
De lezer zal inzien dat niet alle argumenten van de heer Fiske perfect zijn, en we denken dat de heer Fiske misschien nog maar net is begonnen met het inzien van de dwaling van de algemene leer over de ‘Duivel’, en in zijn poging om de dwaling ervan aan te tonen, heeft hij misschien wat foutieve redeneringen gebruikt.
Daarom zijn we het niet eens met ALLE vooronderstellingen of conclusies van de auteur, de heer John Fiske, maar ons doel met het herdrukken van dit artikel is om onze lezers te laten zien dat sommige mensen enige tijd geleden de onmogelijkheid begonnen in te zien van de grote en machtige ‘Duivel’ zoals die door zo veel van de belijdende christelijke denominaties wordt onderwezen.
Het is te hopen dat de lezer door het lezen van dit korte pamflet bewogen zal worden om zelf verder onderzoek te doen naar wat de Bijbel wel en niet leert over satan, de duivel of duivels, de slang, enz.
WIE WAS DE VERLEIDER VAN HET MENSELIJK RAS?
DOOR JOHN R. FISKE JR.
Wie was de verleider van het menselijk ras? Het orthodoxe (?) antwoord op het voorgaande is dat hij een gevallen engel is. Hij leefde ooit in het huis van God. Hij werd ambitieus onder Gods engelen. Zijn krachten werden verslagen en verdreven naar de aarde, waardoor de mens een bovennatuurlijke verleider kreeg.
Als bewezen kan worden dat bij de schepping van de mens alles in het universum in een staat van perfecte harmonie – ‘goed’ – was in Gods ogen, dan krijgt de theorie de doodsteek. Kijk eens goed naar Genesis 1:31: “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”. De bijzin “die Hij gemaakt had” is allesomvattend. Het laat geen enkele uitzondering toe. Als er één zou bestaan, dan zou het een ‘ding’ zijn dat God niet had ‘gemaakt’, wat ondenkbaar is.
Bovendien, als God ‘alles’ zag, dan ontsnapte er niets aan het alziende Oog. Als één ‘ding’ dat wel deed, dan zou dat ‘ding’ kunnen zeggen: “God is niet de Alziende. Hij kan mij of wat ik doe niet zien!”
De gedachte verslaat zichzelf. Toen Hij ‘alles zag wat Hij gemaakt had’, ‘zag’ Hij de engelen in Zijn hemel en elders in Zijn universum. Hij ‘zag’ Adam, de slang en Eva in Eden. Hij ‘zag’ het vee op duizend heuvels. Hij ‘zag’ alle vormen van dierlijk leven, van de meest eenvoudige tot de meest complexe. Wat dan? Zie, ‘alles’ wat aldus werd ‘gezien’ was “zeer goed”. Als dat zo is, dan was er op dat moment geen kwaadaardig ‘ding’ in het universum; en het idee dat daar tegenover staat is onhoudbaar geworden.
Wat ‘verleidde’ dan onze eerste ouders? Ons antwoord moet beperkt worden tot slechts één van drie dingen: God; Zijn engelencreatie; of Zijn dierencreatie. Heeft God Adam en Eva tot zonde verleid? Was Hij de verleider? De gedachte is extreem zondig. Jakobus 1:13 verklaart: “Laat niemand zeggen wanneer hij verzocht wordt: Ik ben verzocht door God; want God kan niet verzocht worden met kwaad, noch zal Hij een mens verleiden. Heeft één van zijn engelencreaties hen verzocht?
