Door Sheldon Emry
De Profetie van Zacharias en de Belofte van Verlossing
Verlost van de dood. Sla het eerste hoofdstuk van Lucas open en Zacharias, de vader van Johannes de Doper, deed een profetie voorafgaand aan de komst van Christus en voorafgaand aan zijn offer aan het kruis. Het is nogal lang en ik denk dat we het helemaal moeten lezen om te zien wat Christus zou gaan volbrengen.
En natuurlijk zegt het eerste vers, in vers 67, dat zijn vader Zacharias vervuld was van de Heilige Geest en profeteerde. Dus wat ik in de volgende verzen lees, is rechtstreeks door Zacharias gesproken door de Heilige Geest.
“Gezegend zij de Heer, de God van Israël, want Hij heeft Zijn volk bezocht en verlost en voor ons een hoorn des heils opgericht in het huis van Zijn dienaar David, zoals Hij gesproken heeft door de mond van Zijn heilige profeten, die sinds de wereld begonnen is, dat wij gered zouden worden van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten, om de barmhartigheid te verrichten die Hij aan onze vaderen beloofd heeft, en Zijn heilige verbond te gedenken, de eed die Hij aan onze vader Abraham gezworen heeft, dat Hij ons zou schenken dat wij, uit de hand van onze vijanden bevrijd zouden worden, zodat wij Hem zonder vrees in heiligheid en gerechtigheid voor Zijn aangezicht zouden dienen al de dagen van ons leven.” vers 68–75
Een geweldige profetie over wat deze Verlosser, deze Verzoener, zou doen, en toch lijken wij vandaag de dag als volk nogal onwetend te zijn over deze dingen die door de Here Jezus Christus zouden worden volbracht, maar vanmorgen zullen we ons vooral op een bepaald deel hiervan richten en we zullen het nog eens lezen, vers 71:
“Dat wij gered zouden worden van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten” vers 71
en vers 74:
“Dat Hij ons zou schenken dat wij, bevrijd uit de hand van onze vijanden, Hem zonder vrees zouden dienen in heiligheid en gerechtigheid, alle dagen van ons leven.” vers 74–75
De recente geschiedenis heeft ons de afgelopen honderden jaren laten zien dat duizenden en tienduizenden mensen de Here Jezus Christus hebben gediend, en we weten dat de meesten van hen natuurlijk het Israëlische volk, maar bijna allemaal vandaag de dag, en ik geloof dat vrijwel iedereen in de afgelopen paar honderd jaar letterlijk door hun eigen menselijke aard gedwongen was om hun dienst aan de Heer te temperen met angst: angst voor de dood, angst voor andere mensen, angst voor de vijand, enzovoort. Maar als je deze profetie in zijn geheel leest, staat er dat de dienst aan de Heer zonder angst moest zijn.
Nu weet ik niet weet niet of sommigen van jullie geloven dat je de Heer volledig zonder angst kunt dienen, zonder je zorgen te maken over de wereld of je eigen fysieke problemen. Laat het me weten, want ik betwijfel dat. Ik denk dat we allemaal, vanwege wat we zijn en wie we zijn, de Heer zonder angst moeten dienen.
Nu wil ik naar het woordenboek gaan en de betekenis van het woord ‘verlost’ vaststellen voordat we de rest lezen, want als je niet begrijpt wat het woord ‘verlost’ betekent, niet begrijpen wat hij heeft gedaan. Het woord ‘verlost’ komt vóór wat we zeiden dat we zouden doen om Hem zonder vrees te dienen.
Verlossen in het woordenboek van Noah Webster, en dit is zijn eerste woordenboek, dus het zou vrij authentiek moeten zijn. Het eerste deel zegt ‘verkrijgen of kopen’, en vervolgens somt hij elf verschillende soorten definities of betekenissen van het woord op.
Nummer één: terugkopen, vrijkopen, bevrijden of redden uit gevangenschap of slavernij of uit enige verplichting of aansprakelijkheid om te lijden of te worden verbeurd door een gelijkwaardige vergoeding te betalen, zoals het vrijkopen van gevangenen of buitgemaakte goederen, het vrijkopen van een pand.
