Orde vóór Openbaring
In de gehele Schrift wordt zichtbaar dat God nooit een nieuwe fase van Zijn regering openbaart zonder eerst orde te scheppen in hetgeen door de mens verstoord is. De mens ziet maatschappelijke verschuivingen als toevallige ontwikkelingen, maar in Gods handelen bestaat geen toeval. Wanneer tradities wankelen, wanneer feesten verdwijnen en wanneer leiders zich tegen alles keren wat ooit als vanzelfsprekend gold, dan is dat niet slechts een weerspiegeling van maatschappelijke gevoeligheden, maar het gevolg van een goddelijk proces waarin Hij voorbereidt, scheidt, oordeelt en herstelt. De Schrift leert dat God altijd begint met ontwrichting van menselijke orde voordat Hij Zijn eigen orde zichtbaar maakt. De voltooiing komt nooit voordat de ontmanteling heeft plaatsgevonden.
Reeds in Genesis is dit zichtbaar. De aarde was, zo zegt de Statenvertaling, “woest en ledig”, en duisternis lag op de afgrond. De Septuaginta spreekt van een aarde die ἀόρατος καὶ ἀκατασκεύαστος was, onzichtbaar en ongeordend, een toestand zonder vorm, zonder grens, zonder orde. Wanneer God begint te spreken, is Zijn eerste handeling niet scheppen in de zin van bouwen, maar scheiden. Hij scheidt licht van duisternis, water van water, land van zee. Iedere scheiding is een daad van oordeel, want oordeel betekent in de Schrift altijd scheiding: het onderscheiden van wat bij elkaar hoort en wat niet. Pas daarna geeft Hij vorm, vult Hij de schepping, en stelt Hij de mens aan als heer. Heerschappij komt nooit vóór orde; orde komt nooit vóór scheiding; scheiding komt nooit vóór het oordeel over de chaos.
Dit patroon bepaalt alle verdere geschiedenis van het volk Israëls. Wanneer Israël afdwaalt, wanneer zij haar altaar vervangt door de praktijken van de heidenen, gebruikt God de volkeren rondom om haar te kastijden. Assyrië wordt in Jesaja 10 genoemd “de roede Mijns toorns”. Niet omdat Assyrië Hem diende, maar juist omdat zij Hem níet diende. Heidense macht werd het werktuig om Israël tot inkeer te brengen. In de LXX klinkt dit nog scherper, wanneer God zegt dat Hij hen zal gebruiken εἰς ἔθνος ἀσεβές, tegen een goddeloos volk, opdat Zijn raad zal geschieden. De heiden is geen toevallige vijand; hij is een werktuig. Babel, Medië, Perzië, Griekenland, zelfs Rome, werden achtereenvolgens gebruikt als instrumenten om het volk te vormen, te oordelen, te reinigen, en uiteindelijk te positioneren op de plaats waar Zijn plan uitgevoerd moest worden.
Wanneer wij dus de huidige verschuivingen zien, waarin Sinterklaas, Kerst, en andere in oorsprong heidense gewoonten onder druk komen te staan, is dat geen verbazingwekkend verschijnsel. Het huis Israëls heeft deze feesten eeuwenlang omarmd als nationale gebruiken, zonder te toetsen of zij in overeenstemming waren met Gods ordening. In werkelijkheid zijn deze gebruiken los zand; het zijn afgodenfeesten, voortgekomen uit zonneculten, heidense wintervieringen en volksmythologieën. Wanneer God Zijn volk voorbereidt op de volgende fase van Zijn bestuur, worden deze tradities als eerste omvergeworpen. Niet omdat een kleine groep in het land zich “gekwetst” voelt, maar omdat God via de heidenen en via leiders die Hem niet vrezen, Zijn eigen volk corrigeert en Zijn orde herstelt.
De Schrift toont herhaaldelijk dat God een volk tuchtigt door de handen van een ander volk. Hij verwijdert hun zekerheden. Hij breekt hun gewoonten af. Hij laat hun feesten verdorren. Hosea 2 toont dit patroon, wanneer God zegt dat Hij “haar feestdagen, haar nieuwemaanden en haar sabbatten” zal doen ophouden. Niet omdat de feesten op zichzelf verkeerd waren, maar omdat het volk ze gebruikte zonder Hem te eren. Wat niet uit Hem is, houdt Hij niet in stand. Wanneer wij nu zien dat moderne leiders geen interesse meer hebben in het handhaven van nationale tradities, of zelfs actief meewerken aan hun afschaffing, dan is dat geen bewijs van progressieve cultuur, maar van goddelijke tuchtiging. De heiden wordt opnieuw de roede.
De komst van de Zoon, zoals de Schrift het openbaart, is geen plotselinge verschijning uit het niets. Het woord “openbaring” betekent juist onthulling, ont-sluierring, iets dat langzaam en steeds zichtbaarder wordt. Jezuskomt via Zijn lichaam, het regeringslichaam dat Hij vormt uit het huis Israëls. Maar voordat dit lichaam kan functioneren, moet alles worden verwijderd wat het volk vasthoudt aan de wereld, aan afgoden, aan oude gebruiken die geen fundament in Zijn Woord hebben. De moderne mens ziet het verdwijnen van Sinterklaas of de uitholling van Kerst als sociale of politieke strijd, maar in werkelijkheid wordt het volk losgemaakt van goddeloze gewoonten zodat God orde kan herstellen. Eerst chaos, dan scheiding, dan orde, vervolgens vorming, en pas daarna heerschappij.
Wij leven na 2024 in een overgangsfase waarin de fundamenten van oude Europese gewoonten verdwijnen. De macht van politieke leiders verwatert, culturele structuren verschuiven, identiteit is vloeibaar geworden. Voor de buitenstaander lijkt het alsof de samenleving instort. Voor wie de Schrift kent, is het het oude patroon dat zich herhaalt. God bereidt Zijn volk voor. Hij breekt af wat niet van Hem is, zodat Hij zichtbaar kan maken wat wél van Hem is. De komst des Zoons is niet een enkele dag in de toekomst, maar een proces dat reeds gaande is, waarin Hij Zijn volk scheidt van de wereld, reinigt van heidense tradities, zodat het regeringslichaam kan gaan regeren. Je kunt niet als Goddelijke regeringslichaam regeren over een goddeloze stelsel en dus moet dat eerst worden omgegooid.