Hier is het slagveld. Hier is waar de strijd gewonnen of verloren moet worden. Als bewezen kan worden dat geen enkele engel onze eerste ouders ooit heeft verzocht, dan wordt de theorie van een bovennatuurlijke duivel vernietigd. De theorie dat de duivel een gevallen engel is, is de eigenlijke levensadem voor het idee van een bovennatuurlijke duivel. Opnieuw vragen we: Heeft een engel Adam en Eva verleid? Ons antwoord is een nadrukkelijk “Nee!” om deze zes redenen:
- Lucas 20:35-36: en Marcus 12:25, verklaren dat “in de opstanding” de heiligen ‘gelijk’ zullen zijn aan en ‘als’ de engelen. Als hun ‘gelijken’ kunnen zondigen en sterven, dan zullen de heiligen “in de opstanding” nog steeds kunnen zondigen en sterven. Maar als hun ‘gelijken’ zondeloos en doodloos zijn, dan zullen zij ook zondeloos en doodloos zijn.
- Hebreeën 1:14, verklaart dat de engelen ‘allen’ geesten zijn. Wat is een ‘geest’? Johannes 3:6 zegt: “Wat uit de Geest geboren is, is geest.” Omdat de ‘engelen’ ‘alle’ geesten zijn, volgt hieruit dat zij allen ‘geboren’ zijn uit Gods ‘Geest’ en net zo min kunnen zondigen en sterven als Hij kan zondigen en sterven. 1 Korintiërs 15:4445, in de Diaglott bevestigt dit. Paulus liet zien dat een ‘dierlijk lichaam’ een ‘dier’ is en dat een ‘geestelijk lichaam’ een ‘geest’ is. Aangezien de engelen allemaal ‘geesten’ zijn, zijn ze daarom allemaal ‘geestelijke lichamen’. Zoals elk ‘dierlijk lichaam’ een product is van het dier wanneer het uit het dier geboren wordt, zo is elk ‘geestelijk lichaam’, engelen- of heiligenlichaam, een product van de Geest wanneer het ‘uit de Geest geboren wordt’. Zoals elk dierlijk lichaam deel heeft aan de sterfelijkheid wanneer het uit het dier geboren wordt, zo heeft elk geestelijk lichaam deel aan de onsterfelijkheid wanneer het uit de Geest geboren wordt. Zoals elk dierlijk lichaam in staat is te zondigen wanneer het uit een dier geboren is, zo is elk geestelijk lichaam niet in staat te zondigen wanneer het uit de Geest geboren is, of het nu een heilige of een engel is.
Zij kunnen net zo min zondigen en sterven als de Geest, hun Vader, kan zondigen en sterven. Zondeloosheid en doodloosheid zijn kenmerken van de ‘Familie’. Dat de engelen “zonen van God” zijn en dus uit Zijn Geest geboren zijn, is een Bijbelse doctrine. (Job 38:4, 7; Efeziërs 3:15). Deze roepende ‘zonen van God’ vóór de schepping van de mens waren Zijn engelen. Zijn ‘familie’ woont op twee plaatsen: ‘hemel’ en aarde. De engelen zijn het deel in de ‘hemel’ en de heiligen het deel op aarde. Beiden zijn of worden deelgenoten van Zijn zondeloze natuur. Zij kunnen niet meer zondigen dan Hij.
- Als de engelennatuur zonde en dood onder de engelen in het verleden toestond, en omdat hun natuur onveranderd blijft, zou het nog steeds zonde en dood toestaan in het heden of enig tijdperk in de eeuwige toekomst. Wie weet zou er vandaag de dag een nieuwe Lucifer onder hen kunnen opstaan, of in elk toekomstig tijdperk, en in wilde opstand leiden wat er nog over is van Gods engelen, precies in Zijn eigen huis. De theorie is onhoudbaar en brengt het volbrachte werk van Christus in gevaar, van wie geschreven staat: “Hij zal een einde maken aan de zonde en de dood” (Daniël 9:24; 1 Korintiërs 15:26), en “zijn vloer door en door zuiveren” (Mattheüs 3:12).