Nummer twee: terugkopen wat is verkocht om het weer in bezit te krijgen, en vervolgens gaat hij daar wat dieper op in nummer drie om te redden nummer vier om te compenseren om goed te maken nummer vijf om vrij te maken door verzoening te doen nummer zes om de straf te betalen nummer zeven om te redden nummer acht om te doen wat is beloofd en vervolgens citeert hij enkele bijbelteksten nummer negen in de wet om een landgoed terug te vorderen of om het recht te verkrijgen om op een hypothecair landgoed door de hypotheek af te betalen of de schulden op het onroerend goed te betalen in de theologie om te redden en te bevrijden van de slavernij van de zonde en dan zijn er nog meer voor dat nummer 11 in de handel om de waarde in contanten te kopen of te betalen van een promesse, wisselbrief of ander bewijs van schuld, maar elk van deze 11 definities hebben één specifiek ding gemeen en dat is dat dit geen nieuwe aankoop is, het is geen nieuwe aankoop, elk van de 11 definities gegeven door Webster betekent dat je iets terugkoopt, je krijgt iets terug waar je al aanspraak op had, al verschuldigd was, maar er was een schuld of er was in slavernij was of in het bezit was van een andere persoon.
Nummer één zegt opnieuw: terugkopen, vrijkopen, bevrijden of redden uit gevangenschap of slavernij of uit enige verplichting of aansprakelijkheid om te lijden of te worden verbeurd, dus wanneer u dit woord ‘terugkopen’ leest, moet u onthouden dat het alleen kan worden gebruikt in relatie tot een eerder bezeten bezit, wie de terugkoop ook doet, en dit wordt natuurlijk bevestigd in de wet die we vanochtend niet vanmorgen niet de tijd hebben om te lezen.
Maar sla met mij Deuteronomium 28 open, want dit is het hoofdstuk waarin God het huis van Israël zegeningen en vloeken geeft voor gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid, en er zijn 53 verzen met vloeken over Israël, die eindigen in het laatste vers.
“En de Heer zal u weer met schepen naar Egypte brengen, waar ik u heb gesproken, u zult het nooit meer zien … en daar zult gij verkocht worden aan uw vijanden als slaven en slavinnen, en niemand zal u kopen.” vers 68
Dit is het einde van Deuteronomium 28, en de reden waarom dit zal gebeuren, wordt gegeven in vers 15:
“Maar het zal geschieden, indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, om al zijn geboden en zijn inzettingen, die ik u heden geboede, te onderhouden en te doen, dat al deze vloeken over u komen en u overvallen.” vers 15
En de laatste en definitieve vloek aan het einde van elke ongehoorzaamheid van het huis van Israël was dat zij aan uw vijanden zouden worden verkocht en in slavernij zouden worden gebracht.
Nu hebben we gezien dat verlossen betekent iets terugkopen dat is verkocht of verhypothekeerd of verschuldigd is, of dat iemand anders of een groep mensen of dingen een aanspraak hebben op het eigendom en de vorige eigenaar dat allemaal moet betalen.
De Wet, de Zonde en Paulus’ Strijd als Verlost Mens
Ga nu naar 1 Johannes 3:4 en ik lees dat zonde overtreding van de wet is. Dat is waar Deuteronomium 28 over gaat. Je hoeft niet al deze passages te lezen, want ik lees slechts een paar verzen voor.
“Zonde is overtreding van de wet.” 1 Johannes 3:4
In Romeinen 6:23 lees ik dat het loon van de zonde de dood is.
“Het loon van de zonde is de dood.” Romeinen 6:23
En dan Jakobus 1:14-15:
“Maar ieder wordt verzocht door zijn eigen begeerte, die hem lokt en verleidt; en wanneer die bevrucht is, baart zij zonde; en de zonde, wanneer zij volgroeid is, brengt de dood voort.” Jakobus 1:14–15
Volgens de verlossing van het huis van Israël moest Israël God dienen alle dagen van hun leven, en toch, elke keer als ik in de Bijbel over zonde lees, is het resultaat van zonde altijd de dood, en natuurlijk vertelt de Schrift ons dat de doden niets weten en dat de doden de Heer niet loven, dus welke dienst wij als volk ook aan de Almachtige God zouden kunnen bewijzen, dat zou moeten gebeuren terwijl we leven.