De Uitgeroepenen, de Ontmanteling van het Volk, en de Komst als een Dief
Wanneer wij spreken over de openbaring van Jezus in Zijn volk, dan is het noodzakelijk om te onderscheiden tussen het volk zelf en hen die uit dat volk geroepen worden als eerstelingen. Het regeringslichaam wordt niet gevormd door het gehele huis Israëls, maar door de 144.000 die als verzegelde afgezonderden uit de stammen worden genomen. Het volk wordt geleid, maar de geroepenen regeren. Het volk ontvangt herstel, maar de geroepenen dragen de staf. Zo heeft God het vanaf het begin bedoeld: een volk dat Zijn eigendom is, en binnen dat volk een eerstelingskern die Zijn vertegenwoordiging vormt. En omdat God nooit Zijn vertegenwoordiging laat opstaan tenzij het volk zelf door ontworteling gaat, moeten wij de huidige tijd verstaan als een periode waarin de omgeving van het volk wordt afgebroken terwijl de geroepenen worden voorbereid.
Deze afbraak is zichtbaar in het verdwijnen van nationale feesten en tradities. De afbrokkeling van Sinterklaasvieringen, het uithollen van Kerst, en het verlies van culturele zekerheden worden door velen gezien als politieke gebeurtenissen, als discussies rondom discriminatie of als maatschappelijke gevoeligheden. Maar in werkelijkheid is het niets anders dan de werking van God die, zoals in Hosea 2, de feesten van het volk doet ophouden omdat zij niet door Hem ingesteld zijn. De wortels van deze gebruiken liggen in heidense culten, en wanneer God Zijn volk vormt voor het komende herstel, verwijdert Hij alles wat besmet is. Hij gebruikt hiervoor heidenvolken en leiders die Hem niet vrezen, zoals Hij dat altijd heeft gedaan. Assyrië, Babel, Perzië, Rome — zij waren allen werktuigen, niet omdat zij Zijn wil zochten, maar omdat Hij hen bestuurde zonder dat zij het wisten.
De roeping van de 144.000 vindt plaats binnen dit proces. Zij worden niet gevormd door uiterlijke stabiliteit, maar juist door de ontwrichting van het volk. Terwijl het volk zijn houvast verliest, worden de geroepenen innerlijk bevestigd. Terwijl het volk strijdt om tradities te behouden, weten de geroepenen dat deze tradities moeten verdwijnen omdat zij niet uit God zijn. De geroepenen zien de afbraak niet als bedreiging maar als noodzakelijke schoonmaak, omdat God nooit Zijn Koninkrijk bouwt op grond die nog gewijd is aan heidense symbolen. Zoals de priesters in de Schrift eerst gereinigd werden voordat zij in het heiligdom konden dienen, zo wordt ook het volk eerst van zijn culturele afgoden ontdaan voordat het geregeerd kan worden door hen die door God zijn aangesteld.
In dit alles openbaart Jezus Zichzelf “als een dief in de nacht”. De Statenvertaling zegt: “Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht” (2 Petr. 3:10). Ook in 1 Thessalonicenzen 5 wordt dit beeld herhaald. De mens heeft dit vers eeuwenlang oppervlakkig gelezen, alsof het slechts betekent dat Zijn komst onverwacht is. Maar een dief komt niet alleen onverwacht; een dief komt ongezien. Een dief kondigt zijn aanwezigheid niet aan. Hij komt binnen zonder dat iemand ontwaakt of hem hoort. En een dief doet één ding: hij neemt iets weg.
Dit beeld past precies bij het proces van openbaring dat nu plaatsvindt. Jezus komt niet plotseling zichtbaar op de wolken voor het oog van een verblinde wereld die nog steeds aan haar cultuur vasthoudt. Hij komt binnen in het huis, in de nacht, in de duisternis, zonder dat iemand het merkt. Hij komt binnen in Zijn volk, niet om bezit toe te voegen, maar om bezit weg te nemen. Zoals een dief binnendringt en iets ontneemt, zo neemt Hij weg wat niet bij Zijn volk hoort. Hij steelt de afgoden, Hij rooft de tradities, Hij neemt de heidense feesten weg die het volk omringd hebben. Hij breekt de mantel van culturele zekerheid af, niet om te vernietigen, maar om te reinigen.
Wanneer Jezus als een dief binnendringt, doet Hij dat niet om het volk te verrassen in één moment, maar om onopgemerkt de oude orde weg te nemen zodat er ruimte komt voor de nieuwe. Niemand merkt de eerste veranderingen. Niemand ziet dat Hij al binnen is. Maar de ene na de andere pijler van het oude leven verdwijnt. Feesten sterven weg. Tradities verdampen. Gewoonten vallen uit elkaar. Het volk denkt dat dit gebeurt omdat anderen zich gekwetst voelen, of omdat de tijdgeest verandert, maar in werkelijkheid is het de hand van Hem die als een dief het huis binnengaat om alles wat niet van Hem is weg te halen.
Een dief handelt stil, zonder geluid. Zo is het met de komst van Jezus in Zijn volk. De wereld ziet het niet. Het volk zelf merkt het nauwelijks. Maar de geroepenen herkennen het. Zij zien dat de ontmanteling geen toeval is, maar de stille bediening van Hem die in de nacht werkt. Hij neemt weg, opdat Hij later kan geven. Hij rooft de heidense gewoonten, opdat Hij Zijn eigen ordening kan herstellen. Hij verwijdert de tradities, opdat het volk niet langer gevormd wordt door de wereld maar door Zijn Woord. De geroepenen zien dat deze stille komst noodzakelijk is. Want voordat het regeringslichaam zichtbaar wordt, moet het huis waarin het volk woont leeggehaald worden van alles wat geen deel heeft aan Gods Koninkrijk. De komst als een dief is geen bedreiging voor de geroepenen, maar een bevestiging dat de tijden rijp zijn.
Voor het volk echter is deze komst ontwrichtend. Een dief laat het huis niet achter zoals hij het gevonden heeft. Hij laat sporen na. Dingen ontbreken. Plotseling is niets meer vanzelfsprekend. Zo is het nu met het volk. De feesten verdwijnen, de gebruiken vallen weg, de nationale identiteit wordt uitgekleed. Dit gebeurt niet om het volk te vernietigen, maar om het te redden. De geroepenen weten dat Jezus reeds binnen is. Het volk weet het niet, maar voelt wel de leegte. En die leegte is de ruimte die nodig is voor de nieuwe orde waarin het regeringslichaam — de 144.000, de eerstelingen — op de juiste tijd openbaar zal worden.
De Nachtfase van Ontwrichting en de Stilte waarin Jezus Werkt
In de fase waarin Jezus als een dief in de nacht binnenkomt, voltrekt zich een werk dat het volk niet herkent en ook niet kan herkennen, omdat het volk zelf onderdeel is van de nacht. De duisternis is niet slechts de afwezigheid van licht, maar een toestand van geestelijke ongevoeligheid waarin Israël leeft wanneer het zich hecht aan structuren en gewoonten die geen oorsprong in God hebben. De duisternis maakt blind voor het stille werk dat Jezus verricht zodra Hij onopgemerkt binnenkomt. De komst als een dief is daarom niet gericht aan de wereld, maar aan het volk. Het is een confrontatie met hun slaap, hun tradities, hun zelfverzekerdheid, en hun overtuiging dat de dingen die zij als vanzelfsprekend beschouwen, ook door God gedragen zouden zijn.