- Matteüs 6:10: Omdat Gods ‘wil’ in de hemel is “gedaan”, is alles daar zondeloos en doodloos. Wanneer Zijn ‘wil’ op aarde ‘gedaan wordt zoals in de hemel’, dan zal alles hier ‘net zo’ zondeloos en doodloos zijn ‘als’ het in de hemel is. Maar als het volbrengen van die ‘wil’ daar zonde en dood toestaat, dan zou het volbrengen van die ‘wil’ op aarde ‘zoals in de hemel’ nog steeds zonde en dood hier toestaan. Maar omdat het zeker is dat wanneer die ‘wil’ hier volledig wordt volbracht ‘zoals in de hemel’, dat hier een zondeloze, doodloze staat betekent, is dat zeker de toestand van de dingen in de hemel.
- Hebreeën 2:9, 16: Hier wordt ons verteld dat Jezus niet de natuur van engelen op Zich nam, maar de onze, “om de dood te lijden.” Maar dat zou geen reden zijn als engelen sterfelijk zijn. Maar omdat ze onsterfelijk zijn, zien we de reden. Dus zijn er twee stellingen nodig: engelen zijn onsterfelijk; de mens is sterfelijk. “Voor het lijden van de dood” nam Hij niet hun ‘natuur’ aan, maar de onze.
- Matteüs 18:10: Als ‘hun engelen altijd’ Gods aangezicht zien, moeten ze altijd ‘leven’. Als ze ‘altijd’ leven, dan zijn ze onsterfelijk. Aangezien stervelingen Gods aangezicht niet kunnen zien en ‘leven’ (Exodus 23:20), en aangezien ‘hun engelen altijd’ Gods ‘aangezicht’ zien, volgt hieruit dat zij geen stervelingen maar onsterfelijk zijn. Gezien deze zes redenen zijn we er zeker van dat geen enkele engel ooit het eerste paar in verleiding heeft gebracht. Als dat niet zo is, dan is de bestreden theorie een doodsteek toegebracht en moet deze worden verlaten.
Aangezien God dan niet de verleider was, en geen engel de verleider kan zijn geweest, wat blijft er dan over? Het dierenrijk! Heeft een dier Adam en Eva verleid? Dat moet noodzakelijkerwijs het geval zijn, want elke andere mogelijke verleider is uitgesloten.
Bevestigen de Schriftteksten deze redenering? Heeft een dier, zo vragen we opnieuw, onze eerste ouders verleid? Genesis 3 leert ons duidelijk dat dit het geval was. Een dier dat bekend staat als de ‘slang’ zou de ‘verleider’ zijn geweest. Genesis 3:1 (Smith and Goodspeed’s Version) beschrijft het als volgt: “De slang was het slimste van alle wilde dieren die de Here God had gemaakt.
Welnu, het feit dat zo’n ‘slang’ als de beschreven slang niet meer bestaat, bewijst niet dat zo’n slang niet ooit heeft bestaan, zoals Genesis 3 beweert. Het geschatte aantal soorten is 750.000. Daarvan zijn er 500.000 uitgestorven. Hiervan zijn er 500.000 uitgestorven. Er kunnen er honderdduizenden zijn geweest waarvan geen spoor meer te vinden is. Van de slangenfamilie zijn er twaalf soorten bekend waarvan er zeven zijn uitgestorven. Er kunnen er nog meer zijn geweest waarvan alle sporen zijn verdwenen. Hiertoe behoort de slang die in Genesis 3 wordt beschreven.
Hier was een dier dat “de slimste” van allemaal was. Het stond op het toppunt van dierlijke intelligentie. Het had spraakvermogen en was in sommige opzichten superieur aan de mens, want het misleidde Eva. Het lijkt een gebrek te hebben aan morele vermogens, en in dat opzicht en in sommige andere opzichten inferieur aan de mens. Maar het sprak. Dat deed de ezel van Balaam ook (Numeri 22:28, 30). Als God in staat was om dit met een ezel te doen, dan is Hij zeker in staat om een dier “de slimste” van allemaal te scheppen en het te begiftigen met het vermogen om te spreken. Als het dier, ‘de mens’, zo begiftigd was, zullen we dan twijfelen aan Zijn vermogen om “het slimste” dier, dat allang uitgestorven is, zo te begiftigen met dezelfde kracht? Er wordt gesuggereerd dat een engel, een gevallen engel, via de slang te werk ging. Deze theorie is om de volgende redenen onjuist:
- Geen enkele engel zou dit gedaan kunnen hebben om de zes redenen die gegeven zijn. Bovendien was in die tijd absoluut “alles wat God gemaakt had” “goed” en waren er dus geen slechte engelen om Adam en Eva te verleiden.