God zou ons kunnen verlossen, maar als we doorgaan en sterven, wat kunnen we dan voor God doen in het graf? En toch werd deze verlossing aan het huis van Israël gegeven om God te dienen alle dagen van hun leven.
Sla de brief aan de Romeinen open in hoofdstuk 7 en Paulus schrijft over zijn eigen problemen met het gehoorzamen van de wet, en nu was Paulus zo’n godvruchtige man als je maar kon vinden onder de zogenaamde die zich christenen noemden in de dagen dat ze de Here Jezus Christus volgden. Toch zegt Paulus in Romeinen 7:7:
“Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Nee, dat is het zeker niet. Ik had de zonde niet gekend, behalve door de wet, want ik had niet geweten dat het zonde was, behalve dat de wet zei: ‘Gij zult niet begeren.’ Maar de zonde nam de gelegenheid te baat door het gebod en wekte in mij allerlei begeerte op. Want zonder de wet was de zonde dood.” Romeinen 7:7–8
En dat woord betekent: verlangen naar onwettig genot. Dus hier geeft Paulus toe dat hij een gelovige in Christus was, hij was een prediker, hij was letterlijk een profeet, hij is verantwoordelijk voor de verspreiding van het woord meer dan wie dan ook, en toch zei hij dat in hem al dit verlangen om te zondigen aanwezig was.
Werd Paulus nu verlost van de zonde? Ja, theologisch gezien is dat zo, maar Paulus was niet aan de zonde ontsnapt. Paulus was erdoor gebukt, en in de volgende verzen vertelt hij ons over al zijn problemen.
“Want eens leefde ik zonder de wet, maar toen het gebod kwam, werd de zonde levend en stierf ik. En het gebod, dat tot leven was gegeven, bleek voor mij de dood te zijn. Want de zonde maakte van het gebod gebruik om mij te misleiden en door dat gebod doodde zij mij. Daarom is de wet heilig en het gebod heilig, rechtvaardig en goed.” Romeinen 7:9–12
“Was dan het goede voor mij de dood geworden? Dat zij verre! Maar de zonde, opdat zij zou blijken, werkte in mij de dood.” Romeinen 7:13
Hier werkte de dood in Paulus, en toch zou Paulus zeker net zozeer een verlost persoon zijn als ieder ander levend mens vandaag de dag.
De dood werkte in mij door het goede, opdat de zonde door het gebod buitengewoon zondig zou worden.
“Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.” Romeinen 7:14
Dit is dus na de dood en opstanding van de Here Jezus Christus, en we zien dat het oude Israël vanwege hun zonde aan hun vijanden was verkocht, en Paulus zegt heel eenvoudig: ik, een gelovige, verlost christen, ben onder de zonde verkocht.
Welnu, als je onder de zonde verkocht bent, ben je in slavernij, toch? Paulus was verlost. Als je twee en twee bij elkaar optelt, kom je er al snel achter dat deze levende, wandelende, predikende, biddende Paulus niet van de zonde was verlost, want hij gaat vers na vers door met alle problemen die hij had vanwege zijn verlangen om te zondigen, waartegen hij moest vechten.
In hoofdstuk 8: wat was zijn hoop? Je zou alle verzen daartussen moeten lezen, maar laten we naar vers 16 en 17 gaan.
“De Geest zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn; en als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus, als wij met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.” Romeinen 8:16–17
Nu over zijn hoop, de manier waarop hij hoopt en gelooft dat hij uit deze slavernij van de zonde zal worden bevrijd. Vers 21:
“Want ook het schepsel zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf tot de heerlijke vrijheid van de kinderen van God.” Romeinen 8:21
En dat woord verderf is hetzelfde woord dat gebruikt wordt in 1 Korintiërs 15:42, wat het verderf of het verval of de vernietiging van het lichaam betekent, en hij noemt het de slavernij van het verderf, omdat ook het schepsel zelf bevrijd zal worden van de slavernij van de verdorvenheid, bevrijd worden tot de heerlijke vrijheid van de kinderen van God.
“Want wij weten dat de hele schepping tot nu toe samen zucht en in barensnood is, en niet alleen zij, maar ook wijzelf, die de eerste vruchten van de Geest hebben, zelfs wijzelf zuchten in onszelf, wachtend op de adoptie, namelijk de verlossing van ons lichaam.” Romeinen 8:22–23
Paulus zucht al ongeveer 35 of 40 verzen over zijn moeilijkheden en zijn problemen, verkocht onder de zonde, wachtend op de adoptie, namelijk de verlossing van het lichaam.