Maar zodra Jezus het huis binnentreedt, wordt de nacht niet onmiddellijk verdreven. Hij maakt geen lawaai, Hij kondigt zich niet aan, Hij spreekt niet tot het volk in deze fase. Zijn aanwezigheid is uitsluitend werkzaam in de stilte. In die stilte worden de fundamenten van het oude leven ondergraven. Niet door openlijk oordeel, maar door het wegnemen van wat niet langer mag bestaan. De een na de ander ervaart het volk dat dingen verdwijnen zonder dat iemand begrijpt waarom. Gewoonten breken af. Feesten verliezen betekenis. Instellingen verliezen kracht. De cultuur die eeuwenlang standhield, wordt poreus. En terwijl het volk denkt dat dit komt door maatschappelijke druk, door politieke keuzes, door veranderende meningen, staat Jezus reeds binnen in hun midden, wegnemend wat niet uit Hem is.
Juist deze stille afbraak is het bewijs dat de nacht zijn werk doet. In de duisternis is niets zichtbaar, behalve voor hen die niet slapen. De geroepenen zien deze tijd niet als chaos, maar als voorbereiding. Zij voelen dat het verlies noodzakelijk is, dat het volk door ontworteling gaat omdat het oude niet naast het nieuwe kan bestaan. Zoals een landbouwer het veld omploegt voordat hij zaait, zo keert Jezus de aarde van het volk om. Het ploegen is hard, vertraagd, ongemakkelijk en pijnlijk voor wie op het veld leeft. Maar zonder deze omkering is er geen bodem voor het nieuwe. Het volk ervaart deze tijd alsof alles tegen hen gericht is, maar in werkelijkheid worden zij losgemaakt uit de mantel van gewoonte, zodat zij later de ware mantel kunnen ontvangen.
In deze fase van de nacht gebeurt iets wat het volk helemaal niet opmerkt: het huis wordt stilgezet. De bewegingen die voorheen vanzelfsprekend waren, stokken. De ritmes die het volk volgde, verliezen hun kracht. Als water dat langzaam wegvloeit zonder dat iemand de bron heeft zien sluiten, zo loopt het leven leeg uit wat niet meer door God gedragen wordt. Jezus neemt weg wat geen plaats heeft in Zijn Koninkrijk, en Hij doet dat zonder strijd. Een dief vecht niet met degenen die slapen; hij werkt juist omdat zij slapen. De hand van Jezus beweegt zich door het huis en laat achter wat behoort tot de volgende fase, maar haalt weg wat het licht niet kan verdragen.
In deze nacht is er ook een verandering in de verhouding tussen volk en wereld. Het volk verliest niet alleen zijn eigen gewoonten, maar wordt ook geconfronteerd met een wereld die onrustig wordt. De structuren die het volk lange tijd hebben gestabiliseerd, beginnen zelf te wankelen. Dit is niet het oordeel over het volk, maar de voorbereiding voor de volgende fase, want Jezus komt niet alleen in het volk binnen, maar ook in het systeem dat het volk omringt. Zijn binnendringen in de nacht beperkt zich niet tot één ruimte. Waar Hij binnen is, zal niets blijven zoals het was. Het volk voelt de verschuivingen, maar begrijpt de oorsprong niet. De geroepenen zien echter dat het huis niet alleen wordt gereinigd, maar ook wordt heringericht.
De stilte van deze nacht is gevaarlijk voor wie slaapt, maar heilzaam voor wie waakt. Want in deze stilte wordt de scheiding voltrokken. Niet door menselijke keuze, maar door goddelijke aanwezigheid. De geroepenen herkennen in het verlies niet de ondergang, maar de belofte. Want alles wat Jezus wegneemt, is iets dat het volk in de komende orde niet langer mag dragen. De nacht is de tijd van ontlediging, en in deze ontlediging wordt het volk voorbereid op Zijn licht. Wat wegvalt, valt weg omdat Hij binnen is. Wat blijft, blijft omdat Hij het heeft aangeraakt.
Wanneer deze nacht ver gevorderd is, begint er iets nieuws zichtbaar te worden. Niet voor het volk als geheel, maar voor de geroepenen. Zij merken dat de wegneming niet willekeurig is, maar doelgericht. Zij zien dat de stilte niet leeg is, maar gevuld met Zijn werk. En zij weten dat de volgende fase niet alleen betrekking zal hebben op het huis van Israël, maar op het gehele systeem waarin het volk leeft. Want eenmaal binnengekomen stopt Jezus niet bij de drempel van het volk, maar beweegt Hij zich verder, totdat alles — ook buiten hun muren — onder Zijn stille aanwezigheid komt te staan.
De Infiltratie van het Wereldsysteem en de Ontmanteling van Menselijke Feesten
Wanneer Jezus als een dief in de nacht het huis van Israël is binnengekomen en Zijn stille werk van wegneming begonnen is, blijft dat werk nooit beperkt tot het volk alleen. Want het volk leeft niet in een leegte; het leeft binnen een systeem dat het draagt, vormt en beïnvloedt. Zoals een dief die eenmaal binnen is zich niet beperkt tot één kamer, maar zich door het hele huis beweegt, zo dringt Jezus ook door tot in de structuren die boven en rondom het volk zijn geplaatst. De nacht waarin Hij werkt is niet slechts de duisternis van het volk, maar de duisternis van het gehele wereldsysteem dat hen omringt. Omdat dat systeem mede verantwoordelijk is voor hun gevangenschap, moet ook dat systeem ontmanteld worden voordat Hij Zijn orde kan vestigen.
Het wereldsysteem waarin Israël momenteel leeft is gebouwd op menselijke instellingen, menselijke feesten, menselijke kerkvorming en menselijke autoriteit. Deze structuren zijn niet door God ingesteld, maar ontstaan uit traditie, machtsverhoudingen en religieuze vermenging. De kerkfeesten die nu algemeen gevierd worden — Pasen, Pinksteren, Kerst — worden door velen aangezien voor heilige dagen, maar zij dragen geen enkel goddelijk zegel. Zij zijn niet geboren uit het Woord, maar uit menselijke synodes, concilies en heidense integraties. De vorm die men vandaag kent is niet afkomstig van Mozes, niet van de profeten, en niet van Jezus, maar van het religieuze systeem dat het Romeinse rijk heeft voortgebracht. Deze feesten behoren daarom tot hetzelfde huis dat Jezus is binnengedrongen en waarvan Hij de inhoud weghaalt.