- De voor de hand liggende lezing van Genesis 3 is tegengesteld aan dit idee. Er worden vier personages genoemd: Adam, Eva, de slang en de Here God. Van al deze personages wordt gezegd dat ze bepaalde dingen hebben ‘gezegd’ en gedaan. Er wordt niets gezegd over een vijfde personage.
- De Here God behandelt er slechts drie. Hij houdt ieder afzonderlijk verantwoordelijk voor wat hij heeft gedaan en zegt tegen ieder op zijn beurt: “Vanwege wat gij hebt gedaan” (Genesis 3:13-14, 17), en legt dan Zijn straf op. Hij beschouwde hen als verantwoordelijken en niet als louter werktuigen waarmee een of andere superintelligentie werkte, en dus als geschikte onderwerpen voor straf. Er wordt geen straf genoemd voor enig superwezen dat opereert door middel van een van de drie.
- De Bijbel schrijft grote mentale kracht toe aan de ‘slang’. Hij is “de slimste” van alle dieren. Zijn misleiding bewijst dit. Paulus verklaarde dat door zijn sluwheid “hij Eva misleidde” (2 Korintiërs 11:3). We worden vermaand om “wijs te zijn als slangen” (Matteüs 10:16) – een nutteloze vermaning tenzij deze op een feit is gebaseerd. Dit alles wordt door gelovigen in een engelachtige verleider weggestreept. Zij schrijven de mentale krachten die de verleider tentoonspreidt toe aan een engel die er doorheen werkt.
Om deze redenen zijn we er vast van overtuigd dat de verleider van onze eerste ouders echt een lid van het dierenrijk was, allang uitgestorven, maar “de slimste” van allemaal. Omdat hij een ‘beest’ was en “de meest vervloekte van alle dieren” (Genesis 3:14, Smith & Goodspeed Version), had hij het ‘leven’ en de aard van zulke dieren en is hij dus allang dood.
Aangezien de oorspronkelijke ‘Slang’, ‘Duivel’ en ‘Satan’ al lang niet meer bestaat, wat heeft dan sindsdien de verleiding in stand gehouden? We hebben bewezen dat het volstrekt onmogelijk is dat God of een van Zijn engelen die rol zou spelen. Wat het werk heeft voortgezet dat door een dier was begonnen, moet op de een of andere manier tot het dierenrijk behoren. Ons antwoord wordt gevonden in de begeerten van het vlees van de mens. Omdat deze begeerten onmiddellijk binnenkwamen en op identieke wijze hetzelfde soort werk voortzetten dat door de ‘slang’ was begonnen, kunnen zij in zekere zin worden beschouwd als een uitbreiding van de oorspronkelijke ‘slang’. Vandaar dat zijn namen en geslacht vaak worden toegepast op deze ‘verlangens’, waardoor ze in primaire zin de ‘duivel’ van de Schrift zijn.