De grote hoop die Paulus had, was de verlossing van dit lichaam dat onder de zonde verkocht is.
Het Vergankelijke Lichaam en de Hoop van de Opstanding
Sla 1 Korintiërs 15 open en we beginnen met vers 35:
“Maar iemand zal zeggen: ‘Hoe worden de doden opgewekt, en met welk lichaam komen zij?’ Gij dwaas, wat gij zaait, wordt niet levend, tenzij het sterft. En dat wat gij zaait, is niet het lichaam dat zal worden, maar een naakte graankorrel, misschien van tarwe of van een ander graan; maar God geeft het een lichaam zoals het Hem behaagt, en aan elk zaad zijn eigen lichaam.” 1 Korintiërs 15:35–38
Hij maakt hier een analogie: je zaait een graankorrel in de grond en wat uit de grond komt, is geen andere graankorrel, toch? Het is een prachtige plant die helemaal niet lijkt op dat kleine zaadje dat je in de grond hebt gestopt. Dus hij maakt een vergelijking tussen wat gezaaid wordt en wat opkomt.
“Niet alle vlees is hetzelfde vlees, maar er is één soort vlees van mensen, ander vlees van dieren, ander vlees van vissen en ander vlees van vogels. Er zijn ook hemellichamen en aardse lichamen, maar de heerlijkheid van de hemellichamen is één, en de heerlijkheid van de aardse lichamen is een andere. Er is één heerlijkheid van de zon, en een andere glorie van de maan, en een andere glorie van de sterren, want de ene ster verschilt van de andere ster in glorie.” 1 Korintiërs 15:39–41
Zo ging hij ook door dit alles heen.
“Zo is ook de opstanding van de doden. Het wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onvergankelijkheid.” 1 Korintiërs 15:42
Ik denk dat wij als christenen en als gelovigen soms te veel van de gangbare leer hebben gehad dat we, als we wedergeboren zijn, volmaakt zijn en alles zijn wat de Heer wil. En weet je wat zij zijn? Zij zijn heiliger-dan-gij mensen, en ze beginnen te denken dat ze al in hun opgestane lichamen zijn.
En toch was Paulus duidelijk een van de meest met de Heilige Geest vervulde mannen die we kennen uit het Nieuwe Testament zelf, en toch had hij keer op keer een klacht: hij was verkocht onder de zonde, hij kon niet doen wat hij wilde doen omdat de zonde alles tegenwerkte wat hij probeerde te doen.
En waar wachtte hij op? Hij wachtte op de verlossing van het lichaam, hetzelfde woord dat in Lucas 1 vers 42 wordt gebruikt.
“Zo is ook de opstanding van de doden: het wordt gezaaid in vergankelijkheid, het wordt opgewekt in onvergankelijkheid.” 1 Korintiërs 15:42
Waarom moeten we een onvergankelijk lichaam hebben?
Laten we naar vers 50 gaan:
“Dit zeg ik, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet beërven, en het vergankelijke kan het onvergankelijke niet beërven.” 1 Korintiërs 15:50
We prediken veel over het Koninkrijk van God, maar stel je eens voor dat God Zijn Koninkrijk op aarde volledig tot bloei zou brengen en ons dan in onze huidige staat daarin zou plaatsen — dan zou dat Koninkrijk vrij snel worden gecorrumpeerd, nietwaar? Paulus zegt dat het Koninkrijk bewoond moet worden door onvergankelijke mensen, want het vergankelijke kan het onvergankelijke niet beërven.
“Zie, ik openbaar u een geheimenis: wij zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt, en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.” 1 Korintiërs 15:51–53
“En wanneer dit vergankelijke onvergankelijkheid zal hebben aangedaan en dit sterfelijke onsterfelijkheid zal hebben aangedaan, dan zal het woord in vervulling gaan dat geschreven staat: ‘De dood is verslonden in de overwinning. O dood, waar is uw prikkel? O graf, waar is uw overwinning?’” 1 Korintiërs 15:54–55
“De prikkel van de dood is de zonde.” 1 Korintiërs 15:56
Hoe zit dat? We zijn weer terug bij het woord zonde. Het loon van de zonde is de dood. Zonde is overtreding van de wet.