Het volk heeft deze feesten omarmd alsof zij goddelijke instellingen zijn, maar zij zijn slechts menselijke constructies, omgeven door symbolen die uit de heidense wereld afkomstig zijn. Wanneer het volk deze dagen viert, denkt het daarmee God te dienen, maar het dient slechts de traditie. Daarom worden ook deze feesten langzaam uitgehold. Het volk merkt niet dat Pasen zijn kracht verliest, dat Pinksteren geen betekenis meer draagt, dat zelfs Kerst al jaren niet meer staat voor wat men ooit beweerde dat het was. Deze afbrokkeling komt niet doordat de mens onverschilliger wordt, maar doordat Jezus ook hier wegnemende werkt. Want alles wat door mensen is opgericht, zal vallen zodra Hij binnenkomt. Hij laat niet toe dat menselijke instellingen Zijn komende orde zullen vervangen of ermee verwarren.
In deze fase van infiltratie is de stille hand van Jezus niet alleen werkzaam in de gebruiken van het volk, maar ook in de fundamenten van het systeem dat deze gebruiken bewaakt. Overheden, scholen, religieuze instellingen en culturele structuren verliezen hun samenhang. De samenleving merkt dat “de dingen niet meer werken zoals vroeger”, maar zij ziet niet dat dit komt doordat Hij die als een dief gekomen is reeds bezig is de fundamenten los te maken. Zijn infiltratie van het systeem is geen zichtbare aanval, maar een innerlijke ontbinding. Hij breekt niet van buitenaf; Hij haalt weg van binnenuit. De structuren verliezen hun greep, omdat Hij de kern heeft aangeraakt. Een systeem dat de kern verliest, kan de periferie niet langer vasthouden.
Daarom zien wij dat niet alleen de feesten van het volk vallen, maar ook de feesten van het religieuze systeem dat boven het volk staat. Pasen en Pinksteren, ooit door de kerk gepresenteerd als pijlers van religieuze identiteit, worden leeg, hol en betekenisloos. De mensen voelen dat zij deze dagen wel vieren, maar dat er niets meer achter zit. De preken hebben geen kracht, de symbolen spreken niet meer, de rituelen klinken als echo’s van iets dat nooit werkelijk daar was. Dit is geen natuurlijke ontwikkeling; het is het gevolg van Zijn binnendringen. Want Jezus laat niet toe dat menselijke religie zich vermomt als Zijn Koninkrijk. Hij roeit niet alleen de heidense feesten uit, maar ook de religieuze tradities die zich voordoen als goddelijke waarheid zonder dat zij dat zijn.
Terwijl deze ontmanteling voortgaat, raken de systemen in verwarring. Overheden die ooit stabiliteit boden, verliezen richting. Scholen die ooit feesten als vanzelfsprekend opgelegden, weten niet langer hoe zij zich moeten positioneren. Religieuze leiders die eeuwenlang hebben beweerd Gods stem te vertegenwoordigen, merken dat hun woorden leeg worden, dat hun invloed verdampt en dat hun structuren krachten missen. Dit is geen aanval van buitenaf, maar de infiltratie van binnenuit, het stille werk van de Meester die alles wegneemt wat niet afkomstig is uit Zijn huis.
De geroepenen herkennen deze fase als noodzakelijk. Zij zien dat Jezus niet alleen het volk reinigt, maar ook het systeem waarin zij leven. Zij begrijpen dat het Koninkrijk niet gebouwd kan worden op de fundamenten van menselijke organisatie, want menselijke organisatie staat altijd vijandig tegenover Gods orde. Daarom wordt het eerst afgebroken, niet abrupt, maar in stilte. In elke instorting van een traditie horen zij Zijn voetstap. In elk verlies van een heilig verklaard ritueel zien zij Zijn hand. Want wat de wereld ziet als verval, zien zij als voorbereide grond.
De infiltratie van het systeem is de fase die voorafgaat aan de zichtbare vorming van het regeringslichaam. Want zolang de oude orde nog overeind staat, kan de nieuwe zich niet openbaren. Het volk moet losgemaakt worden van zijn religieuze mantel, en het systeem dat deze mantel heeft gedragen moet ontvouwd worden totdat er niets van overblijft. Jezus werkt tegelijk in beide. De nacht is Zijn bondgenoot, de stilte Zijn instrument. Wanneer het volk wakker wordt, zal het ontdekken dat veel van wat het dacht te bezitten reeds verdwenen is. En in dat verlies zal de ruimte ontstaan waarin het regeringslichaam, de 144.000, de eerstelingen, volledig zichtbaar zullen worden als het enige lichaam waarin Jezus wil regeren.
De Scheiding der Volkeren en het Einde van het Vermengde Huis
Wanneer het wereldsysteem begint te scheuren, komen de natiën in beweging, niet richting elkaar maar van elkaar af. Wat eeuwenlang bij elkaar is gebracht door handel, politiek, oorlogen en ideologische vermenging, valt uiteen zodra God de grenzen van Zijn ordening opnieuw naar voren haalt. Want wanneer Hij de natiën begint te schudden, komt er een einde aan de vermenging die nooit door Hem gewild is. Hij heeft nooit bevolen dat volkeren zich zouden samenklonteren tot één massa, noch dat zij hun identiteit zouden verliezen in een mengsel zonder oorsprong. De veelheid der volkeren is geen menselijke constructie, maar een goddelijke instelling. Vermenging ervan is rebellie. De verbreking van die vermenging is tuchtiging.
Wanneer deze ontbinding begint, ziet men het niet eerst in oorlogen of conflicten, maar in het simpele feit dat het samenleven van uiteenlopende volkeren onhoudbaar wordt. Niet omdat de mens plotseling verandert, maar omdat God de samenhang wegneemt die lange tijd kunstmatig in stand is gehouden. Het multinationale bouwwerk dat de natiën boven zichzelf hebben gebouwd, wordt broos. De fundamenten bewegen. De systemen die ooit zeiden dat alle volkeren één samenleving konden vormen, verliezen hun macht omdat zij tegen Gods ordening ingingen. En zodra die ordening zich herstelt, wordt de vermenging vanzelf onmogelijk. De natiën trekken terug naar hun eigen erfdeel, niet omdat zij dat plannen, maar omdat de krachten die hen bijeen hielden ophouden te bestaan.