Er zijn een aantal kleinere uitbreidingen, zoals het Romeinse Rijk, Balaam, de man die de Verlosser verleidde, enz. Deze zijn zeldzaam en uitzonderlijk van aard. Dat het Romeinse Rijk in al zijn historische fasen een politieke uitbreiding is van de oorspronkelijke ‘slang’ blijkt uit Openbaring 12:3, 9; 17:3, 9-16. Hier is het ‘beest’ of de ‘slang’ een politieke uitbreiding van de ‘slang’. Hier had het ‘beest’ of de ‘slang’ “zeven koppen”. Engelen en mensen hebben elk één kop, dus het is noch een engel noch een mens. Wat zijn dan de “zeven koppen”? Verzen 9-10 geven een dubbele interpretatie – “zeven bergen waarop de vrouw [stad Rome] zit” (vers 18). Het is een feit dat de ‘stad’ Rome gebouwd is op zeven heuvels, of bergen, en “zeven koningen” of regeringsvormen had. “Vijf zijn gevallen” – dat is in het verleden; “één is” – heden; de laatste: “nog niet gekomen.” Het is een feit dat Rome in die tijd al ‘vijf’ regeringsvormen had: consulaat, dictatoriaal, decimviraat en triumviraat; “één is,” het keizerlijke; en één “nog niet gekomen,” het Gotische.
Let verder op: het ‘beest’ of de ‘slang’ had “tien horens”. De “tien horens”, zegt vers 12, zijn “tien koningen” of koninkrijken. Het is een historisch feit dat het Romeinse Rijk in 476 na Christus werd opgedeeld in slechts tien koninkrijken. Het is dus zeker dat de ‘slang’ van Openbaring het Romeinse Rijk is in zijn drie historische fasen – heidens, pauselijk en christelijk – in zijn hoedanigheid van bedrieger. In zijn heidense fase vergoddelijkte het door keizerlijke decreten zijn overleden keizers en grote mannen en dwong de mensen hen te aanbidden; in zijn christelijke fase vergoddelijkte het Jezus en maakte het van de Heilige Geest een aparte god en dwong het door zijn keizerlijke decreten de kerk daartoe; en in zijn pauselijke fase vergoddelijkte het miljoenen van zijn overleden heiligen. Op een politieke manier heeft het dus hetzelfde soort werk gedaan – misleiding – dat door de ‘slang’ in Eden werd gedaan.
Zoals we zojuist hebben laten zien, is wie of wat dan ook het werk voortzet dat vergelijkbaar is met dat van de slang in Eden, zoals het Romeinse Rijk, Balaam en de man die de Verlosser verleidde, een verlengstuk van de ‘slang’. Zoals Johannes het uitdrukte, zijn zij “van die boze” (1 Johannes 3:12); dat wil zeggen, een verlengstuk. Als ze zo worden gezien, worden ze ‘de duivel’ genoemd, wat een verlengstuk van hem betekent. Als ze niet zo worden beschouwd, worden ze ‘een duivel’ of ‘duivels’ genoemd (Johannes 6:70; 1 Timoteüs 3:11, Grieks).
Dat de begeerten van het vlees van mensen de ‘duivel’ van de Schrift vormen, is duidelijk om deze redenen:
- “Mensen worden in alle gevallen verzocht door hun eigen hartstochten” (Jakobus 1:14, Twentieth Century Version). Als de verleider “in alle gevallen” iemands “eigen hartstochten” is, lees dan overal waar we in de Bijbel lezen over bepaalde mensen die door de duivel verzocht worden, “in alle gevallen” verzocht door zijn “eigen hartstochten”, en je hebt het Bijbelse idee over wat de duivel is. Als de verleider “in elk geval” iemands “eigen hartstochten” is, dan, als er een bovennatuurlijke verleider is, zit hij met gevouwen handen niets te doen, voor zover het de mensheid betreft. De verleider “in elk geval” is iemands “eigen hartstochten”.
- “Al wat in de wereld is, de begeerte des vleses, en de begeerte der ogen, en de hoogmoed des levens, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld” (1 Johannes 2:16). Als nu ‘alle’ verzoeking moet worden toegeschreven aan de ‘begeerten’ en de “hoogmoed des levens;” als er een bovennatuurlijke verleider is, zit hij met gevouwen handen niets te doen; want ‘alle’ verzoeking wordt toegeschreven aan de ‘begeerten’ en “de hoogmoed des levens.”