Zolang je een sterfelijke, vergankelijke mens hebt, is hij verkocht onder de zonde en moet hij sterven. Er is geen andere weg door Gods ordening, behalve door te sterven of door de verandering op het moment van de laatste bazuin.
“De prikkel van de dood is de zonde, en de kracht van de zonde is de wet; maar God zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus.” 1 Korintiërs 15:56–57
Paulus deed veel moeite om uit te leggen dat dit vergankelijke, sterfelijke, met zonde vervulde lichaam, verkocht onder de zonde, moest worden verlost — niet alleen bevrijding van de communisten, niet alleen bevrijding van de vijanden die het christendom zouden willen vernietigen, maar werkelijk verlost van de zonde waaraan wij in onze sterfelijke lichamen zijn verkocht.
Wij zijn gebonden aan de zonde totdat die verlossing plaatsvindt.
Ga weer naar Lucas 1 en we lezen dat misschien met een iets betere betekenis dan we eerder hadden begrepen.
“Geze-gend zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft Zijn volk bezocht en verlost.” Lucas 1:68
Die verlossing is voor het huis van Israël.
“Hij heeft Zijn volk bezocht en verlost.” vers 68
En dan zal vers 75 meer betekenis voor u hebben:
“In heiligheid en gerechtigheid voor Zijn aangezicht, al de dagen van ons leven.” Lucas 1:75
Niet voor 20 of 30 of 40 of 50 jaar, niet om bekeerd te worden als je 55 bent en op je 60e sterft en vijf jaar de Heer dient — nee, alle dagen van ons leven. Over welk leven hebben we het? Het herrezen leven in onze onsterfelijke lichamen, en dat zou natuurlijk voor altijd betekenen.
Dus begrijpen we nu waarom Zacharias, een Israëliet, de profetie kreeg dat Jezus kwam om Zijn volk te verlossen.
Israël, de Verlosser en de Weg van Dood naar Leven
Laten we teruggaan naar de profeet Jesaja en kijken wie er verlost zou worden, wie het volk was. Jesaja 41 en deze hoofdstukken — ik ga voorlezen uit Jesaja 41, Jesaja 43 en Jesaja 44 — maar deze hoofdstukken zijn die geweldige hoofdstukken waarin de Almachtige God zijn eigen macht, zijn eigen almacht toont en het feit dat Hij de enige God is, door te laten zien dat Hij de geschiedenis van tevoren heeft geschreven en dat Hij Israël heeft verteld wat er met hen zou gebeuren voordat het gebeurde.
Maar in deze hoofdstukken zegt Hij in Jesaja 41:14:
“Vrees niet, worm Jakob, en gij mannen van Israël; Ik zal u helpen, zegt de Heere, uw Verlosser, de Heilige van Israël.” Jesaja 41:14
Merk op dat Hij beide woorden hier gebruikt: Ik ben uw Verlosser — vreest niet. Herinnert u zich wat Zacharias zei: dat wij Hem zonder vrees zouden dienen. Voor zover ik kan zien, kan dit in deze tijd niet gebeuren, want ik ken een aantal zeer goede christenen, en toch zijn wij en zij altijd bang.
Er is iets waar we bang voor zijn, of het nu gewoon het probleem is om de dag door te komen, of de vijand die ons iets zou kunnen aandoen, of we iemand zullen beledigen, of dat we Gods dienst niet goed zullen doen — er is altijd angst.
En toch spreekt God tot Israël en zegt: wees niet bang, want Ik ben je Verlosser.
Jesaja 43:1:
“Maar nu, zo zegt de Heere, die u geschapen heeft, o Jakob, en die u geformeerd heeft, o Israël: wees niet bang, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij.” Jesaja 43:1
Vers 14:
“Zo zegt de Heere, uw Verlosser, de Heilige van Israël.” Jesaja 43:14
Hoofdstuk 44 vers 6:
“Zo zegt de Heere, de Koning van Israël en zijn Verlosser, de Heere der heerscharen: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God.” Jesaja 44:6
Vers 21–22:
“Denk aan deze dingen, o Jakob en Israël, want gij zijt Mijn dienaar; Ik heb u geformeerd; gij zijt Mijn dienaar; Israël, gij zult door Mij niet vergeten worden. Ik heb uw overtredingen uitgewist als een nevel en uw zonden als een wolk; keer terug tot Mij, want Ik heb u verlost.” Jesaja 44:21–22
Denk eens even na over dat vers. De enige reden die in de hele Bijbel wordt gegeven voor de dood is zonde. Je kunt de Bijbel van begin tot eind lezen en je zult zien dat zonde de oorzaak is van de dood.