In deze fase van scheiding worden volkeren onrustig. Zij voelen dat zij niet in het land staan dat hen toebehoort. Zij ervaren dat zij niet kunnen wortelen op grond die God een ander volk heeft gegeven. De natiën keren terug naar hun geboorteplaatsen, niet vrijwillig maar door een innerlijke drang die van buitenaf wordt opgewekt. Grenzen die men dacht voorgoed te hebben uitgewist, verschijnen opnieuw, niet als lijnen op een kaart maar als trekken in de ziel van een volk. Land is geen toevallige plaats; het is een bestemming. En wanneer het systeem breekt, vinden de volkeren hun bestemmingen terug. De vreemde lichamen in het huis worden verwijderd. Niet door geweld van Israël, maar door de beweging van God onder de natiën zelf.
De scheiding betekent dat ieder volk terugkeert naar zijn eigen plaats op aarde. Niet naar spirituele symbolen, maar naar geografische erfdelen. Israël keert terug naar het land dat God hun in deze tijd heeft gegeven. Niet de woestijn, niet Judea, niet het zandgebied van het oude Jeruzalem, maar de landen waarin het huis Israëls door God zelf is geplant: Europa, Amerika, Rusland, Australië. Daar wonen de nakomelingen van het huis dat door de eeuwen heen onder de volken verspreid werd. Daar heeft God hen vermenigvuldigd tot een groot volk. En nu de natiën uit elkaar gedreven worden, wordt zichtbaar dat dit gebied het erfdeel is van het volk dat Hij tot grote menigte heeft gemaakt. De woestijn is niet het land van de belofte in deze tijd; de verspreiding zelf is de plantplaats geweest voor het huis.
De natiën buiten Israël worden eveneens teruggeplaatst in hun eigen gebieden. Niet door Israëls hand, maar door de goddelijke beweging die de volken onderling scheidt. De vermenging die eeuwenlang is toegestaan dient geen doel meer. De tijd dat volkeren zij aan zij in één samenleving konden leven, loopt ten einde. De identiteit van ieder volk wordt teruggezet op zijn eigen fundament. Het is niet langer mogelijk dat volkeren elkaar verdringen op grond die niet van hen is. De mensen voelen het in hun hart en merken het in hun stad: wat ooit moeiteloos leek, wordt plots vreemd, stroef, onhoudbaar. De geest van vermenging verdwijnt, en wanneer die geest verdwijnt, keert ieder volk naar zijn plaats.
In deze wereldwijde omkering neemt het regeringslichaam van de geroepenen een stille positie in. Zij voeren de scheiding niet uit, maar zij staan buiten de verwarring die zij overal om zich heen zien. Zij worden niet gevormd door de verschuivingen van de natiën, maar door de roeping die hen reeds eerder scheidde van het volk. Tijdens de herordening van de wereld blijven zij rechtop, niet door kracht maar door bestemming. Terwijl de volkeren op drift raken, staan zij vast. Terwijl de grenzen verschuiven, is hun plaats al bepaald. Zij hoeven niet te zoeken waar zij horen, want hun roeping is hun land, ongeacht waar hun voeten staan.
De scheiding der volkeren is daarom niet de ondergang van de wereld, maar de herstelling van de wereld naar de ordening van God. Het einde van de multicultuur is geen ramp; het is de terugkeer naar de schepping zoals zij bedoeld is: volkeren naar hun eigen plaats, Israëls huis naar zijn eigen erfdeel, en de geroepenen als het lichaam dat de komende orde zal dragen. De natiën worden niet vernietigd, maar gescheiden. Israël wordt niet verheven door macht, maar door bestemming. En de geroepenen worden niet geplaatst door handeling, maar door roeping.
De Vestiging van Israël in zijn Erfdeel en de Stilwording van de Natiën
Wanneer de natiën hun eigen grond opnieuw innemen en de vermenging tot een einde komt, ontstaat er een leegte rondom Israël die niet gevuld wordt door strijd, maar door rust. De snel afbrokkelende structuren van de oude wereld maken plaats voor een ordening die niet door mensenhand ontstaat, maar door het eenvoudig wegvallen van alles wat tegen Gods bevel in had gestaan. Zodra de volken teruggedreven zijn naar hun eigen gebieden, valt er een stilte over het erfdeel waar Israël woont. Niet de stilte van verlatenheid, maar de stilte van een veld dat net geploegd is: ontwricht, open, klaar om opnieuw gevuld te worden met groei die van boven komt.
Het huis Israëls wordt niet in deze tijd verplaatst naar een nieuw werelddeel; het is reeds in zijn erfdeel geplant. De Schepper heeft Zijn volk niet verzameld onder de zandstenen muren van de woestijn, maar onder de uitgestrekte landen van het Westen en het Noorden, waar Hij hen vermenigvuldigd heeft tot een groot volk, zoals beloofd aan Abraham. Wanneer de natiën ophouden zich te mengen in deze gebieden, wordt zichtbaar dat deze landen nooit een toevallige toevluchtsoord waren, maar het land van hun tijdelijke verstrooiing én hun hernieuwde vestiging. Het erfdeel van deze tijd is niet de woestijn, maar de volkenzee waarin het huis Israëls talrijk is geworden. Nu de zee zich terugtrekt, komt het land tevoorschijn.
De druk die het volk lange tijd voelde — de aanwezigheid van vreemde volkeren in hun midden, de spanning tussen culturen, de vervreemding binnen eigen steden — neemt af zodra de scheiding van kracht is geworden. Wat ooit onmogelijk leek, gebeurt zonder menselijke planning: het land herkent zijn bewoners. De atmosfeer verandert niet door beleid, maar door bestemming. De mensen die tot Israël behoren merken dat hun omgeving anders wordt, alsof de lucht zich van binnenuit zuivert. De onrust die jarenlang aan het volk vrat, verschuift naar de grenzen van hun gebied. De stilte die volgt is geen culturele stilte, maar een geestelijke. Het is het stil worden dat voorafgaat aan de vorming van een nieuw ordeningslichaam.
In deze fase komt het volk Israëls niet in beroering. Er is geen massabeweging nodig, want de scheiding heeft het werk reeds gedaan. Wat het volk nodig had, is ruimte, en die ruimte wordt gegeven door het terugtrekken van alle elementen die niet bij hen horen. Zij hoeven niet te vechten om hun plaats; hun plaats wordt voor hen vrijgemaakt. De natiën wijken omdat zij moeten wijken. De krachten die hen eeuwenlang naar de landen van Israël dreven, keren zich nu om. Zij worden naar hun eigen gebieden getrokken, en hun aanwezigheid verliest gewicht in de landen van Israël. Wat resteert is een volk dat eindelijk op zijn eigen grond staat zonder het vermengde juk dat het lange tijd droeg. Het erfdeel vindt het volk, en het volk vindt het erfdeel.