- “Er is niets van buitenaf dat een mens kan verontreinigen …Al deze boze dingen komen van binnenuit en verontreinigen de mens” (Markus 7:15, 23). Als ‘alle’ verontreinigende macht ‘van binnenuit’ een mens komt, dan zit, als er een bovennatuurlijke verontreinigende persoon is, hij met gevouwen handen niets te doen, wat de mens betreft; want ‘alle’ macht die ‘verontreinigt’ ligt binnenin de mens zelf. Aangezien ‘niets’ een mens binnengaat om hem te ‘verontreinigen’, is het een vergissing om buiten de mens te zoeken naar een supervervuilende persoonlijkheid die hem binnengaat om hem te verontreinigen. Niets’ staat zo’n idee in de weg.
In Jakobus 4:1 wordt ons verteld dat ‘oorlogen’ en ‘vechtpartijen’ typische zonden zijn, en wat waar is van hun oorsprong, is waar van alle zonden, die ‘komen’ “zelfs van uw begeerten die oorlog voeren in uw leden.” Het is dus duidelijk een vergissing om te zeggen dat zonden van een bovennatuurlijke verleider komen. Omdat zonden van de ‘duivel’ komen, en omdat Jakobus zegt dat ze ‘zelfs van uw begeerten komen’, volgt hieruit dat de ‘duivel’ die de zonde voortbrengt de ‘begeerten’ zijn. Bovendien, als alle zonde ‘voortkomt’ uit ‘uw begeerten’, als er een bovennatuurlijke verleider is, heeft hij wat de mensheid betreft niets te doen; want Jakobus 4:1 laat zien dat alle zonde ‘zelfs voortkomt uit uw begeerten’ en niet uit de superverleider. Deze ‘begeerten’ voeren oorlog, zegt Jakobus, “in uw leden.” Waarmee? Klaarblijkelijk het ingeplante evangelie van Jezus. Dit evangelie druist vaak in tegen deze ‘begeerten’ en er ontstaat ‘oorlog’ in iemands ‘leden’.
In Galaten 5:16-17 zijn er twee soorten wandelaars – zij die “in de Geest wandelen” door de bevelen van de “Geest” op te volgen en zij die “in het vlees wandelen” door “de begeerte van het vlees te vervullen”. Zoals alle gerechtigheid zeker het resultaat is van gehoorzaamheid aan de bevelen van de ‘Geest’, zo is alle zonde evenzeer het resultaat van “het vervullen van de begeerte van het vlees”. Nogmaals, een bovennatuurlijke verleider kan achterwege blijven, want hij heeft niets te doen. Let goed op: het ‘vlees’ en de ‘Geest’ zijn tegengesteld aan elkaar. Ze ‘strijden’, zoals Jakobus 4:1 laat zien, met elkaar; “zodat gij niet kunt doen wat gij wilt.” Merk ook op dat wat Paulus “de begeerte van het vlees” noemde, hij ook het “vlees” noemde. Dus in alle geschriften van Paulus, waar hij zinspeelde op het ‘vlees’ in tegenstelling tot Gods wet, bedoelde hij “de begeerte van het vlees”.
Galaten 5:19-21: Hier noemde Paulus vele zonden en noemde ze “de werken van het vlees.” Omdat we moeten toegeven dat dit ook “de werken van de duivel” zijn die Jezus uiteindelijk zal uitroeien (1 Johannes 3:8), volgt hieruit dat “de begeerte van het vlees” (vers 16) de ‘duivel’ is. Als het ‘vlees’ de schepper is van de genoemde zonden, dan is het een vergissing om ze toe te wijzen aan een superverleider. Als zonden ‘werken van het vlees’ zijn, dan kunnen we zien hoe Paulus ze ook ‘de daden van het lichaam’ noemde (Romeinen 8:13), en zijn strijd om zijn ‘lichaam’ ‘onderworpen’ te houden (1 Korintiërs 9:25-27).