De zonde van Adam heeft de dood over ons geslacht gebracht, en het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat zonde de dood brengt. We hebben zojuist een paar verzen gelezen, dus als God daadwerkelijk de zonde van Israël heeft uitgewist, volgt daaruit dat er zonder zonde geen dood kan zijn, toch?
De enige reden voor het ene is het andere.
En Hij zei tegen hen: Ik heb uw overtredingen uitgewist als een dikke wolk en uw zonden als een wolk.
Zing, o hemelen, want de Heere heeft het gedaan.
“Juich, gij dieper gelegen delen van de aarde! Breek uit in gezang, gij bergen, o bossen en alle bomen daarin; want de Heere heeft Jakob verlost en Zich in Israël verheerlijkt.” Jesaja 44:23
Sla Hosea 13 open, vers 4. God spreekt tot het huis van Israël:
“Ik ben de Heere uw God, van het land Egypte af; en gij zult geen andere god kennen dan Mij; want er is geen Verlosser behalve Ik.” Hosea 13:4
En ik denk dat dat in Jesaja wel een dozijn keer staat: dat er geen andere Verlosser is dan de God van Israël.
En dan spreekt Hij rechtstreeks tot het huis van Israël, beginnend in vers 9:
“O Israël, gij hebt uzelf vernietigd; maar in Mij is uw hulp. Ik zal uw Koning zijn: waar is er een ander die u kan redden in al uw steden?” Hosea 13:9–10
“De ongerechtigheid van Efraïm is gebonden, zijn zonde is verborgen.” Hosea 13:12
Dit is wat God voor het huis van Israël gaat doen:
“Ik zal hen vrijkopen uit de macht van het graf; Ik zal hen verlossen van de dood. O dood, Ik zal uw plagen zijn; o graf, Ik zal uw verderf zijn.” Hosea 13:14
Berouw zal voor mijn ogen verborgen blijven.
Soms denk ik dat wij als sterfelijke mensen de neiging hebben om te roemen in Gods verlossing van het huis van Israël — dat het zal worden bevrijd uit alle handen van onze vijanden — en wij beseffen niet dat de enige reden waarom wij echt bang zijn voor de communisten of enige andere vijand, is dat zij ons zouden kunnen doden.
Dus wat is uiteindelijk de reden dat wij andere mensen vrezen? Niet vanwege de andere mens als zodanig, maar omdat wij de dood vrezen.
En als wij Gods Woord geloven, en als we werkelijk zouden geloven wat God aan Israël had beloofd — dat Hij de dood uit het huis van Israël zou verwijderen, loskopen — zouden we weten dat dit de kern van verlossing is.
En dat woord losgeld is een secundair woord voor verlossing, het betekent letterlijk hetzelfde. Ze gebruiken de term in het gewone taalgebruik van vandaag wanneer iemand wordt ontvoerd, in het bezit van een ander wordt genomen: zij zeggen, ik wil zoveel geld — betaal me wat het is. Dat is het losgeld.
En God zegt: Ik ga jullie vrijkopen.
Maar waarvan gaat Hij hen vrijkopen?
“Ik zal hen vrijkopen uit de macht van het graf; Ik zal hen verlossen van de dood.” Hosea 13:14
Christus’ Dood, de Angst voor de Dood en de Laatste Vijand
Sla nu Hebreeën 2 open. Ik weet dat gelovigen in het Koninkrijk Israël eigenlijk minder angst hebben — merk op dat ik niet zeg: geen angst — minder angst voor de dood dan de meeste andere mensen, omdat we de glorieuze waarheid van de opstanding en het Koninkrijk kennen.