In deze stilte begint iets te gisten dat geen zichtbaar geluid maakt, maar een merkbare aanwezigheid heeft. De geroepenen, die tot nu toe verborgen bleven, nemen in deze fase geen publieke positie in, maar hun rol wordt voelbaar. De scheiding der natiën heeft hen niet aangeraakt, omdat zij reeds gescheiden waren door hun roeping. Maar nu wordt duidelijk waarom zij gescheiden waren: niet om te vluchten van het volk, maar om het volk straks te dienen in orde. De enige reden dat zij buiten de verwarring zijn gehouden, is omdat zij de dragers zullen worden van de orde die de verwarring moet vervangen. Zij worden niet gevormd door rampen, maar door stilte. En die stilte is nu begonnen.
De natiën die naar hun eigen gebieden terugkeren, worden daardoor zelf rustiger. De conflicten die zij in de landen van Israël veroorzaakten, verdwijnen omdat zij niet langer op een plaats staan die hun niet toebehoort. Hun energie richt zich op hun eigen erfdeel, en de spanningen die zij meebrachten verliezen kracht. Dit is geen morele verbetering, maar een gevolg van positionering. Een volk dat op zijn eigen grond staat, heeft geen drang om te verstoren wat niet van hem is. De aarde herkent zijn volkeren, en de volkeren herkennen hun aarde. Door deze terugkeer ontstaat er een wereld waarin de natiën niet worden vernietigd, maar worden gestabiliseerd volgens hun scheppingsorde. Zij staan aan de buitenrand van het erfdeel van Israël, en zo blijft de orde intact.
Nu dit herstel in gang is gezet, komt de volgende fase: het zichtbaar worden van het regeringslichaam. Niet door overwinning, niet door macht, maar door de natuurlijke opkomst van een lichaam dat in stilte voorbereid is. Wanneer het volk in rust komt, wordt het regeringslichaam niet langer overschaduwd door chaos. Wat de chaos bedekte, valt weg. Wat de stilte beschermt, komt aan het licht. De geroepenen staan niet op uit ambitie, maar uit roeping. Zij worden gezien wanneer de tijd gekomen is dat Israël zijn orde moet dragen. Het volk herkent hen niet door uiterlijk teken, maar door goddelijke autoriteit. Want wanneer het wereldvlak tot rust komt, wordt de ware orde zichtbaar zonder strijd.
De Ontmanteling van het Valse Systeem dat Zich Israël Noemt
In de periode dat het ware huis Israëls verstrooid was over het Westen en het Noorden, heeft zich parallel daaraan een ander fenomeen ontwikkeld: een systeem dat zichzelf de naam van Israël heeft aangemeten zonder daar ooit recht op te hebben gehad. Dit systeem wordt ook wel het zionistische systeem genoemd wat bestaat uit joden, hun constructie dat gevormd is uit politieke macht, vermenging en wereldlijke belangen. Het heeft de naam gebruikt die God aan Zijn volk gaf, maar zonder de oorsprong, zonder de roeping, zonder de identiteit. En omdat het zichzelf heeft voorgedaan als het volk van God terwijl het dat niet was, is het uitgegroeid tot een schaduw die over de natiën lag en die de loop van de geschiedenis heeft verdraaid.
Dit systeem heeft over de eeuwen de wereld geen rust gebracht, maar onrust. Het heeft het volk niet gediend, maar geleid in richtingen die nooit door God geboden waren. Het was geen licht, maar een spiegel die het licht vervormde. In de kern van dit systeem liggen niet de wetten van God, maar de constructies van het zionisme die macht zochten onder een heilige naam. Zij stempelden zichzelf als representanten van God, maar hun daden bewezen dat zij slechts gebruik maakten van een titel die hen niet toebehoorde. En die titel gaf hun toegang tot heerschappij, want de natiën luisteren altijd naar wat zich goddelijk noemt, zelfs als het dat niet is.
Het is daarom geen wonder dat juist vanuit dit systeem de grote impulsen kwamen die de volkeren onderling vermengden. Want wie zich voordoet als het volk van God maar het niet is, heeft er altijd belang bij dat de ware identiteit van Israël verduisterd blijft. Vermenging dient hen die geen eigen oorsprong hebben, want in een vermengd huis kan niemand meer onderscheiden waar de lijn van het verbond loopt. Daarom stimuleerde dit systeem allereerst de verspreiding van volken naar plaatsen waar zij niet thuishoorden, de openstelling van gebieden die God voor één volk bestemd had, de ideologie dat alle volkeren tot één maatschappij gevormd konden worden. Dit was niet geboren uit liefde voor de volken, maar uit noodzaak om te verhullen wie Israël werkelijk is en waar het woont.
De natiën zelf zagen niet dat zij onder invloed(dronken) stonden van een macht die geen volk was, maar een structuur. Zij geloofden dat zij humanitaire doelen nastreefden, dat zij vooruitgang dienden, dat zij vrede brachten, maar in werkelijkheid dienden zij de agenda van een systeem dat baat had bij ontworteling. Door vermenging werd iedere grens vervaagd, en wanneer grenzen vervagen, vervaagt ook de herinnering aan de ordening van God. In zo’n wereld kan geen volk zijn erfdeel bewaren, en kan Israël niet herkend worden. Dat was het doel: het onzichtbaar houden van de ware erfgenaam.
Maar nu God begonnen is met de scheiding van volkeren, wordt ook het zionistische systeem dat deze vermenging heeft voortgeduwd in zijn fundamenten aangeraakt. Het wankelt omdat het gebouwd is op leugen. Het valt uiteen omdat het nooit een wortel had in Gods belofte. En omdat het zich de naam van Israël heeft toegeëigend, is het oordeel over dit systeem zwaarder dan over de natiën. De Schrift noemt zo’n macht „Babel”, een naam die verwijst naar verwarring, vermenging, hoogmoed. En niets past beter bij een systeem dat zich verhief door vermenging te bevorderen dan die naam. Niet omdat het zich een geografische plek toe-eigent, maar omdat het de geest van Babel draagt: de geest die volkeren opstapelt tot torens zonder fundament.
Wanneer deze macht begint te vallen, valt zij niet door de hand van de natiën, maar door de hand van God. De natiën nemen afstand, niet uit rebellie, maar omdat zij ontwaken uit een lange misleiding. Zij zien dat zij jarenlang geleid zijn door een systeem dat niet hun goed zocht, maar zijn eigen voortbestaan. En zoals de volken terugkeren naar hun eigen gebieden, zo valt het systeem uiteen omdat het voeding nodig had van een wereld die zich vermengde. De ontmanteling van dit systeem is niet slechts een politieke gebeurtenis, maar een goddelijke. Het masker dat het droeg — de naam Israël — valt af, en dan blijkt dat het niets is dan mensenwerk, machtsspel, religieuze misleiding.