In Romeinen 7:15-20 presenteerde Paulus een strijd tussen wat hij noemde “de zonde die in mij woont”, dat wil zeggen, legde hij uit, “in mijn vlees” en zijn betere natuur. Eerst heeft de een en dan de ander de overhand. Hij verklaarde “ik ben het niet meer die het doe, maar de zonde die in mij woont”. Als “zonde in het vlees” de oorzaak van zonde is, dan is het onmiskenbaar de ‘duivel’ van de Schrift. De woorden “die het doet” weerleggen duidelijk het idee dat een bovennatuurlijke verleider de directe oorzaak is dat Paulus of welke heilige dan ook doet wat hij ‘haat’ om te ‘doen’.
Romeinen 7:21-25: Paulus sprak hier over twee wetten ‘in mijn leden’ – ‘de wet van God’ en ‘een andere wet’, ‘de wet van de zonde’. “Met het vlees” dient hij “de wet van de zonde”, maar met “de geest” “de wet van God”. Zoals alle gerechtigheid het directe resultaat is van gehoorzaamheid aan “de wet van God”, is alle zonde het directe resultaat van gehoorzaamheid aan “de wet van de zonde”. Als er een bovennatuurlijke verleider was, zou hij niets te maken hebben met de mensheid; want alle zonde is het directe resultaat van gehoorzaamheid aan “de wet van de zonde” “in” onze “leden,” en niet van een super-verleider. De “wet van de zonde”, “zonde in het vlees”, “begeerte van het vlees” of de “begeerten” zijn termen met dezelfde betekenis.
Romeinen 6:12-23: Hebreeën 2:14: In deze verwijzingen liet Paulus zien dat de ‘duivel’ de personificatie is van de ‘zonde in het vlees’ van mensen. Let op de uitdrukking: “Laat daarom de zonde niet heersen in uw sterfelijke lichamen.” Omdat alleen koningen en koninginnen ‘heersen’, wordt ‘zonde’ hier voorgesteld als ‘koning’ in de sterfelijke lichamen van sommigen. Andere versies bevestigen dit door te zeggen: “Laat de zonde geen koning zijn in uw sterfelijke lichamen.” Hier wordt ‘zonde’ dus voorgesteld als ‘koning’ in de ‘sterfelijke lichamen’ van zondaars. We kunnen er daarom over spreken als ‘Koning Zonde’ die in ‘sterfelijke lichamen’ woont. Zoals andere ‘koningen’ onderdanen hebben, zo heeft ook ‘Koning Zonde’ onderdanen. Die van hem zijn in vers 16 degenen die hem ‘gehoorzamen’. Let goed op dat ‘zonde’ en ‘gehoorzaamheid’ worden weergegeven door ‘zijn’ pure voorbeelden van personificatie.
Koning Zonde, die in ‘vlees en bloed’ of ‘sterfelijke lichamen’ woont, betaalt ‘loon’ (vers 23) aan zijn ‘dienaren’. Dit ‘loon’ is de ‘dood’, die hij kan betalen. Met andere woorden, Koning Zonde die in ‘vlees en bloed’ woont, is juist degene die ‘macht over de dood’ heeft om deze als ‘loon’ aan zijn ‘dienaren’ te betalen. Omdat Hebreeën 2:14 verklaart dat “hij die macht heeft over de dood” degene is “die de duivel is”, volgt hieruit zonder meer dat Koning Zonde, die in vlees en bloed woont, de duivel van de Schriftteksten is. Of, met andere woorden, “de zonde in het vlees” gepersonifieerd, verklaarde Paulus dat “dat de duivel is.” Deze definitie van de ‘duivel’ door Paulus is zinvol overal in de Bijbel waar het in zijn primaire betekenis wordt gebruikt. Probeer 1 Petrus 5:7 als illustratie: “Weersta de duivel en hij zal van u vlieden.” Paulus’ definitie: “Weersta de koning van de zonde die in jullie sterfelijke lichamen woont, en hij zal jullie met rust laten.”