Blogserie

Home / serie / Wie was de verleider van het menselijke ras? – Deel 3

< Terug naar blogoverzicht

Rubrieken

Algemeen

Duivel & Satan

Israël

Geschiedenis & Oorsprong

Nieuws

Joden & Edom

Kerkhoaxes

Wetten

Wie was de verleider van het menselijke ras? – Deel 3

DEMONEN

De Griekse theorie dat geestelijke of lichamelijke ziekten werden veroorzaakt door ‘demonen’ was bijna universeel in de tijd van Christus. Zij leerden dat ‘demonen’ de gestorven geesten van de doden waren, zoals uit het volgende blijkt:

Philostratus zegt dat “een demon die een jonge man bezat, bekende dat hij de geest was van iemand die in de strijd was gedood”. (Strabo, lib., V. p. 364).

Plato, die tijdgenoot was van de Verlosser, zegt: “Allen die dapper sterven in de oorlog worden demonen; en we zouden hun graven moeten aanbidden, als de graven van demonen.” (Plato de Republica, C. 364). (Plato de Republica, C.V. 468, 11 edit. Serrane).

“Hijzelf verdreef de demon die de geest van een dode was” (Lucianus Philospendes, p. 348, Vol. 2, edit. Amstelodami).

“Demonen zijn niets anders dan de geesten van de goddelozen die levende mensen binnendringen en hen doden, tenzij ze hulp tegen hen kunnen krijgen” (Oorlogen van de Joden, Josephus, Boek VII, hoofdstuk 6, 75 na Chr.)

“Zij die gegrepen en rondgezworven worden door de geesten van de doden, die allen daemonen of gekken noemen” (1e Apol. van Justin, hoofdstuk 18, 135 n.Chr.).

In overeenstemming met het voorgaande zeggen Homerus, Hesiodus, Plato, Cicero, Balbus, de Stoïcijn, enz. dat het woord ‘daimon’ geesten van gestorven mensen uitdrukt. Deze theorie moet daarom worden verworpen door iedereen die in de slaap van de doden gelooft en ook door onsterfelijke zielenroerselen die alle ‘gestorven menselijke geesten’ in de hel of de hemel plaatsen.

Deze ‘demonen’ waarin zo werd geloofd, waren of goed of slecht, zoals uit de voorgaande citaten blijkt. Sommige van hen drongen mensen binnen en veroorzaakten geestelijke of lichamelijke ziekten. De theorie werd wijd en zijd verspreid in de Griekse taal.

Er is echter niet de minste toespeling op te vinden in het Oude Testament, want toen dit werd geschreven bestond de theorie nog niet. Deze theorie, die zo wijdverspreid was, stempelde zich noodzakelijkerwijs op de gemeenschappelijke taal van die tijd en leverde een nomenclatuur voor een bepaalde klasse van aandoeningen die, zonder verwijzing naar de specifieke theorie waarin het ontstond, gangbaar en conventioneel werd en door alle klassen als vanzelfsprekend werd gebruikt, zonder dat het een aanvaarding van het heidense geloof inhield. Op het eerste gezicht zou de nomenclatuur dat geloof in zich dragen; maar in werkelijkheid zou het alleen gebruikt worden uit de kracht van de universele gewoonte, zonder verwijzing naar het bijgeloof dat eraan ten grondslag lag.

Het Engelse woord ‘lunatic’ betekende oorspronkelijk dat waanzin werd veroorzaakt door de invloed van de maan, maar het wordt nu door niemand meer gebruikt om dat idee uit te drukken. Hetzelfde principe wordt geïllustreerd in de uitdrukkingen ‘behekst’, ‘sprookjesachtig’, ‘hobgoblin’, ‘draak’, ‘het kwaad van de koning’, ‘Sint-Vitusdans’, ‘uit zijn hoofd’, ‘buiten zichzelf’, ‘tot zichzelf gekomen’, enzovoort; allemaal uitdrukkingen die vrijelijk worden gebruikt zonder dat degene die ze gebruikt ervan wordt beschuldigd de ficties te geloven die er oorspronkelijk door werden vertegenwoordigd.

Christus of Zijn apostelen, in overeenstemming dus met de populaire taal, begaven zich niet in de populaire waan. In één geval herkende Hij blijkbaar de god van de Filistijnen (Matteüs 12:27).