In dezelfde beweging waarin de volken hun eigen erfdeel terugkrijgen, krijgt Israël zijn naam terug. De naam die eeuwenlang verduisterd werd door het valse systeem dat haar droeg, valt nu weer op het huis waaraan God het beloofde. En wanneer de naam terugkeert naar zijn eigenaar, breekt de macht van hen die hem gestolen hadden. Deze omkering is deel van de ordening die God in deze tijd uitvoert. De natiën worden hersteld, maar het systeem dat zich tussen de natiën en Israël had geplaatst, wordt weggehaald. De weg die voor Israël verborgen was, wordt zichtbaar omdat de schaduw verdwijnt.
In die leegte wordt de plaats van de geroepenen duidelijk. Zij zullen niet opstaan tegen dit systeem, want zijn val is reeds besloten door God. Zij zullen niet strijden tegen de natiën, want de scheiding is reeds in beweging. Zij zullen enkel zichtbaar worden zodra het veld schoon genoeg is om hun functie te dragen. Zij zijn het lichaam waarin de naam Israël zijn bestemming vindt, en zij zullen de orde bevestigen die de wereld verloren had. Niet door macht, maar door roeping. Niet door geweld, maar door aanwezigheid.
Esau’s Laatste Fase: Het Systeem dat Zijn Eigen Feesten Vernietigt
Het valse systeem dat zich eeuwenlang als Israël heeft voorgedaan, heeft niet alleen de volkeren vermengd, maar ook tradities, feesten en rituelen geschapen die niets met Gods orde te maken hebben. Sinterklaas, Kerst, Pasen, Pinksteren en de ontelbare varianten daarvan zijn niet uit het Woord voortgekomen, maar uit dezelfde geestelijke bron die de identiteit van het ware Israël verduisterde. Zij werden ingesteld om religieuze macht te vestigen en het volk te binden aan rituelen die de plaats innamen van Gods raad. De mensen dachten dat zij door deze feesten God dienden, terwijl zij in werkelijkheid dienden wat door het systeem zelf gevormd was. Wat het volk als heilige dagen beschouwde, waren slechts menselijke constructies, opgestapeld bovenop andere tradities, totdat niemand meer wist waar iets vandaan kwam.
Deze feesten waren nooit neutraal. Zij dienden een dubbele functie. Enerzijds verbonden zij het volk aan menselijke autoriteit, anderzijds hielden zij de schijn hoog dat het systeem godsdienstige legitimiteit bezat. Maar nu, in de eindfase waarin God de ordening van de volkeren herstelt, worden precies die tradities door God gebruikt om het systeem ten val te brengen. De feesten die het systeem eeuwenlang instandhield om zijn macht te bevestigen, worden nu de instrumenten van zijn ontmanteling. Niet door openlijk oordeel, maar door infiltratie. Jezus is het huis binnengedrongen als een dief, en het eerste wat Hij weghaalt zijn de voorwerpen die het systeem zelf heeft neergezet.
Het opmerkelijke is dat het systeem niet beseft wat er gebeurt. Het ziet de afbraak van zijn eigen feesten, maar begrijpt niet dat het oordeel in zijn midden is. Het denkt dat de wereld het aanvalt, dat maatschappelijke druk zijn rituelen uitholt, maar het kan niet bevatten dat het in werkelijkheid door God wordt gebruikt om zijn eigen vallen te bewerkstelligen. De heidenvolken, die door het systeem als instrumenten voor vermenging werden gebruikt, worden nu door God gebruikt om het systeem te ontmantelen. Zij verwijderen de tradities niet uit rebellie, maar omdat de tijd gekomen is dat alles wat niet uit God is, uit het huis wordt gehaald.
Dit is de vervulling van de oude woorden die aan Esau gegeven werden. Esau zou voor een tijd heersen over Jakob, en die tijd heeft eeuwenlang geduurd. Niet door goddelijke verkiezing, maar omdat God hem een periode gaf waarin de wereld aan zijn hand zou worden onderworpen. Maar die tijd was beperkt. Esau’s bestuur was nooit bedoeld om eeuwig te zijn. Het was een fase waarin God toeliet dat het valse systeem zijn macht opbouwde, opdat diezelfde macht later onder zijn eigen gewicht zou breken. Want Esau kan geen koninkrijk dragen. Zijn heerschappij was tijdelijk en diende slechts om Israël te tuchtigen en te louteren.
Nu zijn tijd ophoudt, begint de omkering. Esau vernietigt wat hij zelf heeft gebouwd. Hij breekt de tradities af die hij eeuwenlang als heilige pilaren in stand hield. Niet omdat hij tot bezinning komt, maar omdat hij zijn positie verloren heeft. Een systeem dat op leugen is gebouwd, kan zijn eigen handelingen niet meer verklaren zodra de leugen wordt weggenomen. Het begint te handelen tegen zichzelf, zoals een lichaam dat zijn eigen cellen aanvalt wanneer het geen onderscheid meer kent tussen wat binnen en wat buiten is. Esau staat op het punt zijn eigen huis af te breken zonder te begrijpen waarom.
God gebruikt de heidenvolken om deze ontmanteling te versnellen. De volken die door Esau werden aangestuurd om te vermengen, worden nu gebruikt om te scheiden. Zij verwijderen de feesten die het systeem heilig verklaarde, niet uit bewust inzicht, maar omdat de geest van tijd die God over hen heeft gegeven hen in deze richting beweegt. Zij denken dat zij progressief handelen, dat zij rechtvaardigheid zoeken, dat zij discriminatie bestrijden, maar in werkelijkheid dienen zij het oordeel. Hun handelingen zijn onderdeel van een proces dat zij niet kennen. Een inspiratie die zij niet erkennen leidt hen tot beslissingen die zij zelf niet kunnen verklaren.
Dit is het gevolg van een systeem dat eeuwenlang in leugen heeft geleefd. Wanneer een leugenaar zijn eigen leugen niet meer kan onderscheiden van de werkelijkheid, handelt hij niet langer met verstand. Hij wordt het instrument van zijn eigen ondergang. Hij trekt aan de touwen die hem overeind hielden, zonder te zien dat het de touwen zijn die hem dragen. Zo werkt het nu met het valse systeem. De tijd van Esau is voorbij, en Esau vernietigt zijn eigen fundamenten. De feesten vallen weg. De tradities verdampen. De rituelen verliezen waarde. Het huis dat eeuwenlang gebouwd is om Israël te overschaduwen, wordt leeg van binnenuit, en niemand binnen dat huis begrijpt waarom.
In de leegte die overblijft, wordt het zichtbaar dat het systeem nooit Israël was. De naam die het gestolen had, valt van zijn gezicht, en daaronder blijkt geen volk te zitten, maar een structuur. En wanneer die structuur wegvalt, blijft alleen over wat werkelijk van God is: het volk dat Zijn naam draagt, het erfdeel waarin Hij hen heeft geplant, en de geroepenen die klaarstaan om de orde te dragen die het valse systeem nooit heeft kunnen vervullen.