Maar in Hebreeën 2:9 lezen we:
“Maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd minder dan de engelen gemaakt was, vanwege het lijden van de dood met eer en heerlijkheid gekroond, opdat Hij door de genade van God voor ieder de dood zou smaken.” Hebreeën 2:9
Jezus Christus werd niet gemaakt naar het beeld van een engel, maar Hij werd zó gemaakt dat Hij kon sterven, zodat Zijn fysieke lichaam waarin Hij woonde daadwerkelijk kon sterven.
Vers 14:
“Aangezien dan de kinderen deel hebben aan vlees en bloed, heeft Hij eveneens daaraan deel gekregen, opdat Hij door de dood hem die de macht over de dood had, dat is de duivel(niet de spookduivel maar vijandschap van ons vlees), teniet zou doen, en allen zou verlossen die gedurende heel hun leven door angst voor de dood aan slavernij onderworpen waren.” Hebreeën 2:14–15
Hoe zit het met ons?
Wij zijn in slavernij, net zoals Paulus zei: ik ben verkocht onder de zonde.
Als we de gedachten aan zonde en alle dingen die op ons afkomen kunnen wegdoen, zijn we nog steeds gebonden aan wat? Aan de angst voor de dood.
Zoals ik al zei: die komt bij christenen niet zozeer tot uiting als bij anderen, maar als God de angst voor de dood uit ons had kunnen verwijderen door ons alleen maar over deze dingen te vertellen, waarom moest Hij dan zelf sterven en opstaan om de opstanding te bewijzen?
Christus stierf en stond op uit de dood, zodat Hij ons de kracht in Hem kon laten zien om ons uit de dood op te wekken.
Als Hij uit de dood kon opstaan, kan Hij ons natuurlijk ook uit de dood opwekken.
Maar tijdens ons leven:
“Dat Hij door de dood degene zou vernietigen die de macht over de dood had, namelijk de duivel, en hen zou bevrijden die door de angst voor de dood hun hele leven lang aan slavernij onderworpen waren.” Hebreeën 2:14–15
Dus ondanks wat we geloven, zijn we gebonden aan de angst voor de dood.
Ik heb dit verhaal al een paar keer verteld en ik herhaal het nog eens, omdat ik me kan voorstellen dat dit mij net zo schokte als al het andere over mensen — goede christenen die zogenaamd zo onbevreesd zijn.
Welnu, als we meer over de Bijbel wisten, zouden we weten dat we helemaal niet onbevreesd zijn.
Sommigen van jullie herinneren zich misschien nog dat ik vertelde dat elf van ons werden aangeklaagd wegens smaad in de staat Minnesota, en dat acht van die mensen, waaronder zes predikanten, alles deden wat ze konden, praktisch op hun knieën gingen voor de joodse professor die ons aanklaagde, om hun namen van die lijst te laten schrappen, zodat ze hun geld, hun huis, hun bezittingen of wat dan ook niet zouden verliezen.
Waar waren ze bang voor? Ze waren bang voor wat er met hen zou gebeuren. In feite was hun grootste angst de angst voor de dood.
Ze wilden niet geassocieerd worden met mensen die de vijandschap van de vijanden van het christendom over hen zouden brengen.
En natuurlijk reageerden ze op een manier waarvan God zegt dat mensen altijd reageren, omdat we die angst voor de dood hebben.
Ja, we zijn verlost, maar we worden op dezelfde manier verlost als Paulus en we moeten wachten op de verlossing van het lichaam.
Oké, sla weer 1 Korintiërs 15 open.
Ik wil dat u weet dat God onze vijanden verzamelt om ze te vernietigen. Ik wil dat u weet dat Amerika zal zegevieren over het wereldcommunisme vanwege het bloed van de Here Jezus Christus. Maar ik wil dat u weet dat u niet het Koninkrijk binnengaat met de angst voor de dood in uw sterfelijke lichaam.
U gaat het Koninkrijk absoluut en totaal zonder vrees binnen, omdat u uit de dood zult worden opgewekt tot een eeuwig leven.
1 Korintiërs 15, begin te lezen in vers 22:
“Want zoals in Adam allen sterven, zo zullen in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, daarna die van Christus zijn bij Zijn komst. Daarna komt het einde, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en de Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht teniet zal gedaan hebben. Want Hij moet regeren totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd heeft. De laatste vijand die teniet gedaan wordt, is de dood.” 1 Korintiërs 15:22–26
De laatste vijand die vernietigd zal worden, is de dood.