Beëlzebub’ betekent de god van de vliegen. Hij werd aanbeden door de Filistijnen van Ekron (2 Koningen 1:6); en Christus deed door het gebruik van de naam geen moeite om stil te staan bij het feit dat Beëlzebub een heidense fictie was, maar lijkt eerder omwille van het argument aan te nemen dat Beëlzebub een realiteit was. Het was slechts een aanpassing aan de taal van Zijn tegenstanders. Toch kan dit met evenveel reden worden opgevat als een bewijs van Zijn geloof in Beëlzebub als Zijn aanpassing aan de volkstaal of het onderwerp demonen wordt opgevat als een bekrachtiging van het algemene idee van ‘duivels’.

Het uitwerpen van duivels betekent het genezen van ziekten, zoals epilepsie (Matteüs 17:14); blindheid (Matteüs 12:22); stomheid (Marcus 9:17); krankzinnigheid (Lucas 4:33-41; 8:26-39), enz. In de laatste verwijzing zal gezien worden dat nadat de ‘demonen’ uit de man waren geworpen, hij weer ‘gezond’ en ‘genezen’ was. Dat hij dan van hen bezeten was, betekende dat hij krankzinnig en ziek was. Deze krankzinnigheid werd overgebracht op de varkens die “met geweld van een steile plaats in het meer renden en stikten”. Deze interpretatie is zeker te verkiezen boven het idee dat op elk varken een imp zat, die het snel het meer in reed!

Matteüs 17:14 zegt uitdrukkelijk dat degene uit wie Christus een ‘demon’ wierp ‘epileptisch’ was (Herziene Versie), of een ‘krankzinnige’. Wordt ‘epilepsie’ of ‘krankzinnigheid’ veroorzaakt door bovennatuurlijke duivels? Nee! Zo ook met blindheid, domheid, etc. In Lucas 4:35-39 werden zowel de ‘demon’ als de ‘koorts’ ‘berispt’, en “de ene ging uit hem weg” en de andere “verliet haar;” maar geen van beide was een persoonlijkheid. We hoeven ons niet te verbazen over de kennis die de waanzinnige van Lucas 4 en 8 tentoonspreidt. De universele verwachting van de Messias en de wonderbaarlijke werken van Christus wekten de universele opwinding dat zelfs sommigen van hen op de hoogte waren.

De verklaringen dat de “duivels dit of dat maakten” of de “duivels dat riepen” moeten worden geïnterpreteerd in het licht van een vanzelfsprekend feit, namelijk dat het de bezeten persoon was die sprak en niet de abstracte gestoordheid. De krankzinnige uitspraken waren toe te schrijven aan de krankzinnige invloed en het is een toegestane vrijheid van spreken om te zeggen dat de invloed – in de populaire uitdrukking van die tijd ‘demon’ of ‘demonen’ genoemd – ze uitsprak.

Maar er wordt gesuggereerd dat deze ‘demonen’ ‘gevallen engelen’ waren. De zes redenen die in de verhandeling over de duivel in dit pamflet worden gegeven, bewijzen de onmogelijkheid dat een engel van de hemel ooit de duivel of een demon zou kunnen worden.

Concluderend, aangezien Paulus ‘afgoden’ en ‘demonen’ door elkaar gebruikte (1 Korintiërs 10:1921); en wat betreft het feit dat ‘afgoden’ bovennatuurlijk zijn, hij verklaarde “een afgod is niets” (1 Korintiërs 8:4-5), volgt hieruit dat er ‘niets’ bovennatuurlijks is aan ‘demonen’. Het zijn natuurlijke dingen – ziekten, hetzij geestelijk of lichamelijk.

Blijf op de hoogte van de nieuwste blogseries

Abonneer op onze nieuwsbrief via e-mail of via onze RSS Feed. Je kunt op elk gewenst moment weer afmelden.

Nieuwste blogseries

Voor het eerst hier?

Er is veel content op deze website. Dit kan alles een beetje verwarrend maken voor veel mensen. We hebben een soort van gids opgezet voor je.

800+

Geschreven blogs

300+

Nieuwsbrieven

100+

Boeken vertaald

5000+

Pagina's op de website

Een getuigenis schrijven

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
Vink dit vakje aan als je jouw getuigenis aan ons wilt versturen, maar niet wilt dat deze op de lijst met getuigenissen op deze pagina wordt geplaatst.

Stuur een bericht naar ons

Schakel JavaScript in je browser in om dit formulier in te vullen.
Naam
=