De Voltooiing van de Tuchtiging en de Openbaring van het Regeringslichaam
Wanneer de ordening van God zich in stilte door de volken heen beweegt, komt er een moment waarop het volk Israëls niet langer in verwarring hoeft te leven over de weg die God met hen gaat. Want de tekenen liggen niet langer in de verte, maar in het midden van hun bestaan. Eerst verdwijnen de feesten die nooit van God waren. De menselijke tradities die hen eeuwenlang aan het systeem bonden, vallen weg zonder dat iemand ze nog kan vasthouden. Hun betekenis droogt op, omdat ze nooit wortel hadden in het Woord. Ze waren gebouwd op menselijke gevoeligheden, op heidense symbolen, op religieuze vermenging, en wanneer Jezus als een dief binnendringt, neemt Hij precies deze dingen eerst weg. Want de reiniging van een huis begint altijd bij de dingen die het meest zijn binnengedrongen, niet bij wat oppervlakkig zichtbaar is.
Maar de tuchtiging stopt niet bij de feesten. Zij strekt zich uit tot in het dagelijks leven, tot in de meest gewone gewoonten van het volk. Wat zij eten, wat zij verdragen, wat zij normaal zijn gaan vinden, wordt allemaal aangeraakt. Want als een volk zichzelf niet meer onderscheidt van de natiën door zijn wandel, dan moet God de natiën gebruiken om dat onderscheid alsnog te herstellen. Daarom worden vreemde volken in hun midden toegelaten, niet om hen te vernietigen, maar om hen te confronteren. Zij brengen gedragingen en gewoonten met zich mee die het volk zelf allang had verzaakt. Zij eten niet wat het volk wel eet. Zij doen niet wat het volk wel doet. Zij dulden niet wat het volk verdraagt. En omdat het volk niet luistert naar zachte tuchtiging, moet het geconfronteerd worden met een harde spiegel. Want als een volk zijn roeping vergeet, zal God het herinneren door omstandigheden die niet genegeerd kunnen worden.
Dit zijn niet toevallige ontwikkelingen, maar instrumenten die God inzet om de slechte gewoonten uit Israël weg te werken. Het volk is traag om te luisteren, koppig om te veranderen, en langzaam om zich te reinigen van wat de wereld erin gezaaid heeft. Daarom gebruikt God druk van buitenaf om het volk van binnenuit te hervormen. Hij haalt weg wat het volk liefheeft maar niet mag houden. Hij verzwakt wat het volk als vanzelfsprekend beschouwt. En Hij plaatst in hun midden voorbeelden die niet bedoeld zijn om nagevolgd te worden, maar om het volk te tonen dat zij van hun eigen identiteit zijn afgeweken. De tuchtiging is geen straf, maar de enige manier waarop het volk dat niet luisteren wil, toch geheiligd wordt.
Wanneer deze fase zijn werk volbracht heeft, komt er een verschuiving die het volk niet uit zichzelf kon bewerken. Het huidige regeringssysteem, dat gebouwd is op menselijke structuren, op geld dat geen waarde heeft, op belastingen die uitputten, op economieën die zichzelf slechts in stand houden door schijn, begint van binnenuit te breken. Niet door revolutie, maar door infiltratie. Want zoals Jezus eerst het huis van het volk binnenging om de feesten weg te nemen, zo gaat Hij nu het hart van het wereldse bestuur binnen om de fundamenten ervan los te maken. Het fiat-systeem, dat niets vertegenwoordigt behalve vertrouwen in vergankelijkheid, verliest zijn kracht. Het belastingsysteem, dat het volk knechtte onder een geest van Babel, wordt uitgehold omdat de grond waarop het rust afbrokkelt. En de bestuurssystemen die eeuwenlang standhielden door macht, verliezen autoriteit omdat zij geen ziel meer hebben.
In deze fase wordt duidelijk dat het oude systeem nooit bestemd was om eeuwig te bestaan. Het diende een tijd, maar die tijd is voorbij. Babel heeft lang geregeerd door gezag te ontlenen aan duisternis en verwarring, maar nu Jezus in stilte binnen is gegaan, kan Babel niet standhouden. De gouden kop van het beeld in Daniël was indrukwekkend voor het oog, maar niet voor God. Want Hij heeft de tijden van alle heerschappijen bepaald, en Babels laatste adem is niets dan wind. Het systeem dat zichzelf als hoofd opstelde, valt achterover nu het ware Hoofd zich begint te openbaren.
Wanneer deze verschuiving in het hart van het systeem doorgaat, komt het regeringslichaam van Jezus naar voren. Niet door strijd, maar door aanwezigheid. Niet door te grijpen, maar door te staan. De geroepenen die verborgen waren in de nacht, ontvouwen zich in de nieuwe stilte. Zij worden zichtbaar omdat het oude bestuur wegvalt. Want waar lege ruimte valt, vult God die met Zijn eigen orde. Het volk herkent hen niet door uiterlijk teken, maar door innerlijke rust. Zij spreken niet als heersers, maar hun woorden hebben gewicht. Zij dragen geen kroon, maar de mensen voelen dat zij onder gezag staan dat niet van de aarde is. En wanneer zij spreken, wordt zichtbaar dat zij het lichaam zijn waarvan Jezus het Hoofd is.
De openbaring van dit lichaam is de vervulling van alles wat aan het volk beloofd is. Niet dat zij zelf zouden regeren, maar dat er een lichaam uit hen zou opstaan dat het beeld van Jezus draagt. In deze fase wordt de wereld niet vernietigd, maar geordend. Het volk wordt niet verhoogd door macht, maar door bestemming. Het systeem van Babel wordt niet omvergeworpen door geweld, maar door leegte. En in die leegte wordt de regering van Jezus zichtbaar, niet als een plotselinge verschijning, maar als een gestalte die langzaam uit de schaduw treedt.
Wanneer dit lichaam eenmaal staat, zal niemand meer twijfelen aan het Hoofd dat het vertegenwoordigt. Want de tijd van Esau is voorbij, de tijd van Babel is afgebroken, en het volk staat op zijn erfdeel, gereinigd van zijn slechte gewoonten, vrijgemaakt van zijn menselijke tradities, hersteld in zijn ordening. Wat dan komt, is geen verwachting meer, maar vervulling. En in die vervulling straalt het licht van het Hoofd dat boven hen staat: Jezus, die Zijn lichaam heeft voorbereid, Zijn volk heeft gelouterd, en Zijn wereld heeft gezuiverd, opdat Zijn Koninkrijk niet langer slechts beloofd is, maar zichtbaar.