Denk daar eens over na: als God de dood vernietigt door de opstanding van Zijn volk, welke andere vijand is er dan nog te vrezen?
Wat zou een opgestane, met de Geest vervulde, eeuwig levende persoon op aarde nog te vrezen hebben — behalve de Almachtige God?
De laatste vijand die vernietigd zal worden, is de dood.
Ja, Hij zal de communisten vernietigen. Ja, Hij zal al die mensen vernietigen die ons met het woord corrumperen. Maar wij zullen onze definitieve verlossing pas krijgen als God de dood vernietigt.
Oké, laten we teruggaan naar Lucas 1, vers 68:
“Gezegend zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft Zijn volk bezocht en verlost.” Lucas 1:68
Dat Hij ons zou schenken dat wij uit de hand van onze vijanden, meervoud — juist, de communisten — verlost zouden worden, wetende dat wij uit de hand van de laatste vijand, namelijk de dood, verlost zullen worden,
“om Hem zonder vrees in heiligheid en gerechtigheid voor Zijn aangezicht te dienen al de dagen van ons leven.” Lucas 1:75
Ons korte leven van 50, 60, 70, 80 jaar?
Nee — het eeuwige leven in het Koninkrijk.
Laten we afsluiten in Hebreeën 9 en we beginnen te lezen in vers 11:
“Maar Christus, gekomen als Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen, is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping, ook niet door het bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eens en voor altijd ingegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verworven heeft.” Hebreeën 9:11–12
Hoe kan het in vredesnaam eeuwig zijn als het alleen bedoeld is om onze vijanden uit de weg te ruimen, en ons vervolgens te laten leven en sterven en een nieuwe generatie op te voeden om te leven en te sterven?
Nee, deze verlossing is eeuwig — en is van al onze vijanden.
“Want als het bloed van stieren en bokken en de as van een jonge koe, op de onreinen gesprenkeld, heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen!” Hebreeën 9:13–14
En dat dienen van de levende God zal plaatsvinden in een eeuwig levend lichaam, in een eeuwigdurend Koninkrijk.
Vers 15:
“En daarom is Hij de Middelaar van het Nieuwe Testament, opdat, nu Zijn dood heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen onder het Eerste Testament, zij die geroepen zijn de belofte van de eeuwige erfenis zouden ontvangen.” Hebreeën 9:15
Wie stond onder het Eerste Testament? Het huis van Israël.
Wie kreeg in Jesaja en in de verzen die we hebben gelezen verlossing beloofd? Het huis van Israël.
Over wie sprak Zacharias toen hij zei dat Christus was gekomen en Zijn volk had verlost?
Opdat zij de belofte van een eeuwige erfenis zouden ontvangen.
Kunnen wij de belofte van een eeuwige erfenis ontvangen doordat God de vijanden van Amerika vernietigt en Amerika dan tot een eenvoudig klein christelijk natie maakt?
Nee.
Wij ontvangen de belofte van eeuwige erfenis in de opstanding tot een eeuwig leven.
Ik hoop en bid dat de meesten van ons uitkijken naar de gebeurtenissen van de komende maanden en jaren, terwijl God de aarde reinigt — en dat is waar deze strijd om draait. De vernietiging van de goddelozen zal blijkbaar moeten plaatsvinden vóór de opstanding.
En wij als sterfelijke mensen zullen moeten handelen en leven en ademen en denken alsof we al het opstandingsleven hebben.
Maar maak je geen zorgen als iemand anders angst toont, en maak je geen zorgen als je bang bent en zegt: “Ik vertrouw God niet omdat ik bang ben.”
Nee — God zei en Paulus zei hier dat we bang zouden zijn zolang we in dit sterfelijke lichaam zijn, omdat de laatste vijand, de dood, nog niet is vernietigd.
Maar prijs de Heer dat dit is gebeurd, zodat we de levende God kunnen dienen, en zij die het huis van Israël worden genoemd de belofte van eeuwige — niet tijdelijke — maar eeuwige erfenis in het Koninkrijk van God kunnen ontvangen, in een eeuwigdurend Koninkrijk met onze Koning, de Heer Jezus Christus.






